.
Irene Storm, Jonas 21, *15-06-1979
.
in de tuin:
KOSMISCHE RITMEN
Op landbouwgebied onderzoekt Maria Thun al ruim 26 jaar* de invloed van de kosmos op het leven van de planten op de aarde. Ze is hiertoe gekomen naar aanleiding van een voordracht van Rudolf Steiner, waarin hij vertelde dat zon, maan en sterren een belangrijke uitwerking hebben op de plantengroei en dat het van groot belang zou zijn, dit in de toekomst nader te onderzoeken. Ook in de huidige natuurwetenschap begint steeds meer het besef door te breken, dat planten niet alleen door chemische toevoegingen geregeerd worden, maar dat ritme van zon en maan in hun samenspel met de aarde, van beslissende invloed zijn.
Van welke gedachte is Maria Thun uitgegaan? Zij begon haar onderzoek door de maan – waarvan de omlooptijd ± 28 dagen duurt – in zijn baan te volgen en wel speciaal de relatie van de groei van de plant met de stand van de maan in de dierenriem. De maan beschrijft zijn baan om de aarde en gaat daarbij door de twaalf sterrenbeelden (bijvoorbeeld, ram, stier, vissen) van de dierenriem. De maan heeft steeds 2 à 3 dagen nodig om door een bepaald sterrenbeeld te ‘wandelen’.
Van ieder sterrenbeeld gaan bepaalde vormende krachten uit, die we kunnen terug vinden in de verschillende delen van de plant: in wortel, stengel en blad, bloem en vrucht. Door dit ‘wandelen’ van de maan door een sterrenbeeld, veranderen de krachten die de plant ontvangt. Met behulp van experimenten heeft zij dit kunnen aantonen. Het bleek bijvoorbeeld dat radijsjes, die gezaaid waren bij een stand van de maan in het sterrenbeeld de kreeft, een extra bladgroei hadden, vergeleken met radijsjes die gezaaid waren terwijl de maan in de maagd stond. In het laatste geval bleken de wortels extra gestimuleerd te zijn, wat – bij radijs natuurlijk gunstig is. Verder bleek dat ook bij de stand van de maan in de schorpioen en in de vissen, de bladgroei gestimuleerd werd. Bij een stand van de maan in de tweeling, de waterman of de weegschaal bleek de bloei juist gestimuleerd te worden.
De twaalf beelden van de dierenriem konden op de volgende wijze in vier groepen van drie verdeeld worden, waarbij iedere groep een bepaald plantendeel stimuleert (zie schema).
We kunnen bij deze indeling de verschillende op aarde werkende elementen – vuur, lucht, water, aarde – verbonden met de verschillende delen van de plant, terugvinden. Het zaad kan slechts ontstaan door de warmtekrachten (vuur) en rolt dan als een soort vruchtbare as uit de plant. De bloem verbreidt zijn geur slechts door de lucht en lokt daarmee onder andere de in de lucht vliegende insecten. Het water doorstroomt het blad, waarin de meeste chemische
omzettingen zich afspelen. De wortel is het meest aan de minerale wereld (aarde) aangepast.
In de praktijk wordt de kennis van Maria Thun al veel toegepast. Gewassen waarvan je de wortels wilt oogsten kunnen het beste op de zogenaamde worteldagen gezaaid worden. Dat zijn dus de dagen, wanneer de maan door het teken van de maagd, stier of steenbok gaat.
Veel proeven in verband hiermee, zijn met radijsjes gedaan, omdat dit een snelgroeiend en makkelijk gewas is. Twee jaar* geleden in het maartnummer, heb ik hierover al eens geschreven. Als u toen niet in staat was die proeven zelf te doen, dan kunt u het misschien alsnog eens proberen, (worteldagen in juni zijn: 2 juni in de namiddag, 4, 5, 6, 7 en 14 juni de hele dag, 15 juni tot 4 uur, 22, 23, 24 tot 6 uur, 25 juni tot 7 uur*)
U moet er wel rekening mee houden, dat ook alle bodembewerkingen een invloed uitoefenen op het uiteindelijke resultaat en dat niet alleen het tijdstip van het zaaien van belang is. Met andere woorden ook het spitten, schoffelen en wieden op het stukje grond waar de radijsjes gezaaid worden, moet op worteldagen plaats vinden. Door de ritmische invloeden van de andere planeten, zoals mars, jupiter, venus, die ook door de dierenriem ‘wandelen’, worden de werkingen van de maan soms ongunstig be-invloed. Er kan bijvoorbeeld een ziekte of schimmelvorming optreden, als zaden op dagen gezaaid worden of als planten op dagen verzorgd worden als een bepaalde planeet door een dierenriembeeld gaat, waar een ongunstige werking vanuit gaat. De regeneratiekrachten nemen soms zelfs zo sterk af, dat dit bij een volgende generatie planten nog te merken is. Ook het tegenovergestelde kan echter plaats vinden, namelijk dat planten heel snel tot ontwikkeling komen en een sterk vitaliseringsproces doormaken.
Niet alleen de stand van de maan in de dierenriem is belangrijk voor de planten, maar ook de afstand van de maan ten aanzien van de aarde is belangrijk. De maan is gedurende veertien dagen verder van de aarde verwijderd en gedurende 14 dagen dicht bij de aarde. De baan die de maan beschrijft rond de aarde is niet precies rond, maar is elliptisch. Wordt de afstand van de maan tot de aarde groter, waarbij de maan ook stijgt, dan werken deze ‘stijgkrachten’ ook op de sapstroom in de planten. Het is dan niet bevordelijk de planten te snoeien of te planten. Bij dalende maan, dus als de afstand maan-aarde kleiner wordt, is het wel gunstig om te snoeien en te planten. De plantensappen stijgen in deze tijd niet zo sterk en het gevaar van ‘leegstromen’ (‘bloeden’) is veel kleiner. Door de gedane onderzoekingen kunnen nu door het ritme waarin de maan haar omloop maakt, bepaalde zaaidagen vast gelegd
worden en aan de hand daarvan is de zaaikalender** van Maria Thun ontstaan. In de zaaikalenders schrijft zij een interessante inleiding.
**zaaikalender
.
Ritme: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: alle klassen
.
541-496
.