VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – Algemene menskunde – voordracht 13 (13-5)

.

RUDOLF STEINER

ALGEMENE MENSKUNDE ALS BASIS VOOR DE PEDAGOGIE

GesamtAusgabe (GA) 293*
Vertaald*

Enkele gedachten bij blz. 192 – 193 van de vertaling*
.

ZINLOZE EN ZINVOLLE BEWEGINGEN

Na een soort inleiding op ‘geest buiten ons’ en ‘geest binnen ons’ komt Steiner op de bewegingen die in zijn ogen zinvol, dan wel zinloos zijn.
En wat ons onderwijs betreft: we moeten de kinderen zinvolle bewegingen laten maken.

Blz. 191   vert. 192

Sinnvoll tätig – diese Worte müssen uns auch schon durchdringen, indem wir Erzieher des Kindes werden.

 Zinvolle bezigheid – deze woorden moeten in ons klinken wanneer we kinderen gaan opvoeden.

Wann ist der Mensch sinnlos tätig? Sinnlos tätig ist er, wenn er nur so tätig ist, wie es sein Leib erfordert.

Wanneer is een mens zinloos bezig? Wanneer hij alleen zo bezig is als zijn lichaam het verlangt.

Sinnvoll tätig ist er, wenn er so tätig ist, wie es seine Umgebung erfordert, wie es nicht bloß sein eigener Leib erfordert.

Zinvol handelt hij, wanneer hij doet wat de omgeving van hem vraagt en niet alleen zijn eigen lichaam.

Dat lijkt mij een interessant criterium: zijn de bewegingen direct op mezelf gericht of op de buitenwereld?
Hier zou je uren over kunnen discussiëren: is je ramen zemen, je auto poetsen, je rozen snoeien, en ga zo maar door, zinvol, c.q. op de buitenwereld gericht?
En ‘op ons zelf gericht’? Moeten we dan denken aan de lichaamscultuur waarvan we kunnen spreken als we kijken naar hoeveel mensen er dagelijks met hun lichaam bezig zijn, gericht op dat eigen lichaam: om het fit, gezond, in vorm, jong e.d. te houden? En is dat ‘zinloos’?

We moeten goed in de gaten blijven houden dat zinvol en zinloos steeds bekeken worden vanuit wat ze voor de geest betekenen.

Alle mogelijke bewegingen die we maken zodat we ons met of in ons lichaam fit voelen: we lopen hard, we fietsen (hard), we gaan naar de sportschool of we zitten thuis op de hometrainer of bewegen mee met ‘Nederland in beweging’, die lichaamscultuur hoort in dit opzicht bij het zinloze.

En dan noemt Steiner voor het eerst een bewegingsvak, nl. de gymnastiek, het turnen.

Darauf müssen wir beim Kinde Rücksicht nehmen. Wir können auf der einen Seite die äußere Leibestätigkeit des Kindes immer mehr und mehr überführen zu dem, was bloß nach dem Leiblichen hin liegt, nach dem physiologischen Turnen, wo wir bloß den Leib fragen: Welche Bewegungen sollen wir ausführen lassen? –

Daar moeten we bij kinderen rekening mee houden. Enerzijds kunnen we de lichamelijke activiteit van een kind meer en meer sturen in de richting van puur lichamelijke beweging, van gymnastiek, turnen; daarbij wordt alleen het lichaam gevraagd welke bewegingen gedaan moeten worden.

We kunnen – nogmaals: zonder veroordeling – stellen dat alle door mij hierboven genoemde activiteiten op het lichaam gericht zijn. 
Wat het ‘turnen’ betreft: dat is vooral de gymnastiek uit Steiners tijd, natuurlijk.

In een encyclopedie uit 1963 wordt ‘gymnastiek’ zo beschreven:

GYMNASTIEK, methodisch geordende, opzettelijke lichaamsoefeningen.
In de klassieke Griekse cultuurperiode vond het woord gymnastiek zijn oorsprong. De oorspronkelijke betekenis is ‘naakt oefenen’. In de Griekse opvoeding waren nl. drie gebieden te onderscheiden: de grammaticale, de musische en de gymnastische of lichamelijke opvoeding. Hoe breed dit begrip dient te worden opgevat, blijkt uit een opsomming van de oefeningen die eronder vallen: lopen, springen, discus- en speerwerpen, worstelen (samen de klassieke vijfkamp vormend), voorts boksen, pankration (een combinatie van boksen en worstelen), zwemmen en balspelen.

