Het is bijna roerend om te zien hoe Kolisko de leerlingen iets moois mee wil geven. Een veel ruimere blik dan alleen puur de feiten. Hij komt m.i. tot mooie karakteristieken, maar het artikel wekt de indruk dat het allemaal van hem komt, terwijl je in het eerste artikel de indruk krijgt dat hij veel uit de kinderen laat komen. Dat laatste lijkt mij zeer wezenlijk. Ook, dat je als leraar niet alles wat jij wijs vindt, aan de leerlingen opdringt. In dit verband verwijs ik graag naar het werk van Dick van der Wateren
N.a.v. de artikelen van Kolisko geef ik er hier nog een aantal opmerkingen over.**
.
In voorafgaande jaren is er in het verloop van al het onderwijs al veel over het water en de eigenschappen daarvan, gesproken. Nu kan dit samengevat worden en vanuit een nieuw perspectief worden behandeld. Dus je begint eerst met een meer beeldende schets van wat het water op aarde doet. Door de warmte van de zon wordt het water vluchtiger en verdampt het. In de winter daarentegen bevriest het en lijkt daardoor wat meer op de aarde. Maar beide toestanden verlaat het weer, uit de hemel en uit de aarde, en keert weer terug naar de vloeibare. Dat gebeurt bij regen en in de bronnen. Aan de andere kant bevriest het meer nooit tot op de bodem. Dat komt omdat ijs op water drijft. In de diepte is het water warmer. Daar is de temperatuur 4 graden Celsius en dit water is ook het zwaarst. Dus het water in de wereldzeeën wordt nooit helemaal vast. De gletsjers schuiven naar het dal, omdat daar water aanwezig is. Ook wil het water niet steeds in de lucht blijven. Het valt in de vorm van regen weer terug op aarde.
Waarom bevriest de zee niet tot op de bodem? Dat zou je je af kunnen vragen. Omdat het water vooral vloeibaar wil blijven. Het wordt alleen aan de bovenkant vast en niet aan de onderkant. IJs wordt weliswaar uit het water een vaste stof, krijgt wel een opwaartse druk en wordt lichter, terwijl andere vaste lichamen bij verstarring zinken. Ook als ijs stroomt het water nog, wat je bij de gletsjers kan zien. Het wordt dus eigenlijk niet echt een vaste stof en het gedraagt zich als een vloeibare steen. Zoals bekend, ijs smelt onder druk. Bij het schaatsen loop je dus in werkelijkheid niet op het ijs, maar op water dat door de druk van het lichaam op het ijs ontstaat.
Deze beschouwingen kan je als dictaat samenvatten, wanneer je het volgende in ogenschouw neemt:
‘Water streeft er steeds naar vloeibaar te blijven. Daarom is zijn thuisland de zee, die het bloed van de aarde is. Steeds wil het naar dit thuis, deze vloeibare toestand terugkeren. Water verbindt ook het vaste met de lucht. Er zit altijd lucht in, anders zouden de vissen niet in het water kunnen leven. Aan de andere kant zit er in het zeewater veel zout. Van iedere hoeveelheid water blijft een beetje zout achter, zodra het verdampt. In het water zit steeds iets wat van de aarde komt (het zoutachtige) en iets wat uit de lucht komt. Op deze manier verbindt het water aarde en lucht en is a.h.w. de bemiddelaar tussen die twee. Heeft het water nog meer van die verbindende eigenschappen? Nu zal je van de kinderen veel antwoorden krijgen die te maken hebben met wat er al eerder over werd geleerd. Het water maakt de verbinding tussen de werelddelen mogelijk en ook tussen de volkeren. Door de vaarwegen worden de volkeren met elkaar verbonden. De handel ontwikkelt zich. Oost en west worden door het water verbonden. Zit er ook in de mens niet iets van dat water dat alles verbindt? Ja, dat is het bloed. Het stroomt door het hele lichaam en zorgt dat er overal samenhang is. De rivieren van de wereld verbinden de steden via de weg van het water. Dat doen de aderen in ons lichaam ook wat betreft alle plaatsen in ons lichaam. Door het water staat alles met elkaar in verbinding.’
