VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over het geestzelf – GA 9

.

Over Ik, bewustzijnsiel en geest(es)zelf

In deze inleiding ging het over: wat kan je met of vanuit je eigen Ik doen aan of voor jezelf, voor je ontwikkeling.

Daaraan heeft Rudolf Steiner in vele voordrachten aandacht besteed.

De kern van zijn opmerkingen is, voor wat er op blz. 23, 24 van de Algemene menskunde’ staat, steeds: welke gevolgen heeft dit voor de ziel en het bewustzijn van de mens. Wat wordt er daardoor ontwikkeld.

Steeds komen nu de begrippen ‘geestzelf, levensgeest en geest(es)mens’ in de schijnwerper te staan.

Evenals met de opmerkingen over het etherlijf,    astraallijf   en het Ikgaat het er mij nu om, door al deze karakteriseringen vertrouwd te raken met deze wezensdelen.

In 1904 publiceert Steiner zijn ‘Theosofie GA 9. Vertaald.

Daarin bespreekt hij uitgebreid de 9-ledige mens om uit te komen bij de 7-ledige.
Daarmee verweven lijkt het 4-ledige.
Deze voordrachten over het astraallijf, zijn allemaal van rond 1904, alle geven ze karakteriseringen voor het astraallijf.
Daar lees je ‘astraallijf’ als ongeveer synoniem aan ‘gevoelsleven’ waarbij deze gevoelens min of meer bewust zijn.

In ‘Theosofie’ is dit gevoelsleven wat gespecialiseerder besproken en dat vinden we bv. weer terug in o.a. de ‘Algemene Menskunde’.
Dan is er sprake van ‘gewaarwordingsziel, verstands-gemoedsziel en bewustzijnsziel.’
Naarmate we in de richting van het etherlijf gaan vinden we daar ook de gevoelens die zich bij dit etherlijf ‘in de buurt’ bevinden.
Dit levenslijf heeft o.a. voedsel nodig en we voelen, beleven ‘honger’ en verlangen naar eten.
Als Steiner over het astraallijf spreekt als drager van begeerte, driften, hartstochten enz. is het dit gebied. Hier ligt de sterkste overeenkomst tussen mens en dier.
Als we met deze gevoelens bezig zijn, zijn we a.h.w. gericht op het kort-tijdelijke: telkens als er een bevrediging van die gevoelens is geweest, ebben ze a.h.w. weg om vervolgens weer te ontstaan.

Nu kennen we in ons niet alleen dit soort gevoelens. We ervaren bv. dingen in het leven die ons raken, ons emotioneel maken, ‘danig op ons ‘gemoed’ werken en als we ze meester willen worden, als we ‘nuchterder’ willen worden, gaan we over die gevoelens nadenken, we beginnen te reflecteren. Dat is ook nog steeds een stukje ‘astraallijf’, gevoel met bewustzijn.
We kunnen ervaren dat we er eigenlijk niet (meer) aan willen toegeven: het mag me niet meer overkomen’. Ik wil het niet meer en……daar is het Ik, nu dus veel sterker beleefbaar dan daarvoor.
Dan kan het ook zijn, dat je besluit veel minder te gaan toegeven aan dit soort emoties, maar ook aan die prikkels die maar even duren. Voor een deel kun je ‘de waan van de dag’ negeren en je bv. richten op ‘het goede, schone en het ware’.
Dat lijkt abstract, maar is het niet.
Want i.p.v. je tijd te besteden aan allerlei indrukken op je telefoon, kun je ook ogenblikken creëren waarin je een bepaalde gedachte koestert die ‘gisteren waar was, vandaag ook en morgen ook. Die a.h.w. een soort eeuwigheidswaarde heeft in vergelijking met die kort-tijdelijke dingen.

In ‘Theosofie’ neemt Steiner ons mee vanuit het lichaam, via de ziel, naar de geest:

Vertaling blz. 26-27

Waarom doet de wereld zich op deze drieledige wijze aan de mens voor? Een eenvoudige gedachtegang kan dit duidelijk maken. Ik loop over een wei waar bloemen bloeien. De bloemen tonen mij hun kleuren via mijn oog. Dat is het feit dat ik neem zoals het zich aan mij vertoont. – Ik schep behagen in deze kleurenpracht. Daardoor maak ik het feit tot mijn eigen aangelegenheid. Door mijn gevoelens verbind ik de bloemen met mijn eigen bestaan. – Een jaar later loop ik weer over diezelfde wei. Er staan nu andere bloemen. Nieuwe vreugde wordt in mij gewekt. Mijn vreugde van het vorige jaar zal als herinnering opduiken. Ze is in mij; het verschijnsel dat die vreugde opgewekt heeft is vergaan. Maar de bloemen die ik nu zie zijn van dezelfde soort als die van vorig jaar; ze zijn volgens dezelfde wetten gegroeid. Als ik me over die soort duidelijkheid heb verschaft, als ik in die wetten inzicht heb gekregen, dan vind ik ze in de bloemen van dit jaar precies zo terug als ik ze in de bloemen van het vorige jaar heb leren kennen. En ik zal er misschien als volgt over nadenken. De bloemen van het vorige jaar zijn vergaan; mijn vreugde over die bloemen is alleen in mijn herinnering achtergebleven. Die vreugde is alleen met mijn bestaan verbonden. Maar wat ik vorig jaar omtrent die bloemen heb ingezien en dit jaar opnieuw inzie, dat zal blijven zolang er zulke bloemen groeien. Dat is iets dat zich aan mij heeft geopenbaard, maar dat niet op dezelfde wijze van mijn bestaan afhankelijk is als mijn vreugde. Mijn gevoelens van vreugde blijven in mij; de wetten, het wezen ° van de bloemen, blijven buiten mij in de wereld bestaan. Zo verbindt de mens zich voortdurend op drievoudige wijze met de verschijnselen van de wereld. 