De term gymnastiek komt in de Renaissance op bij de medicus Hieronymus Mercurialis (1530-1606), die in zijn beroemde werk De arte gymnastica (1569) teruggrijpt naar het Griekse opvoedingsideaal. Het spreekt vanzelf, dat de term gymnastiek bij hem dezelfde inhoud heeft als bij de Grieken. Dat is trouwens ook bij Gutsmuths nog het geval in zijn hoofdwerk Gymnastik für die Jugend (1793).

Na Gutsmuths is de term gymnastiek van inhoud veranderd. De inhoud is verengd doordat de lichamelijke opvoeding zelf enger geworden is onder invloed van de rationalistische, mechanistische opvattingen van de 19de eeuw over bewegingsleer, psychologie, en daarmede ook over de lichamelijke opvoeding. Door het werk van mannen als Spiesz, Maul (Duitse gymnastiek), Ling (Zweedse gymnastiek) en hun volgelingen is de term gymnastiek vernauwd tot het gebied van methodisch geordende, opzettelijke, geconstrueerde bewegingen, waarvan de vorm, de richting en de regelmaat nauwkeurig zijn voorgeschreven.

Als in het laatste kwart van de 19de eeuw de reactie komt op de gymnastiekpraktijk van die jaren, en deze zich uit in een op de Angelsaksische opvoeding geïnspireerde spelbeweging, blijft de term gymnastiek toch hoofdzakelijk beperkt tot het eenmaal zo in vaktaal gegroeide begrip. Nog altijd geldt het woord gymnastiek voor methodisch geordende, opzettelijke lichaamsoefeningen.
Maar sedert de jaren ’20 behoeven dit geen geconstrueerde bewegingen meer te zijn, doch worden daaronder evenzeer verstaan de natuurlijke, doelmatige bewegingen, zoals men die bijv. aantreft in de Oostenrijkse gymnastiek.
Bron: Elsevier De nieuwe WP – 1963

In die jaren 1960 studeerde ik voor mijn onderwijzersdiploma en de ‘extra aantekening gymnastiek’. 
Bij die aantekening ging het om twee aspecten: zelf in staat zijn met alle toestellen om te gaan en daarbij de basisvaardigheden te beheersen en het geven van spel.
Bij het beheersen van die toestellen ging het om een puur individuele prestatie gericht op: lichaamsbeheersing.

Die puur op het lichaam gerichte activiteit rekent Steiner – nog altijd vanuit de geest gekeken – tot de zinloze bezigheden.

In het spel ging het veel minder om het individuele, meer om het sociale: hoe win je met elkaar; is er een plan, een tactiek, naast de techniek van de spelbeheersing.

Wanneer is bij Steiner iets zinvol?

Turnen en euritmie

Zoals we weten maakt hij graag iets duidelijk aan de hand van tegenstellingen en dat doet hij hier ook, wanneer hij de genoemde lichamelijke gymnastiek tegenover een beweging plaats die doortrokken is van zinvolle inhoud, waar het lichaam zich naar richt, dus niet omwille van het lichaam, m.a.w. wat de lichamelijke beweging tot uitdrukking brengt: de lichamelijke beweging in dienst van – hier – de euritmie.

Und wir können die äußere Bewegung des Kindes hinführen zu sinnvollen Bewegungen, zu sinndurchdrungenen Bewegungen, so daß es mit seinen Bewegungen nicht plätschert im Geiste, sondern dem Geiste in seinen Richtungen folgt. Dann entwickeln wir die Leibesbewegungen hinüber nach der Eurythmie.

En anderzijds kunnen we de uiterlijke bewegingen van een kind sturen in de richting van zinvolle bewegingen, bewegingen die geheel en al van zin doordrongen zijn; dan dartelt het kind met zijn bewegingen niet in het geestelijke rond, maar volgt het de richtingen van de geest. Dan richten we de lichamelijke bewegingen op de euritmie.   

