Tagarchief: slaapstoornis

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (15-2)

.
Een mededeling van een kinderarts, Weledaberichten nr 143, dec. 1987
.

SLAAPSTOORNISSEN BIJ KINDEREN
.

Wij maken in ’t algemeen een onderscheid tussen moeilijkheden bij het inslapen of tijdens de hele slaap. Beide vormen zijn, vooral bij kinderen, meestal een uitdrukking van een totale stoornis. Dit geldt ook voor chronische vermoeidheid, d.w.z. het onvermogen om volledig wakker te zijn. Wij moeten in samenhang met stoornissen van de slaap altijd bedenken, dat de slaap geen “activiteit”, geen organisch-fysiologisch proces zoals bijv. de spijsvertering is, maar een toestand van de totale mens gedurende een zich ritmisch herhalend tijdsverloop. Wat de slaap van de waaktoestand onderscheidt, is het feit dat denken, psychische en zintuiglijke gewaarwordingen in hun activiteit in hoge mate zijn onderbroken, terwijl de organen – hart, longen, maag, darmen, nieren, klieren – onafgebroken werken. Het leven in het organisme verloopt dus tijdens de slaap op praktisch dezelfde manier als in de waaktoestand; het wordt echter niet met ons bewustzijn doordrongen.

Gedurende de ontwikkeling van het kind treden er verschillende vormen van stoornissen van de slaap op. De verschijningsvorm ervan is afhankelijk van de constitutie en het karakter van het kind, voorts van het geboorteproces en van invloeden van de omgeving waarin het leeft.

Het slapen van kinderen en volwassenen verschilt principieel van dat van de zuigelingen tijdens hun eerste levensweken en -maanden. Meestal stuit men op de voorstelling dat het leven van de zuigeling alleen maar bestaat uit een regelmatige afwisseling van het opnemen van voedsel en slapen. Recente onderzoekingen evenwel hebben aangetoond, dat de ontwikkeling na de geboorte wordt gekenmerkt door min of meer onregelmatig over een etmaal verdeelde, relatief korte periodes van slapen en waken. De langste samenhangende slaapperiode, die in de eerste levensweek werd waargenomen, bedroeg 3 uur en 40 minuten. Typisch voor het gedrag in de slaap van de zuigeling is een onregelmatige, dikwijls snelle afwisseling van waken en slapen, zonder een duidelijk ritme en zonder enige geleding in het dagverloop. Pas langzaam, dikwijls met gekreun, allerlei bewegingen en diepe ademhalingen past zich het opgroeiende wezen aan het aardse ritme aan.

Vormen van onrust zijn een uitdrukking van de activiteiten van onze levens-, zielen- en geestelijke krachten, die in vaak op en af golvende aanpassingsprocessen de menswording mogelijk maken. Als die activiteiten de “normale” maat overschrijden, dan noemen wij dat geen slaapstoornissen.

