.
DE KOSMISCHE ADEMHALING
Het begrip kosmische ademhaling zal de meeste mensen in deze tijd waarschijnlijk niet bekend zijn, hoewel iedereen wel weet wat met “ademhaling” wordt bedoeld. Maar wel wordt tegenwoordig dikwijls over “straling uit de wereldruimte” gesproken en wordt er daardoor op een kosmisch element geduid. Dientengevolge behoeft ook het begrip “kosmische ademhaling” niet zo ver weg te liggen als het op het eerste gezicht lijkt.
Sinds het echtpaar Curie ontdekte, dat materie uitstraalt, zich oplost, door straling uiteenvalt, is er sedert het einde van de 19e eeuw een stralingswetenschap ontwikkeld, waarvan de draagwijdte nauwelijks is te overzien. Temidden van de talrijke “stralingsbronnen”, die van betekenis zijn voor onze beschouwing, noemen wij de zogenaamde materie- en veldstraling.
Als oorsprong hiervan worden de wereldruimte of de sterren gezien. Ook de aardatmosfeer, de aardkorst en de oceanen worden als bronnen genoemd. Eensgezind worden als uit de wereldruimte komend de kosmische ultrastraling, de zogenaamde zonnewind, het zichtbare licht, de infrarood- en de hoog-frequentiestraling genoemd, waartoe ook de röntgen- en ultraviolettestraling behoren. Daardoor is het begrip “kosmisch” ook in de huidige natuurwetenschap gangbaar geworden – zij het alleen natuurkundig. Aldus heeft de moderne natuurwetenschap zelf door de ontdekking en het onderzoek omtrent de verschillende soorten stralingen het begrip “kosmisch” overgenomen.
Materie- en veldstraling
Bij de “materiestraling” gaat het om beweging van “materiedeeltjes”. De “veldstraling” wordt als elektromagnetisch, d.w.z. als energiestraling gedefinieerd, hierdoor kan reeds op de kwaliteiten “stof” en “kracht” worden gewezen, die hieronder ter sprake zuilen komen. Het hele spectrum van het licht (van het ultraviolette tot het infrarode gebied) – die kosmische stralingskwaliteit van de grootste betekenis voor mens, dier en plant – wordt ingedeeld bij de veldstraling”. In verband met deze stralingen spreekt men van de “stralingsgordels” van de aarde waarvan de concentratie en uitbreiding voortdurend varieert. Men spreekt dan over “ademen van de stralingsgordels” waardoor in het begripssysteem van de moderne natuurwetenschap ook het begrip “ademhaling” wordt betrokken.
Wij kunnen dus de benaming “kosmische ademhaling” aan de beschouwingen van de huidige natuurkundige zienswijze ten opzichte van de wereld ontlenen.
De volgende stap, die wij ondernemen, gaat verder dan de zuiver natuurkundige zienswijze.
Het begrip “ademhaling” omvat zonder twijfel een ritmisch proces. In- en uitademing wisselen elkaar af als er sprake is van ademen. Bij plant, mens en dier en – zoals wij zagen – zelfs als kosmische kwaliteit is het steeds de ritmische beweging tussen twee polen, die zich in dit proces manifesteert. In nog ruimere betekenis worden wij dit gewaar in het verschijnsel waken en slapen, dood en geboorte, ontstaan en vergaan, opbouw en afbraak.
Ritmische levensprocessen
Als wij de activiteit van de groene plant bestuderen, zien wij heel duidelijk een ademhalingsproces. De plant neemt met haar groene bladeren het koolzuur uit de lucht op en scheidt in plaats daarvan zuurstof uit. Deze, als assimilatie bekende, aan het dag – en nachtritme gekoppelde activiteit, wijst in wezen op een verband met kosmische krachten; zij is immers – als fotosynthese – met de krachten van het licht verbonden. Die leerden wij kennen als kosmische straling. In wezen is dit proces even gecompliceerd als belangrijk. Hier willen wij het slechts vanuit een bepaald gezichtspunt benaderen.
