Tagarchief: oudjaar

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – rond de jaarwisseling

.

Dieuwke Hessels

.

Een artikeltje gemaakt over de jaarwisseling.

Dit is wat je erin kunt vinden:

1.Veel Heil en Zegen..
2.Janusdag= Nieuwjaarsdag
3.Weerspreuken
4.12 heilige nachten
5.Nieuwjaar en Epifanie op 6 januari
6.Inspiratie voor Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag
7. liedjes

Eerst beknopt en als je meer wilt weten over een onderwerp, dan is er meer info te vinden verderop in het artikel als er een * bij vermeld is en is vermeld waar de originele tekst te vinden is.

1.Veel Heil en Zegen

De oude uitdrukking ‘veel heil en zegen’ heeft een heel mooie
strekking. Je wenst de ander bij de ingang van een nieuw jaar namelijk
het beste toe. Heil en zegen. Heil, dat betekent heling of herstel voor
zowel fysieke aspecten als spirituele aspecten van de mens.
Zegen is dat het komend jaar een zegen mag rusten bij wat je gaat of
wilt gaan doen.

2.Janusdag = nieuwjaarsdag

*Oorspronkelijk kende de Romeinse kalender maar tien maanden en begon het jaar in maart. De laatste maand van het jaar, december, werd gevolgd door een naamloze winterperiode. Deze twee maanden kregen in de zevende eeuw voor Christus de namen januari en februari. Later werd januari de eerste maand
van het jaar.
De maand januari is genoemd naar Janus, de god van doorgangen, poorten en in- en uitgangen, ook in de tijd. Algemener werd Janus wel gezien als god van alle begin, en van de overgang van oud naar nieuw.
Janus wordt meestal afgebeeld met twee gezichten: een dat naar voren kijkt (naar de toekomst) en een dat naar achteren kijkt (naar het verleden).
De elfde maand van het jaar werd naar hem vernoemd omdat hij als het begin van een nieuwe periode werd beschouwd – het was namelijk de eerste maand na de winterse zonnewende. Dat deze maand uiteindelijk de eerste maand van het jaar werd, heeft ook met die associatie te maken.

3.*Weerspreuken over januari:

Als de louwmaand mistig is, wordt de lentemaand heel fris.
De louwmaand mist, de lentemaand frist.
Op een milde januari volgt vaak een gure lente en hete zomer.
Als nevels in januaar ontstaan, brengt een natte lente aan.

4.*De 12 Heilige Nachten

zijn een eeuwenoude traditie die plaatsvindt tussen Kerstmis en
Driekoningen. Gedurende deze periode wordt geloofd dat de sluier
tussen de fysieke en spirituele wereld dunner is, waardoor er een
speciale gelegenheid ontstaat voor reflectie en spirituele groei. Maar
waar komt deze traditie vandaan, en wat maakt deze nachten zo
bijzonder?
De oorsprong van de 12 Heilige Nachten is gehuld in de nevelen van de
geschiedenis. Deze traditie vindt zijn wortels in oude Europese culturen,
waar de overgang van het oude jaar naar het nieuwe jaar een bijzondere
betekenis had. Het idee dat de periode tussen Kerstmis en Driekoningen gezegend was, kan worden teruggevoerd naar zowel pre-christelijke heidense rituelen als vroege christelijke vieringen. Het is een tijd van overgang, waarbij de grenzen tussen de fysieke en spirituele wereld vervagen.
De 12 Heilige Nachten hebben zich door de eeuwen heen verspreid en
aangepast aan verschillende culturele contexten. Van Scandinavië tot het Middellandse Zeegebied, vinden we variaties op dit thema in diverse tradities. In sommige culturen zijn de nachten verbonden met mythologische gebeurtenissen, terwijl ze in andere juist gekoppeld zijn aan astronomische fenomenen. De manier waarop mensen deze periode markeren, weerspiegelt vaak de unieke waarden en overtuigingen van hun gemeenschap.

5.Nieuwjaar en Epifanie op 6 januari

*De oudejaarsnacht is niet alleen maar een kwestie van een
datum op een uiterlijk vastgestelde kalender. Het is de middelste van de heilige nachten en daarmee eigenlijk het punt van evenwicht in de kersttijd, die duurt van de nacht van de herders tot aan de dag van de koningen. En deze kersttijd is deleerzaamste tijd van het jaar.
Het eigenlijke kerstfeest behoort nog tot het oude jaar. Aan het eind van de kerst komt dan het feest van Epifanie, dat tot het nieuwe jaar behoort. Op zich is het Kerstfeest een terugblik, dat van Epifanie kijkt vooruit.

6.Inspiratie voor Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag

Het is bijna zover; de laatste dag is in zicht van weer een jaar vol ervaringen. Het is tijd om even om te kijken en daarna de grote sprong te durven wagen naar het nieuwe jaar. Op naar
 een nieuw begin!
De laatste dagen van het oude jaar zijn vaak onlosmakelijk
verbonden met het terugkijken en het reflecteren. De een
verbindt zich aan de 12 heilige nachten, anderen kijken de
oudejaarsconference, nieuwsoverzichten of

kijken terug door te luisteren naar de top 2000. Ieder op zijn eigen manier.

Heidens nieuwjaar
Wist je dat oude volkeren die nog dicht verbonden met de
natuur leefden, het nieuwe jaar vierden na het einde van het
oogstjaar, na de winterzonnewende of pas bij het begin van
de lente? De kerk wilde af van al die heidense gebruiken en legde 1 januari vast als nieuwjaarsbegin. Die dag werd bid-en boetedag genoemd als viering vanwege de besnijdenis van Jezus.
Oudejaarsavond werd vernoemd naar Paus Silvester. In Nederland is die naam niet zo bekend meer, maar in Duitsland is dat nog steeds de meest gebruikte naam voor oudejaarsavond.
Maar ondanks de sterke invloed van de kerk zijn er nog steeds vele mooie heidense en oeroude rituelen zichtbaar in de vieringen van tegenwoordig.

2. Weerspreuken

Is Januari te warm, wordt de boer in het voorjaar arm.
Als in januari de vorst niet wil komen, komt hij vast in april.
Januari zonder regen, is de boer zijn zegen.
Geeft januari een sneeuwtapijt, zijn we gauw de winter kwijt.
Knopt januari niet van kou, men zit in de oogstmaand nog in de rouw.
Geeft januari muggenzwermen, dan hoort men in de oogstmaand de boeren kermen.
In de louwmaand mag het vriezen de stenen uit de grond, de boer mag dan niet kniezen maar vindt het heel gezond.
Als januari ons brengt bij strenge vorst, lijden wij des zomers geen honger en dorst.
Sneeuw met donder in januaar, voelt men het ganse jaar.
Januari rouw en hard, is voor het jaar een goede start.
Als januari is te warm, wordt de oogst waarschijnlijk arm.
Geeft januari veel water in het vat, de ganzen eten zich hier vet en zat.
Als het gras groeit in januaar, is het slecht voor het ganse jaar.
Als het in januari dondert over de bouw, komt later grote kou.
Stoot de mol in januaar, kijk van kou niet raar.
Draagt januari een sneeuwwit kleed, de zomer zal zijn heet.
In januari veel verdronken land, is goed voor de ganzen maar slecht voor de boerenstand.
Op een droge koude januaar, volgt veel sneeuw in februari
Januari nat, leeg blijft dan het vat.
Als in januari de muggen zwermen, moogt ge in maart de oren wermen.
Zoals in januari is, zo zal juli zijn.
Heeft januari kou en droge dagen, zo zal in februari de winter u plagen.
De zeven eerste dagen van het jaar, hangt veel af van het ganse jaar.
In januari veel regen, brengt de vruchten weinig zegen.
Wast het gras goed in januaar, voelt men het ganse jaar.
Is januari zacht, dan krijgen lente en zomer veel groeiende kracht.
In januari onweer in buien, komt er kou en sneeuw aan kruien.
Geeft januari sneeuw en vorst, vaak de boer veel granen dorst.
Staat groen en fris in januari het gras, staat dat in de zomer door hitte stil, dat gewas.
Spelen de muggen in januaar, dan raakt de boer in groot gevaar.
Overwinteren ganzen in ons land, dan blijft de strenge winter aan de kant.

3. Wikipedia
Nieuwjaarsdag, januari, Janus

De jaarwisseling, midden tussen Kerstmis en Driekoningen, heeft – zoals ook wordt uitgedrukt in de naam van de maand januari – altijd een Januskop met twee gezichten, waarvan het ene achter- en het andere vooruit kijkt. Wat heeft het jaar dat voorbij is gebracht en wat zal het nieuwe jaar brengen?
Janus (Latijn: Ianus) behoort tot de oudste van de Romeinse goden.
Afbeelding van een munt in het Nordisk familjebok, een encyclopedie.
In de Romeinse mythologie was Janus de god van het begin en het einde, van het openen en het sluiten. De deur (ianua) droeg daarom zijn naam. Daarom draagt ook de maand januari zijn naam en werd hij aangeroepen aan het begin van het zaai- en oogstseizoen, alsmede bij huwelijken en geboortes. Op de eerste dag van januari vermeed men alles wat een kwade betekenis kon hebben voor de toekomst. Bovendien gaf men, om de vriendschappelijke verhouding te bevestigen, elkaar kleine geschenken. In de latere tijden van de republiek aanvaardden ook de consuls hun ambt op de eerste dag van januari.
Als god van poorten werd Janus ook gezien als de god die de hemelpoort opende of sloot. Bij alle offers en gebeden werd hij het eerst, zelfs vóór Jupiter, genoemd, omdat zonder hem de hemelpoort gesloten zou blijven voor gebeden.
Janus werd voornamelijk afgebeeld als een man met twee gezichten (Janus Bifrons) of als een tweeling (Janus Gemini).
Zijn twee gezichten representeerden oorspronkelijk de zon en de maan.
Als god van vruchtbaarheid en leven noemde men hem Janus Consivius; als god die de dag begon, heette hij Janus Matutinus.
De naam van Pater Janus (“vader Janus”) was al in de alleroudste eredienst van Janus een zeer gebruikelijke naam. Men vereerde hem zelfs als Divus Deûm, “de god der goden”.