Wij beschouwen dan deze toestand als de uitdrukking van een bemoeilijkte incarnatie. Men stelle zich de zuigeling voor: alles aan hem is rond – het grote hoofd, de buik, de naar het lichaam toegetrokken beentjes – alles vertoont bijna uitsluitend een “hoofd”, met alles wordt er waargenomen. Het hele organisme blijkt een zintuig te zijn, alles, van het hoofd tot in de tenen, is leven (de zuigeling spartelt met handen en voeten, als hij gretig drinkt aan de moederborst). Dit zintuigorganisme is nog een grote eenheid en dus nog lang niet gedifferentieerd. Stap voor stap, door het toenemen van het zielenleven (de eerste glimlach) wordt de baby aldoor meer wakker. De zintuigen ontwaken, allengs beginnen zij de omgeving waar te nemen. Als die ontwikkeling zich niet harmonisch voltrekt, dan kan het hierboven beschreven zachte gekreun, de subtiele veranderingen in de ademhaling zich verhevigen tot duidelijke onrust, schreeuwen en krampen. Vanuit het gezichtspunt van die levende, vormende, de ontwikkeling bevorderende slaap van de zuigeling wordt het begrijpelijk, dat elk kind zijn eigen ritmen heeft, dat gemiddelden van de waak-slaap-fasen en van hun duur voor het afzonderlijke kind niet gelden. Normaal gesproken verovert de zuigeling zoveel slaap als hij voor zijn ontwikkeling nodig heeft. Wanneer kunnen wij van een gestoord ontwikkelingsproces spreken dat zich manifesteert in de slaap van de zuigeling? Enerzijds, als de fasen van de slaap duidelijk te kort zijn, anderzijds als het ontwaken gepaard gaat met schrik en geschreeuw. In deze gevallen komen alle mogelijke oorzaken: gasvorming, tanden krijgen, verborgen infecties (bijv. van de oren) in aanmerking of – last not least – een te onrustig verloop van de dag wat de zuigeling stoort tot in de nacht. In de eerste tijd van het aardeleven zijn korte ogenblikken van onrust – vooral bij het eerste kind – vanzelfsprekend: dikwijls zijn de ouders al bij het eerste gerucht bezorgd. Hoe rustiger men – natuurlijk met de nodige zorgvuldigheid – de zuigeling zich laat ontwikkelen, des te meer beloont hij de ouders met een ongestoorde nachtrust.

Als de onrust gepaard gaat met zweten, vooral tijdens het inslapen ’s avonds, dan moet de arts eerst stoornissen van de minerale stofwisseling (bijv. door niet of onzorgvuldig toegediende rachitisprofylaxe) of constitutionele bijzonderheden uitsluiten.

Dikwijls klagen ouders, dat hun zuigeling van de nacht een dag en van de dag een nacht maakt. Maar al te vaak, niet altijd, leven in dit geval de volwassenen “chaotisch”, d.w.z. zonder ritme. Regelmaat, bijv. door gelijke afstanden tussen de maaltijden, kan harmonie brengen in het verloop van dag en nacht, ook voor de zuigeling.

Een verdere oorzaak voor slaapstoornissen is de gewoonte van zuigelingen om steeds als ze ’s nachts wakker worden te willen drinken, hetzij uit de fles of aan de borst. Volgens mijn ervaring treedt deze storing meestal op bij zuigelingen, bij wie overdag het ritme van het drinken aan hen zelf wordt overgelaten. Hier is het zaak tussen de maaltijden een pauze van 3½ – 4½ uur te bereiken, ’s Nachts zou men, als het dan toch al nodig is, alleen maar water moeten geven. 

Zuigelingen, die ouder zijn dan één jaar of kleuters kunnen vaak alleen maar in de armen van hun moeder of in haar bed inslapen. Aan deze gewoonte ging wel in de meeste gevallen een inbreuk vooraf in het harmonische verloop van de ontwikkeling, hetzij door een schok, hetzij door een ziekte. Hier is het van belang, door een gesprek met de arts de oorzaken te vinden en – dikwijls met behulp van een medicament – een weg te zoeken om het kind van zijn onzekerheid af te helpen. Van belang is, dat er bij deze nachtelijke onrust veel geduld en begrip wordt opgebracht door de ouders.

Met betrekking tot de gestoorde slaap van baby’s kan heel in ’t algemeen worden opgemerkt: niet zelden worden die kinderen in de nacht onrustig en schrikken zij op uit de slaap, als de dag was vervuld van onrust in de omgeving. Te veel en al te verschillende optische en akoestische indrukken, zenuwachtige ouders, onbeheerst optreden van de medemensen in hun omgeving bijv. beïnvloeden in hoge mate op ongunstige wijze de kwaliteit van de slaap van het kind.

Ook een al te overvloedige maaltijd, nog kort voor het naar bed gaan, is voor de slaap niet bevorderlijk, omdat de spijsverteringsorganen daardoor overbelast zijn. Steeds weer zien wij, dat dikke, plompe van beweging afkerige kinderen, die gauw gaan zweten, niet op de goede manier een toegang tot de slaap vinden.

