Tagarchief: stikstof

VRIJESCHOOL – Sociale driegeleding

.

In onderstaand artikel uit 1992 wordt al volop gesproken over ‘een landbouwcrisis’.
De afgelopen 30 jaar is die alleen maar groter geworden en zichtbaarder.

Inmiddels is overduidelijk dat er een samenhang bestaat tussen ‘landbouw’, ‘stikstof’, ‘verdwijnen van biodiversiteit’ enz.

Wat vertellen we onze leerlingen in de bovenbouw over de wereld waarin ze straks als volwassenen komen  te leven.
Kunnen we hun een visie meegeven om de problemen te kunnen overwinnen.

Dan moeten we zelf wel op de hoogte zijn van een andere visie.
Die staat in onderstaand artikel.

Als inleiding op het artikel:

wie thuis is in wat sociale driegeleding is, heeft een instrument in handen om actuele vraagstukken grondig te doorzien en inzichten te ontwikkelen die naar wezenlijke oplossingen kunnen leiden;
– wie actuele vraagstukken werkelijk wil aanpakken moet voorbij de waan van de dag op zoek naar het onderliggend fundament.
Het huidige ‘stikstofprobleem’ illustreert dat.
Wat is hier eigenlijk het probleem? Dat de overheid in strijd met haar eigen wetten en regels handelt? Dat boeren zich in een onmogelijke situatie geplaatst weten? Dat de landbouw in Nederland tot een ware industrie is uitgegroeid die een regelrechte aantasting van de aarde met zich meebrengt? Dat een groot deel van de boeren aan het krediet-infuus van de bank ligt? Dat de consument weigert om voor zijn voeding een billijke prijs te betalen?

Hieronder een (deel van een) artikel van oud-redacteur Mouringh Boeke. Het verscheen in het voorjaar van 1992 en bevat een aantal gedachten die meer dan krasjes in het stof aan de oppervlakte zijn.
Driegonaal, okt. 2019

“Hoe kunnen we de landbouw bevrijden uit de wurggreep van de economie?”

Het economisch leven nader beschouwd

Het huidige economische leven berust op concurrentie en op zogenaamde winstmaximalisatie en wordt door degenen die erin staan beschreven als een slagveld. Bij de industriële productie geldt dat de kapitaalgoederen – de productiemiddelen – een zeer begrensde levensduur hebben: in betrekkelijk korte tijd zijn investeringen technisch achterhaald en moeten de productiemiddelen door nieuwe vervangen worden. Een productiemiddel wordt dus kort intensief gebruikt en dan: weg ermee! Ze zijn tenslotte ook door mensen gemaakt en vervangbaar. Waar de landbouw van het economisch leven slechts een zeer klein deel uitmaakt en niet vanuit een andere denkwijze wordt beoefend, is het onvermijdelijk dat de landbouw steeds meer industrie wordt en de aarde, het productiemiddel dat reeds eeuwenoud is en nog eeuwen mee moet,  wordt uitgebuit. Roofbouw is thans systeem. Zo zeer zelfs dat steeds duidelijker wordt dat de aarde als zodanig gevaar loopt verwoest te worden en dat ingrijpen noodzakelijk is. Dat kan alleen vanuit zuivere begrippen. De begrippen landbouw en alternatieve landbouw zijn dat niet. Wat thans landbouw heet zou consequent “pseudo-landbouw” of “industriële roofbouw ter verkrijging van pseudo-voedsel” genoemd moeten worden; wat thans alternatieve landbouw genoemd wordt zal ik eenvoudig landbouw noemen. Daarmee begint namelijk pas (weer) wat werkelijke landbouw is. De eerste vraag is dan: hoe roepen wij een situatie in het leven die de boer in staat stelt landbouwer te worden; dat wil zeggen dat hij landbouw kan beoefenen zonder enige druk vanuit de economie. Met als uitsluitende maatstaf wat de aarde aan bewerking vraagt. De tweede vraag is dan hoe wij ons de handel in landbouwproducten kunnen voorstellen binnen de huidige economie? Het is per slot duidelijk dat alle landbouwproducten geconsumeerd moeten kunnen worden wanneer er ook maar ergens een vraag naar is.