Nu hebben de kinderen ongeveer wel een voorstelling gekregen van wat water in wezen is. Nu kan je meer op het chemische ingaan. Je roept in herinnering dat het koolzuurgas geen rode kleur gaf bij de lakmoesproef, als het papier droog was. Ook de droge gebrande kalk veroorzaakte geen blauwe kleur. Pas wanneer er een druppeltje water op viel, trad het verkleuren in rood en blauw op. Dus zuur en loog ontstaan pas, wanneer er water bijkomt. Het zurige en het basische konden we niet proeven met een heel droge mond. Pas het vocht maakt de smaak mogelijk. Je kan dit nog aan een ander voorbeeld duidelijk maken. Daarvoor neem je gekristalliseerd citroenzuur en vertelt dat deze stof uit citroensap gewonnen kan worden. En je laat gewone soda zien. Zonder er in dit stadium verder op in te gaan, kan je laten zien, dat het sodapoeder het met water nat gemaakte lakmoespapier blauw kleurt, dus een base is. Het vaste citroenzuur veroorzaakt opgelost in water een roodkleuring, het is dus een zuur. Nu meng je beide poeders van het vaste citroenzuur en de soda. Er gebeurt niets. Als je er dan water bijgiet, schuimt het heftig. De reactie was zo sterk, als loog deed bij zoutzuur. Dit is een zgn. bruispoeder. Daaraan kun je zien dat zuur en base alleen met elkaar reageren, wanneer er water bijkomt. Pas het water zorgt voor de verbinding.
De volgende dag kan je alle voorbeelden weer laten herhalen waarin het water zo’n bemiddelende rol speelt, zoals bv. bij het blussen van kalk, verbinden van zuur en base, oplossen van lucht en zouten, verbindende werking tussen de volkeren, enz. Daar kunnen we de aanwijzing aan toevoegen dat alleen in het water de kleuren tevoorschijn komen. De kinderen hebben al veel over de regenboog gehoord en die vaak gezien. Waar ontstaat die? Wanneer licht en donker bij elkaar komen. De zon en de donkere muur van regen. Maar ertussen moeten regendruppels, waterdruppels aanwezig zijn. Ook hier is het water de bemiddelaar en wel tussen licht en donker. Bij de Grieken en Romeinen sprak men over de boodschappers van de goden Hermes of Mercurius die alles uit de hemel op aarde brengt en omgekeerd weer terug. Het water is zo’n soort ‘Mercurius’. Ook in de dauwdruppels wordt het zichtbaar wanneer die in alle kleuren glinsteren. Dauwdruppels zijn op deze manier de goede boodschappers die van de hemel naar de aarde komen.
Als je alles weer in een dictaat samenvat, vind je wellicht een mooie afsluiting met Goethes gedicht ‘Gesang der Geister über den Wassern‘. Ieder woord van het gedicht kan in de les voorbereid zijn zodat er geen noodzaak is het gedicht van nog meer commentaar te voorzien. Het is een afsluiting, spreekt alles uit en vat alles samen. Zo ontstaat er uit wat in het begin kennis was, vanzelf iets wat het kind in zijn hart kan bewaren. Later kan je er weer bij aanknopen. Het is niet nodig op dit niveau van waterstof en zuurstof te spreken, het is beter wanneer het kind het water eerst leert kennen als een eenheid. Later wordt dan des te beter begrepen dat er ook in het water tegenstellingen samenwerken, dat er zelfs tegengestelden met elkaar zijn verbonden. Dan verschijnt het water als de mogelijkheid om alles te verbinden, nog op een hoger niveau, wanneer je begrijpt dat het in zich de grootste tegenstellingen verenigt.
De metalen
Wanneer je de kinderen op een eenvoudige manier vertrouwder hebt gemaakt met het water, kan je nu een klein overzicht over de metalen geven. Je laat er een reeks zien. Het kind moet er echt veel zien en zich vertrouwd maken met de eigenschappen. Je kan het beste de metalen nemen waar je makkelijk aan kan komen en die een grote betekenis hebben. Over natrium en kalium bv. die eigenlijk maar pseudometalen zijn, spreek je hier nog niet. Het beste zijn de zeven volgende metalen:
goud, zilver, lood, tin, ijzer, koper en kwikzilver.
