Tagarchief: Sint-Maarten

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Van Sint-Maarten tot Maria-Lichtmis

.

Dieuwke Hessels, november 2024

.
Feestend van Sint-Maarten tot Maria-Lichtmis

.

Klein voorwoord van ondergetekende

Hierbij een schrijven over de feesten in de Grote Kersttijd en in die weken zijn er niet alleen christelijke feesten.
Een aantal feesten worden hier benoemd, zowel christelijke als een aantal die hun oorsprong vinden vanuit andere overtuigingen of geloofsrichtingen.
Wat al deze feesten bindt: licht, vreugde, samen herdenken en vieren, zorg dragen voor elkaar en de aarde, schenken en ontvangen. Anders gezegd: Als mens in verbinding staan/komen met aarde, alledag, de ander en in verbondenheid weten/komen met hogere machten, engelen, je beschermengel.

Het is niet de bedoeling alle feesten uitgebreid te benoemen maar juist óm ze te benoemen.
Meer informatie kun je zeker vinden op genoemde sites en ook meerdere artikelen van mijn hand. [1]

Grotendeels komt de tekst van mezelf, soms van sites als:

Waldorf Inspiration – Bewust ouderschap met de antroposofie ,
Welkom – Antroposofie en het Kind,
Het Zonnejaar,
Wereld Feesten Almanak

Waarvoor dank.

Foto’s komen van Pinterest: bijvoorbeeld van de seizoentafels in advent van
Vrijeschool in beeld/advent

Ansichtkaarten zijn voorzien van naam.

Liedjes zijn te vinden op Vrijeschoolliederen
Versjes zijn te vinden bij Tineke’s DoeHoek

In verbinding staan met het grote geheel en je overgeven aan het hogere wat je geleidt.

De Grote Kersttijd
In de grote Kersttijd is er een reeks aan jaarfeesten: lichtfeesten en enige mantelfeesten.
Sint-Maarten – 11 november – 40 dagen voor Kerst
Loi Kratong 15-16 november Thais
1e advent 01 december
Advent – vier zondagen/weken voor Kerst –
Sint-Nicolaas – 5 december pakjesavond
Luciafeest 13 december
Yule/midwinter 21 december
Kerstdagen 25 en 26 december
12 heilige nachten – 24 december- 6 januari
Chanoeka: donderdag 26 december 2024 t/m donderdag 2 januari
Drie Koningen – 6 januari
Lailat-ul-Meraj 27 januari
Chinees nieuwjaar 29 januari
Imbolc 1 februari
Maria-Lichtmis – 2 februari – 40 dagen na Kerst

Van Sint-Maarten naar Maria Lichtmis.
Op 2 februari, 40 dagen na Kerst, vieren wij het jaarfeest Maria Lichtmis. 40 dagen voor Kerst vieren we het Sint-Maartenfeest en ontsteken wij licht in een lampion van een suikerbiet of pompoen, die uit of op de aarde gegroeid is.
Dit lichtje dragen we door de donkere winternacht, gedurende een periode van 80 dagen…

“Hoog aan de hemel de sterrenschijn,
in mijn lantaren een lichtje klein.”

Die periode wordt de Grote Kersttijd genoemd: buiten donkert het meer en meer en binnen steken we lichtjes aan.
De aarde ademt in, natuur trekt zich terug, sapstromen stoppen, de eerste knoppen hebben zich aan boomtakken gevormd en bladeren dwarrelen in herfsttinten naar de aarde om beschutting te geven aan de aarde, kleine dieren, als voedselbron voor de aarde aangezien blad composteert in de winter….
Met Kerst, in de donkerste tijd van het jaar (21 december winterzonnewende, langste nacht en kortste dag), wordt het Jezuskind geboren welke symbool staat voor de geboorte van het licht in ieder mens, het innerlijke licht.
Met Maria-Lichtmis, het laatste lichtfeest, sluiten we de grote Kersttijd af. Het lengen van de dagen gaat steeds sneller, het licht buiten neemt weer toe. Het is tijd om het licht van de kaarsen symbolisch terug te geven aan moeder aarde.
We kunnen het licht missen en brengen het naar de voorzichtig ontluikende natuur.

Hier woont een rijk man,
Die mij heel veel geven kan
Lang zal hij (in mij) leven,
Veel zal hij geven
Zalig zal hij sterven,
De hemel zal hij erven
God zal hem lonen,
Met honderdduizend kronen
Met honderdduizend lichten aan,
Hier komt Sinte Maarten aan.

Sint-Maarten, begin van de grote Kersttijd: het is de tijd dat wij naar binnen trekken. Het is het laatste feest, dat we nog even buiten zijn. Zo is dat ook met het “zelf” van jou en mij. We gaan deze tijd gebruiken om ook bij onszelf naar binnen te gaan. Dat is niet altijd
gemakkelijk, je komt jezelf tegen en je ziet ook je tekortkomingen, verbeterpunten. En dat is de enige manier om aan jezelf te kunnen werken.
Het sprookje “de Sterrendaalders” laat in zijn eenvoud zien hoe je jezelf staande kan houden bij lastige momenten, veel vragende tijden, en je zal verrast en rijk worden ….

Ontvangen en schenken: Wat de ene schenkt ontvangt de ander: beide worden ze blij, warm vanbinnen.

“Er was eens een klein meisje; haar vader en haar moeder waren gestorven, en ze was zo arm dat ze niet eens een kamertje had om in te wonen, en ook geen bedje meer om in te slapen, en eindelijk helemaal niets meer dan de kleren die ze aanhad en een stukje brood in haar hand, dat een medelijdende ziel haar had gegeven. Maar ze was lief en vroom. En omdat ze zo door iedereen verlaten was, trok ze, in vertrouwen op de goede God, de wereld in.
Een arme man kwam haar tegen, en hij zei: “Och, geef me toch wat eten, ik heb zo’n honger.” Ze gaf hem het hele stuk brood en zei: “Ik hoop dat Gods zegen erop rust,” en ze ging weer verder.
Toen kwam een kind en dat huilde en zei: “Ik heb zo’n kou op mijn hoofd, geef me iets om op te zetten.” Toen nam ze haar mutsje af en gaf dat aan het kind.
En toen ze nog een eind gegaan was, kwam er weer een kind aan en dat had geen bloesje aan en het had het zo koud en toen gaf ze het hare weg; en nog verder vroeg iemand om haar rokje, en dat deed ze ook uit en gaf het weg.
Eindelijk kwam ze in een groot bos, en ’t was al donker geworden en toen kwam er nog iemand en vroeg om een hemd en het vrome meisje dacht:
“Het is toch donkere nacht, niemand ziet er iets van, je kunt het hemd best weggeven,” en ze trok haar hemd uit en gaf dat ook weg.
En toen ze zo stond en helemaal niets meer aan had, vielen er opeens sterren uit de hemel, en dat waren niets dan harde blanke daalders, en al had ze net haar hemd weggegeven, toch had ze een nieuw aan, en dat was van het allerfijnste linnen.
Toen raapte ze alle daalders bij elkaar en was rijk voor de rest van haar leven.”

Sint-Lucia van Syracuse vrijdag 13 december.
In de late Middeleeuwen werd ze door haar naam (Lucia=licht) verbonden met de terugkeer van het licht na hetwintersolstitium. Haar naamdag, 13 december, werd vóór de invoering van de Gregoriaanse kalender vaak beschouwd als kortste dag.
Een in het wit gekleed meisje met een kroon van brandende kaarsen, meestal de jongste dochter, gaat als Luciabruid alle kamers af en brengt, vaak geholpen door bruidsmeisjes, alle huisgenoten koffie en lekkernijen in de slaapkamer….
Waar ook de Luciadag gevierd wordt zijn de gebruiken vrijwel altijd te herleiden tot Midwintervieringen.
De optochten van de Luciabruid en haar gevolg zijn te vergelijken met de midwinteromgangen. In de loop der eeuwen zijn verschillende gebruiken rond Holda en Perchta [Keltische godinnen] door Lucia overgenomen.
In vrijescholen is het jongste meisje van klas 3 [groep 5] de Luciabruid. Zij gaat gevolgd door haar medeleerlingen in een rij door alle klassen van de school, al zingend en koekjes van saffraan uitdelend.
Alle leerlingen van die klas zijn in het wit gekleed, sommigen dragen een kaarsje anderen een schaal met sterren-zon-maankoekjes.
Dit vindt plaats in de vroege ochtend, als het nog donker is…

Loi Krathong 15 & 16 november
Loi Krathong is het feest van het licht, gevierd door de Thaise gemeenschap in Nederland. Dit feest wordt op de avond van de volle maan in november gevierd.
Als de maan opkomt, verzamelt iedereen zich bij de rivier, waar de krathong, een bootje of lampion in de vorm van een lotusbloem, in het water wordt gelegd. Hoe langer deze blijft branden en drijven, hoe meer geluk je zult hebben in het komende jaar. De wegdrijvende lichtjes nemen het ongeluk met zich mee.
Vervolgens wordt er een verhaal over één van de vorige levens van de Boeddha verteld: over prins Vessantara, die beroemd was om zijn medeleven en vrijgevigheid.

Dan komt St-Nicolaas, de derde herfstheilige, bij ons aan, in de adventtijd: vier zondagen voor Kerst.

“Donker is de aarde, de bomen zijn nu kaal.
Voor kwaad bewaar’ ons de dapp’re Michaël,
De dapp’re Michaël.

d’Heilige Sint-Maarten, Hij schonk ons offerkracht.
Advent is nu gekomen en heel de wereld wacht,
En heel de wereld wacht.

Nicolaas wil helpen Een beter mens te zijn.
Opdat het Kerstlicht strale in onze harten rein,
In onze harten rein.”

Het sinterklaasfeest is een feest waar veel van te vertellen is en dat bol staat van symbolen:
Het medeleven en medelijden hebben met je medemens.
Elkaar helpen en in liefde naar elkaar kijken is een aspect dat je bij Sinterklaas terugvindt.
Sint die over de daken rijdt is de verbinding tussen hemel en aarde, dat is ook zijn mijter, die immers aan de bovenkant open is.
Sinterklaas komt ieder jaar met de boot uit Spanje. Hij komt van over het water, dat wil zeggen vanuit de andere wereld.
Waarom Spanje? Dat is niet helemaal eenduidig. In het Frans betekent een ‘chateau d’Espagne’ een luchtkasteel en heeft dezelfde gevoelswaarde als
Engel-land: de andere wereld.
Zijn baard is de wijsheid en zijn ouderdom refereert aan de laatste maand van het jaar..
Het grote boek staat vol met zowel goede als minder goede daden van ons mensenkinderen
Hij komt met zijn knecht, die ons nog eens op onze tekortkomingen wijst, zoals wij dat doen met onze surprises.
Dan de geschenken in de schoen, de schoen het symbool van onze levensweg. De schoen die we dragen en waarmee we de wereld in willen gaan.
En zo zijn er nog veel meer symbolen op te noemen.
Sint leert ons blij te zijn met datgene dat je geschonken wordt om dan op jouw beurt te leren een ander iets te schenken. Het is niet alleen maar een kinderfeest, het heeft ons veel meer te zeggen.
Dit feest staat aan het begin van advent: tijd van stilte. De stilte waaraan we ons meer zouden moeten overgeven als voorbereiding op het kerstfeest.
Dag voor dag dichter bij de langste en soms donkerste nacht, geboorte van het Kerstkind en het begin van de 12 heilige nachten. Nachten waarin voorspellende dromen, inzichten kunnen geven: de hemel is nabij…..

Het bij elkaar brengen van Advent en Sinterklaas en Kerst is op het oog wellicht lastig, maar hulpmiddelen als liedjes, prentenboeken, tijd nemen, in rust kunnen gaan, laten weten aan je kind[eren] dat “het goed komt”, en door onderstaand verhaaltje te vertellen wil het bij elkaar brengen van deze feesten echt wel lukken.

“Eens reed Sint-Nicolaas over de wolken van Spanje naar Holland. Daarboven in de hemel ontmoette hij Maria, die het Kerstkind in haar armen droeg. Zij vertelde aan Sint-Nicolaas dat zij het Kind juist weer voor een poosje naar de aarde wilde brengen. Daar mocht het dan weer met de kinderen spelen.
Toen kwamen dadelijk van alle kanten de sterren naderbij en vroegen of ze mee
mochten gaan.
Dat mag, zei Maria, als de Maan jullie de weg wil wijzen want jullie passen niet allemaal onder mijn warme mantel.

Dat hoorde Sint-Nicolaas en hij reed op zijn paard snel naar de maan: Goedenavond Maan! Goedenavond Sint- Nicolaas, zei de Maan. Maan, wil je de sterrenkinderen die met Maria mee naar de aarde willen de weg wijzen? Natuurlijk, zei de Maan, als de Zon dan overdag wil helpen…
Sint-Nicolaas reed naar de Zon. Zon, wilt u Maria helpen om de
sterrenkinderen de weg naar de aarde te wijzen, de Maan helpt in de
nacht, kunt u overdag helpen?.
Wat willen de sterrenkinderen op de aarde doen Sint-Nicolaas? De
sterrenkinderen willen spelen met het Kerstkind en de aardekinderen. Ik
help graag mee, zei de Zon.
Toen kwam de Zon naast Maria staan en de Maan aan de andere kant.
Maria nam vele sterrenkinderen onder haar mantel en de sterrenkinderen zagen de glans van het Kerstkind dat Maria op haar arm droeg. De Zon liet zijn stralen lichten op het pad dat Maria ging…
Sint-Nicolaas reed ondertussen op zijn paard met rasse schreden vooruit over de wolken en kwam als eerste op de aarde aan.
Daar aangekomen vertelde hij aan eenieder die het maar wilde horen dat het Kerstkind weldra op aarde zou komen.
Sint-Nicolaas gaf de kinderen speelgoed zodat zij straks met het Kerstkind konden spelen. Toen Maria met het Kind op aarde aankwam, sprongen vele sterrenkinderen van haar schoot en waren mensenkinderen geworden. Ze speelden samen.
Na een poosje keerde Maria terug naar de Hemel en vele mensenkinderen mochten met haar mee om daar dicht bij de Zon, Maan en Sterren te zijn…”

En dan dit:
“Zachtjes gaan Maria’s voeten langs de lichte sterrenbaan.
Alle sterrenkind’ren groeten, allen willen haar ontmoeten,
Ook de glanzend zilv’ren maan.
En zo stil en zo zacht zweven eng’len bij nacht:
Hoor, zij zingen zo fijn voor het Kindeke klein!”
En dit lied te zingen…..
“Stil nu, stil nu, maak nu geen gerucht.
Stil nu, stil nu, het ruist al door de lucht.
Het wonder komt heel zachtjes aan, ’t kerstkind wil naar binnen gaan.”

1e advent, viering met adventtuintje lopen.