Het meeste echter komt de angst voor, die als een grote, donkere wolk boven de hemel van het inslapen in de avond boven de kinderen hangt. Angst heeft, zoals wij dat uit andere situaties (bijv. astma) kennen, met de adem, de benauwdheid te maken. Bij het angstige kind, dat niet kan inslapen, ziet men de klassieke veranderingen van de ademhaling: de borstkas vernauwt zich, het middenrif wordt naar boven gedrukt, de spieren van de ademhaling komen in een kramptoestand, de ademhaling wordt flauw, het volume van de longen wordt minder. Het gevolg is: zuurstofvermindering, versnelling van de hartslag (”mijn hart klopt me in de keel”). Alle pogingen om het inslapen in deze situatie te bewerkstelligen zijn vergeefs. Natuurlijk vertonen niet alle angsttoestanden ’s avonds zulke krasse vormen, maar toch geven de meesten aanleiding tot een luidkeels geuite behoefte aan licht en de smeekbede, bij het inslapen niet alleen te worden gelaten. Het ene kind ligt, de hand van de moeder stevig omklemmend, onrustig in zijn bedje, het andere klimt er steeds weer uit, dikwijls met fantasievolle redenen; bij veel kinderen is de behoefte aan beschutting zo groot, dat ze bij de moeder in bed willen inslapen. Nu is het stellig gemakkelijker de oorzaken van een slaapstoornis aan te wijzen, dan raad te schaffen, hoe men een kind van deze, vaak alleen maar ’s avonds optredende angst kan afhelpen. Natuurlijk is het mogelijk en ook nodig, de oorzaken uit de weg te ruimen: dit echter heeft niet in alle gevallen onmiddellijk succes. Een warme drank met een beetje honing kan hier helpen.

Van oudsher is het, zowel voor gezonde als zieke kinderen, een beproefd middel om de dag altijd met een gesprek ’s avonds af te sluiten. De belangrijkste gebeurtenissen van overdag zouden nog een keer als beeld in de herinnering moeten terugkeren; wat mooi en goed is kan worden geprezen, misschien moet er een beetje worden berispt, in elk geval moet er altijd vergiffenis zijn. Een gebed of een lied besluit de kleine, intieme “plechtigheid”. Men kan zich als volwassene nauwelijks voorstellen hoe positief en genezend de krachten zijn, die van zo’n hulp van de ouders uitgaan voordat het kind de wereld van de slaap binnengaat. Ouders zouden er ook niet voor moeten terugschrikken over de beschermende werking van de engelen te vertellen: voor de meeste kinderen zijn engelen een realiteit en ze zijn dankbaar, als volwassenen aan hun wereld oprecht deelnemen. Bij kinderen die min of meer goed inslapen maar waarvan de slaap niet ongestoord verloopt, zien wij de meest verschillende varianten van onrust: schreeuwend wakker worden, gejammer dat in hevigheid kan toenemen als er geen aandacht aan wordt geschonken, verlangen naar eten, drinken of spelen, in het bed van de ouders slapen, om maar een paar voorbeelden te noemen. Wij zien dan kinderen, die zich om allerlei redenen in de nacht niet volledig kunnen losmaken van hetgeen zij overdag hebben beleefd. Op de een of andere manier spoken er nog zintuigelijke indrukken, belevenissen, gevoelens in hun binnenste waarvan zij zich in de nacht niet volledig kunnen bevrijden.

Dan wordt het gesprek met de arts nodig, die samen met de ouders probeert de oorzaken te vinden en die kan aangeven hoe zij door hun gedrag ertoe kunnen bijdragen om uit de crisis te komen. De arts zal ook proberen een beeld van de disharmonie te verkrijgen een een therapie te vinden. Er staan vele geneesmiddelen ter beschikking (dit geldt voor alle hier besproken stoornissen). Het is evenwel voor de arts niet altijd eenvoudig, het voor ieder kind juiste medicament te vinden.