Tempel van Janus in Autun.

Boog van Janus op het Forum Boarium in Rome

De legende van Janus

Volgens de mythologie kwam Janus uit Thessaloniki in Griekenland, en vestigde hij zich in Latium.
Zijn
kinderen zijn onder andere Tiberinus en Fontus. Hij werd geacht zowel het Romeinse rechtssysteem als geld en agricultuur te hebben ingevoerd.
De legende noemt Janus als stichter van het maatschappelijke leven en van de maatschappij. Hij was het die de mensen verloste uit hun barbaarse toestand en hen bracht tot een ordelijk leven. Het verhaal gaat dat hij geregeerd heeft in de gouden eeuw, en zijn regeerperiode wordt voorgesteld als een tijdperk van geluk
en van volmaakte vrede. De heuvel waarop hij zijn woning had, werd ook in latere tijd naar hem genoemd (Janiculus). Daar had hij Saturnus, toen deze op de vlucht voor Jupiter naar Italië kwam, gastvrij opgenomen. Om Janus hiervoor te straffen maakte Jupiter hem tot een god met twee gezichten.
De naam van zijn vrouw wordt verschillend opgegeven. Soms heet zij Iana, een andere naam voor Diana: de godin van de jacht. De vorm Iana is niets anders dan het vrouwelijk van Janus. Deze moet daarom ook beschouwd worden als een godheid van het licht. Andere bronnen noemen als zijn vrouw de nimf Carna of
de zegen aanbrengende godin Juturna.
Het verhaal gaat dat de dienst van Janus al door de eerste koning, Romulus, was ingevoerd, toen de stad door de hulp van Janus uit groot gevaar was gered. In de oorlog met de Sabijnen drongen dezen de stad binnen door een poort die men ondanks verwoede pogingen niet had kunnen sluiten. Zij werden echter
teruggedrongen door een zwavelbron, die plotseling ontstond. Romulus wijdde die bron en die poort aan Janus, wiens gunst men in deze plotselinge gebeurtenis meende te ontwaren. Zijn eredienst werd geheel geregeld door Numa, die voor hem een tempel bouwde met twee deuren en de maand Januarius naar hem
noemde. De twee deuren van de tempel bleven alleen in vredestijd gesloten, maar zodra er een oorlog uitbrak werden ze geopend. –
De legende gaat dat in koning Numa’s tijd de tempel van Janus 43 jaar lang

gesloten bleef. Na die tijd stond hij bijna altijd open. Alleen tussen de eerste en tweede Punische oorlog kon men hem sluiten en toen pas weer na de Slag bij Actium (31 v.Chr.). Gaius Julius Caesar Octavianus (Augustus) had nog tweemaal het voorrecht de tempel van Janus te sluiten, de laatste keer in het
geboortejaar van Christus[1]. Ook onder Nero werden de deuren van de Janustempel gesloten. Deze tempel werd dus na de regering van koning Numa 5 keren gesloten. Het openen en sluiten van de deuren van de Janustempel geschiedde op plechtige wijze door de consul.

4.https://eindeloosgeluk.nl/
De viering van de 12 Heilige Nachten heeft door de geschiedenis heen verschillende gedaanten aangenomen. Van uitbundige midwinterfeesten tot meer ingetogen spirituele observaties, de manier waarop mensen deze nachten vieren, is geëvolueerd met veranderingen in maatschappijen en religieuze praktijken.
Moderne interpretaties kunnen elementen bevatten van zowel oude rituelen als hedendaagse spirituele praktijken.
In deze sectie gaan we dieper in op hoe de vieringen van de 12 Heilige Nachten zich hebben ontwikkeld en aangepast aan de loop der tijd.

Data en Duur van de 12 Heilige Nachten
De 12 Heilige Nachten vormen een betekenisvolle periode die begint op Kerstmis (25 december) en eindigt op Driekoningen (6 januari). Gedurende deze twaalf nachten worden verschillende spirituele en culturele rituelen uitgevoerd. Het is een tijd waarin mensen zich richten op reflectie, bezinning en het vieren van
overgangen.
De keuze voor de duur van de 12 Heilige Nachten is niet willekeurig, maar is diep geworteld in historische en symbolische betekenissen.
De periode van Kerstmis tot Driekoningen is niet alleen verbonden met
christelijke feestdagen, maar ook met oudere tradities die de zonnewende markeren.
De duur van twaalf nachten heeft vaak astrologische en mythologische betekenis, waarbij elke nacht wordt geassocieerd met specifieke spirituele aspecten.
De symboliek van het getal twaalf komt ook voor in verschillende oude culturen en heeft betrekking op cycli, evenwicht en volledigheid. De keuze voor deze duur geeft de 12 Heilige Nachten een diepere betekenis, waarbij elke nacht een unieke gelegenheid biedt voor contemplatie en spirituele groei.
In de volgende secties duiken we dieper in op de symboliek en activiteiten die aan elke nacht zijn verbonden.

Spirituele Betekenis van Elk van de 12 heilige Nachten
• Kerstnacht (25 december): De start van de 12 Heilige Nachten, waarin de geboorte van Jezus wordt gevierd. Een tijd van hoop en nieuwe beginnen.
• Stefanusnacht (26 december): Gewijd aan de eerste christelijke martelaar, een tijd voor moed en standvastigheid.
• Johannesnacht (27 december): Gericht op de apostel Johannes, symboliseert dit de zoektocht naar innerlijke wijsheid en spiritueel inzicht.
• Onnozele Kinderen (28 december): Herdenking van de kindermoord in Bethlehem, roept op tot compassie en bescherming van onschuld.
• Feest van de Heilige Familie (29 december): Benadrukt het belang van familiebanden en onderlinge steun.
• Oudejaarsnacht (31 december): Een moment van reflectie op het afgelopen jaar en voorbereiding op het nieuwe.
• Besnijdenis van Jezus (1 januari): Symbool van reiniging en toewijding aan een nieuw begin.
• Openbaring van de Heer (6 januari): Afsluiting van de 12 Heilige Nachten, waar de Driekoningen Jezus ontmoeten. Vertegenwoordigt de manifestatie van goddelijk licht.

De 12 Heilige Nachten belichamen de cyclus van het leven, de dood en wedergeboorte, geïnspireerd door zowel christelijke als pre-christelijke tradities. De symboliek weerspiegelt de overgang van duisternis naar licht, zowel fysiek (de winterzonnewende) als spiritueel. De twaalf nachten staan voor de twaalf maanden van het jaar en bieden een kans voor vernieuwing op alle niveaus.
De 12 Heilige Nachten kunnen worden vergeleken met andere jaarlijkse vieringen zoals Diwali, Chanoeka en Ramadan. Hoewel de specifieke gebruiken verschillen, delen deze vieringen een gemeenschappelijke kern van spirituele groei, gemeenschapszin en reflectie. De vergelijking met deze festiviteiten benadrukt de universele menselijke behoefte aan verbinding met het goddelijke en het vieren van het leven in al zijn facetten.

5.https://spiritueleteksten.nl
Wat het nieuwe jaar uiterlijk zal brengen, zouden wij zonder angst en met innerlijke bereidheid tegemoet moeten zien.
Wat het innerlijk te brengen heeft hangt af van onszelf. Zullen wij innerlijke vooruitgang boeken, waardoor de eventuele uiterlijke vooruitgang in evenwicht gehouden wordt en waardoor het doorstane leed tenslotte toch tot een zegen wordt gemaakt?
Je kunt eraan twijfelen of het eigenlijk wel mogelijk is iets te weten van wat het nieuwe jaar zal brengen.
Maar we kunnen heel goed weten wat het brengt als de mensheid zich verder ingraaft in het materialisme  en de laatste verbindingen met de hogere werelden verbreekt.
Voor alles kunnen wij weten wat er over onze hoofden heen gebeurt, want het is al bezig te gebeuren en het wacht op de mogelijkheid zich sterker te ontplooien. Zwarte wolken schuiven zich voor het licht – weerspiegeling van streven van de mensheid, dat geheel en al op de aarde is gericht.
Maar ook de redding brengende gebeurtenissen die zich boven die wolken afspelen zijn te onderkennen.
Het is zeer wel mogelijk omhoog te blikken naar deze sfeer en een profetisch,
apocalyptisch bewustzijn weten te ontwikkelen en daaraan zekerheid te ontlenen aangaande de steeds groter wordende problemen van het leven.
In de dagen van het vroege christendom wilde de apostel Paulus dat van alle vermogens van ziel en geest die de mensen toen hadden, juist de gave van de profetie zo goed mogelijk ontwikkeld zou worden.
Belangrijker dan het spreken in tongen, zelfs belangrijker dan de genezingen vond hij dat in de gemeenten de gave van de voorschouw, de gave van het apocalyptische weten van hetgeen boven onze hoofden gebeurt, ontwikkeld zou worden.
Dit bewustzijn moest ontstoken worden door op te zien naar het licht dat zich voor Damascus aan hem geopenbaard had. Deze vermaning van de apostel geldt nu voor ons misschien in nog sterker mate dan voor de vroegchristelijke gemeenten.