Dat alles vat Steiner dan samen en een belangrijke toevoeging is nu, dat het ‘met het lichaam bezig zijn’ opgenomen wordt in het geheel van de activiteiten op school: omdat de mens ritmisch leven moet:

Je mehr wir bloß leiblich turnen lassen, desto mehr verleiten wir das Kind dazu, eine übermäßige Schlafsucht zu entfalten, eine übermäßige Tendenz nach der Verfettung zu entfalten. Je mehr wir abwechseln lassen dieses Hinüberschwingen nach dem Leiblichen – was wir natürlich nicht ganz vernachlässigen dürfen, weil der Mensch im Rhythmus leben muß -, je mehr wir dieses Hinüberschwingen nach dem Leibe wiederum zurückschwingen lassen nach dem sinnvollen Durchdrungensein der Bewegungen wie in der Eurythmie, wo jede Bewegung einen Laut ausdrückt wo jede Bewegung einen Sinn hat: je mehr wir abwechseln lassen das Turnen mit der Eurythmie, desto mehr rufen wir Einklang hervor zwischen dem Schlaf- und Wachbedürfnis; desto normaler erhalten wir von der Willensseite her, von der Außenseite her das Leben auch des Kindes.

Hoe meer we een kind alleen lichamelijk laten turnen, des te meer brengen we het ertoe een bovenmatige behoefte aan slaap te ontwikkelen en een bovenmatige tendens om dik te worden. Toch moeten we de puur lichamelijke bewegingen natuurlijk niet volledig verwaarlozen, want de mens moet ritmisch leven. Hoe meer we afwisselen als in een pendelbeweging tussen het puur lichamelijke bewegen enerzijds en het betekenisvolle bewegen zoals in de euritmie anderzijds, waarbij iedere beweging een klank uitdrukt, waarbij iedere beweging zin heeft, des te meer stemmen we de behoefte aan waken en de behoefte aan slapen op elkaar af. Zo kunnen we ook van buitenaf, via de wil, het leven van het kind in evenwicht brengen.

Het is begrijpelijk dat Steiner hier de tegenstelling gymnastiek – euritmie neemt. Het turnen van zijn tijd was in zijn ogen verworden tot een puur lichamelijke training, terwijl in de euritmie ‘de geest’ een vooraanstaande plaats inneemt.

In de meeste gymlessen die tegenwoordig worden gegeven, is altijd wel een combinatie van ‘training’ en ‘spel’ te vinden.
En de vrijeschoolleerkracht zou in de gymlessen met dit aspect gedegen rekening kunnen houden.

Daß wir allmählich auch das Turnen bloß sinnlos gemacht haben, zu einer Tätigkeit, die bloß dem Leibe folgt, das war eine Begleiterscheinung des materialistischen Zeitalters.

Dat we langzamerhand ook van het turnen een zinloze bezigheid hebben gemaakt die puur het lichaam volgt, is een bijverschijnsel van het materialistische tijdperk.

Sport en darwinisme

Dan volgt er een kwalificatie over sport waarbij het gevaar bestaat dat je al lezend daaronder alle sport rekent.
Steiner vertrekt bij de gymnastiek van die tijd:

Daß wir es gar erhöhen wollen zum Sport, wo wir nicht bloß sinnlose Bewegungen, bedeutungslose, bloß vom Leibe hergenommene Bewegungen sich auswirken lassen, ( )

En dat we er ook nog sport van hebben gemaakt – waarbij we niet alleen zinloze, betekenisloze, louter lichamelijke bewegingen zich laten uitleven, ( )

Ik heb de zin hier even onderbroken, omdat er nu iets volgt, waar ik nog geen aanknopingspunten bij kan vinden.
Als we naar de gymnastiek als sport – dat heet nu nog steeds turnen – kijken, zien we een grote tendens naar perfectionering, naar een volledige lichaamsbeheersing. En het kijken naar bijv. zo’n perfecte oefening aan de rekstok, kan een gevoel van bewondering oproepen: dat je dat zo kan met je lichaam, maar daarbij is het ook niet moeilijk je voor te stellen dat het hier om mechanische, machine-achtige bewegingen gaat en dan kom je, als je verder denkt waar je dat in het leven nog meer ziet, uit bij de ….dieren. Waar wij als mens een belangrijk deel van ons leven voor moeten trainen, hebben de dieren van nature en doen het a.h.w. nóg mooier, nóg ge-olieder.
Dit komt vooral voor bij individuele prestaties.
En daarbij valt nog iets op: de snelheid.