Hierna wordt duidelijk waarom juist deze metalen het meest doelmatig zijn. Hoe meer je deze metalen zelf en vooral ook de voorwerpen die ervan gemaakt zijn, laat zien, des te vertrouwder wordt het kind ermee. Maar waarom noemen we al deze stoffen die toch zo verschillend zijn, met dezelfde naam ‘metalen’? Ze glanzen, ze hebben een soort licht dat van binnen naar buiten straalt. Ze zijn niet doorzichtig. Uit het donkere van het metaal komt het eigen licht naar buiten. Metalen zien er heel anders uit dan stenen. Waar worden ze gevonden? In het binnenste van de aarde. Nu heb je het over de mensen in de bergen. Je schetst wat zo’n bergbewoner beleeft, wanneer hij lang in het gesteente werkt en dan plotseling een metaalader, zilver, goud of een erts tevoorschijn komt. Het is alsof er dan op aarde een ster begint te flonkeren. Ja, metalen zijn als sterren die nu in de aarde oplichten. Dan probeer je een voorstelling op te roepen, hoe zo’n stukje zilver slechts een heel klein deel is van het zilver dat door de hele aarde verspreid ligt. Dat vormt in de aarde een soort lichaam van zilver. ‘Stel je eens voor’, zeg je tegen de kinderen – dat je dit hele zilverlichaam van de aarde zou kunnen zien. Dan zou je overal fijne draden zien glanzen die door de aarde lopen. Dat is ook zo met het goud en de andere metalen, overal lichten dergelijke sterren in de aarde op. Het is een hele sterrenhemel en naar deze sterren zoeken de mensen in de bergen. Het is wel iets groots, wat de mensen doen, wanneer ze uit de donkere aarde het glanzende metaal halen. Vandaar dat men de metalen als waardevol beleeft.
Nu laat je goud zien. De kinderen hebben al snel in de gaten dat het goud als de zon straalt. Dan vertel je hoe de metalen ontstaan zijn. Uit de hemel zijn ze op aarde gekomen, want in vroegere tijden was de aarde nog niet zo vast, toen waren de metalen in de damp van de aarde opgelost. Ze zijn neergeslagen op aarde. Vóór ze vast werden, waren ze nog helemaal vloeibaar en daarvoor nog veel fijner. Als waren ze opgelost in een soort lucht-aarde en zelf nog luchtachtig. Toen ze nog vloeibaar waren, stroomden ze in de metaaladeren. Daarna is alles vast geworden en de metalen zijn in de donkere aardeschoot begraven. Het gesteente is al eerder vast geworden en sluit de metaaladeren in. Zo zijn de metalen vanuit de hemel gekomen, zijn de zonen van de hemel en ingesloten in de aarde, die ze als een moeder omhult. Vandaar dat men gesteende waaruit men de metalen en ertsen haalt, moedergesteente noemt. De metalen stammen eigenlijk niet van de aarde, maar zijn vanuit de kosmos naar beneden gestraald, daarom is het geen wonder dat ze zelf ook licht hebben zoals de sterren. Snel is gevonden dat het goud straalt als de zon, het zilver als de maan. En zo is het ook met de andere metalen, zeg je tegen de leerlingen, alleen. dat is moeilijker te zien.
Nu kan je ingaan op de afzonderlijke metalen, b.v. het goud. Je vindt het in bergaderen, maar ook in rivieren. De aderen zijn in zekere zin onderaardse stromen. Het goud gaat bijna direct van de ene in de andere over. Het stroomt uit de nacht van de aarde naar het licht van de dag. De waarde van het goud hangt samen met het feit dat men van oudsher het goud in samenhang met de zon beleefde. Bij zo’n gelegenheid kan je iets uit de geschiedenis vertellen. Zo werd het goud bij de zonnecultus van de indianen, de Peruvianen en de Mexicanen gebruikt. Maar toen de Spanjaarden dit goud meenemen, ontstond er veel kwaad bij het gebruik ervan. Dat weten de leerlingen al uit de geschiedenisles. Ze kunnen ervaren hoe het goed gebruikt kan worden op verschillende manieren. Het kan positief werken als de mensen onzelfzuchtig zijn en slecht wanneer het uit egoïsme gebruikt wordt. Je kan in herinnering roepen dat het goud een goede werking had, toen de tempelorden het bewaarden, maar het werkte slecht uit toen datzelfde goud voor egoïstische doeleinden werd gebruikt. Dan krijgen de kinderen ook sterk te maken met de morele kant van dergelijke natuurverschijnselen. Je kan vertellen dat al heel lang de waarde van allerlei voorwerpen gemeten wordt naar de goudwaarde.