De adventstijd voor kleine kinderen op vrijescholen begint met het lopen van de
adventsspiraal.
Dat is een spiraal van dennengroen, of zilverzand, met in het midden een grote
kaars. Al zachtjes zingend of onder begeleiding van muziek, lopen de kinderen om de beurt de spiraal naar binnen. Zijn ze helemaal naar binnen gekeerd en
aangekomen bij de kern, dan steken zij daar hun eigen lichtje aan. Op de terugweg (met de klok mee) mogen de kinderen hun kaarsje een plekje geven in de spiraal.
Door het groeiende aantal kaarsjes in de spiraal, groeit het licht.
De weg naar binnen is de weg die ook wij in deze steeds donker wordende en stille tijd van het jaar gaan. Door het groeiende licht in de spiraal en de komst van het goddelijke (of het spirituele) nieuwe licht, kan er een nieuwe impuls ontstaan die het menselijke met het goddelijke verbindt.

Hieronder een verhaal over het adventtuintje.

“Er was eens heel lang geleden een oude man. Hij heette Jacob en woonde helemaal alleen in een groot bos dicht bij een klein dorpje. Zijn kleine, ietwat vervallen huisje stond diep verscholen tussen de hoge bomen en het dichte
struikgewas. Jacob hield er niet van om tussen de mensen in het dorp te leven, want hij wilde in het bos tussen de dieren zijn en elke dag het ruisen van de wind door de bomen horen. Hij hield van de koele aarde aan zijn voeten en het hemelgewelf met daarin bij dag de stralende zon, en bij nacht de lieve maan en de glinsterende sterren, die hem op zijn levenspad begeleidde.
In de zomer verzamelde Jacob bijzondere kruiden met geneeskrachtige werking. Soms kwamen de mensen uit het dorp naar Jacob toe om hem te vragen naar zijn kruiden om daarmee de zieken in het dorp weer beter te kunnen maken. Jacob gaf graag zijn kruiden en zijn wijsheid aan de mensen – het maakte hem tot een zeer geliefd mens onder de mensen van het dorp.
Op de dag trok de hemel dicht met donkere wolken. De wolken waren de voorbode van een onstuimig onweer dat over de aarde uitbarstte. De regen stortte uit de hemel zoals het lange tijd niet meer had gedaan. De bliksemschichten verlichtten de donkere aarde en de donder rolde over het kleine dorpje en het grote bos. De oude Jacob zat rustig en stil in zijn fijne huisje en luisterde naar het onweer buiten. Zijn geitje had hij naar binnen gehaald omdat het zo klagelijk aan het mekkeren was. En terwijl hij daar zo zat en stil voor zich uit keek, berustend in zijn gedachten zag hij opeens in de hoek van de kamer een groene slang met een gouden kroon op het kopje en allemaal glanzende stippen verspreid over de huid.
Meteen toen Jacob van verbazing wilde opstaan, begon de slang tegen hem te spreken. “Jacob, het is donker op de wereld en de mensen hebben de deuren van hun hart gesloten. Je moet iets doen!”
Jacob wist eerst geen woord uit te brengen, maar toen hij bijgekomen was van de verbazing, zei hij: “Het is niet eenvoudig om de mensen te helpen. Hoe zou ik dat moeten doen?”
De slang antwoordde: “Jacob, de kinderen hebben een adventstuintje nodig, zodat zij een lichtje kunnen aansteken en naar buiten kunnen dragen zodat het weer lichter wordt in de wereld. Kijk naar mij!”
De slang bewoog zich over de grond en vormde met zijn lichaam een spiraal. Toen stak hij zijn kopje in het midden van de spiraal omhoog zodat het gouden kroontje nog meer glansde als daarvoor. Ook de lichtende punten op de huid
leken nog meer te stralen.
Toen wist Jacob wat hem te doen stond. Hij wilde de slang danken, maar nog voordat hij een woord kon spreken, was de slang alweer verdwenen en lag op de grond nog enkel een laagje gouden stof.
Intussen was buiten de storm gaan liggen. De wind had de wolken uiteengedreven en de zon scheen met voorzichtige stralen weer op de vochtige aarde. Jacob trok zijn jas aan, vulde zijn tas vol met kruiden, trok de deur stevig achter zich dicht en ging op pad. Bij het dorp aangekomen klopte hij op alle deuren en vroeg om appels en kaarsen. De mensen keken verbaasd naar Jacob, maar gaven hem natuurlijk de appels en kaarsen waar hij om vroeg. Hij vertelde de mensen dat morgen op de eerste adventszondag alle kinderen, ja, alleen de kinderen aan het eind van de dag als het al buiten begon te schemeren naar hem toe mochten komen.
Bij het laatste huis aangekomen vroeg Jacob de mensen die daar woonden om een extra grote en mooie kaars. Toen hij die had gekregen ging hij weer naar huis. Zijn tas was nu ook leeg, hij had alle kruiden aan de mensen gegeven als
dank voor de appels en kaarsen. Met een hart vol blijdschap vertrok Jacob weer richting het bos. Thuis aangekomen ging hij meteen vlijtig aan het werk.
Hij ruimde zijn huisje leeg en legde in het midden van de ruimte een grote spiraal gemaakt van dennentakken en mos uit het bos. In het midden zette hij een grote wortel van een boom neer met daarop de bijzondere, grote kaars en stak die aan. De kleine kaarsjes stak hij in de appels en zette hij voor de kinderen klaar.
De volgende dag bij het invallen van de avond vertrokken alle kinderen uit het dorp naar het bos. Op de weggetjes die tussen de hoge bomen door leiden naar het kleine huisje, renden en dansten de kinderen luidruchtig, Ze lachten en
maakten samen pret. Maar hoe dichter ze bij het huisje kwamen, hoe rustiger de kinderen werden. Toen Jacob de deur opendeed en de kinderen naar binnen liep waren de kinderen muisstil geworden. In het midden brandde de kaars, verder was het helemaal donker binnen. De kinderen gingen in een grote kring om het adventstuintje zitten en begonnen samen de mooiste adventsliederen te zingen.
Elk kind mocht nu om de beurt een appel met een kaarsje pakken en naar binnen in de spiraal lopen. Vol aandacht ontstaken de kinderen hun kleine kaarsje aan de grote kaars. Op de spiraalweg naar buiten zocht elk kind een plekje voor hun kleine lichtje om het neer te zetten tussen de takken en het mos. Oh wat straalden al de gezichten van de kinderen.
Steeds lichter en lichter en lichter werd het in het kleine huisje en steeds lichter werd het in de harten van de kinderen”.

Advent
In de natuur is het stil en rustig rond de 1e advent.
De seizoentafel is getooid in de kleur blauw [de kleur van verwachting].
Week voor week wordt er aan je seizoentafel iets toegevoegd van de wereld:
1e week= mineralen, 2e week= plantenrijk, 3e week = dierenrijk en 4e week= mensenrijk.

Kerstfeest
Het feest van de geboorte van Christus,
De geboorte van het licht dat wij ieder jaar weer mogen ontvangen,

Zijn licht.
Wij vieren het nieuwe leven, de geboorte van een kind en
Het keerpunt in het jaar waar het eindelijk weer lichter wordt.

 

 

Zoals elk feest, is ook het kerstfeest een feest met vele symbolen.
De kerstboom is tegenwoordig vooral mooi als decoratie, waarbij voor ons de geur van dennengroen in huis, de geur van kerstmis is.
Maar de boom is ook een verwijzing naar de boom van goed en kwaad uit het paradijs.
De kerstballen die wij erin hangen zijn het beeld van de appels die Adam en Eva niet mochten eten, maar toch aten met als gevolg dat zij uit het paradijs werden verdreven.
25 december is Adam-en-Evadag, niet gek dus dat er zoveel verwijzingen zijn naar Bijbelse verhalen rondom de oorsprong van de mens.
De piek of ster boven in de boom verwijst naar de heldere ster die boven de stal in Bethlehem stond.
De boodschap die het kerstfeest ons brengt, is het terugkeren naar de kern,
het zorg dragen voor anderen en vrede voor iedereen.
Onwillekeurig denk je met kerst extra aan de mensen die niet gelukkig of eenzaam zijn.
Laten we ook hen niet vergeten; stuur een lief bericht, maak een extra plekje vrij aan tafel, steek een kaarsje voor ze aan, of breng een kort bezoekje met heerlijke koekjes.

Yule of Midwinter (21 december)
Yule vindt plaats tijdens het wintersolstitium (de langste nacht van het jaar, ook wel de zonnewende genoemd). Hierna wint de zon weer aan kracht. Yule wordt ook wel het Midwinterfeest genoemd, waarbij het terugkeren van het licht wordt gevierd.
Thema’s: overdenking, aanvaarding (dat het donker bij het leven hoort), rust, afscheid, wijsheid, mysterie.
Gebruiken: bouw kampvuren, hang wintergroene takken zoals hulst, klimop of maretakken in huis, versier een naaldboom (die we tegenwoordig kerstboom noemen), steek kaarsen aan als symbool van het licht dat de duisternis zal overwinnen. Kom samen rond de donkerste dagen van het jaar, deel je midwinterwensen en drink warme wijn.

Chanoeka: donderdag 26 december 2024 t/m donderdag 2 januari 2025
Joodse families steken in een speciale kandelaar op de eerste avond één kaarsje aan.
Chanoeka is een zogenaamd ‘half-feest’. Het hoort niet bij de belangrijkste dagen van het joodse jaar, maar herinnert wel aan een voorval uit de geschiedenis van de joden. In dit geval gaat het over trouw blijven aan jezelf, ook al wil je omgeving iets anders. Chanoeka is een vrolijk en nog altijd populair feest, ook al is de tempel in het jaar 70 na Christus verwoest. Het is dan ook een echt familiefeest: mensen komen iedere avond thuis bij elkaar om te eten, te zingen, cadeautjes uit te delen en spelletjes te spelen.

Met Sint-Maarten maken we ons klaar verder te gaan op de weg die we na de zomer met Sint-Michaël zijn begonnen.
Om mijn lichtje brandende te houden en te laten stralen, zodat het kan verlichten daar waar het op dat moment het hardst nodig is, kies je er wellicht voor om wat langzamer te gaan lopen. [Letterlijk én figuurlijk…..]
Alle groeikrachten van de aarde zijn de aarde ingetrokken en toch bloeit de Kerstroos buiten in de winter, de skimnia ook, en binnen de Kerstcactus…. Alsof ze weten dat ze met Kerst moeten bloeien ter verwelkoming van het
Jezuskindje…. Wonderlijk.

Driekoningen. Wonderlijk ook de nieuwe ster aan de hemel die de drie wijzen uit het Oosten zagen: ze kwamen van ver! Van afstand was te zien dat er iets heel bijzonders had plaatsgevonden boven Israël, het was al heel lang geleden
beschreven dat dit ging gebeuren. Gelukkig wisten de wijze koningen dit….

“Waarheen leidt het licht? Waarheen voert de ster?
Door wouden zo dicht, langs wegen zo ver?
Door regen en wind en bij vinnige kou?
Wie volgen gezwind? Wie volgen getrouw?
Drie wijzen van ver Drie koningen gaan.
Zij volgen de ster, langs lichtende baan.
Zij volgen gezwind, en komen dan aan,
Bij ’t heilige Kind, Waar de Sterre bleef staan.”

Volgens oude afbeeldingen en beschrijvingen gelden voor de gewaden van de koningen speciale kleuren.
Rood voor koning Melchior die het goud offerde. Hij vertegenwoordigt het denken, de macht en de wijsheid.
Blauw voor koning Balthasar, die wierook bracht. Hij representeert het voelen, het liefdevolle hart.
Groen voor koning Casper, de Moor, die mirre aanbood. Hij is het willen, bestendigt en overwint de dood.
De offergaven van de drie koningen kan men ook als symbolische gaven zien. Zo wordt het goud verbonden met een inzicht in de goddelijke geestelijke wereld, wierook met de offerbereidheid en de menselijke deugd en de mirre voor de
verbinding van de mensenziel met het eeuwige, onsterfelijke.
Elke gave past zo bij zijn koning en kan ons een voorbeeld zijn.
Driekoningen is een feest van betekenis. Met dit feest gaan we weer op weg met de nieuw geschonken kracht of het licht dat we met Kerstmis in ons opnieuw geboren hebben laten worden en ons eigen kleine licht weer gevoed kon worden om op te lichten op de nog te zetten stappen op onze levensweg en waar we de afgelopen dagen ideeën, inspiratie en kracht voor hebben opgedaan.
De tijd van werken en uitvoeren komt er (bijna) aan.
“Hoog aan de hemel de sterrenschijn, waar zou het land van Egypte zijn…”
De vlucht van Jozef, Maria en hun Kind…
De reis naar hun land van herkomst zal niet makkelijk geweest zijn. De gedachte geeft troost dat vele engelen hun ongetwijfeld door de donkere tijden loodsten door steeds zichtbaar en volgbaar te zijn…
Net als bij ons eigenlijk: altijd is je beschermengel bij je.
Klinkt als niet te vergelijken en dat is ook niet de bedoeling, maar vergeet je engel niet.

27 januari 2025 Lailat-ul-Meraj
Hemelvaart van de Profeet herdenken moslims de wonderbaarlijke reis van de profeet Mohammed naar de hemel.
Net als Jezus heeft Mohammed een wonderbaarlijke reis naar de hemel
gemaakt. Ze zijn elkaar zelfs tegengekomen, ook al zat er zeshonderd jaar tussen
hun levens in!
Rond het jaar 620 lag Mohammed ’s nachts te slapen voor de moskee in Mekka,
in wat nu Saudi-Arabië is. Daar werd hij gewekt door Djibriel. Dat is de Arabische naam voor de engel Gabriël, die ook Maria (Maria-Boodschap) kwam vertellen dat zij de moeder van Jezus zou worden.
Djibriel nam Mohammed bij de arm en bracht hem naar de poort van de moskee.
Daar stond Boeraak, een wit paard met vleugels aan zijn hoeven. Samen met
Boeraak en Djibriel vloog Mohammed naar Jeruzalem. Ze landden op de berg
waar ooit de joodse tempel (Chanoeka) stond. Daar ontmoette Mohammed allemaal mensen die net als hij profeten waren, boodschappers van God. Daar waren ook Mozes, Jesaja en Jezus bij. Nadat ze samen hadden gebeden klom
Mohammed naar de hemel met een ladder, een ‘mi’raadj’.
Er waren zeven hemelen en in de hoogste hemel ontmoette hij God. Toen keerde hij terug naar Mekka. Daar geloofde niemand zijn verhaal…
Op de tempelberg in Jeruzalem verrees de El Aksamoskee. Jeruzalem werd door deze hemelvaart ook voor moslims een heilige stad.
Nu herdenken moslims deze wonderlijke nacht tijdens een avonddienst in de moskee.

Chinees Nieuwjaar/ Lunar new year 29 januari 2025 een nieuw jaar begin je met een schone lei
Twee keer in één jaar Oud en Nieuw vieren, kan dat? Jazeker! In China en verschillende andere Aziatische landen wordt ook tussen 21 januari en 20 februari feest gevierd, bij de start van het nieuwe maanjaar.
Een nieuw jaar moet je met een schone lei beginnen. Dus wordt al weken van tevoren het huis gepoetst en kopen mensen nieuwe schoenen en kleren. Ook leggen ze ruzies bij en proberen ze schulden af te lossen. Want aan het eind van het jaar geeft de Keuken-god een verslag over elk huishouden aan de Hemelgod.
De feestrituelen van Chinees Nieuwjaar hebben te maken met geluk en overvloed. Er is een groot diner voor de hele familie met negen gerechten. Het getal negen staat voor de eeuwigheid. Zoete gebakjes van rijstebloem worden aan zoveel mogelijk mensen uitgedeeld.
Kinderen en ongetrouwde mensen krijgen rode envelopjes met geld. Winkeliers geven envelopjes en kroppen sla aan felgekleurde leeuwenpoppen die dansers in een optocht ronddragen. Zo hopen ze op goede zaken. En natuurlijk is er vuurwerk. Heel veel vuurwerk, om kwade geesten weg te jagen.