Wij hoeven niet blindelings, met toegesloten ogen de toekomst in te gaan. Wanneer een voornemen voor het nieuwe jaar gerechtvaardigd is, dan is dat toch zeker het geval met het voornemen ons gezamenlijk te sterken in het bewustzijn dat in Christus aanwezig is, dat Hij in zijn komst op de wolken de mensheid op een nieuwe manier is nabijgekomen. Christus die tegenwoordig is, die immer komende is – dat moet juist in het jaar dat nu aanvangt de grondtoon van ons geloven zijn.
Die ommekeer van de achterwaartse naar de toekomstgerichte blik moeten wij innerlijk meemaken. Dan kan de gedachte van Epifanie de beste hulp zijn om een apocalyptische geestesgesteldheid aan te nemen tegenover het jaar dat pas begonnen is.
Kerstmis denkt terug aan de geboorte van de mens Jezus. In de mens Jezus was de kwintessens van de gehele geschiedenis van de mensheid aanwezig – de reden waarom de evangeliën zoveel waarde hechten aan de geslachtsregisters.
Het edelste wat de geschiedenis van de mensheid tot stand kon brengen was mens geworden in Jezus van Nazareth, een mens die de meest innerlijke essentie van alle culturen in zich had vergaard.
En wanneer wij niet alleen naar het kerstverhaal in het evangelie volgens Mattheüs, maar ook naar het derde evangelie kijken, dan komen wij tot de volgende conclusie. Door het kind dat Lucas beschrijft doet ook de kwintessens van de gehele geschiedenis van de hemelen, van al datgene wat in het verleden boven de hoofden van de mensen plaatsgevonden heeft, zijn intrede in de aardse gang van zaken.
Want Lucas beschrijft een wezen dat rechtstreeks uit het paradijs komt, dat het erfgoed uit het paradijs bewaard heeft terwijl de mensheid almaar dieper en dieper moest afdalen naar de aarde toe.
Kerstmis doet ons omzien naar het verleden; het stelt ons heilige menselijke gestalten voor ogen, waarin heel het verleden vermenselijkt en belichaamd werd. Maar zoals Kerstmis betrekking heeft op de geboorte van Jezus, zo heeft Epifanie betrekking op de geboorte van Christus.
Wie de Christus is kunnen wij alleen begrijpen, wanneer wij weten dat in Hem alles toekomst is. Hij is de immer durende toekomst zelf. Hij is het goddelijke wezen in het heelal, wiens wezen het worden als zodanig is, nooit het gewordene, ook al zien wij in de evangeliën Christus in situaties die voor ons tot het verleden
schijnen te behoren.
In ieder tafereel in de evangeliën moeten wij van het Jezus-aspect verder gaan naar het Christus-aspect om daarin de immer-durende toekomst te ontdekken.
Het driekoningenfeest wordt ook Epifanie genoemd, wat ‘lichtverschijning uit de hoge’ betekent. Daarom wordt het feest van Epifanie in veel landen ‘het feest van de verschijning’ genoemd. Alleen al daardoor wordt het duidelijk dat de zesde januari niet alleen maar de dag van de heilige Driekoningen is. Er staan
altijd sterren aan de hemel. Met de ster die de koningen of wijzen volgden, moet daarom wel iets bijzonders aan de hand geweest zijn. Er moet een Epifanie achter schuilgegaan zijn.
De voortdurende Epifanie, dat wil zeggen de steeds toenemende openbaring van het licht dat uit de hoge komt, werd toen in zekere zin voor het eerst zichtbaar. Ook in de christelijke traditie is het immers zo, dat men op de zesde januari zowel de aanbidding door de drie koningen herdacht, als de gebeurtenis die dertig jaar later zou hebben plaatsgevonden: de doop van Jezus in de Jordaan door Johannes de Doper.
Deze tweevoudige inhoud van de zesde januari toont aan dat met ‘Epifanie’ niet alleen een historisch ogenblik wordt bedoeld. Doordat er nog een gebeurtenis in het spel is, die zich dertig jaar later afspeelde, kunnen wij hierin een krachtige voorwaartse beweging ervaren. De spanning tussen beide feestelijke inhouden trekt ons mee in de stroom van de wordende tijd.

6.*Everydaymommyday
Nieuwjaarspot
Wij vinden het met onze familie een fijne traditie om een grote pot in huis te hebben staan waarin we gedurende het jaar kleine briefjes verzamelen
van mooie dingen die we willen onthouden. In de pot komen leuke
gebeurtenissen, kaartjes van museumbezoekjes, visitekaartjes van
restaurants, leuke uitjes, werkjes of uitspraken van de kinderen en mooie
teksten van anderen die ons inspireerden.
Op oudejaarsdag is het een groot feest om onder het genot van lekkere
drankjes en hapjes terug te kijken op de mooie herinneringen van het
afgelopen jaar.
Dit jaar schrijf ik een brief aan mezelf met mijn plannen en mijn wensen
voor het komende jaar. De brief gaat bij de kerstversiering in de doos en
mag pas volgend jaar worden geopend.

Traditionele avond
Onze dag verloopt verder traditioneel. We wandelen in de middag in het bos, genieten van gezellig gezelschap, gourmetten of eten fondue, spelen spelletjes, kijken misschien de oudejaarsconference en kletsen wat af.
Het is leuk om met kinderen de ‘af te tellen tijd’ inzichtelijk te maken.
Een niet milieuvriendelijke keus was tot voor kort bij ons om elk uur een ballon lek te prikken of een sterretje aan te steken. Kinderen zijn vaak gespannen dit soort dagen en om het gezellig te houden helpt het om de tijd inzichtelijk te maken.
Om middernacht proosten we, eten we onze buikjes overvol aan
Berliners, oliebollen, appelflappen en vele andere lekkere hapjes én
steken we een beetje kindervuurwerk af.

Boze geesten verjagen
Dat vuurwerk en de nieuwjaarsvuren het nieuwe jaar inluiden berust

op het geloof dat we daarmee slechte geesten verjagen en het nieuwe
vuur innerlijk ontsteken. Goede geesten stem je goed door voedsel en
alcoholische dranken te offeren en dat daarna zelf op te eten en te
drinken. Wij zijn tegenwoordig vooral goed in dat laatste onderdeel.
Een fijne traditie is om alles wat niet mee het nieuwe jaar in mag op een papiertje te schrijven en in het vuur te gooien.
Een andere mooie traditie die ik in Duitsland heb geleerd is lood gieten. Smelt het lood, giet het goedje in een laag water en uit de ontstane vorm kan je een voorspelling van het komende jaar lezen. Je kan het lood beter nog vervangen door heerlijk ruikende (bijen) kaarsenwas.

Happy New Year
Op nieuwjaarsdag reinigen we ons door een frisse duik in zee te nemen. Met nieuwe moed en helemaal fris en fruitig kunnen we dan met al onze goede voornemens het nieuwe jaar in. Bij gebrek aan een strand om de hoek, laten wij tegenwoordig de badkuip vol lopen met lekker koud water. We staan dan allemaal samen lachend in de badkamer en gaan dan om de beurt in het koude water (de een met de voetjes, de ander helemaal) en vertellen elkaar welke oude lasten we van ons af willen wassen en welk mooi persoonlijk voornemen we meenemen in het nieuwe jaar.
Wij beginnen het nieuwe jaar met een wensenontbijt. Iedereen aan tafel mag vertellen wat zijn of haar wensen zijn voor het nieuwe jaar.

Beste wensen
Vroeger kon je op straat van de schoorsteenveger en de lantaarnaansteker beste wensen voor het nieuwe jaar kopen. Tegenwoordig zien we die gewoonte terug in de nieuwjaarsgeschenken van o.a. werkgevers en geven we de nieuwjaarsgroeten gratis aan ieder die het wil horen. Slechts de postbode krijgt een nieuwjaarsfooi voor de goed bezorgde beste wensen.

En wat betreft die goede voornemens? Heb jij grootse of kleine plannen voor het komende jaar? Mijn voornemens zien er zo uit:

1. Mijn dierbare projecten vleugels geven.
2. Mijn geduldsspier oefenen voor mijn kinderen.
3. Groener leven: minder afval, meer bio, minder dierlijke
producten.
4. Mijn huis gedisciplineerder op orde houden.
5. Extra lief zijn voor anderen.
6. En ja, ook dit jaar neem ik me weer voor echt meer te gaan
sporten .