.

meer over ‘slaap’

zie de artikelen onder [1-8] Algemene menskunde

Opvoedingsvragenalle artikelen

Leerproblemenalle artikelen

Menskunde en pedagogie: alle artikelen

.

2770-2599

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – Algemene menskunde – voordracht 6 (6-2-1)

.
In de ‘Algemene menskunde’ komt het wakker-zijn en het slapen als bewustzijnstoestanden in de 6e voordracht aan bod. 
Onderstaand artikel belicht deze aspecten vanuit een bepaalde invalshoek die hert begrijpen van de inhoud van voordracht 6 kan ondersteunen.
Tevens komen er weer begrippen aan bod die al eerder werden besproken.
.

Dr.med. Olaf Titze, Weledaberichten nr. 143, dec 1987

.

WAKEN EN SLAPEN

.

Wie wel eens nadenkt over waken en slapen, doet de verbazingwekkende ontdekking, dat hij, afgezien van de slechts seconden durende dromen, ongeveer een derde van zijn leven letterlijk heeft verslapen – dat anderzijds zijn herinnering hem de continuïteit van zijn levensloop laat zien die niet door de periodes van de slaap is onderbroken. Ondanks de onderbrekingen door de slaap die aan ons gewone bewustzijn worden onttrokken, beleven wij dus onze levensloop als een eenheid en wel in dubbele betekenis, nl. zowel met betrekking tot het beleven van de buitenwereld als ook wat het beleven van onszelf betreft. Het bewustzijn knoopt a.h.w. elke morgen weer aan waar het ’s avonds bij het inslapen is opgehouden. Daaraan zijn wij gewend en wij denken er niet verder over na dat het ook anders zou kunnen zijn; dat bijvoorbeeld bij bepaalde hersenbeschadigingen allerlei periodes van de herinnering zouden kunnen verdwijnen of, wat nog ernstiger is, de mens door een onderbreking van zijn bewustzijn niet meer in staat is om zijn identiteit te vinden. Ook blijft het een open vraag of er gedurende de slaap helemaal geen bewustzijnsbelevingen zijn. Voor de periodes van de droom zijn er wel belevingen in de vorm van beelden, die men zich echter heel vaak na het ontwaken niet meer kan herinneren.

Hoe echter is het met het bewustzijn gesteld in de periodes van de diepe slaap? Bestaat er daar geen bewustzijn of kunnen belevingen in die tijd alleen maar niet worden herinnerd? In welke wereld leeft de menselijke ziel tijdens de slaap? In de laatste tijd zijn immers de belevingen van schijndoden bekend geworden, die zelfs later kunnen worden herinnerd. (G. Ritchie – “Terugkeer uit de dood”) Het is mogelijk, dat de mens, als hij slaapt net op dezelfde manier een wereld binnengaat – maar een andere – als hij bij het ontwaken in een wereld binnenkomt die voor de fysieke zintuigen toegankelijk is. Stellig moet de vraag omtrent het bewustzijn geheel nieuw worden gesteld als men aan de realiteit recht wil doen wedervaren en zeker zijn er naast de ziekelijke bewustzijnsveranderingen ook nog de meest gevarieerde belevingsgebieden die zich onttrekken aan de fysieke zintuigen en aan het normale verstand. Van wetenschappelijk en dus van algemeen belang zou de vraag echter pas zijn, als men de voorwaarden zou kunnen doorzien die gelden voor verruimingen van het bewustzijn.
In de moderne geesteswetenschap van Rudolf Steiner, de antroposofie, werden die voorwaarden beschreven. (Vgl. Rudolf Steiner “Occulte fysiologie”, 2e voordracht en ”De weg tot inzicht in hogere werelden”)