Imbolc (1 of 2 februari)
‘Ik bereid me voor en zuiver om al wat passend is te kunnen verwelkomen.’
Dit feest wordt Imbolc genoemd, naar het Keltische bolc (buik), dat verwijst naar de buik van Moeder Aarde. Alles wat in de grond ligt te sluimeren wordt gewekt door het toenemende licht en glimpen van onverwachte warmte al kan het nog ijzig koud zijn. Het feest hangt samen met het reinigen en ploegen van de aarde om de akkers na de winter weer vruchtbaar te maken.
Thema’s: reiniging, zuivering (het Latijnse februa betekent zuivering),
voorbereiding.
Gebruiken: plant bloembollen, steek kaarsen en vuren aan om het licht
aan te moedigen, reinig je huis door de bezem erdoorheen te halen (tegen de klok in), met salie te beroken en met rozenwater te besprenkelen, volg een vastenkuur of sapkuur, probeer oude vastgeroeste gewoonten en remmingen te doorbreken.

Maria-Lichtmis. De dagen lengen, het licht buiten groeit, grassprietjes, winterakoniet, sneeuwklokjes, de toverhazelaar zoeken de warmer wordende zonnestralen op om zich te laten verwarmen.
Tijd voor mensenkinderen om meer naar buiten te gaan.
’s Morgens vroeg een wandeling maken, of je aankleden in het donker, steeds op dezelfde tijd en je merkt dat de zon steeds vroeger komt, alles van de grote Kersttijd breng je je huis uit, grote schoonmaak, ramen wassen, maar ook
gesmolten kaarsvet [van de restanten van alle gebrande kaarsen] in kuiltjes in de aarde te gieten, te laten branden tot het licht bijna letterlijk in de aarde opgenomen is en ook kinderen met kleine belletjes rond te laten lopen om de wortelkindjes en de bolletjes onder de grond te wekken en ook pannenkoeken bakken [zo rond als de zon die pannenkoeken…]
Door zo bewust je te verbinden met de natuur, geef je aandacht en bewustzijn aan onze aarde, die net als elk ander levend organisme liefde en zorg nodig heeft.
Wellicht staan we niet meer zo dicht bij de natuur bij moeder aarde, weet dan dat het goed is om af en toe bewúst stil te staan bij alles wat onze mooie aarde ons te bieden heeft en wat zij ons geeft.
Ook hier past: schenken en ontvangen. Zij schenkt ons veel aan mooite en voeding en wij mogen dat ontvangen in aandacht en dankbaarheid….
Zeg nou zelf: het is een Wonder dat de natuur elk jaar opnieuw trouw, vanuit de ingetogen winter een nieuwe levenscyclus start…

“Sterrenlichtjes neem ik mee
In de lieve, lichte dag,
Als ik uit de wijde nacht
hier weer wakker worden mag.
Sterrenlichtjes breng ik mee
als de zon mij weer komt halen,
In de wereld overal z
ie ’k dan kleine lichtjes stralen.”

Met kinderen de feesten van het jaar beleven is als het zien van de regenboog;
de ene kleur is nog niet vervaagd of de volgende verschijnt.
En zonder kinderen (of de kinderlijke blik) ervaren we de regenboog vaak niet eens, omdat we niet verder kijken dan de regen of het grijs van lucht en grond.
Ceremonies die diep in het verleden van de mensheid wortelen, bloeien op in het dagelijks leven van gezin en klas en plaatst onze relaties tot elkaar in ander licht.
Naast het feestelijke, oplichtende karakter, kan een feest of ceremonie een bron van genezing, bewustwording en spirituele groei zijn.
Ze hoeven geen kerkelijk karakter te hebben, wel een open karakter, dat van je innerlijk kind, daarmee zien we de regenboog beter en voelen we de kleurige hemelomhulling in dankbaarheid en warmte….

“Hoog aan de hemel de sterrenschijn, in onze handen een
lichtje klein”…

Dieuwke Hessels

 

[1] Bij de verschillende jaarfeesten hier te vinden
.

Jaarfeesten: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: jaarfeesten

.

3349-3150

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Sint-Maarten (27)

.
Nadere gegevens ontbreken nog
.

sint-maarten

.

Het feest van Sint-Maarten is geen gekerstend heidens gebruik, al werden er heidense gebruiken mee verbonden: de feestdag vond zijn oorsprong uit de kerk.

De heilige Martinus, bisschop van Tours (circa 316-400), bracht aan Gallië de zegeningen van christendom, cultuur en beschaving. Niet hieraan echter dankt deze heilige zijn grote roem, maar aan een daad van christelijke barmhartigheid, in zijn jeugd bedreven.

Als jong krijgsman zag hij te Amiens een halfnaakte bedelaar. Zonder zich te bedenken trok Martinus zijn zwaard, sneed zijn mantel doormidden en reikte de helft aan de bedelaar. Al zijn afbeeldingen stellen deze daad voor.

Toen de Franken in de 5e eeuw hun bekeringstochten buiten Gallië uitstrekten, verschenen zij ook in ons land als vreemde veroveraars uit het zuiden. Te Utrecht stichtten zij een kerkje, dat zij wijdden aan de patroon van Gallië. Dit Sint-Maartenskerkje was de eerste kerk, die in Noord-Nederland verrees. Meermalen drongen de toenmalige heidense bewoners van ons land, de Friezen, weinig gezind de heerschappij en de leer van de Franken te aanvaarden, tot in Utrecht door en verwoestten de kerk. Toen de Angelsaksische geloofsprediker Willebrord in 690 naar deze streken kwam om het bekeringswerk voort te zetten, vond hij het voormalige rijkskerkje nog in puin; hij herbouwde het als kerk van de openbare eredienst. Na zijn verheffing tot aartsbisschop vestigde Willebrord zich te Utrecht (696): hierdoor werd het Sint-Maartenskerkje de bisschopskerk, de kathedraal, Sint-Maarten de patroon van het bisdom Utrecht, dat omstreeks 800 het grootste deel van ons land omvatte. De stad Groningen, steunpunt van het bisdom Utrecht in het noorden, is nog altijd befaamd om zijn Martinitoren.

Aan Sint-Maarten zijn de oudste kerken in ons land gewijd, het eerst in Limburg, waar zij alle aan of bij de Maas liggen, de stroom waarlangs de Frankische beschaving ons land binnentrok. Ook nog lang na Willebrord kozen onze kerken bij voorkeur Sint-Maarten tot patroon.

Zijn beide feestdagen, 11 november, zijn sterfdag, en 4 juli, Sint-Maartens translatie, de dag van de overbrenging van zijn sarcofaag naar de basiliek van Tours, werden vooral te Utrecht, in de kathedraal als in de stad, met grote luister gevierd. Aan de herdenking van ‘de milde Marten’ dankten de schoolkinderen een vrije dag, de armen een broodbedeling, waartoe het klokgelui hen samenriep – gebruiken die ook buiten Utrecht bestonden, ’s Avonds was de stad feestelijk verlicht, op de stoepen stonden brandende fakkels, op de stadspleinen danste men om de vuren. Dan vierde men ‘schuddekorfsdag’: boven het vuur hing een mand, volgens de overlevering gevuld met appels, kastanjes, noten, amandelen en mispels. Doch op 4 juli, eveneens schuddekorfsdag genoemd, zal de inhoud toch wel enigszins anders zijn geweest. Of had 4 juli met 11 november alleen de benaming gemeen? Telkens werd de korf geschud en de kinderen grabbelden naar de geroosterde vruchten. Onafgebroken zongen zij daarbij het liedje, dat nog in Noord- en Zuid-Nederland wordt gezongen:

Stookt vier, maakt vier,
Sinte Maarten komt hier

Ook op gemeentewapens komt Sint-Maarten voor. Zo in Sint-Maarten (Noord-Holland) en Maartensdijk (Utrecht)


Opmerkelijk genoeg treedt Sint-Maarten hier niet op als weldoener, maar als de bedelaar, die smeekt om bedekking en verwarming. Zó komt hij trouwens in alle Sint-Maartensliedjes voor.

Met zijn blote armen,
Hij zoude hem geerne warmen.

Het oud-Germaanse herfstvuur heet nu Sint-Maartensvuur, dat men op het einde van de 18e eeuw nog op straat brandde, blijkens een afbeelding in Jac. Buys’ ‘de twaalf maanden met voorstellingen uit het stadsleven, 1771-1773.

Dit was niet het enige volksgebruik dat op Sint-Maarten werd vastgesteld. Het feit dat de voornaamste feestdag van de heilige viel in het einde van het jaar, maakte 11 november tot een Nieuwjaarsdag voor de boeren. Op Sint-Maarten betaalden zij hun pacht, huurden zij hun nieuwe dienstvolk in en vierden zij feest, want de voorwaarde voor het feest, de voorraad, was aanwezig. In de slachtmaand werd 11 november nu de slachtdag bij uitnemendheid, mogelijk omdat de boeren ervan houden hun werk op vaste dagen te stellen. Het liedje zinspeelt erop:

Sintre Maarten heeft ’n koe,
Die moet naar de slager toe.

Allerlei oogstgebruiken werden nu op Sint-Maarten geconcentreerd.

Ook de schuddekorf was waarschijnlijk een dankoffer voor de oogst.
Zo rolde men in de Eifel en in het Rijndal op Sint-Maarten met stro omwonden korven brandend en wel van de bergen af. Mogelijk waren deze oorspronkelijk gevuld met vruchten van de herfst.

Onze ganzen, in november slachtrijp, werden nu ter ere van de heilige genuttigd en Sint-Maartensganzen geheten. Waarschijnlijk was de gans een oud dankoffer voor de oogst: de Romeinen wijdden en offerden haar aan Mars. Mogelijk heeft het Romeinse leger hier te lande dit ganzenoffer ingevoerd of doen toenemen, terwijl de verwantschap van de namen Mars en Martinus, d.i. man van Mars, de overdracht op de laatste in de hand heeft gewerkt. De gans was toentertijd een profetische vogel.
Na de maaltijd profeteerde men uit zijn borstbeen de winter: de bruine kleur kondigde een strenge, de witte een zachte winter aan.

In november waren de druiven geperst en werd de most tot wijn. Door het uitspreken van de formule

Marlijn, Marlijn,
’t Avond most en morgen wijn

meende men deze verandering te bespoedigen. Zo werd Sint-Maarten ook de patroon van de wijnbouwers.
Op zijn feestdag opende men de nieuwe vaten, dronk men de nieuwe wijn. Hoe uitgelaten men dan feest vierde, toont het doek Sint-Maartenskermis van de Antwerpse schilder Peter Balten (1525-1598) in het Museum te Antwerpen waarop een brooddronken menigte zich aan een groot wijnvat laaft. Op de voorgrond ziet men een stuk of wat armen of bedelaars en ook links op de achtergrond, waar zij zich aan het Sint-Maartensvuur warmen.

De zestiende-eeuwse schilders plachten de bedelaars niet alleen arm, maar ook gebrekkig en hinkend met een kruk voor te stellen, en de krukken op het vaandel dat boven het wijnvat wappert, zijn waarschijnlijk een symbool voor de bedelaar. Rechts snijdt Sint-Maarten te paard zijn mantel door om de helft aan de arme te reiken. De bodem van het wijnvat is geschilderd in wit en rood, welke kleuren misschien teruggaan op Sint-Maartens rode met wit gevoerde mantel.

Nergens in ons land leeft de heilige zo in het hart van de bevolking voort als in Limburg. Nergens zijn de Sint-Maartensvuren, die men ook in oostelijk Brabant en hier en daar in Noord-Holland en Friesland (tussen Sneek en Irnsum) aantreft, zo talrijk als in Limburg. Zijn zij in Zuid-Limburg verdwenen, in Noord- en Midden-Limburg wisten zij zich te handhaven: zowel op het platteland als in de tuinen der buitenwijken kan men ze daar zien branden. Voor deze vuren beginnen de jongens al veertien dagen tevoren rommel bij elkaar te ‘trossen’ onder het zingen van

Vandaag is ’t Sintermerte,
Morgen Sinterkrökke,
Doa komen die gooie herten,
Die hadde so ger ein stökske,
Ein houtje of ein turfke,
Sintermertens körfke.
Hout, hout, turf en hout,
’s Winters is het koud.

De bijeengebrachte voorraad wordt bewaakt: men tracht die elkaar afhandig te maken.
Bij het opbouwen van de troshoop zet men bonenstaken tegen elkaar en vult de ruimte daartussen aan met het brandbare materiaal. De fantastische aanblik van het ontstoken vuur wordt nog verhoogd doordat grote brandende wagenwielen daar bij tientallen omheen schijnen te cirkelen. Zij zijn afkomstig van gloeiende kooltjes, die met wat turf, hars en echte wierook in een bus zijn besloten, die vol gaatjes is geprikt en in snelle beweging aan een ijzeren hengsel in de rondte wordt geslingerd.

Dit is de wierookspot, waarvoor gewoonlijk een stroop- of beschuitbus wordt gebruikt, maar die soms ook van koper is; in Vlaanderen kregen vroeger de kinderen van de gegoeden behalve koperen wel zilveren wierookspotten. Reeds weken voor Sint-Maarten oefenen de Limburgse jongens zich na schooltijd in dit slingeren (in Venlo ‘wirke’ genoemd) en trekken daarvoor in groepjes naar buiten. Tegen de donkere avondhemel kan men dan de wentelende vuurcirkels zich zien aftekenen, terwijl de lucht dik en zwaar is van turfwalm. Dit ‘wieroken’ zal wel teruggaan op een oud zuiveringsgebruik van de velden.

Trekt in Roermond een Sint-Maarten zonder baard mee in de stoet (met ‘Sinterkrökke’ = de Romeinse soldaat van voorheen, die zich in een klooster onderweg even omgekleed heeft), nergens in Limburg openbaart zich de liefde voor Sint-Maarten zo krachtig als te Venlo, wanneer dit het feest van zijn beschermheilige viert: de jeugd loopt al acht tot veertien dagen tevoren langs de straten zijn liedje te zingen! De bewoners gooien dan iets uit het raam: Sint-Maarten geeft dat. Hier wordt op de feestdag zelf gewoonlijk nog een optocht met lampions gehouden, al ziet men in alle straten ook kleine troepjes van kinderen lopen, die hun lampion aan familie en kennissen gaan tonen.
Soms werd te Venlo op de avond van 10 november Sinter-Merte, gezeten in een open rijtuig en gevolgd door duizenden kinderen, plechtig ingehaald. Eén enkele maal heeft op het Mgr. Nolensplein een groot vuur gebrand, doch dit ging uit van de Venlose verkenners.
Te Venlo was Sint-Maarten tevens een groot huiselijk feest. Kwamen de kinderen van hun rondgang met lampions door de stad thuis, dan werd de tafel terzijde gezet, een brandende kaars op de grond geplaatst en allen, kinderen, ouders en dienstpersoneel, dansen hand aan hand daarom heen en zingen onafgebroken:

Sintermertes veugelke
Haet ein ro’èd keugelke,
Haet ein blauw stertje,
Hoepsa Sintermerte.

