Als leerkracht kun je nooit genoeg weten als het om de antwoorden gaat die je zou moeten en willen geven op vragen van de kinderen.
Wie weet ‘zomaar’ hoe de staart van een kameel eruit ziet.
Zo kun je tientallen vragen van allerlei aard op je afgevuurd krijgen, waarop je het antwoord in eerste instantie schuldig moet blijven. Natuurlijk beloof je er ‘de volgende dag’ op terug te komen en gelukkig kun je alles opzoeken, want er bestaat een enorme feitenkennis.
Hier volgt een overzichtje van:
DE SNELHEID VAN DIEREN
(mooi voor een bordtekening)
de onderste blauwe tabel gaat verder met:
zeemeeuw 180 km
adelaar 193 km
zwaluw 210 km
edelvalk 314 km
gierzwaluw 320 km
fregatvogel 400 km
snelheden gemeten onder zeer gunstige omstandigheden.
Een Amerikaanse geleerde, Chapman Andrews, was de directeur van een bekend natuur-historisch museum. Hij was de leider van een wetenschappelijke expeditie door India.
Terwijl hij met zijn jeep de woestijnachtige vlakte bij de grens met Nepal doorkruiste, zag hij in de verte een dier, dat zich lenig tussen het dorre gras bewoog. Toen Chapman dichterbij kwam, herkende hij het dier. Het was een jachtluipaard. Chapman stuurde zijn jeep in de richting van het dier. Dit ging onmiddellijk op de vlucht. Het gaspedaal van de jeep werd dieper ingetrapt om het vluchtende dier te achtervolgen.
Tot zijn verbazing zag Chapman de wijzer van de snelheidsmeter steeds verder uitslaan. De wijzer trilde naar 80…, 90… en kwam bij 100 kilometer per uur tot rust. De poten van het dier waren nauwelijks te onderscheiden, zo vlug roffelden ze over de vlakte. Het jachtluipaard zag nog kans om de snelheid te verhogen. Bij 110 km per uur kon de jeep niet sneller.
De jachtluipaard bleek gewoonweg sneller te zijn dan een menselijke machine.
In de dierenwereld is snelheid een levensvoorwaarde. Roofdieren komen alleen aan hun voedsel, als ze sneller zijn dan hun prooi. Omgekeerd is het voor de prooi van belang om door snelheid proberen te ontsnappen.
Dus is snelheid in de dierenwereld belangrijk voor het voortbestaan van de soorten. De natuur heeft hiervoor dieren ontwikkeld met waarschijnlijk hoge snelheden.
De landdieren vinden hun kracht voornamelijk in de spierbundels en de lenigheid. De vogels krijgen hun snelheid door de sterke vleugels en de gestroomlijnde vorm van hun lichaam. De stroomlijn geldt ook voor de vissen en de zoogdieren die in het water leven. De vleugels van de vogels lijken dan op de vinnen van de vissen.
In de overzichten is af te lezen wat de snelheid van elk dier is. De metingen zijn verricht onder normale omstandigheden, behalve bij de adelaar en de fregatvogel: daar waren de omstandigheden zeer gunstig.
Als er zeer gunstige omstandigheden zijn, zoals tijdens duikvluchten of bij sterke rugwind, kunnen nog hogere snelheden gemeten worden!
dierkunde: alle artikelen
Rudolf Steiner over dierkunde
Pingback: VRIJESCHOOL – Dierkunde – alle artikelen | VRIJESCHOOL
Pingback: VRIJESCHOOL – 4e klas – dierkunde (15) | VRIJESCHOOL
Pingback: VRIJESCHOOL – 4e klas – dierkunde | VRIJESCHOOL