Op blz. 23/24 van de Algemene menskunde geeft Steiner een kleine schets van het 7-ledig mensbeeld.
Dat is in dit artikel wat nader uitgewerkt.
In dit artikel ben ik er iets dieper op ingegaan.
Voor het fysieke lichaam heb ik hier karakteriseringen gegeven zoals die te vinden zijn in andere voordrachten.
Ook voor het etherlijf astraallijf en Ik.
Doordat wij Ik-wezens zijn, hebben we het vermogen om onszelf ‘bij te scholen’.
Je neemt je eigen verdere ontwikkeling zelf ter hand.
Dat kan op allerlei gebied: de essentie hiervan is echter dat je ‘iets’ wat in de wereld is, naar jezelf toehaalt: je verdiept je bv. in literatuur, natuur, je gaat muziek beoefenen, er valt nog een heleboel op te sommen.
Maar wij mensen hebben ook het vermogen aan onszelf te werken waar het bv. gaat om ons gedachteleven, ons karakter, hoe we zijn, hoe we reageren, kortom we kunnen aan ons denken, voelen en willen werken.
We kunnen onszelf – voorzichtig gezegd – enigszins veranderen,
Dat is niet eenvoudig.
Voor Steiner is het de voorwaarde om ‘achter de dingen’ te leren waarnemen.
Hij zegt dat in ieder mens die vermogens aanwezig zijn.
Bij velen van ons in slapende of sluimerende hoedanigheid.
En zoals hij voor het slapend-dromerige kind zegt dat we geduld moeten hebben, omdat alles wat slaapt ook de eigenschap heeft wakker te worden – wij moeten het voorzichtig wekken – zo kunnen we ook in ons die sluimerende vermogens wakker(der) maken.
Daarvoor geeft Steiner allerlei hoger inzichtoefeningen. O.a. in GA 10 ‘De weg tot inzicht in hogere werelden‘.
Ook al leiden die oefeningen niet tot hoger inzicht, ze geven je wel een andere kijk op jezelf (en anderen). Gedachtecontrole, innerlijke rust en meer.
Er zijn ook de zgn. ‘Nebenübungen‘ [GA 266C]
Zij heten ‘Nebenübungen’ omdat Steiner aanbeveelt ze naast meditaties, waarnemingsoefeningen en dergelijke te blijven doen. [1]
Zo kan ‘gedachtecontrole en innerlijke rust’ ertoe leiden dat je je steeds afvraagt – wanneer je vindt dat je iets moet zeggen – moet ik het wel zeggen en moet het nu?
Neem het voorbeeld van ‘vlak voor de lessen beginnen, in de lerarenkamer’. Nog snel een vraag aan deze, nog gauw een opmerking voor de ander. Wat kunnen die ermee? Nemen ze dat als ‘onrust’ mee hun klas in?
Moest je dat écht zeggen en moest het op dat ogenblik? Vaak blijkt dat het aan het einde van de dag al niet meer opgaat; het was dus overbodig – ook die gevolgde onnodige onrust.
Moet het wel gezegd worden: tast het ogenblik af; is er werkelijk de rust om het te zeggen zodat die ander het ook echt hoort.
Er kan ook een soort ‘hygiënisch’ denken ontstaan.
Een collega is ziek, maar je moet toch nodig iets weten. Je voelt dat je eigenlijk moet vragen hoe het ermee is en je informeert. Dan zeg je: ‘Nu ik je toch spreek,….en dan komt de eigenlijke reden van je telefoontje: dat was niet in eerste instantie het werkelijk begaan zijn met de toestand van je collega.
Ik weet uit ervaring hoe de zieke collega dat kan gaan ervaren.
Er zijn veel voorbeelden te geven.
Ik ben door de oefeningen geen helderziende geworden, maar ik heb er wel mooie dingen door (ver)ge)kregen.
Als vervolg op de korte omschrijvingen van de 4 wezensdelen, hierboven beschreven, zal ik nu in een reeks artikelen de opmerkingen van Steiner weergeven over de activiteit van het Ik in relatie tot geestzelf, levensgeest en geestmens.
.
[1] De ‘Nebenübungen’ in het sociale leven
Algemene menskunde: voordracht 1 – over het geestzelf
Algemene menskunde: voordracht 1 – alle artikelen
Algemene menskunde: alle artikelen
Rudolf Steiner: alle artikelen op deze blog
.
2888
.