Onder het zingen werd er eensklaps van achter de deur gestrooid, ofwel Sint-Maarten zelf trad binnen, al of niet gevolgd door Zwarte Piet, die een zak torste. De kinderen moesten voor de heilige dansen of hun gebed opzeggen, daarna begon Zwarte Piet te strooien en men grabbelde naar de appels, kastanjes en noten. Geschenken werden niet gegeven, dit gebeurt alleen met Sint-Nikolaas.

Was Sint-Maarten weer vertrokken, dan kwam het feestgerecht ter tafel, de ‘k’rneelkes’, kleine, vet gesmeerde en rijkelijk met basterdsuiker en kaneel bestrooide krentenbroodjes, die in het wafelijzer werden gebakken.

Het Sint-Maartensvogeltje, waarvan het liedje zingt, kan doelen op de bonte specht met rode vederkuif, bij de Romeinen, evenals de gans, een profetische, aan Mars gewijde vogel, en door de overeenkomst van naam wellicht van Mars op Martinus overgedragen. Het tweede hierboven vermelde liedje noemt een onbekend heilige:

Vandaag is ’t Sinter Merte,
Morgen Sinter Krukke.

Wie was Sinter Krukke? Wat meer licht verschaft wellicht het Noordhollandse

Vandaag is ’t Sinte Marten
En morgen is ’t de kruk.

Nog duidelijker is de Mechelse redactie ‘oep (op) de kruk’: de kruk is in Zuid-Nederland de draagbaar. Tot de oorlog van 1914 werd te Mechelen een kleine jongen, versierd met kleurige papieren kazuifel en mijter, op een ruw draagberrietje door vier jongens over straat rondgedragen. Zijn staf was een pollepel, waarin hij de giften aannam, die werden geborgen in een korf, welke aan de kruk hing te bengelen. Dit ronddragen gebeurde alleen op de zondag na 11 november, niet op de dag zelf. Het liedje kondigde dus aan dat de bedelaartjes de daarop volgende zondag zouden terugkomen. Die zondag na de feestdag heet in Vlaanderen ‘Grote Sinte Merten’, zoals ook de tweede zondag van vastenavond grote vastenavond en de tweede kermiszondag daar grote kermis heet (aldus Catharina van de Graft). Wij voor ons verkiezen de meest eenvoudige verklaring: in onbedorven versies (die er nauwelijks zijn) is Sinter Krukken de bedelaar, die immers op krukken loopt.

In Noord-Nederland trekt Sint-Maarten alleen nog op Terschelling rond. Doch hij heeft er afstand gedaan van zijn bisschopsattributen en gaat, heel eigenaardig, in het wit, versierd met herfstbloemen; aan zijn hals bengelt het centenzakje (Jaap Kunst, Terschellinger Volksleven). Zelf zamelt de heilige de giften in en de begeleidende kinderen zingen een liedje met het slot:

Voor een oortje, voor een duit,
Zó gaat Sinte Marten uit.

Ook het slot van een ander, elders gezongen, Sint-Maartensliedje wijst op dit rondvoeren van de bisschop:

Met honderdduizend lichtjes aan,
Daar komt Sinte Maarten aan.

Kinderomgangen zijn nabootsingen van omgangen van volwassenen. Boerengilden plachten hun geliefde patroon Sint-Maarten te paard het dorp rond te leiden uit dankbaarheid dat hij een jaar lang het vee tegen ziekte en het gewas tegen ongedierte had beschermd. De deelnemers zamelden daarbij geld en levensmiddelen in. De oudste vermelding van een kinderomgang op Sint-Maarten brengt Thomas Naogeorgius (Kirchmair) in zijn Latijns hekeldicht Regnum papisticum, in 1553 te Bazel verschenen. Hij beschrijft daar hoe de kloosterscholieren op Sint-Maarten met hun meester voor de huizen gingen zingen en met een ganzenboutje werden beloond. Zij zullen geestelijke liederen hebben gezongen, die gaandeweg, toen de meester niet meer meetrok, wereldlijk zijn geworden. Verschillende Sint-Maartensliedjes bewaren herinneringen aan vroegere gebruiken. Het zingen van

Kip, kap, kogel,
Sinte Martens vogel

doet vermoeden dat in de ommegang de bonte specht werd voorgesteld, die dan Sint-Maarten zal hebben vertegenwoordigd (‘kogel’ uit ‘kovel’ = kapmantel (van kloosterlingen)). Mogelijk is ook de koe meegevoerd, waarvan het liedje gewaagt:

Sintre Maarten heeft een koe,
Die moet naar de slager toe.

In verband hiermee is opmerkelijk dat hier en daar in Noord-Holland, Groningen en Drenthe de kinderen zich verkleden. Te Roden doen zij dit als oude mensen, liefst met ouderwetse kleren, ook wel als bedelaars. Op Terschelling verkleden de meisjes zich soms. Hier en op Ameland werden ook wel maskers gedragen.

Gezamenlijke optochten zijn een zeldzaamheid geworden; alleen op enkele dorpen van Groningen (Zandeweer, Noordbroek, Zuidbroek, Uiterburen) komen ze nog voor. Doch bij deze optochten en omgangen benoorden de Moerdijk is de herinnering aan Sint-Maarten zelf geheel verdwenen: ‘Sundermeerten, dat is een lanteern’, zeggen Groninger kinderen.
Tevens is het verschil tussen katholiek en protestant vervallen; evenals bij de palmpaas nemen beide gezindten gelijkelijk deel aan de pret van de omgangen, welke door ons hele land worden gehouden, behalve in Zuid-Holland, Zeeland en Utrecht.

Een alleraardigst schouwspel bood in de avond zo’n grote kinderoptocht, waarbij het kaarslicht fantastisch scheen door de uitgeholde wand van grote peen, kalebas, komkommer, mangelwortel en suikerbiet. Vader of moeder hadden daarin met een scherp mes figuren gekerfd: molens, huizen, kerken, poppetjes, sterren, een halve maan, soms ook de initialen van de gelukkige bezitter.

Te Roderwolde kregen de kinderen van de beurtschipper een scheepje uitgesneden, die van de mulder een molen. De bovenhelft van de wortel werd er eerst afgenomen, het kaarsje op de benedenhelft er weer op bevestigd en klaar was het‘ sundermeertentuutje’, de ‘kipkapkogel’, waarbij oorspronkelijk de stengel van een boerenkool (‘mous-stommel’) wel tot handvat diende.

De mooie Nederlandse volkskunst van uitgesneden wortels ziet men nu weinig meer. Men verving ze door houten kistjes en blikken trommeltjes met ingesneden figuren; ook zet men het kaarsje wel in een uitgeholde aardappel met een papieren kapje erover. Nu koopt men meestal lampions, ja, bij gebrek aan deze doen stal- en fietslantarens dienst; zelfs kwam in de laatste tijd voor dat jongens hun zaklantarens af en toe aanknipten.

De kinderen lopen thans in kleine groepjes en lang niet ieder kind heeft een lantarentje. Soms beginnen ze dadelijk na schooltijd te lopen en als het donker wordt, gaan de kaarsjes aan. Of zij wachten tot de schemering valt en dan komen eerst de kleine kinderen met hun lichtjes op straat en dat is wel het aardigst om te zien. Daarna verschijnt de oudere jeugd, wie het meer om de centen is te doen en die het Sint-Maartensliedje vaak maar afraffelt en graag tot kattenkwaad vervalt. In elk huis welkom, gaan zij vrijmoedig in de gang staan en beginnen te zingen nog voordat de bewoners verschijnen. Gewoonlijk dragen zij een zakje op de borst voor de appels, peren, koekjes en centen die ze krijgen. In de huizen ligt dit alles in ruime voorraad voor hen gereed. Bij de thuiskomst gaan de centen in de spaarpot, het lekkers wordt in de trommel geborgen. Juist het ‘zelf oplopen’ van de giften, de onderlinge wedijver wie het meeste zal beuren, mét de grote pret ’s avonds buiten met een lichtje te lopen, makende Sint-Maartens viering tot een kinderfeest bij uitnemendheid, meer dan Sint-Nikolaas- of Kerstfeest.

Daarom is in het algemeen de leiding te betreuren die plaatselijke verenigingen alsook onderwijzers bij deze ommegang verlenen: zij ontneemt het kinderlijke aan het kindervermaak. Deze leiding gaat zelfs zo ver, dat onderwijzers onze oude eerwaardige Sint-Maartensliederen, van hoogst antieke vorm en inhoud, met zoveel bijzonderheden betreffende de Sint-Maartensgebruiken en hun achtergronden, trachten te verdringen door vriendelijk gerijm als:

Sint Maarten was een brave man;
Hij wou alle mensen Het beste wel wensen;
Wie houdt daar niet van?

Of ook dit stukje Duits ‘kunstlied’:

Ik loop met mijn lantaren,
Lantaren loopt met mij,
Daarboven stralen de sterren,
Daaronder stralen wij.
Mijn licht gaat uit,
Ik ga naar huis,
Rabiemel, rabamel, raboem.

Of al even ethisch:

Lampionnetje, lampionnetje,
Schijn maar in de donkere nacht,
Want de sterretjes, want de sterretje
Houden trouw de wacht.

Hoeveel liever horen wij onze jongens en meisjes het karakteristieke Sint-Maartenslied aanheffen met zijn oude kettingrijmen en primitieve zangwijs:

Sinter, Sinter Maarten,
De kalvers dragen staarten,
De koeien dragen horens,
De kerken dragen torens,
De torens dragen klokken,
De meisjes dragen rokken,
De jongens dragen broeken,
Oude wijven schorteldoeken.

Eigenaardig is dat de Hoornse jeugd dit versje zingt in augustus. Op de vierde maandag van augustus begint te Hoorn de Sint-Maartensviering, die enkele dagen duurt. Dan lopen troepjes verklede kinderen met lampions en ook dragen zij langs de huizen hun tafeltjes, versierd met papieren knipsels en bestrooid met zand, waarop een kaarsje staat te branden. Wordt de deur geopend, dan tonen zij hun tafeltje en zingen hun liedje. Sinds de jeugdraad van de Hoornse Gemeenschap de zaak ter hand nam, worden de tafeltjes (in 1960 meer dan 200) en de verkleedgroepen (in 1960 166) door een jury beoordeeld, terwijl het geheel met een optocht wordt besloten. Aldus S. J. van der Molen in Levend Volksleven, Een eigentijdse volkskunde van Nederland (Assen 1961), dat veel aandacht besteedt aan nieuwe ontwikkelingen en verschijnselen.

Hoe interessant echte ‘folkloristica’ in elkaar kunnen zitten mag blijken aan de hand van een Sint-Maartensrijm te Zandvoort, waar het feest nu vrijwel ter ziele is. De voornaamste attractie vormden de Sint-Maartensvuren, vooral afgestoken in het Brederodeduin, waarvoor het materiaal gestolen moest zijn. Vanwege dit stelen en nog meer het brandgevaar en bovendien het vechten tussen Noordbuurters en Zuidbuurters (die elkaars vuren voortijdig wilden ontsteken), heeft de overheid er een eind aan gemaakt. Zulke vuren waren er ook omstreeks 1850 te Vogelenzang, blijkens De Navorscher, I, blz. 31. In Volkskunde, jrg. 1899, blz. 219 bericht P. Gertenbach over het gebruik. Hij heeft het over ‘vuren’ in het meervoud en wijst voorts op het stelen van de brandstof (wat bijvoorbeeld ook in Limburg voorkomt). Het door Gertenbach genoteerde rijm, gezongen tijdens de ommetocht door het dorp, hoorden wij nog omstreeks 1970 aldus:

Mense, pas op je mande!
We zelle ze gaen verbrande
In de Pikker ze del,
-Verstaen je me wel?
Dan zei je ris zien,
Over ’n uurtje misschien,
Hoe ’t brande zel!
– Suntere Maerte, wat is ’t koud!
Geef me ’n turrefie of ’n hout,
Geef me ’n hallif vaatje,
Dan ben je m’n beste maatje!
– Geef me ’n appel of ’n peer,
Dan kom ik ’t hele jaer niet weer!

Gert Helmer, die in Volkskunde, jrg. 1957,blz. 1-21, over ‘Het Sintmaartenslied in Nederland’ heeft geschreven, zag deze voor de helft unieke Zandvoortse lezing over het hoofd. Regel 8-11 zijn algemeen bekend, vooral in Noord-Holland, regel 12 en 13 zijn nog bekender; maar de zeven beginregels, met het overige zestal (waarin beleefd gevraagd wordt) enigszins in tegenspraak, zal men niet licht elders ontmoeten. Men waardere de minzame waarschuwing vanwege onze dievende heerschappen, wier diefstallen (die meteen schoon schip maken, denk aan Oudejaarsgebruiken) op overoude inzichten berusten (vgl. K. ter Laan, Folkloristisch Woordenboek, blz. 392). Verkwikkelijk is de dialectische kleur en het kernachtige ‘toponiem’ (ook: Pikkelse del), dat op een nu vergeten bijnaam kan berusten.

Hoezeer Sint-Maarten leeft, ja, zich nog uitbreidt en nieuwe elementen verkrijgt, mag blijken uit een onderzoek van mijn hand, [Dr.T. de Haan) gepubliceerd in het Jaarboek 1974 van de vereniging ‘Haerlem’. Olijke kinderen combinerende traditionele ‘appel of een peer’ zonder blikken of blozen met ‘Sintermaartie(!), wat is het koud, Ik lijk wel een diepvriesbout’! Ook het kolderieke van een kindertekenfïlm kan men ontmoeten:

Sinte Maarten had een muis,
Die lag in het ziekenhuis;
Met zijn rode petje
Lag hij in zijn bedje.

Dit zijn geen vervalverschijnselen, maar creatieve elementen die bewijzen hoe levend Sint-Maarten is in een stad als Haarlem, die ligt op de rand van het Sint-Maartengebied.

.

Sint-Maartenalle artikelen

Vrijeschool in beeldSint-Maarten     jaartafel

.

2865-2687

.

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Sint-Maarten (26)

.

Dieuwke Hessels oktober 2022

.

Een Sint-Maartenspel voor kleuters.
Het hier volgende Sint-Maartenspel leent zich goed voor toneel-, tafel-, of schaduwspel. Te vinden op: Tineke’s Doehoek

Lantarenlied:
‘Ik loop hier met mijn lantaren’

Ik loop hier met mijn lantaren,
Lantaren loopt er met mij.
Daarboven stralen de sterren,
Beneden stralen wij.
Mijn licht is klein, maar helder rein
rabimmel rabammel rabom.
Blijf aan mijn licht, blijf aan mijn licht,
rabimmel rabammel rabom.*

Er was eens een meisje dat met haar lantarentje door de straten liep. Het lichtje
scheen heel mooi en helder en het meisje was er heel blij mee.