Ook in het zonlicht laat de natuur haar waarde zien. De verwantschap met de zon is de diepere zin van de goudwaarde. Wanneer je daar zo een poosje over gesproken hebt, kan je op de meer stoffelijke eigenschappen van het goud ingaan. Goud is een edel metaal. Je kan het niet verbranden. Dat laat je de kinderen zien. Het is bestand tegen het vuur dat alles verteert. In het vuur is het zo onveranderlijk als een steen of gebrande kalk. Maar de kleur lijkt wel weer op een stof die je kan verbranden, zoals de zwavel. Hoewel het dus geen asachtig lichaam is, geen steen, is het toch bestand. Het ziet eruit als zwavel, maar is onverwoestbaar. Het houdt het midden tussen de brandbare zwavel en het onbrandbare zout. En daarom is het het edelste metaal. Je laat de kinderen ervaren wat het betekent dat een stof niet beschermd is tegen verbranden omdat het zo koud en dood is als een steen en de as, maar omdat het van binnenuit niet verbrandt. Goud heeft al vuur in zich, maar het laat het niet naar buiten gaan. Het is een beheerst vuur. Het maakt grote indruk wanneer je ziet hoe het goud a.h.w. in het midden van de chemische processen staat. Tussen de hartstochtelijke wereld van het vuur en de rustige wereld van het vaste. Wanneer je door een stukje bladgoud kijkt, lijkt het groen. De kleur is tegenovergesteld aan dat van het gewone rode goud. Dat is ook zo bij het bloed, dat gewoonlijk rood is, maar wanneer er licht doorheen valt, groen lijkt. Je vertelt verder hoe het goud als medicijn voor het hart gebruikt kan worden. Het goud hangt samen het hart. Door dergelijke beschouwingen wordt er een levendig gevoel gewekt voor de betekenis die aan het goud toegeschreven wordt. Er is al wel veel uit de geschiedenis- of uit de godsdienstles bekend en ook de economische waarde van het goud wordt daardoor duidelijk.
Nu ga je verder met twee metalen die wat hun aard betreft, tegengesteld zijn aan elkaar, bv. het lood* en het zilver. Je laat twee voorwerpen van deze metalen zien. Het lood ziet er niet echt uit, grijs en zonder glans. Opvallend is de zwaarte. Er is veel affiniteit tot de aarde. In de bergen vergezelt het de kalk en komt in de diepte voor. Door lucht en water komt er een grauwe sluier over. Het is geen edel metaal. Het verbrandt makkelijk aan de lucht en wordt tot as. Ook in het water kan het zich niet handhaven. De taal heeft veel uitdrukkingen die het wezen van het lood goed verwoorden. bv. ‘lood in de schoenen hebben, ‘(Duits: lood in de ledematen), ‘loodzwaar’. Lood wordt in het bijzonder bij de boekdrukletters gebruikt en hulp daarvan worden er veel boeken gedrukt. Lood is giftig en heeft een merkwaardige uitwerking op de mens. Onder invloed ervan verharden de beenderen en de aderen. Het is alsof de mens door het lood oud wordt, een grijsaard. Onder alle metalen staat het lood het dichtst bij het graf. Het is het meest vanuit de kosmos afgedaald in het donkere graf van de aarde. Het ziet er ook somber en duister uit. Het is zo zwaar en is ook niet veel waard; want het is niet edel. Aan de lucht verbrandt het makkelijk en wordt tot as.