Vertaling blz. 28

Met lichaam wordt hier datgene bedoeld, waardoor de dingen die de mens omringen zich aan hem openbaren, zoals in het eerdere voorbeeld de bloemen in de wei. Het woord ziel verwijst naar datgene, waardoor de mens de dingen met zijn eigen bestaan verbindt, waardoor ze hem bevallen en mishagen, waardoor hij er lust en afkeer, vreugde en verdriet aan beleeft. Met geest wordt datgene bedoeld, wat zich in de mens openbaart als hij, zoals Goethe het uitdrukt, de dingen als een ‘als het ware goddelijk wezen’ beziet. – In deze zin bestaat de mens uit lichaam, ziel en geest.

Alles wat bij mij lichamelijke processen zijn, kan ook met de lichamelijke zintuigen worden waargenomen. Maar mijn welbehagen en mijn afkeer, mijn vreugde en mijn verdriet kan noch ikzelf noch een ander met zijn lichamelijke zintuigen waarnemen. Het gebied van de ziel is ontoegankelijk voor de lichamelijke beschouwingswijze. Het lichamelijk bestaan van de mens is voor iedereen zichtbaar; dat van de ziel draagt hij als zijn wereld in zichzelf. Door de geest echter openbaart de buitenwereld zich aan hem op een hogere manier. In zijn binnenste worden weliswaar de geheimen van de buitenwereld onthuld; maar hij treedt in de geest buiten zichzelf en laat de dingen zich over zichzelf uitspreken, over datgene wat niet voor hem, maar voor hen betekenis heeft. De mens kijkt omhoog naar de sterrenhemel: de verrukking die zijn ziel smaakt is van hemzelf, de eeuwige wetten die de sterren regeren, die hij in zijn denken, in de geest kent, behoren niet hem, maar de sterren zelf toe.
Het bezig zijn met deze ‘eeuwige’ wetten, de inhoud daarvan bewuster in je opnemen, doe je met een verhoogde activiteit van je Ik. 
In je bewuste denken komt zo een grotere geestelijke inhoud en naarmate je meer van dit geestelijke in je opneemt, groeit je bewustzijn a.h.w. naar dit geestelijke toe.
Op zeker ogenblijk gaat het één a.h.w. in het ander over. 
Dan is in jouw iets ontstaan van wat Steiner het ‘geestzelf’ noemt.
 Vertaling blz. 45-47
.
Het ik leeft in de ziel. Ook al behoort de hoogste uiting van het ‘ik’ tot de bewustzijnsziel, toch moet je zeggen dat dit ‘ik’ van daaruit de gehele ziel met zijn stralen vervult en via de ziel inwerkt op het lichaam. En in het ik leeft de geest. De geest werpt stralen in het ik en leeft daarin als in zijn ‘omhulsel’, zoals het ik in lichaam en ziel als in zijn ‘omhulsels’ leeft. De geest vormt het ik van binnen naar buiten, de minerale wereld van buiten naar binnen. De geest die een ‘ik’ vormt en als ‘ik’ leeft, noemen we ‘geesteszelf ’, omdat hij als ‘ik’ of ‘zelf ’ van de mens tot verschijning komt. Het verschil tussen het ‘geesteszelf ’ en de ‘bewustzijnsziel’ kunnen we ons op de volgende wijze duidelijk maken. De bewustzijnsziel raakt de door zichzelf bestaande waarheid, die onafhankelijk is van iedere antipathie of sympathie; het geesteszelf draagt diezelfde waarheid in zich, maar opgenomen in en omsloten door het ‘ik’; door het ‘ik’ wordt die waarheid geïndividualiseerd en in het zelfstandige wezen van de mens opgenomen. Doordat de eeuwige waarheid op deze wijze wordt verzelfstandigd en met het ‘ik’ tot één wezen wordt verbonden, wordt het ‘ik’ zelf eeuwig. Het geesteszelf is een openbaring van de geestelijke wereld in het ik.
Vertaling blz. 49-50

Bewustzijnsziel en geesteszelf vormen een eenheid.

In het 9-ledig mensbeeld worden bewustzijnsziel en geestzelf nog apart genoemd, in het 7-ledige staat er voor het geestzelf:  de van geest vervulde bewustzijnsziel.

.

Algemene menskunde: voordracht 1 –  over het geestzelf

Algemene menskunde: voordracht 1 – alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

.

2891
.
Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.