Lantarenlied herhalen.

Maar toen kwam opeens de wind met veel geraas en geblaas en blies het lichtje uit. “Ach”, riep het meisje, “Wie laat mijn lantarentje weer schijnen?”
Maar hoe ze ook om zich heen keek, er was niemand.

Daar komt een egel.

Wat ritselt daar tussen de bladeren en trippelt er door het gras?
Wie haast zich zo snel, een stekelige gezel?
“Ach lieve egel”, riep het meisje, “de wind heeft mijn licht uitgeblazen, wie kan mijn lantarentje weer laten schijnen?”
“Oh meisje, helpen kan ik niet, Vraag ’t maar als je iemand anders ziet.
Ik kan hier niet blijven, ‘k moet snel naar huis:
Mijn kindertjes wachten op mij daar thuis.”

Melodie 1:

Het meisje loopt verder.

Daar komt een beer aan.

Wie is dat, die er zo gromt en zo bromt? Het is Bram de Beer, die daar nu aankomt.
“O lieve beer, de wind heeft mijn licht uitgeblazen, weet jij niet wie het weer kan laten schijnen?” De beer schudt langzaam zijn dikke ruige kop.
“Och meisje, helpen kan ik niet, Vraag ’t maar als je iemand anders ziet.
Ik ben zo moe, moet rustig slapen nu, bromm, bromm!”

Daar komt een vos aan.

Wat ritselt zo zachtjes, wie sluipt door het gras?
Een sluw listig vosje, met snuffelende snuit.
Hij zegt tegen het meisje:
“Wat moet jij in ’t bos? Ga gauw terug naar huis! ‘k Wil sluipen en loeren, Jij verjaagt me mijn muis!”
Toen ging het meisje huilend op een steen zitten. “Wil er dan niemand mij helpen?”

Dat hoorden de sterren en zij spraken: “Vraag het aan moeder Zon! Moeder Zon kan het je vertellen.”
Toen vatte het meisje nieuwe moed en ging verder.
Ten slotte kwam ze aan bij een klein huisje. Binnen zat een oude vrouw te spinnen op haar spinnenwiel. Het meisje opende de deur en vroeg: “Weet u misschien de weg naar de zon en wilt u misschien met mij meegaan?” –
“Ik moet vlijtig het wieletje draaien en spinnen, dunne fijne draadjes spinnen. Maar rust wat uit bij mij, je hebt nog een lange weg te gaan.”
Het meisje stapte naar binnen en ging zitten.
Toen het meisje uitgerust was nam zij haar lantarentje op en ging verder.
En weer kwam zij bij een huisje. Daarbinnen zat de oude schoenmaker en beklopte zijn schoenen met zijn hamertje.
“Goede dag, lieve schoenmaker, weet u misschien de weg naar de zon en wilt u misschien met mij meegaan?” –
“Ach, nee”, zei de schoenmaker, “ik moet nog veel schoenen oplappen. Maar rust wat uit bij mij, je hebt nog een lange weg te gaan.”
Toen het meisje was uitgerust, nam ze haar lantarentje weer op en ging verder. Ten slotte zag ze in de verte een hoge berg. “Daarboven zal de zon wel wonen”, dacht ze bij zichzelf en zo snel als een ree ging zij verder.
Ze kwam een klein kindje tegen, dat met een bal speelde. “Kom met mij mee”, riep het meisje, “we gaan naar moeder zon!” Maar het kind wilde liever spelen en huppelde met zijn bal over de weide.
Daarom ging het meisje alleen verder op haar weg, zij klom hoger en hoger de berg op. Maar ook daarboven vond zij de zon niet. “Hier ga ik wachten tot de zon komt”, dacht het meisje, en ging op de grond zitten. En omdat ze zo moe
was van de lange tocht gingen haar ogen dicht en viel ze in slaap.
Maar de zon had het meisje allang gezien. En toen het avond werd, boog zij zich naar beneden en stak haar lantarentje aan.
…Toen werd het meisje wakker. “Oh, mijn lantarentje schijnt weer”, riep zij, en sprong op, en ging blij op weg.
Daar kwam ze het kind weer tegen: “Ik ben mijn bal kwijtgeraakt en kan hem nergens meer vinden”.
“Ik zal je bijlichten”, zei het meisje.
“Daar ligt hij!”, riep het kind en huppelde zingend weg. Maar het meisje liep verder door het dal, tot ze bij het huis van de schoenmaker kwam. De schoenmaker zat treurig in zijn kamertje. “Mijn vuur is uitgegaan. Nu zijn mijn
handen stijf van de kou, en ik kan de schoenen niet meer repareren.”
“Ik zal uw vuur weer aansteken”, zei het meisje. Toen verwarmde de schoenmaker zijn handen en kon weer vlijtig kloppen en naaien.
Het meisje ging langzaam verder door het bos. Zij kwam bij de hut van de oude vrouw. Het was donker in haar kamertje. “Mijn licht is opgebrand”, zei de oude vrouw, “nu kan ik al ’n hele tijd niet meer spinnen.”
“Ik zal voor u een nieuw licht aansteken”, zei het meisje vrolijk. Toen pakte de oude vrouw weer haar spinnenwiel, en vlijtig draaide ze het wiel, en spon en spon een heel fijne draad.
Zo kwam het meisje ten slotte op een open veld, en alle dieren werden wakker door het heldere schijnsel van het lantarentje.
Het vosje snuffelde en knipperde met zijn ogen in het licht. Bram de beer gromde en bromde, hij kroop nog dieper in zijn winterhol.
De egel kwam nieuwsgierig naderbij trippelen: “Wat is dat voor een grote glimworm?”
Het meisje ging nu vrolijk terug naar huis, terwijl ze haar lied zong:
‘Ik loop hier met mijn lantaren…’

Halloween en Sint-Maarten
Christja Mees-Henny

Halloween is nog niet zo lang ‘in’ in ons land. Het Halloween-gespook is uit Engeland en Amerika overgewaaid en de ‘aanloop’ naar Halloween kunnen we al weken vóór 31 oktober volgen via winkeletalages, in restaurants, tijdens
kinderpartijtjes en de aankondiging van bloedige griezelfilms op tv. En natuurlijk kunnen we ons via internet uitputtend nader informeren.
“Het is toch net zo’n soort feest als Sint-Maarten”, hoorde ik laatst iemand zeggen, “ook met al die uitgeholde pompoenen en lichtjes erin, alleen veel spannender!”
Gaat Halloween ons Sint-Maartenfeest beconcurreren? Wat is het verschil tussen deze twee feesten?
De naam Halloween is afgeleid van Hallow-e-én (All Hallows Eve), dat betekent: de avond vóór Allerheiligen. Het feest van Allerheiligen is op 1 november, dat van Allerzielen op 2 november. Op Allerzielen gedenken we de gestorvenen, op Allerheiligen gedenken we in het bijzonder de gestorven heiligen.
In onze tijd, wordt er, behalve dan in de kerk, niet meer zo vanzelfsprekend bij deze twee laatste feesten stilgestaan, bij Halloween merkwaardig genoeg wel, en steeds meer.
Hoe kunnen we dit begrijpen?

La dance macabre (La Chaise Dieu)
Het samen leven met de gestorvenen, de geliefde doden herdenken, speciaal op Allerzielen, met verse bloemen op het graf, en het ophalen van liefdevolle herinneringen, is altijd een heel intiem beleven geweest. Er zijn nog plaatsen
waar de familie op die dag op de begraafplaats bijeenkomt om samen met de gestorvenen een maaltijd te vieren.
In de Middeleeuwen had men nog een relatie met de dood en voor mensen met een helderziende gave was dat een realiteit.
In Chaise-Dieu, (Haute Loire in Frankrijk) in de basiliek St. Robert, wordt dit beleven tot uitdrukking gebracht in een prachtig fresco uit 1640 dat zich 26 meter lang, en 2 meter hoog over de lengte van een hele muur uitstrekt: “La
Dance Macabre.” Hier is te zien hoe de mensheid, van hoog tot laag (van pummel tot keizer) de dans met de dood uitvoert (zie afbeelding). De dood wordt afgebeeld als een skelet, maar óók als een mens door spieren bewogen.
Als we weten dat Rudolf Steiner in een voordracht (opgenomen in GA 141) zegt dat het lot van de mens in het spierensysteem is ingeweven, dan wil dit fresco eigenlijk zeggen: de mens danst gedurende zijn hele leven met de dood, maar óók met zijn eigen lot (karma).
Het met volle eerbied geloven in een ander leven na de dood is door het materialisme echter meer en meer verduisterd geraakt, hoewel er door de publicaties over bijna dood ervaringen e.d. wel scheuren in deze
bewustzijnsverduistering komen.
De geheimzinnigheid en de angst voor het onbekende blijven echter bestaan als het griezelen over misschien wel oude inwijdingsbeelden die decadente vormen hebben aangenomen. Die voor velen ongeloofwaardige geestelijke wereld vertoont zich dan als ‘gespook’.
Een paar jaar geleden liep ik op een avond in Yorkshire in Engeland. Ik wandelde door het stadje. De straatverlichting was uit en ik vond het er eng donker en obscuur. Plotseling verscheen er een groep verklede figuren, met
olielampjes in de hand, uitgedost met puntmutsen, maskers, wijde vleermuismantels en met lichtgevende geraamtes op het lijf geschilderd. Een verteller met hoge hoed op en toverstaf in de hand verzamelde een gehoor om zich heen en stond midden op straat griezelverhalen te vertellen. Langzaam drong het tot mij door dat hier Halloween gevierd werd.
Ik had die dag al gehoord dat de kinderen zich die avond zouden verkleden, maar ook de volwassenen waren hier duidelijk in hun rol.
Hoewel er een ‘uitgeholde pompoen rage’ om dit feest is ontstaan, pompoenen ingekerfd met grijnzende gezichten waar ook licht in brandt, heeft dit feest toch nog een andere achtergrond dan het Sint-Maartenfeest, waarbij ook het
licht in de lantaren essentieel is.
Als we dit weten, kunnen we op deze beide feesten een andere kijk krijgen.
In deze (schorpioen)tijd van het jaar is de sluier tussen de spirituele en de materiële wereld heel dun.
Halloween is een gebeuren van grens- en van drempelervaringen. Geen énkele Heilige is heilig geworden zonder de confrontatie met het boze, zonder de confrontatie met verleidingen, angsten, twijfels, haat, ziekte en de dood.
De afbeelding op de altaarschildering van Grünewald in Colmar, van de verzoekingen van de Heilige Antonius, liegt er niet om. Kommer en kwel, dat moet de mens met grote idealen en geestelijke kracht doormaken vóór hij (zij) als Heilige genezend kan werken.
In het Russische sprookje De schone Wasselissa en de pop moet Wasselissa van haar stiefmoeder het vuur gaan halen bij Baba Yaga in het donkere bos. Na veel angstige belevingen waarin Wasselisa haar grote moed toonde, draagt zij het verkregen vuur ten slotte in een schedel naar huis, en kan zij haar boze stiefmoeder en zusters verjagen.
Halloween is het beleven van drempelervaringen, het feest van St.-Maarten eert een heilige persoonlijkheid die deze drempelervaring doorstaan heeft.
Misschien is het een teken van onze bijna apocalyptische tijd dat we juist nú zo gefascineerd zijn door vleermuizen, skeletten, doodshoofden, heksen, spinnenwebben, duivels, monsters en spookgeschiedenissen waarmee het
verjaarspartijtje van onze ‘kids’ ‘cool’ met dode bloemen en zwarte linten wordt aangekleed.
Des te belangrijker is het om het licht in onze eigen lantaarn brandende te houden.
Zijn de lantarens die op deze twee feesten rondgedragen worden wel gelijk? Maakt het uit wát voor een lantaren je hebt?
Misschien is de lantaren die als uitgeholde knol, biet of wortel uit de donkere aarde (het gebied van het onbewuste) opgegraven is, mét een lichtje erin, op een subtiele manier toch wel heel anders dan de uitgeholde, bóven de grond groeiende zonnige oranje pompoen die van zichzelf al door het licht gevormd is.
Zo is er ook een subtiel verschil tussen de gaven van de Herfsttijd, de oogst van appels, peren en noten die in de St.-Maartenliedjes worden bezongen en die bij dit feest horen, en de overdadige zakken met snoep, die in plaats daarvan helaas zo vaak worden uitgedeeld en meestal de proviand van het Halloweenfeest vormen.
In vele soorten lantarens wordt licht, romantisch kaarslicht, (maar ook wel praktisch licht uit een batterijtje) rondgedragen, maar niet alleen in knollen en pompoenen: denk eens aan de ontelbare variatie van fantastische papieren lantarens!
Dat is ook nog mensenwerk waar het licht in rondgedragen wordt.
Na de intensieve bewerking van dierenhuid tot perkament, zoals in de middeleeuwen, is de modernere methode van papier maken uit vodden en afval niet minder intensief, en daarbij komt dan nog de verwerking tot lantaren door de onuitputtelijke menselijke fantasie en creativiteit die op zichzelf al bewustzijnslicht vertegenwoordigt.
Licht, waarmee wij ook de vraag kunnen beschijnen: willen wij onze kinderen zo vroeg al confronteren met enge decadente inwijdingsmotieven?

decadente inwijdingsmotieven?
Willen kinderen zélf graag wennen aan het griezelen omdat zij Halloween zo
spannend vinden – of is het de economie, die er iets in ziet dit feest te promoten?
Steek je licht maar op!