Wat zijn bij jullie thuis de leukste tradities voor oud en nieuw?
Ik wens je een ‘guten Rutsch’ (in Duitsland glijden ze namelijk het nieuwe jaar in) en een normaal, geweldig,
spetterend, gezond, gelukkig, rustig, avontuurlijk, tevreden en ontspannen ALTIJD!
Op naar 2025!

7. 2 liedjes van vrijeschoolliederen

.

Jaarfeesten: alle artikelen

Vrijeschool in beeldjaarfeesten

.

3372-3171

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Algemene menskunde – voordracht 1 [1-7-2/2-2]

.

Zwarte tekst: Mellie Uyldert; in blauw: phaw

.
levenskracht
.

In haar boek ‘Verborgen wijsheid van oude rijmen‘ wijdt de schrijfster, Mellie Uyldert, een hoofdstuk aan de levensgeest.

Wie zich in de antroposofie verdiept, komt dit begrip ook bij Rudolf Steiner tegen. Hij beschrijft deze als een van de geestelijke ontwikkelingsfasen die de mens kan bereiken, wanneer hij zijn etherlijf, zijn levenskrachtenlichaam omwerkt, schoolt.
Het is niet mijn bedoeling het verschil of de overkomst tussen Steiners visie en die van Uyldert op te zoeken. De laatste legt steeds verbanden met folkloristische gebruiken: feesten, bijv. en uiteraard: de oude kinderspelen, rijmpjes en versjes.
Uyldert noemt bij wat ze beschrijft, de levensgeest ook levenskracht.

Zij ziet deze over de hele wereld aanwezig: bij het ritueel in het oerwoud, bij midwintergebruiken in bergdorpen van oud Europa en in de oogstgebruiken van de boeren.
Zij zegt dat de wetenschap deze levensgeest vegetatiedemon noemt. Die term vind je op Google nauwelijks. Ik vond wel een artikel, waarin ook iets staat over ‘de haan ‘ die Uyldert verderop noemt. De geboorte en het sterven ervan zou bij alle oude volken gevierd worden en wij komen deze tegen in volksgebruiken en kinderspelen.

In elke godsdienst zou de levensgeest zich manifesteren als bijv. de gods-zoon of de zonneheld, de gedaante van de kracht, die de Schepper van hemel en aarde uitzendt om zijn schepping te onderhouden, als levenskracht voor plant, dier en mens!

‘In de landen dicht bij de evenaar is die kracht altijd door aanwezig, laat de bomen het hele jaar door bladeren, bloemen en vruchten dragen en wordt in zijn overvloed uitgebeeld in goden met vele armen, godinnen met vele borsten, in hun uitbundige liefdesvermaken en in een fallus-verering, die bij ons, wat afgezwakt, optreedt in de vorm van gedenknaalden.’

In onze gematigde streken, is het de levensgeest die het komen en gaan van de seizoenen veroorzaakt! De levenskracht daalt in de materie af, brengt er het leven in. 
Wanneer we dit zo lezen, denk je al snel aan wat Steiner over het etherlijf zegt en hoe dit bijv. in het kind zich steeds sterker ontwikkelt, in de eerste zeven jaar de stoffelijkheid van het kind doordringend. 
De levenskracht van de aarde neemt in de lente in kracht toe, neemt steeds méér en uitbundiger vormen aan, tot zijn grootste manifestatie op de langste dag van het jaar –om daarna als kracht af te nemen en geleidelijk de levensvormen te verlaten, waarbij hij zich samentrekt in de kleinste vormen: het zaad, dat zich verbergt onder de grond; op de kortste dag heeft de levensgeest zich opgerold in het binnenste van de aarde.’

Bij Steiner komen we dit thema tegen als o.a. het ‘in slaap raken en wakker worden van de aarde.’
Een blik op folklore en volksfeesten leert ons dat het ritme van verschijnen en verdwijnen voor de eenvoudig levende mens die zoveel meer met de natuur verbonden was dan wij nu, letterlijk van levensbelang was. Je ziet aan alles dat de mens vanuit die verbondenheid, van de vroegste af, verering, dankbaarheid e.d. tot uitdrukking wilde brengen en daarvoor riep het vormen in leven, rituelen, heilige handelingen, die juist op die keer- en knooppunten van dat ritme, uitgevoerd worden. Dat ‘van en voor de natuur’ wordt later, als dat directe meebeleven steeds meer verloren gaat, een traditie, waarmee het een deel van de cultuur wordt.
Die vaste punten van het jaar werden ‘aparte’ dagen, dus anders dan de gewone dagen: heilige dagen, de ‘holy days’ (waarvan het woord holiday (= vakantie) komt. Feestdagen, feestnamen, zoals we dat nu nog steeds hebben bij kerst-feest, paas-feest, enz.  Ook op de vrijescholen spreken we over Michaëlsfeest, Sint-Jansfeest enz.
Feesttijden waren/zijn: ‘de langste en de kortste dag van het jaar en daar tussenin de evenwichtspunten: voorjaars- en najaars-dag-en-nacht-evening (21 maart en 21 sept.), als de dag en de nacht even lang zijn’.
Waar vier seizoenen aangetroffen worden, drukte men die seizoenen uit door bijv. het rad met vier spaken, dat horizontaal werd opgehangen, met vier kaarsen.
Wij moeten hier denken aan de ‘adventskrans’ of een jaar- of kerstkrans.

‘Midwinter’ is zeker in Overijssel nog een begrip en volgens Uyldert begon daarmee de nieuwe jaarronde: op de kortste dag, 21 december, als de winter begint. Dan is volgens haar ‘de levensgeest, de  j a a r g o d  op ons noordelijk halfrond het verst weg getrokken uit de materie. Hij heeft zijn jaarreis voltooid en is naar zijn vader: de scheppende zonnegod, terug gegaan (het binnenste der aarde is analoog met het binnenste van het zonnestelsel).’

In vele artikelen op deze blog die over de jaarfeesten gaan, wordt de natuur beschreven waarin zo’n jaarfeest valt. Mens en natuur waren veel sterker met elkaar verbonden dan nu.
In de winter overheersen de doodskrachten: veel bomen en struiken zijn kaal; restanten van bloeiende planten staan er vergaan bij; de zon – de brenger van het leven – schijnt zwak en zendt maar weinig licht en warmte naar de aarde. Alsof de duisternis een wolf is waartegen zij niet op kan! Voor de mens kon dit honger en kou betekenen: godverlatenheid bijna. Maar dan keert de zon terug! In de materie komt weer leven, er is hoop en….dankbaarheid. 
De stadsmens met zijn kunstlicht en kunstwarmte en geconserveerd voedsel kan dat nauwelijks meer aanvoelen. Maar het blijft een groots gebeuren: die terugkeer van licht en kracht, die genadige uitzending van een nieuwe godszoon, een nieuwe jaargod, door de vaderlijke schepper! Van de oudste tijden af heeft de mens in zijn vreugde en dankbaarheid dat gebeuren gevierd als een feest, het grootste feest van het jaar!’

Dan is er sprake van ‘de moedernacht’, waarin de levensgeest in zijn nieuwe jaargedaante geboren werd.’
Ook Steiner sprak over de 12 heilige nachten, in samenhang met het ‘Droomlied van Olaf Ästeson‘. Ook Uyldert noemt ze als deel van de j o e l-tijd die zij laat duren van 5 december tot 6 januari: van Sinterklaas tot Driekoningen, werd en wordt feest gevierd met zingen en dansen, met rijkelijk eten en drinken in versierde woningen, waar ook de verlovingen plaatsvinden, en dat alles vol zinnebeelden van levenskracht (rood), vruchtbaarheid (de marsepeinen varkentjes en de nieuwjaarsvarkentjes), licht (de kaarsen en de kerstboom), van de jaarronde (krans en kromstaf) en van de liefde (harten), die zich wegschenkt, zoals de geest zich wegschenkt aan de materie.’

Als het oude jaar ten einde loopt en het nieuwe zich aandient zien we in de symboliek de oude man, de grijsaard met baard en zeis en de nieuwe als een baby.

De jaargod werd in Noord- en Midden-Europa O e i  genoemd. Hij was de zoon van alvader Odin, ook Wodan genoemd, die op zijn witte paard Sleipnir door de lucht reed. Ook Oei reed door de lucht en wierp door de rookgaten van de boerenhuizen – de oeigaten – zaad, vol van belofte, daar zouden de latere pepernoten aan doen herinneren.
Oei had meerdere namen: Nöth, of Tyr en zijn gezicht was zwart. Hij vertelde zijn vader wat hij door het ‘oeigat’ had gezien.
Wat onze sinterklaasachtergronden betreft, is interessant dat Wodan later ‘Kunne Klaas’ genoemd wordt. Hier zien we een verband tussen Sinterklaas en Zwarte Piet (en dit is opnieuw een aanwijzing dat Zwarte Piet niets met ‘racisme’ te maken heeft.
Oei werd later ook Tyl genoemd en deze
leefde voort in de volksverbeelding als Tyl Uylenspiegel, wiens moeder Anne heette! De zonnegod en de maangodin brengen samen de jaargod van de aarde voort!’
Uyldert noemt met name dat Tyl op een koord in de lucht danst, in het water valt en op de vaste wal kruipt. Ze ziet daarin de levensgeest die door de ‘sfeer van de geest (lucht), van de ziel (water en van het lichaam (aarde) bij de mensen en in de planten- en dierenwereld komt om er met zijn wonderbaarlijke kracht alle levensverschijnselen te wekken!