Landbouwers

Bij boeren hoort een erf en grond waarvoor de boer verantwoordelijk is en waarover hij zeggenschap heeft. Die zeggenschap mag niet berusten op het klassieke particuliere eigendomsrecht. Integendeel: de (bloot)eigendom van grond – van alle landbouwgrond – zou geneutraliseerd moeten worden; dat wil zeggen dat grond niet verkocht of bezwaard kan worden en in “eigendom” is bij een instelling die er zelf niet mee kan/mag werken, die er uitsluitend op kan toezien en waarborgt dat de juiste procedures gevolgd worden bij het toekennen van grond aan boeren. Men kan zich een of meer stichtingen voorstellen die in de statuten opgenomen hebben dat de grond plus erf en boerderij aan boeren ter beschikking wordt gesteld (vrij van pacht) waarbij de grond ogenblikkelijk terug genomen wordt wanneer kunstmest of bestrijdingsmiddelen gebruikt worden, niet in de eigen mestbehoefte voorzien wordt of monoculturen ontstaan. Houdt iemand zich daar niet aan dan wordt het vertrouwen opgezegd. Hoe komt de boer aan zeggenschap op grond van vertrouwen? Het mogen beslist niet de beheerders van de grond zijn (de stichtingsbesturen of de ambtelijke instellingen), die bepalen wie als boer een stuk land toegewezen krijgt. Een onafhankelijk orgaan (of meerdere regionale onafhankelijke organen), bestaande uit boeren die allen om hun vakkennis geacht worden, dient daarover te beslissen. Een dergelijk orgaan van vrije boeren kan op persoonlijke titel met gezag oordelen over de capaciteiten van de gegadigden en kan beslissingen nemen. Bij gebleken onvermogen of gebrek aan inzet kan datzelfde orgaan ook besluiten iemand “zijn” grond en erf weer te ontzeggen. Is het dan niet terecht zowel ten opzichte van de aarde zelf als ten aanzien van de mensengemeenschap dat grond alleen aan diegenen toevertrouwd wordt die zich daartoe waardig tonen? Bij dit alles kan men zich goed voorstellen dat een boer die ermee wil ophouden zelf zijn opvolgers aanwijst; hij is immers zelf ook ter zake kundig en zal “zijn” bedrijf een goed hart toedragen en graag in goede handen zien. In een dergelijk geval zal hij ook een eigen zoon of dochter kunnen aanwijzen; bij de genoemde door de stichting of staat gestelde voorwaarden en bij de competentie van het genoemde beroepsorgaan en onder de nog te beschrijven andere voorwaarden zullen daardoor geen misbruik of wantoestanden ontstaan.
Tot zover hebben we wel de grond veilig gesteld maar nog geenszins de boer verlost uit de klauwen van de economie; in tegendeel: wanneer wij alleen deze maatregelen zouden nemen zouden de producten wellicht niet kunnen concurreren met die uit de pseudolandbouw elders.

De handel

De volgende radicale stap is nu te bepalen – in het gebruikerscontract met de grondbeheerstichting – dat de producten van het bedrijf geen eigendom van de individuele boer zijn maar van een speciaal daartoe op te richten handelsorganisatie die zich verplicht alle producten op afroep op te halen (het is overigens zaak vervoer en handel afzonderlijk te laten opereren) en die ze vervolgens onder vermelding van de herkomst in de handel brengt, dat wil zeggen zo duur mogelijk verkoopt. In het “zo duur mogelijk” zit de concurrentie met andere prijzen. Landbouwproducten zijn derhalve, omdat ze geen inkoopsprijs kennen, altijd concurrerend. (Zowel met pseudolandbouwproducten als met landbouwproducten van elders die “gedumpt” worden. Hier liggen nog vragen en wel omdat de handelaar geen inkoopsprijs heeft moeten betalen en daardoor alleen zijn eigen onkosten en inkomen – terug – te verdienen heeft.) En worden derhalve altijd geconsumeerd! Wanneer nu die handelsorganisatie zo opgezet wordt dat de handeldrijvenden en vervoerders een inkomensbegrenzing kennen (zij stellen van tevoren hun inkomen vast en strijken niet automatisch de winst op – in overleg met de boerenorganisaties) zal allicht een overschot ontstaan en dat overschot is nodig omdat de boeren nog geen inkomen hebben en nog geen (on)kostenvergoeding (voor investeringen, machines, preparaten, etc.) hebben genoten. Het zou bovendien niet terecht zijn de handel het volle voordeel te gunnen van een inkoopprijs van nihil.