Ondanks omvangrijk en intensief onderzoek is de huidige bioloog in het geheel niet in staat de scheikundige kant van de fotosynthese te doorgronden. Dit behoeft niet te verbazen: zolang dit inzicht slechts met de methodes van de gangbare scheikunde wordt gezocht, moet die poging noodzakelijkerwijs falen, want in werkelijkheid gaat het om levensprocessen. Desondanks – de ontdekking van dit ritmische proces, het wetmatige ingebed-zijn in het ritme van 24 uur, d.w.z. van een ritme, dat berust op de relatie van het aardse met het buitenaardse (de aarde en de zon) – kan onze gedachte in een bepaalde richting leiden. Immers: het licht is onzichtbaar, d.w.z. bovenzinlijk. Het verschijnt voor onze blik in samenspel met de aardse materie als kleur en getuigt op die manier van zijn wezen. Alles dus, wat als levende plantensubstantie wordt geschapen, heeft in werkelijkheid zijn oorsprong te danken aan een “kosmische ademhaling”, die een relatie aangaat met de “aardse ademhaling”. En men komt tot de slotsom, dat de totale behoefte aan voedsel van de mensheid honderdduizend keer geringer is dan de jaarlijkse “stralings-oogst” van de aarde ten gevolge van die “straling vanuit de wereldruimte”. Anders gezegd: de kosmos schenkt aan de aarde een rijke overvloed van stralende krachten die hier een gedaanteverwisseling ondergaan en als substantie-vormende, voedsel-scheppende krachten zichtbaar worden.
Gevaar en uitweg
Maar dit proces is tegenwoordig aan een voortdurend toenemend gevaar
blootgesteld. Aan de ene kant is de plantenwereld ten gevolge van door de mens toegepaste maatregelen eenzijdig naar de aardse kant gericht. Dit gebeurt door de toepassing van kunstmest, het toevoeren van levenloze substanties om het groeien te stimuleren. Dat echter bevordert eenzijdig de werking van de aardse krachten en houdt geen rekening met de andere pool, de hierboven beschreven “kosmische ademhaling”. Dat geldt vooral voor de stikstof, de basis voor de eiwitvorming van de plant. Bij de tegenwoordig gebruikelijke toepassing van kunstmest wordt deze substantie als levenloze materie meestal in overmaat aan de plant toegevoegd, zodat maar al te vaak het gevaar van schadelijke nitrietvorming optreedt. Daardoor wordt de plant losgemaakt uit haar kosmische ademhalingsverband, aan het aards-levenloze gebonden en verliest steeds meer aan voedingswaarde.
“De stikstof… die met de mest moet worden toegevoegd, die moet worden gevormd onder de invloed van de kosmos, moet levend zijn… Niemand beseft tegenwoordig, dat het juist al die minerale meststoffen zijn, die in hoge mate ertoe bijdragen dat deze degeneratie van de landbouwproducten steeds meer optreedt”. Aldus Rudolf Steiner reeds in 1924 in zijn “Landbouwcursus”.
Tegenwoordig is het zeker niet alleen de sindsdien zeer verhoogde toevoeging van kunstmest, maar ook de daarbij behorende aanvulling met pesticiden en niet minder, de toenemende luchtvervuiling die de ontplooiing van de kosmische ademhalingskrachten belemmeren. Zo bezien is de betekenis, zelfs de absoluut noodzakelijke “ommezwaai” naar de biologisch-dynamische landbouwmethode het allerlaatste redmiddel. Als men echter bedenkt, dat bijvoorbeeld in West-Duitsland op dit ogenblik* slechts 0,2% van het landbouwareaal “alternatief wordt bewerkt” – d.w.z. zonder kunstmest, maar ook zonder de kosmische ademhaling hierin te betrekken – dan wordt onze bezorgheid nog eens zo groot t.o.v. de te verwachten en reeds veelvuldig zichtbaar geworden gevolgen.
Betekenis voor de mensheid
Op dit punt moeten wij aan onze beschouwing nog een extra dimensie, die van grote betekenis is, toevoegen. Als wij de samenwerking van kosmische en aardse krachten als een wezenlijke voorwaarde voor het wasdom van de planten zien, waarbij de “straling van het wereldal” en de “kosmische ademhaling” ter sprake kwamen, dan stuiten wij op het volgende probleem: welke plaats heeft daarin de mens?
Aan de ene kant heeft hij dagelijks door zijn voedsel uit het plantenrijk daarmee te maken – aan de andere kant echter is hij als levend organisme volledig in die stroming van het wereldal ingebed.
In het kader van deze beschouwing kunnen wij in dit verband slechts één wezenlijk aspect belichten. Wij wijzen erop dat het moderne onderzoek deze straling van stoffen en krachten die naar de aarde en haar levende wezens uit de kosmos toestroomt, vaststellen en gedeeltelijk ook toepassen kon zowel als “materiestraling” ais “veldstraling”. Omtrent de laatstgenoemde is in het kader van ultraviolette en infrarode straling, maar ook van “kosmische ultrastraling” en “hoge frequentiestraling” onderzoek verricht.
Ook de röntgenstraling wordt tot dit gebied gerekend. Met betrekking tot de “materiestraling” hebben onderzoekingen aangetoond, dat het gewicht van de aarde dagelijks met ongeveer 1000 ton stijgt ten gevolge van meteorieten die op de aarde neerkomen. “Kosmische materie” komt in een grote hoeveelheid op de aarde terecht, a.h.w. als een bevruchting uit het wereld-al. Dit feit maakt het eenvoudiger een ontdekking te begrijpen van nog veel grotere betekenis die aan het geesteswetenschappelijk onderzoek van Rudolf Steiner is te danken.