Tijl of Tyl zou dus de midwintergedaante van de levensgeest zijn, die het ene jaar scheidt van het andere. Uyldert noemt nu het wapen van de Vlaamse familie Tyl waarin twee tegen elkaar aan staande halve cirkels te zien zijn die door een pijl worden gescheiden, het oeroude teken voor de jaarwisseling, dat ook voortleeft in de Engelse term Xmas (de geschreven vorm van de X bestaat uit twee halve cirkels).

Steiner beschrijft dat de ontwikkelingsgang van de mensheid een ontwikkelingsgang van het bewustzijn is. Bij het ‘vroege’ bewustzijn hoort het leven ‘in of met (ver)beeld(en). In de loop van deze ontwikkeling gaat dat vermogen verloren, zoals ook het bewustzijn van het kleine kind dat vrijwel alles gelooft, metamorfoseert naar het bewustzijn van de kritische, zich afvragende volwassene.
Ook Uyldert noemt dit verschijnsel dat bij haar tot gevolg heeft dat bijv. ‘de
traditionele gestalte van vader Klaas zich vermengt met die van een historische persoon: de heilige Nicolaas, bisschop van Myra.’
De vurige levenskracht is gebleven in zijn tabberd. Ook de Kerstman, Father Christmas, le Père Noël, de Weihnachtsmann – allen dragen de rode mantel. ‘Zij zijn dezelfde figuur!
De Vader en de Zoon zouden bij ons geworden zijn tot Sint en Piet. Dat Piet een roe bij zich heeft – van berkentakken! – is niet om te straffen, maar om op jonge mensen de levenskracht over te brengen door ze met die roe aan te raken. Hij is ook een ‘verbinder’ want hij brengt de harde koeken met suikerklontjes mee: de  hijlikmaker geheten, dat is: huwelijksmaker, want nu worden de verlovingen immers gevierd!’

Het is begrijpelijk dat Mellie Uyldert de levensgeest – wij zouden eerder zeggen ‘de levenskrachten’ ziet in de plantaardige natuur, in zaden, bollen enz. Daar bevindt zich die onzichtbare kracht die in staat is uit een beukennootje een reusachtige beuk te laten ontstaan. Vanaf dat de zonnewarmte weer sterker wordt, komt het groeiproces op gang. Uyldert verbindt de openbaring van die kracht aan het Driekoningenfeest, m.n. aan het brood met de boon – zij noemt hem ‘de heilige boon’, de eerste boon die gegeten mag worden na Moedernacht.

In vele streken – en dat niet alleen in Nederland – zijn tradities bewaard gebleven die weliswaar gedurende de jaren veranderingen hebben ondergaan, maar er is altijd wel een kern te ontdekken van een bepaalde symboliek. Uyldert noemt bijv. de ‘erwtenbeer’ een uitbeelding van de levensgeest zoals hij huist in een bepaald gewas! In de carnavalsoptochten verschijnt hij in allerlei gedaanten.

Wanneer je via een zoekmachine op zoek gaat, kom je van alles tegen wat Uyldert in haar artikel ook beschrijft. zoals: ‘de erwtenbeer‘.

In Selma Lagerlöfs verhaal ‘Voddenlars zoekt het kerstkindje’ wordt gezegd dat het stro van de laatste korenschoof, die niet gedorst is, als joel-traktatie voor de vogels buiten wordt gezet. Uyldert: Het wordt februari en maart en de boer gaat ploegen en zaaien. Nu schakelt hij de oude gedaante van de levensgeest aan de nieuwe: men heeft nl. in Scandinavië van dat stro waarin de levensgeest zich, als in zijn laatste schuilplaats, heet teruggetrokken te hebben, een diervorm gemaakt, een bok van stro, de zgn. joelbok, die gedurende de joeltijd in de huiskamer heeft gestaan: de levensgeest mocht alles meevieren! Nu trekt men die strooien bok uit elkaar en begraaft dit stro op de vier hoeken van de akker, alvorens men gaat zaaien. De levensgeest is weer op het veld en kan zijn intrek gaan nemen in het ontkiemende graan!
We komen dan de naam Al tegen, i.p.v. Oei, ‘
de stemming van het lichtere seizoen ‘.
Steeds uitbundiger botten de planten uit: de levenskracht vertoont zich in het frisse groen! Bij dit nieuwe voelde men a.h.w. de drang tot vernieuwing: alles weer fris: schoonmaak, reiniging, ook van het lichaam (de vastentijd!) In oude tijden deed men dat plechtig, om de levensgeest dankbaar op te nemen in het gereinigde lichaam: zwijgend dronk men te middernacht, bij een bron, de verse berkenmede. En de mensen trokken naar de woudheilige, waar de priester over het hoofd van een onvruchtbare vrouw een verse graszode wierp, om haar aldus de kracht van de levensgeest mede te delen.’

Uyldert spreekt over de ‘enclosure‘. Ze vertelt dat op dit afgebakende veld zich geen mens mocht vertonen, ‘omdat daar de levensgeest woonde, die, met zijn ontzaglijke kracht, gevaarlijk was om door een gewoon mens te worden aangezien!’
We kennen nog gebruiken bij oude volken waarbij een man a.h.w. ‘bezeten’ is – door de levensgeest – en hij danst, gemaskerd en onherkenbaar uitgedost – voor het volk, als een manifestatie van de godszoon.’
O.a. totemdieren zouden door de levensgeest in bescherming worden genomen: ze mochten nooit gedood, ze werden als heilig beschouwd en je ziet ze terug als beschermers van een stam of familie, afgebeeld op een familiewapen.

Uyldert brengt de geit i.v.m. ‘wijsheid’, de god van de wijsheid zou bij de oude Grieken in de geit hebben geleefd. Later werd hij de menselijke gestalte van Pallas Athena die weleens met een geit wordt afgebeeld. ‘De oude wijze geit’ brengt Uyldert in verband met de priesters die in de tempel heilige geiten hielden.

Bij ons zou het de haan zijn waarin de levensgeest graag zijn intrek nam. Dat hij ’s morgens als eerst op de opkomende zon reageert, komt volgens haar omdat de haan een over-elektrisch dier is en daardoor de eerste elektrische trillingen die de zon in de atmosfeer zendt, opvangt. Zijn jubelend gekraai is een uiting van zijn elektrisch overschot. 

‘De priester hoedde op het afgesloten veld de heilige haan, die in de overlevering éénpotig genoemd wordt, omdat al wat tot de hogere sfeer van de eenheid behoort (daar waar geen geslacht is en geen goed-en-kwaad) als eenbenig wordt voorgesteld. Een overblijfsel uit de tijd van zulke haanheiligdommen is het versje:

Moeder, wat naai je daar?
Vaders hemd.
Waar is vader?
In de tuin.
Mag ik er even heengaan?
Nee, want er is een haan met één poot,
als je hem jaagt, dan gaat hij dood.
Moeder, de klokken luiden!
Wat heeft dat te beduiden?
Ach, hij is dood, de haan met één poot!

Was een heilig dier dood, dan werd het door de priesters opgegeten. Zo kon het dat een dier dat men zag als de laatste woning van de levensgeest bij het oogstmaal werd opgegeten: bijv. een os of een zwijn. Daarbij zou men zijn kracht in zich opnemen: een heilig maal.
In andere streken zijn het weer andere dieren, in de tropen bijv, een tijger of een leeuw.
Uyldert noem daarbij ook eten van mensen: de edele organen verkregen door het koppensnellen.
Niet alles werd opgegeten. Een deel werd bewaard en ingezouten. Brak het voorjaar aan dan werd dit deel plechtig opgegeten door de zaaiers voordat zij naar de akkers gingen.

Aan het begin van het nieuwe landbouwjaar werd de levensgeest rondgedragen door velden en akkers en weiden ‘om het gewas en het vee zijn kracht mee te delen.
Dat zou de veldgang verklaren, waarbij men een graanschoof of een roede van berkentakken of een brood met zich meedroeg.
De kerk zou deze veldgang later tot processie hebben gemaakt.
Er moet een diepe dankbaarheid voor de levensgeest hebben bestaan in het besef dat deze het is die met zijn levenskracht in het graan woont. Men zong liederen en richtte versierde bomen op: de levensboom met de jaarkrans. Deze traditie is er op sommige plaatsen nog, m.n. met Pasen en Pinksteren, o.a. in Denekamp: paasstaak, En niet te vergeten: de meiboom. ‘In de nacht voor één mei zetten de jongemannen een bloeiende tak onder het raam van hun liefste: zij bieden haar hun levenskracht aan!
Daaraan herinnert het liedje:

Schoon lieveken, waar waardet gij, den eersten meiennacht?
Dat gij mij genen meie bracht?’