Terug naar de landbouwers

De landbouwers zorgen voor een orgaan dat met de handel de inkomensbegrenzing en andere voorwaarden afspreekt. En dat de “overschotten” opvangt. Uit die overschotten moet in ieder geval een deel van het inkomen en de bedrijfskosten van de boer komen. Het is duidelijk dat de gemeenschap niet tolereert dat niet iedere boer een goed inkomen – een inkomen dat past bij dit uiterst verantwoordelijke en intensieve beroep – heeft.

De gemeenschap

Indien – en dat zal in de huidige toestand zeker het geval zijn – de overschotten te weinig opleveren, past de gemeenschap bij uit algemene middelen. Wat erop toegelegd zal moeten worden zal in ieder geval niet meer dan een fractie zijn van wat ons aan kosten te wachten staat als de huidige systematische vergiftiging en verwoesting van de aarde doorgaat. Sterker nog: onderwijs en volksgezondheid zullen al op korte termijn vergeleken met de huidige situatie dusdanige besparingen boeken dat de inkomensverschaffing aan de landbouwers uit algemene middelen zijn gewicht in goud waard zal blijken. (Op kleinere schaal kunnen het consumentengemeenschappen zijn die langs de weg van de fiscale aftrekbare giften ditzelfde kunnen bewerken.) Het is om dezelfde reden onjuist te stellen dat wie een landbouwproduct verkiest boven een pseudolandbouwproduct daarvoor dan maar meer betalen moet. Het pseudolandbouwproduct is namelijk “goedkoper” omdat kosten op de gemeenschap afgewenteld worden.

Wat zo bewerkt wordt

Door de voorgestelde opzet is een definitieve scheiding tussen landbouw en handel bewerkstelligd enerzijds en anderzijds gegarandeerd dat de grond als productiemiddel een totaal andere behandeling krijgt dan de door mensen gemaakte productiemiddelen. De boer kan zich bij zijn beroepsuitoefening volledig richten op de aarde en daarbij weten dat zijn producten hun afzet zullen vinden. Hij zal in zekere zin afstand moeten doen van het ondernemerschap – zou men hem dit ondernemerschap in concurrerende zin willen laten, dan zou daarmee de dwang vanuit de economie in stand blijven en daarmee het motief om oneigenlijk te handelen.

.

De wereld is waar: alle artikelen via [9-5]

Vanaf klas 7 biedt de voedingsleerperiode aanknopingspunten. Hier een reeks artikelen.

Sociale driegeleding: alle artikelen

Driegonaal
.

Help mee grond vrij te maken. Draag bij aan herstel van landschap en biodiversiteit                         Land van ons  

.

3417-3215

.

.

.

VRIJESCHOOL – Menskunde en pedagogie – ritme (3-3)

.

DE KOSMISCHE ADEMHALING

Het begrip kosmische ademhaling zal de meeste mensen in deze tijd waarschijnlijk niet bekend zijn, hoewel iedereen wel weet wat met “ademhaling” wordt bedoeld. Maar wel wordt tegenwoordig dikwijls over “stra­ling uit de wereldruimte” gesproken en wordt er daardoor op een kosmisch element geduid. Dientengevolge behoeft ook het be­grip “kosmische ademhaling” niet zo ver weg te liggen als het op het eerste gezicht lijkt.
Sinds het echtpaar Curie ontdekte, dat materie uitstraalt, zich oplost, door straling uiteenvalt, is er sedert het einde van de 19e eeuw een stralingswetenschap ontwikkeld, waarvan de draagwijdte nauwelijks is te overzien. Temidden van de talrijke “stra­lingsbronnen”, die van betekenis zijn voor onze beschouwing, noemen wij de zoge­naamde materie- en veldstraling.
Als oor­sprong hiervan worden de wereldruimte of de sterren gezien. Ook de aardatmosfeer, de aardkorst en de oceanen worden als bronnen genoemd. Eensgezind worden als uit de wereldruimte komend de kosmische ultrastraling, de zogenaamde zonnewind, het zichtbare licht, de infrarood- en de hoog-frequentiestraling genoemd, waartoe ook de röntgen- en ultraviolettestraling behoren. Daardoor is het begrip “kosmisch” ook in de huidige natuurwetenschap gangbaar ge­worden – zij het alleen natuurkundig. Aldus heeft de moderne natuurwetenschap zelf door de ontdekking en het onderzoek om­trent de verschillende soorten stralingen het begrip “kosmisch” overgenomen.