In 1923 heeft Rudolf Steiner aangetoond, dat “in werkelijkheid substantie en activiteit, d.w.z. kracht en stof één zijn. Maar zij werken naar de wereld toe op verschillende wijze”.
En met het oog op het deel hebben van de mens aan die kosmische straling, die kosmische ademhaling, blijkt uit dit onderzoek, dat inderdaad “voortdurend zo’n proces plaats vindt”, waarbij “door de ademhaling en zelfs door de zintuigen uit de hele omgeving” de mens zo’n kosmische stroom van substanties en krachten opneemt, die als “kosmische voeding” met de aardse voeding wetmatig samengaat.
“Wij leven niet alleen van wat wij eten, maar ook van de uiterst subtiele voedende substanties in de lucht, die wij inademen”, aldus Rudolf Steiner.
Beide stromingen staan in een verschillend ritme met elkaar in verbinding.
Terwijl de dagelijkse substantiële voeding, die wij opnemen, een ritme van 24 uur volgt, d.w.z. relatief snel de wetten van opbouw en afbraak volgt, verloopt de
activiteit van de kosmische voedselstroom in de mens veel langzamer, maar met een grotere continuïteit.
Deze regenereert de mens niet binnen 24 uur, maar pas na zeven jaren. Beide ritmes werken echter samen, doordringen elkaar en vernieuwen vanuit de kosmos en de aarde onophoudelijk ons organisme. De gevolgen van deze ontdekking door de moderne geesteswetenschap zijn verstrekkend. Zij maken niet alleen een nieuwe, aan de werkelijkheid afgelezen visie op de voeding mogelijk, maar ook een nieuwe voedingshygiëne, een voedingspraktijk die tot in de sociale omstandigheden genezend kan ingrijpen. En niet in de laatste plaats kan daardoor voor het belangrijke vraagstuk van de samenwerking van lichaam, ziel en geest een in onze tijd aanvaardbare oplossing worden gevonden.
Rudolf Steiner kon er in dit verband op wijzen dat wij “als wij voeding via de ademhaling opnemen, uit de wereldruimte tevens het psychische opnemen, niet alleen de substantie. Dit psychische leeft immers tevens in de ademhaling, wij communiceren dus door die kosmische voeding – die kosmische ademhaling – zowel met de levens- als met de zielenwereld, de etherische als met de astrale wereld, d.w.z. met de sterrenwereld.” Hier verschijnt tegelijkertijd een geweldig nieuw gebied van onderzoek dat stellig nog ver na de eeuwwisseling de mensheid zal moeten bezighouden. Pas daaruit kunnen de genezende krachten ontspruiten, die aan de vernietiging van de aarde en de mens – tot in zijn kosmische ademhalingsbronnen – paal en perk stellen en een ommekeer mogelijk maken. Op grond van dergelijke inzichten kan zonder meer blijken, dat niet alleen een totaal nieuwe zienswijze met betrekking tot de kwaliteit van ons voedsel nodig is. Tevens ontstaan er volkomen nieuwe inzichten omtrent de betekenis en de toepassing van de huidverzorging, een werkelijke “cosmetica” (uit dat woord blijkt al, wat die term in werkelijkheid betekent). Maar ook de waarde en de werking van de zogenaamde ”uitwendige middelen”, van baden en compressen, behandelingen met zalven e.d. zullen in een nieuw licht verschijnen. Niet minder echter zullen de gevaren waaraan de huid blootstaat en die tegenwoordig bijzonder actueel zijn, bijvoorbeeld door ongecontroleerde bestraling met het zonlicht, een grote waakzaamheid vereisen. En – om een laatste positief aspect in dit opzicht te noemen – de totale samenwerking van het uiterlijke en innerlijke, van de huid met de organen maar ook van de mens als totaliteit met de omvattende wisselwerkingen van de kosmos, de “kosmische ademhaling”, zal voor een nieuwe, heilzame opvatting vruchtbare gezichtspunten opleveren. Wij menen, dat ook een toekomstige kosmologie en menskunde niet zonder met deze gezichtspunten rekening te houden zal kunnen bestaan. Deze stoelen op het begrip van de “ademhalingsprocessen van het wereldal”. Het materiaal daarvoor is thans voorhanden.
.
(Gerhard Schmidt-Kennedy, arts; Weledaberichten nr.152, *dec. 1990)
.
Ritme: alle artikelen
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
.
446-415
.
Pingback: VRIJESCHOOL – Menskunde en pedagogie – alle artikelen | VRIJESCHOOL