Dan spreek je over het zilver. Zilver heeft een helder licht. Het spiegelt buitengewoon sterk. Bij spiegels die tegenwoordig gemaakt worden, gebruikt men zilver. En juist dit metaal levert de mooiste spiegels op, mooier dan de vroegere kwikzilverspiegels. Terwijl het lood heel donker, grijszwart is, is het zilver spiegelend helder en meer witachtig. Dat is in het bijzonder zo, wanneer het net gewonnen is. Bij het smelten van het zilvererts verzamelt het zilver zich op de bodem van de smeltpot en geeft een heldere schijn, de zgn. ‘zilverblik’. Dat kan je laten zien. Je voelt hoe het zilver met de kracht van het licht is verbonden. Uit de diepte van de aarde komt het naar de oppervlakte. Het is zeer edel. Het licht van het zilver doet je aan het licht van de maan denken. Ook de maan is een spiegel. Die spiegelt het zonlicht. Zilver werkt in de mens net omgekeerd dan het lood. Het heeft met koortsverschijnselen te maken, is sterk werkzaam bij ontstekingen en koortsachtige toestanden. Het verhardt de mens niet, maakt hem niet oud. Het zilver is nog vrij jong. Het glanst zo alsof het pas net uit de kosmos ontstaan is. Zo verschillend zijn lood en zilver.
Op dezelfde manier laat je nu twee andere metalen zien die elkaars tegengestelden zijn, bv. kwikzilver en tin. Het tin is broos. Als je een staafje tin buigt, kraakt en scheurt het. Dit geluid heet het huilen van het tin. Tin ziet er niet zo onaanzienlijk uit als lood, ook niet zo zwaar. Het is tamelijk edel. Voorwerpen van tin kun je lang bewaren. Bij extreme kou kunnen voorwerpen uit tin tot stof vervallen, helemaal verbrokkelen.
Heel anders is het gesteld met het kwikzilver. In de eerste plaats is het vloeibaar. Zo’n vloeibaar metaal ziet eruit als water en is toch weer heel anders. Vormde het tin innerlijk hoeken en kanten, scheurde en kraakte het, kwikzilver vormt met een oneindige lichtheid ronde druppels die steeds weer samenvloeien en weer uit elkaar bewegen. Alles aan het kwikzilver is rond en beweeglijk. Tin is kantig en hoekig, kwikzilver loopt als een ronde golf weg. Kinderen verwonderen zich zeer over de vloeibaarheid van het kwikzilver. En kwikzilver is ook een wonderbaarlijke stof. Je kan er niet genoeg naar kijken. Nu vertel je dat zoals het kwikzilver nu is, alle metalen ooit waren. En dat was zo toen ook de aarde als geheel nog vloeibaar was. Maar het kwikzilver – zo zegt men – is tot op heden zo gebleven. Daarom zijn we zo verbaasd wanneer we het zien en opmerken dat een metaal zo vloeibaar kan zijn als water.
Maar is het wel helemaal hetzelfde als water? Nu laat je zien dat water zich in zijn eigenschappen merkwaardig genoeg, precies tegenovergesteld gedraagt. Je doet beide in een buisglas. Water heeft een conclave, het kwikzilver een convexe oppervlakte. Water maakt alles nat, kwikzilver verzamelt zijn eigen druppels tot grotere en laat alles droog. Water is licht, kwikzilver opmerkelijk zwaar. Dat raakt dit kinderen diep, wanneer ze dezelfde hoeveelheid water en kwikzilver optillen. De zwaarte van het kwikzilver is heel opvallend. Nog opmerkelijker is, dat wanneer je met je hand in het kwikzilver grijpt, het overal van elkaar wijkt. Kwikzilver en water zijn bijna de enige twee wezenlijke vloeistoffen op aarde. Kwikzilver is een vloeistof uit vroegere tijden. Anders dan ons water van nu. Dit water van vroeger is binnen in de aarde in heel fijne druppels nog bewaard gebleven. Het is uit de ertsen te winnen. De kleine druppels heten ‘maagdenkwik’. Ook wordt nog verteld hoe het kwikzilver in staat is goud en zilver op te lossen, verder ook de meeste andere metalen, behalve het ijzer. En nog meer: wanneer je de oplossing, het zgn. amalgaam verhit, verdampt het kwikzilver, wordt lucht, slaat in de omgeving neer, terwijl goud en zilver daarentegen alleen achterblijven. Daarmee lijkt het kwik wel weer op water. In het water lossen de zouten op, in het kwik de meeste metalen. Daarmee keren ze weer terug naar een vloeibare toestand. Ook het kwikzilver is beweeglijk als water en verbindt de grootste tegenstellingen. De scheikundigen uit de Middeleeuwen, de alchemisten, noemden kwikzilver de ‘slaaf die op de vlucht is’ (servus fugitivus). Want nadat men er goud of zilver in had opgelost, kon je het weer verdampen. Dan heb je het goud en zilver weer terug, net zoals je in het water van alles kan oplossen en door verdampen weer terug kan winnen. Zo worden kwikzilver en water dienaren die je naar believen kan roepen en weer weg kan sturen. Zulke eigenschappen die tegelijkertijd sterk samenhangen met de druppelvorming, noemde men vroeger mercuriale eigenschappen.