Sint-Maarten. (Martinus van Tours)

St.-Maarten was Romeins soldaat. Hij is bekend geworden door het feit dat hij de helft van zijn mantel schonk aan een bedelaar die hij op zijn pad tegenkwam. Zo zie je hem op afbeeldingen; op zijn paard en met zijn zwaard zijn mantel in tweeën snijden. De bedelaar ligt op zijn knieën kleumend te wachten.
Waar wachtte de bedelaar op?
Op een halve soldatenmantel of om iets anders?
Op die vraag kom ik zo terug.
De legende vertelt ons ook dat Maarten (toen nog geen Sint) hierom hevig werd bespot door zijn medesoldaten. Het liet hem koud.
`Nachts kreeg hij een visioen: Hij zag Christus bekleed met zijn halve soldatenmantel.
Hij heeft direct daarna zijn dienst in het leger opgezegd en werd priester. Een zeer vroom en ijverig priester. Zo vroom en ijverig dat de paus hem tot bisschop wilde benoemen.
Maarten wilde dat niet, hij voelde zich onwaardig voor zo’n ambt. Hij vluchtte en verstopte zich in een ganzenhok.
Maar de ganzen verraadden hem met hun gesnater. Hij werd gevonden en naar Tours gevoerd, waar hij tot bisschop werd gewijd. (In Duitsland en Frankrijk en andere delen van Europa eet men om dit feit te herdenken met Sint-Maarten gebraden gans.)
Zo werd hij bisschop en dat betekende dat hij een bisdom onder zijn hoede had. In materiële zin moest hij zorgen voor de vele mensen die daartoe behoorden. De meeste bisschoppen deden dat goed, zij hadden landerijen waar boeren werkten en die zij goed betaalden. In Nederland bijvoorbeeld ontstond het gezegde: “Onder de kromstaf is het goed leven.”
Maar ook in spirituele zin moesten zij over hen waken en dat zal ook niet altijd meegevallen zijn in die toch wel ruwe tijden. Zij waren wat men noemt zielzorgers.
Na zijn dood werd hij heilig verklaard en werd Sint-Maarten.
Ik kom nu terug op die halve mantel en de vraag: “Waar wachtte die bedelaar op? Wachtte hij soms ook soms op aandacht en meegevoel?
Als je het zo bekijkt zin er tegenwoordig heel veel “bedelaars”.
Sint-Maarten is de beschermheilige van alle mensen die zorgdragen voor anderen. Daar behoren mensen in veel beroepen toe.
Sint-Maarten is de patroon van alle verzorgers, leraren, verplegers, artsen en ga zo maar door. En niet te vergeten “mantel”zorgers.
De mensen die zo’n beroep uitoefenen kunnen daarbij veel (te veel) van hun levenskrachten wegschenken.
Een uitgeputte verzorger, die dus te veel van zijn levenskrachten heeft weggeschonken, werkt niet goed op de fysieke gezondheid van zijn pupil. Kinderen die een opvoeder hebben die lekker in zijn vel zit, hebben meer
kans levenslustige en blijere kinderen te zijn.
Alle reden dus om te zorgen niet uitgeput te raken. Schenk dus niet je hele mantel, die een symbool is voor het levenskrachten complex.
Technisch gesproken: laat je batterij niet helemaal leeglopen, want dan is het moeilijk, zo niet onmogelijk, om hem weer op te laden.
Als dat bij een mens gebeurt, noemt men dat een burn-out. Dan moet je uit de roulatie en heeft niemand wat aan je. Hoe kun je nu verhinderen dat je burnt- out raakt?
Enkele suggesties: dingen die u allemaal weet maar die je niet genoeg kunt horen:
Wees wakker, hou jezelf in de gaten. Dan voel je uitputting aankomen. Wat je dan kan doen om de batterij weer op te laden is natuurlijk heel verschillend voor iedereen.
Voor de één is het een wandeling, of lekker joggen, voor de ander een stukje pianospelen of een andere kunstzinnige activiteit. Je voelt zelf heel goed waar je van opknapt en waar je van afknapt. Hele mooie momenten in je werk kunnen je ook een enorme push geven.
Wat je graag zou willen doen is niet altijd het beste op zo’n moment. Als je heel moe bent wil je soms maar het liefst lekker onderuit zakken. Maar rust helpt lang niet altijd.
Zeer belangrijk is dat je het tijdig in de gaten hebt en dan iets in je leven verandert.
Doe als Sint-Maarten: geeft niet meer dan de helft van je “mantel”, dan kan je lichtje blijven branden.

In het artikel staan hier enkele liedjes. Ik verwijs door naar ‘vrijeschoolliederen’.

Elf november     Hoog aan de hemel     Lampionnetje      Lampionnerij
Ik loop hier met mijn lantaar    Martijn, Martijn     Sinte-Maartensavond (tekstvariant)   Stergeflonker   Zon en maan en sterre     Als ’t zonlicht gaat verdwijnen

Sint-Maarten reed door weer en wind

De Mantel van Sint-Maarten
Christja Mees-Henny

Schutzmantelmadonna, fresco 15e -eeuws, Wetzwil ob Herrliberg

De bekendste gebeurtenis uit het leven van Sint-Maarten is wel de legende dat hij op een koude winterdag bij de poort van Amiens zijn mantel doorsneed om deze met een bedelaar te delen.
Na de droom waarin die nacht Christus aan hem verscheen, gehuld in de halve mantel die Maarten de bedelaar schonk, besloot Maarten zich te laten dopen en uit het keizerlijke Romeinse leger te treden. Als ridder van Christus wilde hij voortaan door het leven gaan.
In het Romeinse leger was het in die tijd gebruikelijk dat de soldaten zelf
een groot deel van hun uitrusting moesten bekostigen. Maarten schonk de
bedelaar werkelijk een deel van zichzelf.
Afgezien van de historische toedracht ligt er misschien ook een van kracht
vervulde symboliek in dit verhaal besloten.
Vele eeuwenlang zijn mensen geboeid geweest door het voorbeeld van
deze daad van Maarten. Vele kunstenaars hebben zich erdoor laten
inspireren. In kerken, kathedralen en musea in heel Europa zijn hier vele voorbeelden van te vinden.
Op de meeste afbeeldingen is de mantel van Maarten rood; de kleur van het bloed en van de hartewarmte.
Wat is de functie van een mantel? Een mantel omhult. (De mantel der liefde kan onze fouten ’omhullen’).

Maria Im Rosenhag, Martin Schongauer, 15e eeuw, Colmar 

Op vele afbeeldingen zien we hoe Maria het Jezuskind onder haar mantel draagt.
Vaak draagt zij een blauwe mantel, met een rood onderkleed. Er zijn afbeeldingen waarop te zien is hoe Maria haar beschermende mantel over de mensen heen spreidt om ze tegen zichtbare en onzichtbare vijanden te beschermen.
In Rusland wordt het feest van de eerste sneeuw, Maria Schützmantel, op 14 oktober gevierd. Het is er een belangrijk feest omdat Maria Sofia (Sofia is de alwijsheid van God) het bewustzijn van ons kosmisch menszijn vertegenwoordigt.
Zij is de omhulling van Christus en toont de mensen een toekomstige ontwikkeling:
het vermogen om vanuit het geestzelf te leven. Dat wil hier zeggen: leven vanuit de geest en voelen dat Ik en de wereld één zijn onder een kosmische sneeuwmantel.
Het leven van Sint-Maarten laat zien dat zijn ziel, evenals de ziel van Maria, de
Christuskracht omhulde. Daarom was hij heilig. Vanuit de kosmische liefdeskracht genas hij zieken, deed doden opstaan en dreef duivels uit.
Het wegschenken van deze ’liefdesmantel’ heeft het vermogen te helen. De helft van de mantel is door de kracht van de liefde tóch weer een hele mantel. Liefde wordt nooit minder als zij weggeschonken wordt; steeds meer verwarmt en doorzielt zij de mensen; steeds vult zij zichzelf weer aan.
Om het kleed van Christus werd, zoals in de Bijbel wordt verteld, gedobbeld onder het kruis. Dat kleed was in één geheel geweven, het was ondeelbaar.
Christus verscheen in de nacht aan Maarten en maakte duidelijk: “wat ge aan de minste mijner broeders hebt gedaan, hebt ge aan mij gedaan.”
Maarten schonk zijn mantel aan een bedelaar. Zijn wij niet allen mensen, bedelend
om de geest?
Als ik probeer om geen kritiek te hebben maar met verwondering en verbazing de ander waarneem… draag ik bij aan het spinnen van de draden voor de omhulling van Christus.
Als ik probeer met medelijden en liefde om te gaan met een hulpbehoeftige mens… dan draag ik bij aan het weven van de omhulling van Christus.
Als ik probeer te luisteren naar de stem van mijn geweten en daar naar handel… draag ik bij aan het samenstellen en naaien van de omhulling van Christus.
Als ik de poepbroek van mijn kleinkind verschoon, de vloer dweil, mijn huis verzorg… doe ik hetzelfde.
Zo simpel is dat. “Small is beautiful.”

Werkbeschrijving Pompoenlampion – St.-Maarten

Benodigdheden van jezelf:
Een set gutsjes
Een handdoek om op te werken
Appelboor of lepel om hard vruchtvlees eruit te scheppen
Aardappelschilmesje om de kartels in de pompoen te snijden
Benodigdheden:
Pompoen (tip: zoek voor jonge kinderen een klein pompoentje uit, die
zijn minder zwaar te dragen de hele avond)
Waxinelichtje
IJzerdraad
Touw
Door je kind gemaakte handvat (van wc-papierrolletje)
Werkwijze:
Snijdt het bovenste kapje eraf, recht of getand. (Dat laatste zorgt voor dat het kapje er niet zo snel afglijdt).
Haal de pitjes uit de pompoen.
Schraap daarna het –harde- vruchtvlees er met een lepel uit. Ook bij het kapje. De wand moet zo ongeveer 0,5 tot 1 cm. dik blijven. Het moet zo dun zijn dat als je straks een figuur op de pompoen tekent, dit oplicht als er een waxinelichtje in brandt.
Maak de bodem vlak zodat het waxinelichtje niet gaat glijden. Je kunt ook in het midden een uitholling maken ter grootte van het waxinelichtje, of het waxinelichtje stutten met tandenstokertjes.
Maak met de appelboor 3 luchtgaten in het dekseltje, zo blijft het kaarsje zuurstof houden.
Geen appelboorgaten in de pompoen zelf want dan kan de wind het lichtje gemakkelijk uitblazen.
Maak met een gutsje 1 klein gaatje in het deksel en 1 klein gaatje in de pompoen en verbindt beiden met elkaar door een ijzerdraadje. Zo kan je in het donker het deksel weer gemakkelijk op de pompoen zetten.
Maak met een gutsje 2 kleine gaatjes in de pompoen ongeveer 1cm onder de rand.
Doe door beide gaatjes een ijzerdraadje dat je rond buigt.
Bevestig hieraan het touw waar het handvat aan geregen is. Het touw moet dus niet in de pompoen komen want dat kan mogelijk verbranden. Het touw moet ook niet te lang wat een compacte lampion is beter draagbaar.
Maak met je gutsjes een mooie afbeelding op de buitenkant van de pompoen. Zon, maan en sterren of St.-Maarten en de bedelaar……. Of een kindje met een lantaarn!
Als je de lantaarn nog een dag moet bewaren kan je hem het beste in een bak water een paar uur onderdompelen, zo blijft het hard. Of wikkel de pompoen in een natte theedoek.
Neem tijdens de optocht een paar extra waxinelichtjes en een aansteker mee!
Veel plezier!

“Sint-Maarten: de tweede heilige in de reeks van drie heiligenfeesten (Sint-Joris, Sint-Maarten en Sint-Nikolaas) die in de herfsttijd voorbij komen, voordat het kerstkindje/licht geboren wordt.
Op veel interculturele initiatieven van de Waldorfschool wordt in deze tijd soms gekozen voor andere lichtjesfeesten zoals bijvoorbeeld Divali, het geestenfeest of Día de Muertos.
En toch vormen deze heiligenfeesten, met weliswaar een christelijke basis – maar
toch met zeer universeel menselijke waarden, een mooie drie-eenheid die past bij het antroposofisch gedachtegoed.
Daar waar Michaël ons aanmoedigt vol moed onze wilskracht te tonen en goede daden te verrichten, zo spreekt Sint-Maarten ons hart aan. Maarten staat met zijn goede daad symbool voor mededogen en naastenliefde.
Sint-Nicolaas spreekt weer een heel andere kwaliteit in ons mensen aan. Met zijn wijsheid en kennis over de mensheid roept Sinterklaas ons op ons eigen bewustzijn te vergroten. Durf jezelf in de spiegel aan te kijken zodat je een beter mens kan worden?
Zo vertegenwoordigen de drie heiligenfeesten samen drie kwaliteiten van onze menselijke ziel: ons denken, voelen en willen.
Op 11 november vieren we Sint-Maarten; de feestdag met als motief goedheid, de offerbereidheid en deemoed. Sint-Maarten is het eerste lichtfeest van de donkere tijd in het jaar.

Vanaf nu kunnen de kaarsjes weer aan

Waar in oorsprong rond deze tijd van het jaar slechts de armen van deur tot deur gingen om te vragen naar zielenbrood, is Sint-Maarten sinds de laatste eeuw een kinderfeest geworden.
Op vrijescholen en in sommige delen van Nederland lopen kinderen al zingend door de straten in de hoop op fruit of een snoepje.
In ons gezin horen bij dit feest mooie zelfgemaakte lampionnen, waarmee de kinderen in het donker zingend lopen.
Wij eten op de avond van 11 november in het donker met het kaarslicht van onze lantaarns.
We bakken Sint-Maartens broodmaantjes die we met elkaar delen en ik vertel voor het slapengaan een verhaal over offerbereidheid en het zorgen voor anderen.”
Geschreven door Eveline Clignett: Waldorf inspiration.

Lantaren, lantaren, zon en maan en sterren,
brandt op mijn licht, brandt o p mijn licht,
maar niet mijn lieve lantaren..

Op “Antroposofie en het kind” vind je een tutorial over het vouwen van een sterlantaren.

Op diezelfde site vind je ook onderstaand artikel van Marion Vreugdenhil:

De boog van sint Maarten naar Maria Lichtmis

De periode van het jaar waarin wij nu zijn, is voornamelijk in de natuur er een van een neergaande lijn; de sappen in de bomen trekken naar binnen en de bladeren sterven af. Ook wij keren ons naar binnen (letterlijk in onze huizen en
figuurlijk in ons innerlijk), naar de stilte toe.
Tegelijkertijd is onze innerlijke beweging een opgaande lijn; van binnen worden wij lichter.
Dit is het antwoord op de afstervende natuurkrachten: wij ontsteken het licht in onszelf.
De lichtfeesten in de komende periode helpen ons daarbij.
Het eerste lichtfeest Sint-Maarten is ook het eerste feest van de mantelheiligen (Sint-Maarten, Sint-Nicolaas, De drie Koningen en Maria).
Het is ook een donkere periode. De dagen worden korter en de nachten langer.
Maar tijdens de kerstdagen, van 24 december tot 6 januari, staat de tijd even stil. De dag- en nachtlengte nemen even niet toe of af. Alsof alles stil staat rond het wonder van Christus’ geboorte. Daarna worden de dagen weer langer en de nachten korter.
Bij de komende feesten, waarvan de eerste 40 dagen voor Kerstmis begint (St.-Maarten, Advent en St. -Nicolaas ) komen de volgende punten steeds terug: het oude wordt vervangen door het nieuwe en er is/komen stilte en licht.
Daarna zijn er weer lichtfeesten (Driekoningen en Maria Lichtmis) om het 40 dagen na Kerstmis af te sluiten.
Er wordt dus een boog gemaakt van 80 dagen met Kerstmis als hoogtepunt.
Bij de Germanen begon op 1 november een nieuwe periode. Het was de overgang van de herfst naar de winter. Het sterven en de dood leveren contact op met de wereld van de Gestorvenen of onderwereld. De nacht ervoor kwamen alle kwade geesten en donkere dingen naar boven. Met veel lawaai en afschrikwekkende pompoenhoofden werden ze weggejaagd: Halloween. In onze streken vier(d)en we geen Halloween, maar ook bij ons is er dat contact met de gestorvenen. Op 1 en 2 november vieren we Allerheiligen en Allerzielen.
Vanaf de Middeleeuwen werd niet alleen het jaar rond 1 november afgesloten met een oogstfeest, maar ook de pacht en het loon werden betaald en de
jaarcontracten werden wel of niet verlengd.
De Gedenkdag van Sint-Maarten op 11 november, die al vanaf de vijfde eeuw werd gevierd, bleef eeuwenlang een belangrijk oogstfeest. Dit Christelijk feest nam de plaats in van het Germaanse oogstfeest van 1 november.
Vroeger was Sint-Maarten het begin van de advent. Dat is op een gegeven moment verschoven naar 1 december.
Het verhaal gaat dat een bedelaar ridder Maarten smeekt hem iets te geven. Tegen zijn gewoonte in {Maarten was enigszins een losbol} geeft hij de helft van zijn mantel. ‘s Nachts verschijnt God in een droom om hem te bedanken. Vervolgens verandert het leven van Maarten. Hij stapt uit het Romeinse leger, wordt christen, doet goede werken en wordt ten slotte in 371 bisschop.
Bij het Sint-Maartenfeest zien we drie thema’s.
1 Het schenken en ontvangen
2 Het mogen ontmoeten van God
3 Keuze voor een omslagpunt

Ad 1. Het gaat erom dat we waarachtig zijn en iets van ons overschot (mantel) schenken. Om iets te geven, moeten we iets hebben. Zorg dus dat er iets te geven is. Door de vraag van de bedelaar kan Maarten verder met zijn leven.
Stel als ontvanger de ander een vraag, zodat hij/zij kan veranderen. Wees een schenker en sta toe om een ontvanger te zijn. Dat klinkt gemakkelijker dan het is. Ook omdat we net als Maarten niet alles moet geven, maar nog iets voor
onszelf moet overhouden.