Materie- en veldstraling       
Bij de “materiestraling” gaat het om beweging van “materiedeeltjes”. De “veldstraling” wordt als elektromagnetisch, d.w.z. als energiestraling gedefinieerd, hierdoor kan reeds op de kwaliteiten “stof” en “kracht” worden gewezen, die hieronder ter sprake zuilen komen. Het hele spectrum van het licht (van het ultraviolette tot het infrarode ge­bied) – die kosmische stralingskwaliteit van de grootste betekenis voor mens, dier en plant – wordt ingedeeld bij de veldstraling”. In verband met deze stralingen spreekt men van de “stralingsgordels” van de aarde waar­van de concentratie en uitbreiding voortdurend varieert. Men spreekt dan over “ademen van de stralingsgordels” waar­door in het begripssysteem van de moderne natuurwetenschap ook het begrip “ademhaling” wordt betrokken.
Wij kunnen dus de benaming “kosmische ademhaling” aan de beschouwingen van de huidige natuurkundige zienswijze ten opzichte van de wereld ontlenen.
De volgende stap, die wij ondernemen, gaat verder dan de zuiver natuurkundige zienswijze.
Het begrip “ademhaling” omvat zonder twij­fel een ritmisch proces. In- en uitademing wisselen elkaar af als er sprake is van ade­men. Bij plant, mens en dier en – zoals wij zagen – zelfs als kosmische kwaliteit is het steeds de ritmische beweging tussen twee polen, die zich in dit proces manifesteert. In nog ruimere betekenis worden wij dit ge­waar in het verschijnsel waken en slapen, dood en geboorte, ontstaan en vergaan, op­bouw en afbraak.

Ritmische levensprocessen
Als wij de activiteit van de groene plant bestuderen, zien wij heel duidelijk een ademhalingsproces. De plant neemt met haar groene bladeren het koolzuur uit de lucht op en scheidt in plaats daarvan zuurstof uit. Deze, als assimilatie bekende, aan het dag – en nachtritme gekoppelde activiteit, wijst in wezen op een verband met kosmische krachten; zij is immers – als fotosynthese – met de krachten van het licht ver­bonden. Die leerden wij kennen als kosmische straling. In wezen is dit proces even gecompliceerd als belangrijk. Hier willen wij het slechts vanuit een bepaald ge­zichtspunt benaderen.
Ondanks omvangrijk en intensief onderzoek is de huidige bioloog in het geheel niet in staat de scheikundige kant van de fotosyn­these te doorgronden. Dit behoeft niet te ver­bazen: zolang dit inzicht slechts met de methodes van de gangbare scheikunde wordt gezocht, moet die poging noodzake­lijkerwijs falen, want in werkelijkheid gaat het om levensprocessen. Desondanks – de ont­dekking van dit ritmische proces, het wet­matige ingebed-zijn in het ritme van 24 uur, d.w.z. van een ritme, dat berust op de rela­tie van het aardse met het buitenaardse (de aarde en de zon) – kan onze gedachte in een bepaalde richting leiden. Immers: het licht is onzichtbaar, d.w.z. bovenzinlijk. Het ver­schijnt voor onze blik in samenspel met de aardse materie als kleur en getuigt op die manier van zijn wezen. Alles dus, wat als levende plantensubstantie wordt geschapen, heeft in werkelijkheid zijn oorsprong te danken aan een “kosmi­sche ademhaling”, die een relatie aangaat met de “aardse ademhaling”. En men komt tot de slotsom, dat de totale behoefte aan voedsel van de mensheid honderdduizend keer geringer is dan de jaarlijkse “stralings-oogst” van de aarde ten gevolge van die “straling vanuit de wereldruimte”. Anders gezegd: de kosmos schenkt aan de aarde een rijke overvloed van stralende krachten die hier een gedaanteverwisseling ondergaan en als substantie-vormende, voedsel-scheppende krachten zichtbaar worden.