Uyldert verklaart in verband hiermee het ontstaan van het kinderspel ‘zakdoekje leggen’

‘Ook werd (bijvoorbeeld op de paasweide bij Arnhem) door de jongemannen een ritueel spel gedaan, waarbij zij een kring vormen als ’enclosure’, waarbij echter de levensgeest of zijn priester achter de jongens om gaat en hem met een graszode of berkentak aanraakt, om hun zijn kracht mee te delen. Degene die aldus is opgeladen loopt de priester achterna, maar als hij niet tijdig de lading terug kan geven door aanraking, moet hij de priester opvolgen. Dit spel, in ietwat gewijzigde vorm, met een zakdoek in plaats van een graszode, spelen onze kinderen nog altijd als ‘Zakdoekje leggen’!

Die levenskracht wordt door alle priesters over de hele wereld – zij noemt de Dalai lama en de paus, uitgedeeld wanneer zij de zegen geven,eventueel met een kwast!’
Het zou om dezelfde kracht gaan als die ‘de opperpriester overbrengt op de vorst bij de kroning of zalving! De kroon zelf beeldt de instroming van gouden zonnekracht door de kruin van de vorst, uit.’

Bij de kroning ontvingen de Europese vorsten een bepaalde geneeskracht die zij door handoplegging door konden geven. Het volk – dat was hun taak – moest kracht en voorspoed ontvangen. Wanneer er hongersnood, oorlog of ander onheil – epidemieën – over het volk kwam, was dat te wijten aan de vorst. Een Deense koning, Knut, die de voorspoed niet kon doorgeven, werd omgebracht.
Uyldert ziet deze handoplegging terugkomen in spelletjes als ‘de tik’.
Dat velen alleen een gekroonde of gezalfde vorst als leider willen en niet een president, zou hier zijn oorsprong vinden.

Op de vrijescholen waar Palmpasen wordt gevierd, prijkt de broodhaan op de palmpaasstok en kan worden gezien als het heilige dier en drager van de kracht van de levensgeest.
Wat ‘zakdoekje leggen’ betreft, komt hij in Vlaanderen voor als ‘de kok’, le cocq

‘Ei kok een ei, de kok zal leggen . . .’

In Vlaanderen brengt de levensgeest als haan eieren rond. Bij ons doet de paashaas dat. In oude godsdiensten zou dit dier een sterk verband hebben met de maan, al bij de oude Egyptenaren.,want het is de maankracht vooral, die, in samenwerking met de kracht van de zon, in het voorjaar de planten doet ontkiemen en uitbotten en de eieren laat leggen, immers de maankracht bouwt de stoffelijke lichamen op naar het etherisch patroon van de erfmassa.’

Pasen is een oeroud feest, historisch de uittocht van het joodse volk uit Egypte,  maar het tijdstip in het jaar waarop dit valt, is in het ritme van het jaar iets speciaals: Pasen wordt gevierd op de eerste zondag na de eerste volle maan na de voorjaars-dag-en-nacht-evening op 21 maart: ‘de dag van de zon, verenigd met de gloriedag van de maan, tezamen het dichtst bij dat punt liggend, waarop er evenwicht is tussen excarnatie en incarnatie, tussen abstractie en concretie, en waarna de concretie en de incarnatie gaan toenemen en de overhand krijgen tot aan de langste dag!’

‘Bij vele volken wordt de geboorte van de godszoon eerst nu gevierd, met Pasen, en de opstanding uit het graf is ermee analoog, want nu komt de plant bóven de grond uit, nadat op midwinter het zaad was gaan kiemen. In dat eerste kwartaal was de abstractie nog groter dan de concretie en bleef het leven nog in het verborgene. In Italiaanse dorpjes wordt op Goede Vrijdag een kruisbeeld naar een spelonk gedragen, dat op paaszondag met gejubel daar vandaan wordt gehaald, want, zo zegt de eenvoudige bevolking: als Christus niet opstaat, hebben wij van ’t jaar geen brood! Deze mensen begrijpen nog de wezenlijke betekenis van Christus als levensgeest, aanwezig in het brood, dat daarom zélf en in wézen heilig is! Zo zagen het ook de Manichaeërs in de derde eeuw van onze jaartelling, die spraken van ’Jezus patibilis’: de in de materie lijdende levensgeest, die zich ’s zomers aan de mensheid wegschenkt om haar te voeden!’

Mellie Uyldert heeft veel verteld over de oude kinderspelen. How frequent die nog in kleuterklassen worden gespeeld, weet ik niet, behalve dan dat ze op vrijescholen nog altijd gebruikt worden, mede om deze bewust of onbewust aanwezig kennis over de levensgeest.

‘De levensgeest gaat om, en doet dit nog in zo menig van ritueel tot kinderspel geworden oud dansje, zoals bij de Springer in het Veld:

’k Moet dwalen, ’k moet dwalen,
langs bergen en door dalen –
daar kwam een kleine springer in het veld,
hij zwaaide met zijn arm, hij stampte met zijn voet –
Kom, wij willen dansen gaan, dansen gaan,
en de anderen moeten blijven staan.

De levensgeest – hier de springer – geeft zijn levenskracht aan iemand die uitverkoren is en met hem moet dansen.

Bij Jan Huygen zit de levensgeest in de ton (moeten we daarbij denken aan het stamlid in de ‘enclosure’? (Zie boven). De levensgeest is zo sterk dat de dansers ten slotte ‘verlamd door zijn sterke uitstraling’ op de grond vallen.

De levensgeest verdeelt zich nu in vele gedaanten, voor elk gewas en elke diersoort één, zou men kunnen zeggen. In de rogge woont hij als de roggewolf, in de boekweit als de koekeloeren-haan, enzovoort. Als op midzomer, de langste dag, de laatste veldgang is gehouden, is ook de laatste uitdeling van levenskracht zichtbaar in het zgn. sint-janslot; het laatste uitlopen van een boomblad. Dan duurt het niet lang meer of de oogst begint, en bij het maaien van het graan meent het boerenvolk, dat het de levensgeest nu verjaagt uit zijn woning in ’t gewas, zodat hij moet vluchten in de laatste schoof op het land! Daarom wordt die met linten versierd en in triomf op de laatste kar mee naar huis gereden en in ere gehouden! – In het dierenrijk, met name bij het vee, wordt de oogsthaan of de oogstos gedood en genuttigd, met dank aan de levensgeest!

Niet alleen wordt de levensgeest gezien als mannelijk, hij! komt ook voor in een vrouwelijke gedaante. Uyldert ziet haar in de gestalte van Irhta of Hertha aanwezig, in Moeder Aarde. Deze is dan weer de bruid van de hemelse levensgeest, van de zon. De godszoon is dan het kind van beide.
Ze verschijnt ook in de Pinksterbruid, de Pinksterblom, zij is mooi versierd met een kroon, ze wordt rondgedragen en aan het eind van de dag geëerd met een vuur: het pinkstervuur of midzomervuur. De bloeiende aarde, gevierd op de dag  ‘die het toppunt van levensmanifestatie in vormenovervloed is, het hoogtepunt der concretie, die na deze dag gaat afnemen, om bij de najaars-dag-en-nacht-evening aan de abstractie gelijk te zijn geworden.

Uyldert ziet in Sint-Joris of Sint-Michaël de gedaante die rond 21 september de levensgeest heeft aangenomen. De draak wordt verslagen: de geest verlaat de materie die daardoor sterft. 
De vrouwelijke vorm van de levensgeest is al ten hemel gevaren (Maria Hemelvaart op 15 augustus) ennu zien wij nog in allerlei landen een stervensritueel vieren. Rond de Middellandse Zee, waar men in het voorjaar ter ere van de wedergeboorte van de jonge Adonis of Attis of Thammuz feestvierde met mandjes met jonge slaplantjes, worden nu vrouwenfeesten gehouden, zoals de oud-Griekse Thesmophoria, waarbij varkentjes (vruchtbaarheidssymbool en totemdier) in een ravijn worden geworpen. Persephone moet nu de aardoppervlakte verlaten en in de onderwereld afdalen voor 4 maanden. Een overblijfsel van zo’n vrouwenritueel vinden wij nog in het kinderspel van Kleine Anna, die ter dood gebracht moet worden:

Kleine Anna zat laatst op enen steen,
daar zat zij zo te wenen!
Daar kwam de boze jagersman,
die hakte haar het hoofdje af –
nu gaan wij haar begraven!

Nu de mens, in een nieuwe cultuurfase, weer iets gaat beseffen van dit ritme van de natuur, dat ons allen voedt en draagt, en van de levensgeest, wonend in alle levende wezens, verschijnen haar moderne gedaanten: de bloemenkoningin, kersenkoningin, heidekoningin, enzovoort!

Ofschoon nog meest onbewust, begint het besef door te dringen, dat alle godsdienst een uitdrukking is van dat wat werkelijk alles: natuur en mens, beweegt en doet leven; van die kracht, die alle levensvormen verschijnen doet en verdwijnen om ze in steeds fijner vorm te herscheppen, de kracht van de éne levensgeest, onder talloze namen bekend en bejubeld, de kracht waaruit wij allen leven, bewegen en zijn!’

.

Rudolf Steiner: Algemene menskunde voordracht 1: alle artikelen

Rudolf Steiner: Algemene menskunde: alle artikelen

Ritme, waaronder ritmen in de natuur: alle artikelen

Jaarfeesten, waaronder Michaël, Pasen, Pinksteren: alle artikelen

.