Ad 2. Door iets aan iemand te geven spreken we hartenkrachten aan. Daarnaast worden we waargenomen door God. Hij is er dan bij en wij kunnen Hem ontmoeten. Dat gebeurt in ons hart.

Ad. 3 We kunnen ons leven veranderen, het anders doen. Die keuze hebben we, meerdere keren per jaar. Aanhaken op zo’n veranderingsmoment maakt het makkelijker. Maarten heeft net als Joris een zwaard, maar zijn zwaard is
anders. Hij gebruikt zijn zwaard om de gave klaar te maken, zodat hij iets weg kan geven. Maarten laat ons zien dat we iets kunnen doen met het lichtje (of het goddelijke) binnen in ons.

Hoe vieren we Sint-Maarten op school? Er worden die dag knollen uitgehold. De knolgewassen en wortelen worden voor de vorst uit de aarde gehaald. Zij horen bij het donker (en horen er meer bij dan de pompoenen). Door ze uit te hollen kunnen we er een lichtje in laten schijnen; wij maken licht in het donker.
Op 11 november gaan de kleuters en lagere klassen ‘s avonds in het donker naar buiten met hun lantaarntje. Ze gaan met hun klas door het parkje, bij
hutjes van oudere kinderen en langs de huizen voor gaven en zingen er liedjes bij.
Juf verzamelt het lekkers als appels, mandarijnen en noten in een mand. Bij binnenkomst in de klas is er vaak warme chocolademelk en wordt het
lekkers uit de mand uitgedeeld. Een gedeelte wordt bewaard voor in de klas.
In de natuur zien we de herfstbladeren, paddenstoelen en de sterren zijn aan de hemel langer zichtbaar. Naar buiten gaan is voor kinderen nu een feest. Veel klassen maken dan ook een herfstwandeling met juf, maar ouders vaak ook.
Deze periode is er één waar (in de klas, maar misschien ook thuis) veel geknutseld wordt: transparanten, glazen potten beplakken (met waxinelichtjes), bladerknutsels, kaarsen trekken en sterren vouwen. Verder wordt er veel
gezongen en horen ze verhalen van Sint-Maarten, het knolletje en Vrouw Holle.
Voor volwassenen is het een goede periode om op te ruimen, schoon te maken en lekker te koken.
Ruimte maken voor advent en kerst.
Appeltaarten, stoofpotten en pompoensoep, het smaakt in de herfst allemaal net even lekkerder. Als afsluiting mijn recept van pompoensoep, [zie de site van Antroposofie en het kind] die hoe kan het ook anders, bij ons altijd gegeten wordt op 11 november.”

Sint-Maarten: Een mooie Meppeler traditie

Het eerste feest van het schooljaar voor kinderen en ouders om samen aanwezig te zijn wordt in een kort moment neergezet in het stadspark als een schouwspel van Sint-Maarten en de bedelaar.
Van tevoren komen alle kinderen naar school, in het schemerdonker…
Kleuters komen in een klas die slechts weinig verlicht is, hun pompoenlantarentjes staan in de kring al klaar om, na een korte begroeting, te worden aangestoken… daarna gaan de kleuters naar buiten, waar hun ouders al wachten.
Al zingend, ouders hebben een kleine liedbundel gekregen in de week voorafgaande aan het feest, gaan kinderen en ouders, in een lange stoet op weg naar een afgesproken plaats in het park. Alle kinderen [voor] en ouders [achter
hun kind] staan in een grote kring achter glazen lichtpotjes en zingen met elkaar.
Tot het moment dat het stil wordt, heel stil. …..
Dan zien de kinderen de bedelaar, met een lantaren, de grote kring langzaam
binnenlopen en horen ze in de verte het paard van Sint-Maarten.
Het paard met ridder Maarten rijdt de kring binnen. In de kring deelt Sint-Maarten zijn mantel met de bedelaar. Maarten stapt weer op en rijdt nog langs de lichtjeskring en dan de kring uit, hij rijdt door het park: het hoefgeluid van het paard is nog een tijdje te horen.
Na het schouwspel vertrekt ieder weer naar school, onderweg wordt nog wat lekkers uitgedeeld.
Een mooi feest waaraan alle kinderen van school betrokken zijn: hetzij in de optocht, hetzij met het uitdelen of met het verzorgen van de lichtjes in het park.
Op de vieringsdag is er voor de klassen 1/6 in de grote zaal van school een opmaat waarna er voor kleuterouders gelegenheid is om een pompoen-lantaarn te maken aldaar. In de hele school worden die ochtend pompoenen uitgehold waarbij de kinderen van de hogere klassen de kinderen van de klassen 1,2,3 helpen.

Sint-Maarten spelen we in de kleuterklas ook uit.
In het schemerdonker van de ochtend, als de kinderen aangekomen en begroet zijn, de klassenkabouter wakker is gemaakt, liedjes zijn gezongen en vertelseltjes gedaan, dan wordt de kring zo gemaakt dat we het spelletje kunnen gaan spelen. Kindje van de dag mag zeggen welke rol hij wil [bedelaar of Sint-Maarten] of als dat nog te spannend voelt wie het dan mag worden.
Samen helpen we de spelers met de attributen en het klaarzetten.
De bedelaar neemt plaats in de kring, Sint-Maarten, met deelbare mantel om en
met [stok]paard en zwaard, rijdt rond de kring terwijl het lied gezongen wordt [Sint-Maarten, Sint-Maarten, Sint-Maarten reed door weer en wind [te vinden op www.vrijeschoolliederen]

Na het schoolfeest gaan de kinderen langs de deuren, al zingend, met hun ouders, door de straten van menig stad of dorp. Niet alleen kinderen van vrijescholen, [bijna] alle kinderen komen aan de deur. Huizen zien er uitnodigend uit, door de lichtjes die branden bij de deuren.
Vaak wordt er gezongen “Sint-Maarten de koeien hebben staarten” of “Sinte-Maarten mikmak”, veel verder komen ze niet in het algemeen, het liedje” ik wandel al met mijn lantaren” doet ook opmars.
In hun handen hebben ze behalve een lampion ook een [vaak] plastic tas, die als ze naar huis gaan, goed gevuld is met lekkernijen: gezonde en minder gezonde.
[Bedoeld om de komende koude periode door te komen, verwarmd te worden door het lekkers en goeds, tot Sint-Nicolaas komt]
Maar ook kleine presentjes. Hierbij een lijstje van mogelijkheden:
Zakje popcorn
Fruit -mandarijntjes zijn misschien een beetje standaard, maar worden al snel leuk wanneer je er een gezichtje op tekent of misschien zelfs een heel lijfje eraan knutselt, van bijvoorbeeld een pakje drinken ingepakt in een leuk papiertje, of met satéprikkers en suikervrije dropjes.
Rozijntjes in een doosje of zakje [met een strikje].
Nootjes-een handje ongezouten noten in een zakje, ook een zakje gedroogd fruit is prima!
Suikervrije lolly’s
Speelgoed-men hoeft natuurlijk niet iets eetbaars uit te delen. Kleine cadeautjes zijn ook een leuke afwisseling!
Stickers, pennen, leuke gummetjes edelsteentje etc.

Sint-Maarten: 11 november

Sint Maarten was een ridder, die de helft van zijn warme mantel aan een bedelaar gaf. Hij is door deze daad van menslievendheid het symbool geworden van offerbereidheid en goedheid. Je hart wordt aangesproken als je Sint-Maarten viert. Maar ook is Sint-Maarten een lichtfeest, dat Kerstmis voorbereidt. De kinderen die op 11 november met hun lantarens van uitgeholde knollen langs de deuren gaan, combineren de beide aspecten van dit feest.



en bladzijde 8 uit Seizoentafelboekje van deze auteur.

*Ook bestaat de tekst: ‘mijn licht is aan, ik ga vooraan
Mijn licht is uit, ik ga naar huis.

.

Sint-Maartenalle artikelen

Vrijeschool in beeldSint-Maarten     jaartafel

.

2863-2685

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten van de herfst (3)

 

(Marcel de Leuw, Jonas 5, **02-11-1990)
.

VERBORGEN LICHTJES
.

Sint-Maarten staat niet op zichzelf. Het donkere jaargetijde wordt ingeluid door Michael, om via Martinus en Sint-Nicolaas uiteindelijk tot het kerstlicht te komen.
Hoe het u vergaat weet ik niet, maar ik word elk jaar weer verrast door het Michaelsfeest. Nog nazinderend van de zomer lukt het me nog net om de voorbereidingen te treffen. Het is alsof je met een schok wakker wordt; ongeveer het gevoel dat je hebt als je na het aflopen van de wekker nog even blijft liggen en dan ineens ziet dat het kwart voor acht is in plaats van kwart voor zeven. Je bent nog net op tijd op je werk, maar vraag niet hoe. Soms nog tijdens de dag zelf, maar anders in ieder geval in de dagen erna hoor je om je heen dezelfde geluiden: de plannen die we voor de zomer hadden, moeten nu maar eens worden uitgevoerd.
Voor een Michaelsfeest op school kunnen spelen en opdrachten die moed en slagvaar­digheid oproepen, worden gemaakt en be­dacht. Met mikspelletjes, zoals in zijn een­voudigste vorm de spijker op de kop slaan, boogschieten of het moeilijke speerwerpen, wordt gericht op het gestelde doel. Ook
op­drachten en speurtochten waarbij de rich­ting en de goede weg zelf moeten worden ge­vonden en waarbij moeilijkheden worden overwonnen, vormen een goed motief voor zo’n feest.
Moeilijkheden de baas worden en zuiver­heid van richting en doel te pakken krijgen, is nodig om de draak te bestrijden. Nauw verweven met Michael is namelijk het beeld van de draak die zieltogend het onderspit zal delven. In veel verhalen is het de jonkvrouw die ten offer valt aan de draak, als een moe­deloos, berustend volk de kracht niet bezit om zich tegen deze donkere onheilsmacht te verweren. De kracht om nieuw leven te ba­ren, ontwikkelingskrachten te schenken, droogt dan op, wat tot uitdrukking komt in de opgedroogde bron of de verdorrende ap­pelbomen in deze legendes.

Metamorfose

Van 29 september naar 11 november, het Sint-Maartensfeest, lijkt een hele sprong. Tijdens de uitvoering van al die gerijpte plannen, komt een feest waarin een heel an­dere stemming ontstaat. Toch is er een rela­tie te ontdekken. Deze reikt echter verder en wordt zichtbaar door de daaropvolgende feesten Sint-Nicolaas, advent en Kerstmis erbij te betrekken.
We kennen het verhaal van Sint-Maarten: een groep Romeinse soldaten komt voor de poort van de stad Amiens. De soldaten heb­ben een lange rit achter de rug en verlangen ongetwijfeld naar eten en een bed. Naast de poort zit een man, een bedelaar, half naakt en hongerig. Hoewel de kans klein is dat hij wat krijgt, vraagt hij toch om een aalmoes. Maarten wordt getroffen door de aanblik van deze mens. Hij houdt zijn paard in en trekt zijn zwaard. Hij snijdt zijn mantel doormidden en reikt de helft aan de bede­laar. Die nacht verschijnt Christus in zijn droom. Hij draagt het afgesneden stuk van de man­tel om zijn schouder en spreekt tot de enge­len die bij hem zijn: ‘Martinus, de onge­doopte, heeft mij met een kleed omhult.’ Maarten laat zich hierna dopen en stelt zijn leven in dienst van Christus.
Zoals Maarten deelde, moeten wij ook de­len. Het is de kunst om onze ideeën en plan­nen met anderen te delen, niet om hen voor onze plannen te winnen, maar om daadwer­kelijk te delen. Ook al worden de plannen dan anders dan wij hadden gedacht, of mis­schien wel juist daarom.
De kleinsten doen het ons voor, uiteraard in het gebied waar zij zich thuis voelen: de na­tuur. Een knol of grote winterpeen wordt uit­gehold. Van deze vrucht, tot wasdom geko­men in de donkere aarde, wordt de buiten­kant, de huid of schil, bewerkt zodat de uit­gesneden zon, maan en sterren transparant oplichten door het licht van het kaarsje dat er binnenin is geplaatst.
Wie ooit zelf als kind met zo’n lichtje langs de deuren van het dorp of de hele stadswijk heeft gelopen, kan zich – naast de pret – het bedelaarsgevoel dat je kreeg zodra er werd aangebeld nog levendig herinneren. Lopen met zo’n lichtje over straat is spannend en feestelijk, maar jezelf als arme tentoonstellen en zingend vragen om een appel of een peer is wel een hele drastische metamorfose van moed en besluitkracht. Toch komt het bij Sint-Maarten daarop aan. Uiterlijke kracht werkt in het sociale leven al­leen maar vruchtbaar in samenhang met in­nerlijke moed. Het liedje heeft in al zijn een­voud ook een verborgen wijsheid:

Vriend van verre landen
Dat wij hier met lichtjes lopen
is geen schande

Hier woont een rijk man
Die ons heel wat geven kan
Geef een appel of een peer
Komen we ’t hele jaar niet meer*

De rijke man kan van zijn oogst schenken aan de kinderen; een appel die met zijn ster­vormig hart en ronde vorm de verbinding met de hemel representeert of een peer die door zijn zwaar uithangende vorm en over­rijpe smaak meer met de aardse krachten is  verbonden. Tegelijkertijd wijst dat nog verborgen lichtje ons op het grote licht dat gaat komen. In de steeds donker wordende tijd van het jaar kan ons dat tot troost zijn.