Gevaar en uitweg
Maar dit proces is tegenwoordig aan een voortdurend toenemend gevaar
bloot­gesteld. Aan de ene kant is de plantenwe­reld ten gevolge van door de mens toegepaste maatregelen eenzijdig naar de aardse kant gericht. Dit gebeurt door de toe­passing van kunstmest, het toevoeren van levenloze substanties om het groeien te sti­muleren. Dat echter bevordert eenzijdig de werking van de aardse krachten en houdt geen rekening met de andere pool, de hier­boven beschreven “kosmische adem­haling”. Dat geldt vooral voor de stikstof, de basis voor de eiwitvorming van de plant. Bij de tegenwoordig gebruikelijke toepassing van kunstmest wordt deze substantie als levenloze materie meestal in overmaat aan de plant toegevoegd, zodat maar al te vaak het gevaar van schadelijke nitrietvorming optreedt. Daardoor wordt de plant losge­maakt uit haar kosmische ademhalingsverband, aan het aards-levenloze gebonden en verliest steeds meer aan voedingswaarde.
“De stikstof… die met de mest moet worden toegevoegd, die moet worden gevormd onder de invloed van de kosmos, moet levend zijn… Niemand beseft tegenwoordig, dat het juist al die minerale meststoffen zijn, die in hoge mate ertoe bijdragen dat deze degeneratie van de landbouwproducten steeds meer optreedt”. Aldus Rudolf Steiner reeds in 1924 in zijn “Landbouwcursus”.
Tegenwoordig is het zeker niet alleen de sindsdien zeer verhoogde toevoeging van kunstmest, maar ook de daarbij behorende aanvulling met pesticiden en niet minder, de toenemende luchtvervuiling die de ontplooiing van de kosmische ademhalingskrachten belemmeren. Zo bezien is de betekenis, zelfs de absoluut noodzakelijke “omme­zwaai” naar de biologisch-dynamische land­bouwmethode het allerlaatste redmiddel. Als men echter bedenkt, dat bijvoorbeeld in West-Duitsland op dit ogenblik* slechts 0,2% van het landbouwareaal “alternatief wordt bewerkt” – d.w.z. zonder kunstmest, maar ook zonder de kosmische ademhaling hierin te betrekken – dan wordt onze bezorgheid nog eens zo groot t.o.v. de te verwachten en reeds veelvuldig zichtbaar geworden ge­volgen.

Betekenis voor de mensheid
Op dit punt moeten wij aan onze beschouw­ing nog een extra dimensie, die van grote betekenis is, toevoegen. Als wij de samen­werking van kosmische en aardse krachten als een wezenlijke voorwaarde voor het was­dom van de planten zien, waarbij de “stra­ling van het wereldal” en de “kosmische ademhaling” ter sprake kwamen, dan stui­ten wij op het volgende probleem: welke plaats heeft daarin de mens?
Aan de ene kant heeft hij dagelijks door zijn voedsel uit het plantenrijk daarmee te maken – aan de andere kant echter is hij als levend organisme volledig in die stroming van het wereldal ingebed.

In het kader van deze beschouwing kunnen wij in dit verband slechts één wezenlijk aspect belichten. Wij wijzen erop dat het moderne onderzoek deze straling van stoffen en krachten die naar de aarde en haar levende wezens uit de kosmos toestroomt, vaststellen en gedeeltelijk ook toepassen kon zowel als “materiestraling” ais “veldstraling”. Omtrent de laatstgenoemde is in het kader van ultraviolette en infrarode straling, maar ook van “kosmische ultrastra­ling” en “hoge frequentiestraling” onder­zoek verricht.

Ook de röntgenstraling wordt tot dit gebied gerekend. Met betrekking tot de “mate­riestraling” hebben onderzoekingen aange­toond, dat het gewicht van de aarde dagelijks met ongeveer 1000 ton stijgt ten­ gevolge van meteorieten die op de aarde neerkomen. “Kosmische materie” komt in een grote hoeveelheid op de aarde terecht, a.h.w. als een bevruchting uit het wereld-al. Dit feit maakt het eenvoudiger een ont­dekking te begrijpen van nog veel grotere betekenis die aan het geesteswetenschap­pelijk onderzoek van Rudolf Steiner is te danken.