2878-2699

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – oudjaar (3)

.
Shell Journaal van Nederlandse folklore 1972
.

Uren, dagen, maanden, jaren

.
Van Kerstmis naar het einde van het jaar is maar een heel klein stapje, welgeteld vijf dagen. Voor velen tegenwoordig vrije dagen, snipperdagen.
Vroeger op het boerenland gelegenheid tot uitslapen. Tussen Kerstmis en Nieuwjaar werd er niet bijster hard gewerkt. In de landbouw was weinig te doen en de veeboeren hadden hun dieren in de stal. Gelegenheid om eens wat anders te doen.
Daarom vrije tijd voor het blazen op de midwinterhoorn, een traditie die in Twente nog steeds in gebruik is, vanaf de eerste zondag van advent tot en met Driekoningen.
 
In Denekamp, Oldenzaal, Losser, Ootmarsum, Tubbergen, Weerselo en in de omgeving van Almelo, Borne en Hengelo hoort men in deze tijd het vreemde melodieuze geluid van deze herauten van Kerstmis. Over de oorsprong van het midwinterhoornblazen bestaan natuurlijk verschillende meningen. Dat kan nu eenmaal niet anders. En we geven hier een paar opvattingen. De een zegt dat het gebruik zijn ontstaan dankt aan het joelfeest van de oude Germanen, die door het blazen op horens in de midwintertijd de vruchtbaarheid van hun essen wilden beschermen tegen demonische geesten. Een andere mening wil de nadruk leggen op een oud gebruik van de Israëlieten, die de tuba staken om de gasten ter bruiloft te noden.
 

De hoorn zelf is een kunststuk met een lengte van 1,20 meter. Het geval bestaat uit twee gekuipte tegen elkaar passende stukken hout, die met sterke houten banden aan elkaar worden bevestigd. De hoorn heeft een schuin afgesneden mondstuk, dat bij voorkeur gemaakt wordt van eenjarige vlierloten. Een heel secuur werkje om een midwinterhoorn te maken: het vinden van het juiste hout, het uitsnijden en passend maken, het bespeelbaar maken. Daarbij gaat de hoorn in de waterput, want vocht is bijzonder belangrijk: als het hout uitdroogt gaat het barsten, maar het mag ook weer niet te nat worden omdat het hout anders zou gaan rotten. Een goede hoorn gaat wel lang mee, maar er moet dan veel zorg en aandacht aan worden besteed. Denk vooral niet dat het best meevalt om zo’n hoorn te bespelen. In de eerste plaats is het midwinterhoornblazen een inspannende bezigheid. De niet geoefende blazer brengt slechts een wat benauwd klinkend toontje voort. En dan gaan de boze geesten echt niet op de loop. De ware blazers letten extra op de klankbodem. En dat betekent dat bij voorkeur boven een put wordt geblazen, zodat de tonen een goede resonantie krijgen.

 
Het blazen zelf kan men nog altijd horen. Want men schat dat er in Twente zo’n tweehonderdvijftig midwinterhoornblazers zijn, die ook in concoursen hun vaardigheid komen bewijzen.
Toon Borghuis schreef er eens een mooi liedje over, natuurlijk in het Twentse dialect.
 
Holt’n doed’lenden hoorn baven de putte
Kneep vast oewe lipp’ op de vleerholten spool;
En blaost den Adventsroop van Vass’ tot de Lutte
Van Saosel naar Lettrop tot aover nen paol.
 
In Friesland gaat het niet om een hoorn maar om een klok. Vanaf 21 december – Sint Thomas – tot nieuwjaar wordt in enkele plaatsen zoals Katlijk (uit te spreken als Ketlik), Oudehorne en de buurtschap Brongerga bij Oranjewoud, allemaal in de buurt van Heerenveen het Sint Thomasluiden beoefend. Vrijwel elke dag en nacht wordt dan de klok geluid en met een vasthoudendheid en energie dat de klokkentouwen het nog wel eens willen begeven. Aan het gebeier komt geen einde. Dat werd vroeger een wild feest waarbij niemand zich onbetuigd liet. Gevolg: allerlei baldadigheden en onzedelijke uitspattingen. De grietman van Smallingerland probeerde er in 1842 dan ook een eind aan te maken en liet het klokkentouw verwijderen, maar dat namen de Friezen niet. Het Sint Thomasluiden is gebleven.
 
M. D. Teenstra uit Drachten rijmde er in 1844 over.
 
Slechts één dag in ’t jaar, aan Sint Thomas gewijd,
Dan komt men uit het veen, van wijd en zijd,
Dan luidt men te Dragten de klokken,
Dan luidt men, dan drinkt men, dan viert men hier feest,
Doch hoe oud of wat oorsprong ’t gebruik is geweest,
Weet niemand, na veel zoeken en blokken.
 
Vlak voor oudejaar, op 28 december is het de dag van de onnozele kinderen. Dat herinnert aan het feit dat – zoals in het bijbelverhaal wordt verteld – koning Herodes in Bethlehem alle pasgeboren kinderen liet ombrengen om er zeker van te zijn dat de zo juist geboren Koning der joden, waarover hij van de wijzen uit het Oosten had gehoord, ook gedood zou worden. Daarom zijn in en in de omgeving van Roermond en Venlo op onnozelekinderendag de kinderen de baas. Vooral de jongste kinderen hebben dan veel te zeggen. Zij spelen voor vader en moeder en maken zelfs uit wat er op die dag gegeten zal worden. Een heel bijzonder privilege. Verkleed als grote mensen en met veel muziek wordt dan tevens een tocht door de straten gemaakt om duidelijk te maken dat het Alderkindere is.
 
En dan oudejaarsdag, 31 december. De dag van de oliebollen en de appelflappen. Alle ellende van een heel jaar wordt vergeten; een nieuw jaar staat voor de deur en vraagt om de nodige bezinning. Vandaar dat de kerkgang voor velen op oudejaar een niet te missen traditie is. Men zingt over de uren, de dagen, de maanden, de jaren die als een schaduw voorbij vlieden. Wel een beetje vreemd dat juist dit lied een nationaal oudejaarslied is geworden. Zwolles burgemeester Rhijnvis Feith schreef het indertijd als nieuwjaarslied. Wie het goed leest, zal trouwens gauw ontdekken dat het echt om een nieuwjaarslied gaat, maar dat doet er niet toe, het wordt op oudejaar gezongen. En wat maakt het ook uit? Als de klok ’s nachts om twaalf uur slaat, is er geen verschil meer tussen oud en nieuw. Dat het zover is, blijft bepaald niet onopgemerkt: de klokken beginnen te luiden, de scheepsfluiten gaan gillen, de glazen worden geheven, vuurwerk gaat de lucht in. Een heidens kabaal al die gillende keukenmeiden, rotjes, vuurpijlen en wat dies meer zij. Op een paar gulden meer of minder wordt niet gekeken. Er gaat in een korte spanne tijd voor miljoenen de lucht in.
 

Hier en daar leven nog speciale gebruiken, zoals in Schildwolde waar men het kloksmeren kent. Kloksmeren is een mooi woord, al weet niemand of dat smeren nu op de klok of de keel van toepassing is. Half december is de kloksmeervergadering, waarbij iedere kloksmeerder zijn eigen traject krijgt aangewezen om het kloksmeergeld bij de bewoners op te halen. Dat is nodig om drank, worst en brood te kopen. Niemand vergeet in Schildwolde dat hij ook eens kloksmeerder is geweest, dus met de opbrengst zit het wel goed. Op oudejaarsavond begint het gebeier van de klok. Het duurt van acht uur op oudejaarsavond tot acht uur op nieuwjaarsdag. Het café is gelukkig aan de overkant, zodat iemand die niet aan het klokkentouw hangt, gemakkelijk even kan gaan doorsmeren. Op die avond komt het hele dorp in het café; er wordt een borreltje geschonken. Voor de gaande en komende man of vrouw. Iedereen wil wel eens zien of de kloksmeerders hun werk wel goed doen. En nog iets zinvols ook. Als er een voordelig saldo is, wordt dat geld voor een goed doel bestemd: hulp bij ongelukken, reisje voor de bejaarden of iets dergelijks.

 
In Dokkum gaat het weer anders. Op deze avond komt iedereen, ook de jeugd, naar de ‘zijl’, de sluis vlak voor het stadhuis. Als de klok twaalf slaat, wordt er gelukgewenst en omhelsd en trekt jong en oud door de straten. In Friesland is het in verschillende streken op oudejaarsavond oppassen geblazen. Men heeft de gewoonte alles wat ‘los zit’ te verplaatsen of naar een centrale plaats te slepen. Dus niets buiten laten staan; dan wordt het een hele toer om de eigendommen weer terug te vinden. De jeugd die aan de gang is geweest, blijkt bijzonder vindingrijk te zijn. Een fiets opgehangen in een boom is nog maar een kleinigheid; een boerenkar wil nog wel eens boven op een dak terechtkomen en om zo’n kar er weer af te halen wordt een hele klus op nieuwjaarsdag.
 
 
 
oudjaar
 
.
 
Jaarfeesten: alle artikelen
.
 

Vrijeschool in beeldjaarfeesten

.

986-913.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Oudjaar

.