Net zo kan je over het ijzer en het koper* spreken. Je laat de rode kleur van het koper zien en dat het zacht is en buigbaar. Een koperen draad kan je heel goed uitrekken. Samen met tin ontstaat er brons. Daardoor wordt het harder en geschikt voor de meest uiteenlopende voorwerpen. Klokken hebben een mooie toon. Vóór de mensen het ijzer gingen gebruiken, hadden ze wapens van koper of van brons. Koper wordt in het vuur zwart. In de lucht wordt het na langere tijd groen (patina). Met zuur wordt het blauw. Het kan dus de meest verschillende kleuren aannemen. Zo zit er in het koper iets zachts, iets milds en kleurenrijkdom. De schoonheid, de zachtheid en buigbaarheid valt op. Heel anders: het ijzer. Het is grijzig, vaak zwartachtig, maar het heeft wel een metaalglans. In de lucht, vooral in de nabijheid van water, roest het. De kleuren van de ijzerhoudende ertsen en zouten neigen naar het rode. Het zit ook in het bloed en we zouden zonder het ijzer niet kunnen leven. Wapens worden van ijzer gemaakt, spoorwegen en de hele wereld aan machines die we nodig hebben. We winnen het ijzer alleen maar door machtige vuurprocessen in de hoogovens. Daaruit wordt het staal geproduceerd. Dat heeft iets hards, sterks, ja zelfs iets oorlogszuchtigs. Het zit in de hele aarde en van alle metalen is er het meeste van. In vele opzichten is het het tegenovergestelde van het koper. Koper is rood, in de vlam wordt het zwart. Het ijzer is zwartachtig, in de lucht wordt het rood. De ijzerertsen neigen naar de rode kleur, de koperertsen naar groen, enz. Zo bestaat er een groot verschil tussen ijzer en koper.
Zo laat je op dit niveau een heel simpel beeld van de metalen ontstaan. Later kun je dan op dit begin weer verder bouwen.
De vergelijking van water met kwikzilver heeft ons al duidelijk gemaakt, hoe het met de verhouding metaal en water gesteld is. Het water is de hogere sfeer van het vloeibare op aarde. Het water is steeds verbonden met de atmosfeer en daarmee met de hele kosmos. Ook komt al het leven eruit en is werkzaam in alle levende wezens. Kwikzilver daarentegen, ieder metaal dat de vroegere aardetoestand in zich heeft vastgehouden, kan gelden als getuige van een vroegere door de kosmos afgesloten metaal-waterachtige toestand. Op deze manier kunnen de kinderen voelen dat er twee sferen van vloeibaarheid zijn, een boven en een onder. De metalen die wij uit de aders van de aarde tevoorschijn halen, horen bij de ondersfeer. Ook indrukweekend is wanneer je voor de kinderen kwikzilver destilleert. Dan zien ze het metaal verdwijnen en bij het afkoelen weer als een soort regen naar beneden komen. Maar het metaal heeft wel heel veel warmte nodig om te kunnen verdampen om dan weer opnieuw te kunnen ontstaan. Water gaat makkelijk in de atmosfeer over en komt als regen terug. Voor het kwikzilver heb je voor hetzelfde proces de kracht van het vuur nodig.
Over het algemeen is door dit soort beschouwingen een beeld meegegeven van processen die het midden houden tussen het verbranden en de zoutvorming. Zowel in het water als in de metalen zijn de druppelvorming, de krachten van het vloeibare, de tendens van vluchtiger worden en weer verstarren, het wezenlijke. Water en de metalen kunnen als vertegenwoordigers gezien worden van de midden- of circulatieprocessen van de aarde.
Nadat je op deze manier een klein deel van de chemie in drie stadia aan de klas heb geleerd, kan je het nog een keer samenvatten.