Terwijl aan het gewone, dagbewustzijn volgens Rudolf Steiner afbraakprocessen ten grondslag liggen, die uiteindelijk ook tot de noodzaak van het uitblussen van het bewustzijn en het op gang brengen van regeneratieprocessen tijdens de slaap leiden, is het helderziende bewustzijn van zodanige aard, dat het door een geestelijke scholing tot een soortgelijke bevrijding van het psychisch-geestelijke deel uit het lichaam van de mens leidt zoals dat in het gewone leven tijdens de slaap gebeurt. Er moet evenwel de nadruk op worden gelegd, dat het bij deze scholing niet om allerlei ondoorzichtig mystiek gedoe maar om een exact controleerbare scholing van het bewustzijn gaat. Er bestaat dus volgens de gegevens van de geesteswetenschap inderdaad een weg om ook overdag bewust de wereld van de slaap te betreden. Een terugblik ’s avonds op de gebeurtenissen van de dag, een gebed of een meditatie zijn daarvoor werkzame voorbereidingen. De vraag omtrent het bewustzijn is de ene kwestie die ons bezighoudt als wij over waken en slapen nadenken. De andere is, dat het daarbij duidelijk om een ritmisch gebeuren gaat. Het behoort tot de meest fundamentele ontdekkingen van onze eeuw, die in 1917 in artikelen onder de titel ”Von Seelenrätseln” [GA 21, niet vertaald] door Rudolf Steiner werden gepubliceerd, dat als de fysiologische basis van denken, voelen en willen drie verschillende functiesystemen in het menselijke organisme kunnen worden gezien: het zenuw-zintuigsysteem voor het denken, een ritmisch systeem voor het voelen en een stofwisselings-ledematensysteem voor het willen. Vanuit dit gezichtspunt zouden waken en slapen als ritmisch gebeuren ook een grondslag zijn voor het voelen.

Men beleeft immers juist het voelen net zo gepolariseerd als men de polen ervaart waartussen zich een ritme ontwikkelt. Elk gevoel is op de een of andere manier in de richting van sympathie of antipathie gekleurd. Treffend drukt Goethe dit uit in dichtvorm als hij spreekt over het ritmische proces van het ademhalen:

”lm Atemholen sind zweierlei Gnaden,
die Luft einziehen, sich ihrer entladen,
jenes bedrangt, dieses erfrischt,
so wunderbar is das Leben gemischt.
Du danke Gott, wenn er dich presst
und dank ihm, wenn er dich wieder entlasst.”

Goethe, J. W., Gedichte. West-östlicher Divan, 1814 – 1819. Buch des Sängers

De inademing wordt als antipathiek, de uitademing als sympathiek gevoeld. Als men dit gezichtspunt toepast op ontwaken en inslapen, dan beleeft de volwassene het wakker worden antipathiek, het inslapen sympathiek gekleurd. Het aangolven van de zintuigprikkels benauwt in de zin van Goethe. De ontspanning bij het inslapen verkwikt.
In voordrachten van Rudolf Steiner over heileuritmie wordt het proces van de zintuigactiviteit, bijvoorbeeld het luisteren, als een subtiel inslapen, het proces van het begrijpen van hetgeen werd gehoord, als een subtiel ontwaken beschreven. Ook binnen het zenuw-zingtuigstelsel treedt dus, wat de functie daarvan betreft, de polariteit weer aan de dag, waarbij de zintuigfunctie meer het aspect van de slaap, de zenuwfunctie het wakker-zijn vertegenwoordigt.

Ten slotte de activiteit van het stofwisselingssysteem en van de ledematen.
Dit systeem heeft te maken met het willen, d.w.z. door de activiteit van de stofwisseling en de ledematen kan de mens in de wereld daden verrichten. Normaliter slaapt de mens voortdurend met betrekking tot de functies van zijn stofwisselingsorganen of van zijn ledematen. Door een ziekte kan dit evenwel snel veranderen, bijvoorbeeld bij een koliek of spierkramp. Maar hierover willen wij het niet hebben. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het willekeurige en het onwillekeurige spierstelsel. Op het onwillekeurige spierstelsel heeft het bewustzijn van de mens geen directe invloed. Het willekeurige spierstelsel, nl. dat van zijn bewegingsorganen kan hij spannen of ontspannen, hij kan er handelingen mee volbrengen of nalaten, die hij in zijn bewustzijn controleert. Weer andere voltrekt hij, en dat zijn de meeste, zonder dat hij zich daarvan volledig bewust is. Maar zelfs bij de handelingen, die door het bewustzijn worden gecontroleerd, is het in de grond  niet het verloop van de bewegingen op zichzelf, die men zich bewust maakt, maar alleen de doelgerichtheid. Het bewustzijn geeft aan de beweging een richting, een doel. Dit is aan het motief van de handeling gekoppeld, waarin o.a. ook de moraliteit van de mens is betrokken. De wezenlijke kern van de mens, zijn ik is het dat wij met het oog op waken en slapen vanuit deze drie gezichtspunten bekijken:

1e vanuit het gezichtspunt van verschillende bewustzijnstoestanden,

2e vanuit het gezichtspunt van een ritmisch zich verenigen met en weer losmaken van het lichaam,

3e als een min of meer bewust handelend wezen.

Bij het optreden van slaapstoornissen is het van belang, deze drie gezichtspunten in het oog te vatten. Er is bijv. een groep van slaapstoornissen, waarvan de oorzaak ligt in een voortzetting van het dagbewustzijn: de mens kan niet “uitschakelen”. Dan is het ’t beste, om eerst de gebeurtenissen van de dag nog eens in omgekeerde volgorde van de avond tot de ochtend na te gaan, zonder daarbij aan bijzonderheden te blijven haken. Men kan daarna misschien iets opbouwends lezen of zich concentreren op een bepaalde gedachte of een gebed.

Als medicament kunnen hier preparaten met lood, vervaardigd op een speciale manier, hulp bieden.

Een andere groep van slaapstoornissen berust op stoornissen in het ritmische systeem. Het hart kan bijv. in vergelijking met de ademhaling veel te snel kloppen. Men spreekt dan van hartkloppingen. Dit kan psychische maar stellig ook lichamelijke oorzaken hebben, bijv. hoge bloeddruk. In elk geval bestaat er innerlijke onrust of angst. De lichaamsritmen komen weer in harmonie o.a. doordat men van kunst geniet of, beter nog, zelf kunstzinnig bezig is. Deze stoornissen kunnen medicamenteus worden verholpen door bepaalde speciaal bereide plantaardige- en goudpreparaten.

De derde groep van slaapstoornissen staat in verband met ons stofwisselings- en bewegingssysteem. Stellig zijn er op dit gebied ook een hele reeks van organische oorzaken waarvoor een speciale behandeling nodig is, maar er liggen ook dikwijls oorzaken diep in het emotionele gebied – alle mogelijke belastingen van het geweten, schokkende gebeurtenissen, verdriet, nalatigheden, kwalijke ondoordachte daden enz.

Hier kan de bewuste daad uitkomst bieden. Men probeert bijv. verschillende keren per dag zich van het bewegingsproces bij het lopen bewust te worden, d.w.z. heel bewust te lopen, de voet van de grond te tillen, hem naar voren te brengen en daarna weer bewust neer te zetten, enz.

Dikwijls vinden patiënten baat bij de toepassing van zilverpreparaten als medicament. Als zulke aanduidingen in de richting van medicamenteuze therapie worden gemaakt, is dit op geen enkele manier een pleidooi voor het zelf hanteren van medische voorschriften. Het gaat er hier veeleer om dat er begrip voor wordt gewekt als de arts i.p.v. een gangbaar slaapmiddel speciale preparaten toepast die aangepast zijn aan het wezen van de mens. De algemene hygiënische aanwijzingen kunnen evenwel, mits consequent toegepast, dikwijls een belangrijke hulp bieden.

In de volgende artikelen wordt beschreven, hoe het probleem van waken en slapen, dat hierboven principieel werd behandeld, met betrekking tot kinderen en bejaarden op een andere manier verschijnt. [nog niet oproepbaar]

.

Algemene menskunde voordracht 6alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

.

2769-2598

.

.

.

.

.