Hoewel ‘oudjaar’ geen jaarfeest is dat op de vrijescholen wordt gevierd, horen onderstaande activiteiten

voor sommige gezinnen en in sommige streken van het land tot de activiteiten in de gang van het jaar.

.

Wendela van Mansvelt, Jonas 8/9, 15-12-1978

TOEKOMSTKIJKEN

Loodgieten op oudejaarsavond

Oudejaarsmiddag zet in met één grote bedrijvigheid: de laatste ingrediënten voor de maaltijden worden, in karton­nen en manden, binnengehaald – mor­gen is immers ‘zondag’ – de lucht van oliebollen en kaarsen hangt in het huis, gemengd met dennengeur. Blokken voor het haardvuur worden aange­sleept en opgestapeld, een zakje antracietnootjes ernaast, de grote grijze zinken teil uit de schuur gewrikt, een stevige soeplepel (aluminium) bij de haard gelegd, loodbrokken pakklaar. We gaan toch lood gieten? Een oud stuk kleed voor de haard zal geen overbodige voorzorgsmaatregel blij­ken.
In afwachting van de gasten wordt de haard al aangestoken, als het zover is, zal een laag rood-smeulend vuur nodig zijn. Uit de andere kamers worden half opgebrande kaarsen in veelvormige kandelaars aangedragen en evenals de kerstboom, van nieuwe kaarsen voorzien. Na een ‘makkelijke’ maaltijd wordt in de keuken de laatste hand gelegd aan allerlei lekkers voor het middernachtelijk souper. ’t Huis vibreert van activiteit! Als de gasten met spannende pakjes ter opluistering van deze avond gearriveerd zijn, wordt een ‘heiligen’ legende of iets anders, ons dierbaar, voorgelezen bij het licht van de kerstboom.

We duimen dat bel en telefoon dit rus­tige uur niet zullen verstoren. Het doet goed samen stil te luisteren, de kring van gasten en familieleden gade te slaan bij het kaarslicht, de beelden uit het verhaal voor je te zien. Napra­ten over het voorgelezene komt aan de orde, de kinderen popelen om hun ge­luk te gaan beproeven met het loodgieten.
Wie mag het eerst? We tellen af en de uitverkorene mag de soeplepel, waar hij een loodbrok in legt, boven het vuur houden. Tal van goede raad begeleidt deze eersteling: ‘Kijk uit, ’t is levensgevaarlijk als je morst, pak die handschoen, ezel, je brandt zo je vingers. Is er genoeg water in de teil en de weg tussen haard en teil niet ver­sperd door op de grond staande kopjes en glazen, kandelaars die haast omval­len, ledematen van gezinsleden, die juist een goed plekje vlakbij de teil kozen om alles van de eerste rang af te volgen? Niet zo lang in ’t vuur, de le­pel smelt straks nog!’ Snel smelt het lood, een zware brij ligt in de lepel. Nu flink en doortastend naar de teil lopen – goed kijken – mikken – gooien -sschwt – ’t is gebeurd. Wat zal het zijn? Onmiddellijk stolt het lood in het koude water en de eerste gooier vist voorzichtig met z’n hand zijn creatie uit het water. Ooo’s en aaa’s vullen de ruimte, ’t lijkt wel een boot – ach wel nee, beneden lijkt het op een kip. Net iets voor jou, een soort vliegtuig! Snelheid en richting gaven vorm aan het gesmolten lood, in één handomdraai werd een persoonlijk karakter aan de egale vloeistof gegeven. – Nu de Bijbel – waar ligt ie nou? De ‘gieter’ krijgt de grote statenbijbel in de hand, wordt geblinddoekt en slaat dan de Bijbel open. Met een potlood zonder punt, zo makkelijk te vinden in een groot gezin, wordt een regel aangewezen in de tekst. Soms ver­dwaalt een hand zó erg dat bijsturen geboden wordt. Blinddoek af en nu hardop lezen!

De ouderen van ’t gezelschap moeten soms helpen om de tekst voor te lezen en de netelige situaties, die het Oude Testament beschrijft, wat te omzeilen. ‘Dat slaat op jou – ‘k snap er niks van – goed onthouden hoor!’ Dan is de vol­gende al aan de beurt. Met verhitte ge­zichten, waar spanning op te lezen staat, geven de gieters de lepel aan de volgende ‘afgetelde’ speler door tot iedereen aan de beurt is geweest. Na verloop van tijd staat van allen een kunstwerk op de schoorsteenmantel. Ja, ze zijn echt allemaal anders, dat is zeker. Er zijn een paar favoriete scheppingen die duidelijk de vorm hebben van boot, hoofd, vleugel, bloemkool. ‘Jij wou toch zo graag varen. Jij houdt toch zo van lekker eten!’ Het vuur hoeft niet meer aange­wakkerd te worden, de stemming is warm genoeg. De schade van ’t loodgieten valt mee – wat kaarsvet op tafel, ja, kijk uit, ook op de grond, wat meer schroeiplekken op ’t oude kleed voor de haard, een enkeling die aan z’n hand likt (‘toch niet echt verbrand, hè?’).

“k Hoor al knallen, laten we de ramen open zetten, straks gaan de klokken luiden’. Vuurpijlen trekken een spoor naar de ‘hemel, lichtballen spatten boven de huizen uiteen – de torenklok­ken luiden – goede wensen – omhel­zingen – dan horen we, zo echt Rotter­dams, de boten in de havens met hun gefluit het nieuwe jaar welkom heten. Veel later vertrekken de gasten met hun loodproduct en wij kijken nog even naar onze eigen maaksels – dan slapen en dromen op deze nieuw­jaarsmorgen.

Terugkijkend op zo’n viering, nu vele jaren geleden, vraag ik me af, of we zwaar tilden aan onze loodgietsels met bijbehorende Bijbeltekst – ik dacht ’t niet, ’t was een heerlijk gedoe, vol spanning en plagerijen. Wel komen associaties met lood – lekkende goten door de loodgieter bijgelapt met lood, de oude loden buizen in onze keuken die tenslotte toch vervangen werden door buizen van plastic – bij mij boven. In de Winkler Prins staat te lezen dat de loden buizen door de Romeinen aangelegd, de eeuwen trotseerden. Oude houten kisten voor theeverpak­king gevoerd met dun-loden voering om de smaak te garanderen. Een lood­lijn construeren – zekerheid gevend voor de verdere tekening. Uit ’t lood geslagen – dan slinger je maar heen en weer. Steeds duidt lood op het behou­dende, wars van elke verandering. Lood voor kogels, (stukjes hagel op je bord uit een stuk haas, patrijs enz.) met als doel ’t bewegende doelwit voor altijd te verstijven. Ook lood in de ‘haute couture’, in dunne schijfjes ge­naaid in plooien van de zijde of het fluweel om de diepte van een decol­leté te garanderen, dan wel als kleine kralen in de zoom van een wijde rok genaaid om bij het walsen de rokken wel te laten zwieren maar té speelse vlucht van de meters stof in te tomen.

Lood in ’t taalgebruik – een loodzware slaap, de eigenlijke verkwikking ont­breekt – met lood in de schoenen er­gens heengaan – de fantasie, de leuke invallen zijn spoorloos. Van een lood­zware maaltijd heb je zelfs ’s nachts nog last.

Als in de natuur de onweerswolken zich opstapelen en een loodgroen-grijze kleur de hemel voor ons oog af­sluit, dan is zwaar weer op komst. Onheilspellend – de vogels, zoeken dekking in en onder de struiken, tot de loodgrijze wolken zich ontladen in een wolkbreuk.

Willen we bij het oudejaars-loodgieten niet een geheim ontfutselen aan dat lood, dat zelf zo iets behoudends, ja onontkoombaar vaststaands heeft? Willen we niet een stukje zelf – zeggenschap hebben in onze eigen toe­komst, een ‘eigen hand’ in het lot? We nemen de kans waar, we gooien het door toevoeging van hitte gesmolten lood, richting en vaart met eigen hand bepalend, in ’t water en weten met het weer gestolde resultaat weinig te be­ginnen. Vervangt de Bijbeltekst wel­licht de verklaring van de oude zieners die onze gietsels konden duiden en een sluier konden oplichten voor onze lotgevallen in het nieuwe jaar?
.

loodgieten

Nodig:
tweedehands lood
een grote pan of emmer
een stevig oud pannetje of pollepel

Werkwijze:
smelt een stukje lood in het pannetje of de pollepel – het zal niet lang duren voor het vloeibaar is.
Daarna ieder op zijn beurt wat lood in de emmer met water gieten.
In het water zullen dan vormen ontstaan die je fantasie  aan het werk kunnen zetten: ze doen je ergens aan denken, wijzen op iets wat in de toekomst verborgen ligt.

Heksverbranding

is zeker zo spectaculair als vuurwerk

maak een heks – zoals je een vogelverschrikker maakt:
oude kleren gevuld met stro.
Deze heks krijgt een schort voor en in haar schortenzakken stopt ieder die aanwezig is een briefje – anoniem – met zijn of haar slechte eigenschappen.

Om 24.00 u wordt de heks verbrand en de slechte eigenschappen verbranden mee!

(bron onbekend)

.

Jaarfeesten: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: jaarfeesten

.

420-394

.