In het dierenrijk is een lijst te maken van de snelheid van de dieren.
Wanneer we een lijst zouden willen maken van snelle mensen, komen we in de sport terecht: schaatsen, hardlopen, zwemmen, wielrennen, bijv.
Het gaat vaak om honderdsten! van seconden en dan is dit wellicht iets wat we – met Steiner – on-zin – zouden kunnen noemen.
Hoe bewonderingswaardig de prestaties op zich zijn!

( ) sondern auch noch den Widersinn, den Gegensinn hineinlegen – das entspricht dem Bestreben, den Menschen nicht nur bis zum materiell denkenden Menschen, sondern ihn herunterzuziehen bis zum viehisch empfindenden Menschen.

maar waar ook nog het aspect van de onzin, de ‘anti-zin’ bijkomt – dat stemt overeen met het streven om van de mens niet alleen een materialistisch denkend mens te maken, maar hem ook nog te degraderen tot een dierlijk voelend mens.

Het Duits heeft hier ‘viehisch’ dat vertaald is met ‘dierlijk’. Een synoniem is o.a. ‘beestachtig’ en ook ‘inhumaan’.
Zonder daar nu over uit te weiden, denken we toch snel aan het geweld rond voerbalwedstrijden.

Het is zeker niet zo dat we bij Steiner een zwart-witmening over sport aantreffen.
Wanneer hij in Engeland – Torquay – voordrachten houdt en er wordt gevraagd naar sport, antwoordt hij naar de actualiteit van plaats en tijd:

GA 311

Blz. 139  vert. 139

Nun kommt wieder die Frage, die ja jedesmal bei meiner Anwesen­heit in England, wenn irgendwie von Pädagogik die Rede ist, gestellt wird.

Wie soll man Turnunterricht treiben, und soll man in einer englischen Schule Sport treiben, zum Beispiel Hockey, Cricket und so weiter, und Wie?

Es ist durchaus nicht die Absicht der Waldorfschul-Methode, diese Dinge zu unterdrücken. Sie können schon betrieben werden, einfach weil sie im englischen Leben eine große Rolle spielen und das Kind ins Leben hineinwachsen soll. Nur soll man sich nicht der Illusion hingeben, daß das eine andre Bedeutung hat, als eben diese, daß man das Kind nicht weltfremd machen soll. Zu glauben, daß Sport rür die Entwickelung einen furchtbar großen Wert hat, das ist ein Irrtum.

Nu komt weer de vraag die iedere keer wanneer ik in Engeland ben, wanneer er op de een of andere manier over pedagogie gesproken wordt, gesteld wordt.

Hoe moet je gymnastiekles geven en moet je op een Engelse school aan sport doen, bv. hockey, cricket enz. en hoe?

Het is absoluut niet de bedoeling van de vrijeschool deze dingen te onderdrukken. Die kunnen natuurlijk gedaan worden, eenvoudigweg omdat ze in het Engelse leven een grote rol spelen en het kind moet zijn plaats in het leven kunnen vinden. Je moet alleen niet de illusie koesteren dat het een andere betekenis heeft dan juist die dat je een kind niet wereldvreemd moet maken. Geloven dat sport voor de ontwikkeling een vreselijk grote waarde heeft, is een vergissing.

Afgezien van de woorden ‘vreselijk grote’, is er wel degelijk iets van waarde in de sportbeoefening te zien. Er bestaan zgn. ‘foundations’ die voor bijv. kansarme kinderen of sociaal nauwelijks meetellende kinderen die door de sport die ze met elkaar beoefenen, weer zelfvertrouwen krijgen of weer in het sociale worden opgenomen. Die waren er in Steiners tijd niet, dus is het geen wonder dat hij daar niet over spreekt.