Je zet nog een keer de drie processen naast elkaar: 1. verbranding (van bv. zwavel) 2. het kristalliseren van een zoutoplossing. 3. het distelleren van water of kwikzilver (tegenstelling en verbinding)
Daardoor wordt de enorme tegenstelling zichtbaar tussen het verbranden, dat het hele wilsleven aanspreekt en het rustig koude kristalliseren waarbij zich kristallen vormen waar je rustig naar kan kijken. Tenslotte het steeds beweeglijke en weer rustige water, alsook het unieke kwikzilver. Die pendelen tussen het luchtachtige en het vloeibare. Daarmee heb je de basisbegrippen van de scheikunde die zowel met de processen van de uiterlijke natuur alsook met het menselijke organisme, als aanleg in de kinderen, in relatie staan. Zo’n onderwijs kan de basis leggen voor de volgende jaren. Natuurlijk kan je zo’n opdracht op de meest verschillende manieren uitvoeren en deze manier hier is alleen een voorbeeld dat voor ieder naar zijn goeddunken vormgegeven kan worden.
*het komt mij vreemd voor dat lood aan de lucht zou verbranden en as worden. Laat gaat in de lucht – dakgoten, regenpijpen – heel lang mee. Ook in de tijd van Kolisko, maar al vanaf de Romeinse tijd werden loden waterleidingbuizen gebruikt. Als koper dan zo zacht is, zouden er dan wapens van gemaakt zijn? Toch alleen met tin = brons.
De inhoud van onderstaand artikel is over het algemeen geen leerstof voor de kinderen. De leerkracht echter, die wél een aantal bomen behandelt, kan er zijn (in)zicht mee verruimen, al naar gelang of deze materie haar/hem aanspreekt.
.
Eldert Outmans, Jonas 22, 21-06-1985
.
Bomen, planeten, metalen
.
Een ‘kosmische kijk’ in de strijd tegen de bossterfte
Iedere boom staat onder invloed van een planeet. Het zaaien van boomzaden onder bepaalde planeetconstellaties levert sterkere bomen op dan wanneer hier geen rekening mee wordt gehouden. De aantasting van de bossen door de zure regen zou hiermee een halt kunnen worden toegeroepen.
Een ‘kosmische kijk’ waarin brede verbanden zichtbaar worden gemaakt.
Een ieder die wel eens een boom heeft geplant heeft daarbij ervaren dat dit een fundamenteel ander gebeuren is dan het uitplanten van een eenjarig gewas, zoals prei. Die prei staat hooguit een jaar te velde en wordt dan geoogst. Bij het planten van een boom denken we vooreerst aan de toekomst: zal hij over dertig, veertig jaar nog voldoende ruimte om zich heen hebben? Net als een mensenkind heeft hij aanvankelijk steun nodig. Zo lang de wortels nog niet voldoende zijn uitgegroeid dienen we hem te beschermen tegen storm en wind. Daartoe slaan we in het plantgat een paal waaraan de boom met een band wordt bevestigd.
Een boom is iets, en misschien zouden we kunnen zeggen is iemand. Vooral bij oudere bomen kunnen we een overeenkomstig gevoel hebben als bij mensen waarmee we ons verbonden voelen. Vroeger was het hier en daar de gewoonte om bij de geboorte van een kind de placenta te begraven en er een boom bovenop te planten. Ouders en verwanten legden zodoende een sterke relatie tussen het opgroeiende mensenkind en zijn of haar boom.
Zoals wij enerzijds vreugde kunnen beleven aan de aanblik van een boom die zich manifesteert met een uitbundig gebladerte, zo droef kunnen wij gestemd worden wanneer we zien dat een boom wordt geveld. Zo was ik eens getuige van het rooien van een prachtig bloeiende boomgaard die plaats moest maken voor woningbouw. Een voor een werden de bomen met een soort rijdende hijskraan met wortel en al uit de grond getrokken. Ze hingen dan als reusachtige boeketten in de takels waarna ze werden weggereden om in een vuurzee te worden verbrand, een schouwspel dat me door merg en been ging. Die verbondenheid met bomen kunnen we niet alleen met ons gevoel benaderen, ook ons denken kan deel hebben aan dit proces wanneer we ons uiteenzetten met de wetmatigheden waarin de bomen ‘hun wortels’ hebben.