Kindervriend

In de daarop volgende adventstijd beleven we het korter worden van de dagen en de steeds lager staande zon. Het lijkt of de maan aan invloed wint en de zon zich terugtrekt. De eerste adventzondag (dit jaar** op 2 decem­ber) wordt volgens oud gebruik de eerste kaars van de adventskrans aangestoken. In Nederland lijkt deze eerste week overvleu­geld te worden door het feest van Sint-Nico­laas.
Van deze goede bisschop van Myra, een Arabische stad, geeft de geschiedenis weinig of geen feiten. Er wordt zelfs getwijfeld of hij in de vierde of de zesde eeuw leefde. Pas na het jaar 1000 komen de legendes en verhalen over de beschermheilige van zeevaarders, jonkvrouwen en kinderen ook in de streken ten noorden van de Alpen voor. De goedheilig man brengt degenen die in moeilijkheden verkeren tot nieuw leven. Zo­als in het verhaal van de kindertjes die bij een slager om onderdak vragen, maar wreed worden weggestuurd. De slagersvrouw is echter belust op het geld dat ze bij zich zou­den hebben en biedt hen toch een slaap­plaats aan. Als zij en haar man ’s nachts ont­dekken dat er niets van rijkdom bij de arme wichten is te bespeuren, brengen ze de kin­deren om, hakken ze in stukjes om ze vervol­gens in een pastei te verwerken. Nicolaas in een droom gewaarschuwd door een engel, gaat naar de markt waar de vlees­waren liggen, slaat een kruis boven hen en brengt ze terug in het leven. Dit is een legende die ver af staat van de wijze waarop we thans het Sinterklaasfeest bele­ven. Sinterklaas heeft in deze moderne tijd een aantal feestaspecten die zowel eigentijds zijn als hun wortels in het verleden hebben. Overgebleven is in elk geval de kindervriend. Met Sinterklaas verras je de ander. Door het delen, het samen werken en leven, hebben wij elkaar zo goed leren kennen dat er ruimte is gekomen om de ander te verrassen. Eerst met een gedicht waarin we de ander een spiegel voor mogen houden, hem of haar iets van zichzelf mogen laten zien. Goedmoedig, vriendelijk en met humor, maar wel duide­lijk, glashelder. Als pleister op de wonde volgt dan een geschenk, met zorg en liefde voor de ander uitgekozen. Het is altijd weer spannend of je het gevoel van gewaardeerd worden kunt oproepen.

Edelsteen

Met Sint-Maarten krijgt ieder een geschenk dat hetzelfde is. Met Sint-Nicolaas is het juist de kunst iets persoonlijks voor ieder apart te vinden. Het gebaar is bij Michael doelge­richt, bij het Sint-Maartensfeest ontvangend en bij Sint-Nicolaas schenkend. In de weg van het licht door deze drie feesten is waar te nemen dat waar de uiterlijke zon afneemt – en niet alleen in het kinderlied ‘Zie de maan schijnt door de bomen’ – de invloed van de nacht toeneemt en het licht binnen juist aan kracht wint.
Tijdens de adventstijd bereiden wij ons voor op de komst van het Zonnekind. Het is een tijd van bezinning; hoe werken de uitgevoer­de plannen, zijn ze in overeenstemming met onze idealen of moeten ze meer doorwarmd, meer doorlicht worden? Uiterlijk wordt die voorbereiding zichtbaar door de kerststal. Op de eerste adventzon­dag: wordt een tafel met behulp van mooie stenen en hout een landschap gemaakt met daarop het stalletje. De weg er naar toe voert langs edelstenen en Jozef en Maria komen met hun ezeltje elke dag een beetje dichterbij.
Op de tweede adventzondag wordt de tafel versierd met bloemen. Het is elk jaar weer een feest om te zien hoe kleurrijk het geheel daar van wordt.
Op de derde adventzondag verschijnen de schapen en de os in de stal; ook de dierenwe­reld bereidt zich voor. Tenslotte komen op de vierde adventzondag de herders. Als dan ook nog de kerstboom in huis wordt gehaald, versierd met kaarsen, tekens en dertig rode en drie witte rozen, is alles klaar om het Kind te ontvangen.

 

*dit liedje begint zo:

 Sint Martinus Bisschop
roem van alle landen (vriend is een variatie geworden, evenals
‘komt uit verre’)

[1-1] Jaarfeesten door het jaar
[1-2] Jaarfeesten door het jaar – peuter/kleuterklas

[2-1] Herfst met peuters
[2-2] Herfst: oogstfeest (dorsen, malen, bakken)
[2-3] Herfst met kleuters

[3-1] Michael (20)
[3-2] Michaël (29)

jaarfeesten: alle artikelen

 

VRIJESCHOOL in beeld: peuters/kleuters

.

658-604

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat op deze blog staat

 

 

 

 

 

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten in de herfst

.

(schoolkrant, nadere gegevens onbekend)
.

HERFST – ST- MICHAEL – ST – MAARTEN – ST – NICOLAAS – HERFST

De herfsttijd is duidelijk zichtbaar aangebroken. Het afstervingsprcoes buiten, maakt wat melancholiek. Het is mooi al dit kleuren en die bessen en die paddenstoelen en die fijne vogelgeluidjes, maar ja……
Drie heiligen doen in deze herfsttijd van zich spreken. Drie heiligen in hetzelfde jaargetijdemaar onderling toch verschillend.

St-Michaël29 september, in de natuur vinden we vruchten en een
uitbun­dige kleurenpracht. Het blad valt al. De zon schenkt haar laatste warmte als de ochtendnevel is opgelost. Er is veel te zien buiten. Nu maken we onze herfstwandeling.

St-Maarten, 11 november, de avonden zijn koud en winderig (het kaarsvlammetje in de knol waait steeds uit). Wanten aan en mutsen op. Het is al vroeg donker. De voeten gaan door het bladerenpak op de grond. De vogels hebben zich tegoed gedaan aan de bessen en trekken zuidwaarts.

St-Nicolaas, 5 dec, zijn naamdag is eigenlijk 6 december. Kaal zijn de bomen. De eerste sneeuw, de eerste nachtvorst, er is nog maar weinig te beleven buiten. We eten s avonds met het licht op. St-Nicolaas valt samen met het begin van de advent. De eerste kaarsen branden. Alles speelt zich binnen af.

In de herfsttijd zien we het proces van verinnerlijking, we zijn op weg naar de kerst.

Hebben deze drie heiligen iets gemeenschappelijk? Als we ze eens nader bekijken, dan zien we dat ze als overeenkomst hebben: GEVEN.

St-Michaël, meestal afgebeeld met zwaard of weegschaal. Het zwaard voor de strijd geeft ons de strijdlust en de weegschaal herinnert ons aan
het onontbeerlijke evenwicht: Michaëls gift is voor de geest, dus immaterieel.

St- Maarten geeft de helft van zijn mantel aan de bedelaar ondanks de
spottende woorden van zijn kameraden. De bedelaar wordt in zijn droom Christus. De knol die de kinderen meedragen is een gift van de aarde.
Het kaarsje in de hand duidt al op Kerstmis, maar het licht is nog buiten. Het rondlopen en zingen is vragen om een gift bij bepaalde huizen. Vroeger gaven de welgestelden met St-Maarten de armen een gift.

St-Nicolaas is ogenschijnlijk een feest van de middenstand. Als we ons aan dit idee onttrekken en eens fris naar het feest kijken, dan zien we veel symboliek: het paard is wilskracht, de gekrulde staf duidt op inkeer, het zwart van Piet is het aardse element en het wit van de Sint – het hemelse, de schoorsteen is de verbinding tussen aarde en hemel enz.
Centraal staat bij dit feest de gift. Maar deze gift is anoniem, is voorzien van levenswijsheden en heeft moraliserende bedoelingen. Sint vindt steeds tekortkomingen bij onze levenswandel die met gift en rijmwoorden gesigna­leerd worden. Dan geeft de Sint ons weer een jaar de tijd om met zwaard en weegschaal aan de slag te gaan. Wij geloven in Sint-Nicolaas, hij moet blijven bestaan, ter leringe ende vermaeck!

Drie heiligen begeleiden ons in deze melancholieke tijd. Zij komen vanuit de Middeleeuwen tot ons. En in de Middeleeuwen werden de mensen dagelijks begeleid door de heiligen. In de Middeleeuwen waren engelen en heiligen voor de mensen binnen handbereik. Deze drie heiligen hebben de beeldenstorm overleefd. Zij begeleiden heden ten dage nog steeds het belangrijke proces van de verinnerlijking.

.

Jaarfeesten: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeldJaarfeesten – alle beelden
.

657-603

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten in de herfst (1)

.

Hans ter Beek, Steinerschool – nadere gegevens ontbreken
.

Michaël – Sint-Maarten – Sinterklaas

In de herfst vieren wij op school 3 feesten, nl.

op 29 september     – Michaël
op 11 november      ~ Sint-Maarten
op  5 december      ~  Sint-Nicolaas.

We kunnen dit als een trits van drie herfstfeesten beschouwen, waarvan sinterklaas duidelijk is uitgegroeid tot een nationaal feest.
Twee vragen doemen dan op:
Hebben deze herfstfeesten iets met elkaar van doen?
Hoeveel feesten zijn er eigenlijk?

Eerst even ingaan op de 2e vraag

Voor het kleine kind, kleuter en onderbouwer lijkt het wel of we van feest naar feest gaan. Zo beleeft hij het. De feesten zijn inderdaad de hoogtepunten van het jaar, denk maar eens aan de verjaardag; hoe geweldig belangrijk is dat toch! De jaarfeesten zijn voor het kind, maar toch eigenlijk ook voor de volwassen mens, wat de maaltijden zijn in de dag. De maaltijden, of ze nu iets feestelijks hebben of niet, vormen toch de vaste punten van onze dagindeling, en hoe jonger het kind, hoe belangrijker dat is. En zoals de maaltijden er zijn om ons lichaam te voeden, zo zijn de jaarfeesten het voedsel voor onze ziel. Het zijn er 9 in totaal.

In de 1e klas kun je bij de kwaliteiten van de getallen, voor het getal 9 (nog geschreven als Vllll of lX zeggen: DE 9 FEESTEN VAN HET JAAR. Eigenlijk merkwaardig. Je zou er misschien minder verwachten, 4 of 5, of veel meer: eerder 12 dan 9. Hoe zit dat? En welke feesten zijn het? Eerst maar de 9 feesten:
1.Michaël
2.Sint-Maarten
3. Sinterklaas
4.Kerstmis
5.Driekoningen
6.Pasen
7.Hemelvaart
8.Pinksteren
9.Sint-Jan

Er ontbreken dus in deze rij bv. advent, nieuwjaarsdag, carnaval, Palmpasen. Daar wil ik nu niet op ingaan. Wel wil ik deze NEGEN FEESTEN VAN HET JAAR nog aanvullen tot twaalf, maar met dien verstande dat dat voor ieder kind individueel geldt:
10.IK ben jarig.
11.De meester/juf is jarig.
12.De koning(in) is jarig.

Het is duidelijk dat deze van een andere orde zijn dan de 9 feesten van het jaar.
Laten we nu nog even naar de eerste vraag kijken. Hebben de eerste 3 feesten iets met elkaar te maken?
Inderdaad, het zijn feesten van 3 heiligen: Sint-Michaël, Sint-Maarten en Sint-Nicolaas (Michaël is een aartsengel, maar wordt als een heilige beschouwd). De feesten vallen in de herfst en zijn feesten van het lichaam.

De 2e groep van 3 feesten : Kerstmis, Driekoningen en Pasen zijn de feesten van de ziel, dwz.: feesten van het heden, feesten van de gemeenschap.

De 3e groep van 3 feesten tenslotte: Hemelvaart, Pinksteren en Sint-Jan zijn de feesten van de geest, dus waarin nog veel meer het bovenzinnelijke beleefd wordt en waardoor ze ook des te moeilijker te vieren zijn; maar daarover een andere keer.

Wat de eerste 3 feesten betreft zien we ook iets merkwaardigs:

MICHAËL – Strijd met de Hemelse Draak die hij niet doodt maar uit de hemel werpt, niet op maar naar onder de aarde verbant. Het is het beeld van het DENKEN. Een heldere, zuivere gedachte is als een scherp zwaard en krachtiger dan het fysieke gebruik van het zwaard.

ST.-MAARTEN – In alle St.-Maartenslegenden valt op dat hij, die zoon was van een Romeinse legerofficier, het zwaard niét wilde gebruiken om mee te strijden; ook gebruikt hij dit niet om het als een ploegijzer te gebruiken, hij gebruikt het om zijn mantel ermee door te snijden. Het is het feest van het MEDEDOGEN, van het voelen. Deze kracht is zo sterk dat hij indertijd het Christendom over heel Europa heeft verspreid, getuige de tal van St.-Maarten – of St.-Martinuskerken, van Amiëns tot de Domkerk in Utrecht, de St.-Martinuskerk in Groningen, als ook die in Cuyck.

NICOLAASZijn naamdag is 6 december, zoals we vroeger tot onze verbazing ineens ontdekten, toen we voor het eerst een agenda inkeken. Maar slechts in Nederland en Vlaanderen wordt Sinterklaas hoofdzakelijk gevierd op de vooravond van de naamdag, evenals de avond van 24 december kerstavond heet.
St.-Nicolaas werkt op het WILLEN van de mens. Hij staat erom bekend dat hij vrijgevig was, maar niet willekeurig vrijgevig, geen kostbare zaken die een bevrediging geven van je verlangen. Een typerend sinterklaasgeschenk was (en is nog steeds) de ‘vrijer’ of ‘vrijster’, een grote speculaaspop. Maar die werd alleen gegeven aan jonge mannen en vrouwen die nog vrij waren en dus nodig een vrijer of vrijster moesten vinden.

In de overlevering hoort St.-Nicolaas geweeklaag uit een openstaand venster. Hij blijft stilstaan en luistert, en begrijpt dat de man zijn 3 dochters publiekelijk moet verkopen, als slavin of aan een bordeel, omdat hij te arm is voor hen een bruidsschat te geven, die nodig was voor een ordentelijk huwelijk. Drie maal achtereen vindt de vader nu een zakje met goud in de schoenen van zijn dochters, waardoor het lot van deze meisjes wel een totaal andere loop neemt.
Daarom is het ook onze opgave de kinderen niet zozeer te overladen met geschenken, maar ieder die geschenken geeft moet op zoek gaan naar datgene wat de ander nodig heeft om zijn weg goed te vervolgen. In de klas kan dit bijvoorbeeld zijn: een eigen puntenslijper, omdat hij of zij die altijd komt lenen. Daarom kennen we ook de surprises en de sinterklaasgedichten, waarmee de maker tracht ‘iets van dat moeilijke gebied van het lot te ontdekken. Tenslotte is interessant om op te merken dat bij St.-Nicolaas het zwaard ontbreekt, en de pen de plaats van het zwaard heeft ingenomen, zodat we een soort metamorfose hebben van: ~ Michaël ~ denken door te doen. – St.-Maarten – voelen door invoelen en te delen. ~ Sinterklaas – willen door zich in te denken in de ander.

Daarom is het goed deze 3 herfstfeesten, de 3 feesten van het LOT, intensief te vieren en het wezenlijke van het feest daarin tot zijn recht te laten komen.

.

Jaarfeestenalle artikelen 

Vrijeschool in beeldjaarfeesten   jaartafels

.

656-602

.

.