In 1923 heeft Rudolf Steiner aangetoond, dat “in werkelijkheid substantie en activiteit, d.w.z. kracht en stof één zijn. Maar zij wer­ken naar de wereld toe op verschillende wijze”.
En met het oog op het deel hebben van de mens aan die kosmische straling, die kosmische ademhaling, blijkt uit dit onder­zoek, dat inderdaad “voortdurend zo’n pro­ces plaats vindt”, waarbij “door de ademhaling en zelfs door de zintuigen uit de hele omgeving” de mens zo’n kosmische stroom van substanties en krachten op­neemt, die als “kosmische voeding” met de aardse voeding wetmatig samengaat.
“Wij leven niet alleen van wat wij eten, maar ook van de uiterst subtiele voedende substan­ties in de lucht, die wij inademen”, aldus Rudolf Steiner.
Beide stromingen staan in een verschillend ritme met elkaar in ver­binding.
Terwijl de dagelijkse substantiële voeding, die wij opnemen, een ritme van 24 uur volgt, d.w.z. relatief snel de wetten van opbouw en afbraak volgt, verloopt de
acti­viteit van de kosmische voedselstroom in de mens veel langzamer, maar met een grote­re continuïteit.

Deze regenereert de mens niet binnen 24 uur, maar pas na zeven jaren. Beide ritmes werken echter samen, doordringen elkaar en vernieuwen vanuit de kosmos en de aar­de onophoudelijk ons organisme. De gevolgen van deze ontdekking door de moderne geesteswetenschap zijn verstrek­kend. Zij maken niet alleen een nieuwe, aan de werkelijkheid afgelezen visie op de voeding mogelijk, maar ook een nieuwe voedingshygiëne, een voedingspraktijk die tot in de sociale omstandigheden genezend kan ingrijpen. En niet in de laatste plaats kan daardoor voor het belangrijke vraagstuk van de samenwerking van lichaam, ziel en geest een in onze tijd aanvaardbare oplossing worden gevonden.

Rudolf Steiner kon er in dit verband op wij­zen dat wij “als wij voeding via de ademha­ling opnemen, uit de wereldruimte tevens het psychische opnemen, niet alleen de substantie. Dit psychische leeft immers te­vens in de ademhaling, wij communiceren dus door die kosmische voeding – die kosmi­sche ademhaling – zowel met de levens- als met de zielenwereld, de etherische als met de astrale wereld, d.w.z. met de sterrenwereld.” Hier verschijnt tegelijkertijd een ge­weldig nieuw gebied van onderzoek dat stellig nog ver na de eeuwwisseling de mensheid zal moeten bezighouden. Pas daaruit kunnen de genezende krachten ont­spruiten, die aan de vernietiging van de aar­de en de mens – tot in zijn kosmische ademhalingsbronnen – paal en perk stellen en een ommekeer mogelijk maken. Op grond van dergelijke inzichten kan zon­der meer blijken, dat niet alleen een totaal nieuwe zienswijze met betrekking tot de kwaliteit van ons voedsel nodig is. Tevens ontstaan er volkomen nieuwe inzichten om­trent de betekenis en de toepassing van de huidverzorging, een werkelijke “cosmetica” (uit dat woord blijkt al, wat die term in wer­kelijkheid betekent). Maar ook de waarde en de werking van de zogenaamde ”uitwen­dige middelen”, van baden en compressen, behandelingen met zalven e.d. zullen in een nieuw licht verschijnen. Niet minder echter zullen de gevaren waaraan de huid blootstaat en die tegenwoordig bijzonder ac­tueel zijn, bijvoorbeeld door ongecontroleer­de bestraling met het zonlicht, een grote waakzaamheid vereisen. En – om een laatste positief aspect in dit opzicht te noemen – de totale samenwerking van het uiterlijke en in­nerlijke, van de huid met de organen maar ook van de mens als totaliteit met de om­vattende wisselwerkingen van de kosmos, de “kosmische ademhaling”, zal voor een nieuwe, heilzame opvatting vruchtbare ge­zichtspunten opleveren. Wij menen, dat ook een toekomstige kosmologie en menskunde niet zonder met deze gezichtspunten rekening te houden zal kunnen bestaan. Deze stoelen op het begrip van de “ademhalingsprocessen van het wereldal”. Het materiaal daarvoor is thans voorhanden.
.

(Gerhard Schmidt-Kennedy, arts; Weledaberichten nr.152, *dec. 1990)

.

Ritmealle artikelen

Menskunde en pedagogiealle artikelen

.

446-415

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.