Er hat nicht den großen Wert für die Entwickelung; er hat nur einen Wert, weil er eben eine beliebte Mode ist, und man soll durchaus das Kind nicht zum Weltfremdling machen und es von allen Moden ausschließen. Man liebt Sport in England, also soll man das Kind auch in den Sport einführen. Man soll nicht irgendwie sich philiströs gegen dasjenige stemmen, nun ja, was vielleicht philiströs ist.
Und in bezug auf das Eigentliche «wie das gelehrt werden soll», da wird ja außerordentlich wenig zu sagen sein, denn das ergibt sich bei diesen Dingen wirklich mehr oder weniger dadurch, daß man es vormacht und das Kind nachmachen läßt. Da auch noch besondere künstliche Methoden auszusinnen, das wäre doch etwas, was zu wenig sachgemäß wäre.

Die heeft geen grote waarde voor de ontwikkeling; die heeft waarde omdat het een geliefde gewoonte is en je moet een kind zeer zeker niet tot wereldzonderling maken en het van alles wat ín is, buitensluiten. In Engeland houden ze van sport, dus moet je het kind ook vertrouwd maken met sport. Je moet je niet op de een of andere manier kleinburgerlijk tegen de dingen keren, die misschien wel kleinburgerlijk zijn.
En met betrekking tot het eigenlijke ‘hoe moet je dat aanleren’ is buitengewoon weinig te zeggen, want dat gaat bij deze dingen min of meer dat je het voordoet en het kind het laat nadoen. Om daarvoor nog kunstmatige methoden te bedenken, zou toch iets zijn wat te weinig adequaat is.

Aansluitend volgen nog opmerkingen over het gymnastiekonderwijs die ook weer vanuit een bepaalde hoek belichten wat hierboven – dus in voordracht 13 – aan de orde komt:

Im Turnen, also Gymnastikunterricht – da handelt es sich danim, daß man tatsächlich aus der Anatomie und der Physiologie erfährt, in welche Lage irgendein Glied des Organismus gebracht werden soll, damit es der Leichtigkeit des Organismus dient. Da handelt es

Bij het turnen, dus gymnastiekonderwijs – daar gaat het erom dat je daadwerkelijk uit de anatomie en de fysiologie ervaart in welke positie een lichaamsdeel gebracht moet worden, opdat ’t het gemak van het organisme dient. Daar gaat het

blz.140:

sich darum, daß wirklich auch gefühlt werde, was den Organismus geschickt, leicht, beweglich macht. Und dann, wenn man das fühlt, dann handelt es sich auch nur ums Vormachen. Nehmen Sie an, Sie haben ein Reck. Gewöhnlich werden alle möglichen Übungen daran gemacht. Die fruchtbarste Übung am Reck wird gewöhnlich nicht gemacht. Sie besteht darinnen, daß man am Reck hängt, so einge­häkelt, und dann schwingt, und nun das Reck so erfaßt, wiederum zurück, wiederum erfaßt. Man springt ja nicht, sondern man hängt am Reck, fliegt durch die Luft, macht die verschiedenen Bewegun­gen, faßt das Reck so und so, und dadurch kommt eine Abwechslung in der Konfiguration der Armmuskeln zustande, die tatsächlich auf den ganzen Organismus in gesundender Weise einwirkt.
Man muß studieren, welche Bewegungen, welche inneren Be­wegungen der Muskeln auf den Organismus gesund wirken, und dann bekommt man heraus, welche Bewegungen man lehren soll. Und dann braucht man sie einfach vorzumachen; denn die Methode besteht da eben im Vormachen.

erom dat echt gevoeld wordt wat het organisme handig, licht, beweeglijk maakt. En dan, wanneer je dat voelt, gaat het erom dat voor te doen. Neem eens aan, je hebt een rek. Daaraan worden gewoonlijk allerlei oefeningen gemaakt. De vruchtbaarste oefening wordt gewoonlijk niet gemaakt. Die bestaat uit het hangen aan het rek, aangehaakt en dan zwaaien en dan het rek zo pakken, weer terug, weer pakken. Je spring niet, maar je hangt aan het rek, vliegt door de lucht, maakt de verschillende bewegingen en pakt het rek weer  en daardoor komt er afwisseling in de onderlinge stand van de armspieren tot stand die daadwerkelijk tot in heel het organisme op een gezondmakende manier werkt.
Je moet bestuderen welke bewegingen, welke innerlijke bewegingen van de spieren op het organisme gezondmakend inwerken en dan vind je welke bewegingen je moet aanleren. En dan hoef je die alleen maar voor te doen; want de methode is hier het voordoen.
GA 311/139-140
Op deze blog vertaald/139-140

Een ander aspect waar nog verder op ingegaan moet worden, is Steiners opvatting dat – let wel: overdreven beoefende sport – ‘praktisch darwinisme’ is:

Blz. 193  vert. 192

Übertriebene Sporttätigkeit ist praktischer Darwinismus. Theoretischer Darwinismus heißt behaupten, der Mensch stamme vom Tier ab. Praktischer Darwinismus ist Sport und heißt, die Ethik aufstellen, den Menschen wiederum zum Tiere zurückzuführen.

Overdreven sportbeoefening is de praktische uitwerking van het darwinisme. Theoretisch darwinisme wil zeggen dat men beweert dat de mens van de dieren afstamt. Darwinisme in de praktijk is sport en wil zeggen dat men een ethiek hanteert die de mens wederom tot het dier verlaagt.

En waarom is het belangrijk daarbij stil te staan:

Man muß diese Dinge heute in dieser Radikalität sagen, weil der heutige Erzieher sie verstehen muß, weil er sich nicht bloß zum Erzieher der ihm anvertrauten Kinder machen muß, sondern weil er auch sozial wirken soll, weil er zurückwirken soll auf die ganze Menschheit, damit nicht solche Dinge mehr und mehr aufkommen, welche eigentlich auf die Menschheit nach und nach wirklich vertierend wirken müssen. Das ist nicht falsche Askese, das ist etwas, was aus dem Objektiven der wirklichen Einsicht herausgeholt ist, und was durchaus so wahr ist wie irgendeine andere naturwissenschaftliche Erkenntnis.

Men moet dit soort dingen tegenwoordig wel zo radicaal uitdrukken omdat de opvoeder van nu ze moet begrijpen. Hij moet namelijk niet alleen kinderen opvoeden die aan hem worden toevertrouwd, maar hij moet ook sociaal werken, hij moet indirect een werking uitoefenen op de gehele mensheid, opdat er niet steeds meer van die dingen opkomen waar de mensheid werkelijk wel van moet verdierlijken. Dat is geen misplaatste ascese, dat berust op een objectief inzicht — even waar als ieder ander, natuurwetenschappelijk inzicht.

Een schoolvoetbalelftal?

Zoals je bijv. bij het aanleren van de letters een weg gaat van beeld, fantasie naar het kale, abstracte klanksymbool van de letter, waarbij de basis voor deze gedachten gevonden worden in de ‘Algemene menskunde’, zo kun je met deze menskunde ook tot een basis komen waarop je bijv. fundeert dat er op school (in de hogere klassen) ook een schoolvoetbalelftal is. Voetbal is in onze maatschappij niet weg te denken. Lees hierboven nog even het stukje over de sport in Engeland.
Het gaat er niet om de kinderen buiten de leefgemeenschap te plaatsen. 
Als het voetballen op school niet alleen de prestatie dient, maar ook het inzicht, het samen spelen, het sportief spelen, e.d. weten we dat we ons weliswaar  bevinden op het terrein van de beweging die naar het zinloze neigt wat de geest betreft, maar ook dat we ons onderwijs – als we het als vrijeschoolonderwijs geven – in ruime mate een tegenwicht biedt waarbij de bewegingen weer zinvoller zijn. 
Ik ga niet zo ver om te zeggen: geen euritmie, geen voetbal. Maar ik denk er weleens aan.

 

Apenheul on Twitter: "Dit weekend (7 en 8 april) is Apenheul weer geopend. En het wordt fantastisch weer voor een gezellig dagje uit met je vrienden of familie. Kom je ook slingeren

 

.

*GA= Gesamt Ausgabe, de boeken en voordrachten van Steiner

[1] GA 293
**Algemene menskunde als basis voor de pedagogie
[2] 
GA 294
Opvoedkunst. Methodisch-didactische aanwijzingen
[
3] GA 295
Praktijk van het lesgeven

In Rudolf Steiner over euritmie staan opmerkingen over euritmie en turnen uit alle pedagogische voordrachten

Algemene menskunde voordracht 13alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Vrijeschool in beeldalle beelden

 

2684

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.