Vanuit de oudheid zijn ons allerlei verbanden overgeleverd tussen bomen, weekdagen, planeten, metalen en mensen. Hier zal ik later in het artikel op terugkomen, maar eerst zullen we de strijd tussen geloven en weten hebben uit te vechten. Met overlevering, geloven op gezag, blindelings aannemen hebben we in deze tijd ‘wetenschappelijk’ afgerekend. Alles wat beweerd wordt moet bewezen worden, moet voor iedereen zichtbaar zijn. Dat is een goede zaak. Maar het is aan de andere kant ook dom om iedere overgeleverde waarde a priori bij het grof vuil te zetten. Vele zaken die uit de oudheid tot ons zijn gekomen en waarvoor we aanvankelijk geen verklaring hadden, blijken bij nader onderzoek de toets van wetenschappelijkheid te kunnen doorstaan.
Bomen en planeten
In de oudheid werden bepaalde bomen gezien als staande onder invloed van specifieke planeten. Onder planeten dienen we dan te verstaan de hemellichamen die we met het blote oog zien bewegen tegen het tapijt van vaste sterren, dus de eigenlijke vijf oude planeten (mercurius, venus, mars, jupiter, saturnus) maar ook de zon en de maan. Volgens overlevering is elk van deze planeten gerelateerd aan een bepaalde boomsoort:
es zon
kers maan
eik mars
iep mercurius
esdoorn jupiter
berk venus
beuk saturnus
Zoals bekend worden de bossen tegenwoordig bedreigd door de zure regen afkomstig van industrie, auto-uitlaatgassen en intensieve veehouderij. Al deze oorzaken tezamen zijn in de grond van de zaak een expressie van de hebzucht van de mens die ter wille van zijn begeerte naar comfort de ecologie geweld aandoet. Door ons te omringen met allerhande artikelen die we grotendeels niet echt nodig hebben, oefenen wij een zuigkracht uit op de industrie die in grote mate verantwoordelijk moet worden gesteld voor de lucht- en watervervuiling. En voor de stervende bossen, waarvan wij mensen zodoende de veroorzakers zijn.
Nu kunnen en moeten wij aan de ene kant die vervuiling terugdringen door het beperken van onze behoeften en het hanteren van milieuvriendelijke productieprocessen. Aan de andere kant, en daar gaat het hier om, kunnen we het sterven van de bossen een halt toeroepen door in opgekweekte bomen vanaf het ontkiemen krachten in te bouwen waardoor ze meer weerstand hebben tegen bovengenoemde invloeden. Het is vooral Georg W. Schmidt [1] (antroposoof, landbouwer en natuuronderzoeker) die op dit gebied baanbrekend werk heeft verricht. Door boomzaden onder verschillende planeetconstellaties te zaaien kwam hij tot de ontdekking dat boompjes ontstaan uit zaad dat aan de aarde was toevertrouwd op het moment dat de maan in oppositie staat met de planeet die bij de desbetreffende boom hoort, groter in aantal en sterker waren dan met de maan in conjunctie met die planeet. Bijvoorbeeld zaailingen van de esdoorn die zijn uitgezaaid tijdens maan/opposit Jupiter zijn krachtiger dan die tijdens maan/conjunct Jupiter. Door dit principe in zijn proefbos te hanteren kreeg hij niet alleen gezondere bomen, ook de ecologie bleek te verbeteren. Zo kwamen de mieren die waren verdwenen, terug. Omgekeerd is het nu zo dat de proeven van Schmidt als een bewijs kunnen gelden voor het bestaan van de relatie van bovengenoemde bomen met de hun toegedichte planeten.
Planeten en weekdagen
Dat de dagen van de week elk een bepaalde kwaliteit hebben en stuk voor stuk gerelateerd zijn aan een van de zeven planeten, daarvan was men zich in oude tijden welbewust. Dit komt tot uitdrukking in de naamgeving waarin we in verschillende talen duidelijk het verband tussen planeten en weekdagen kunnen terugvinden:
maandag maan
dinsdag, mardi (Frans) mars
woensdag, mercredi (Frans) mercurius
donderdag, jeudi (Frans) jupiter
vrijdag, vendredi (Frans) venus
zaterdag saturnus
zondag zon
Om een en ander wat te concretiseren heb ik de desbetreffende bomen in een kring in mijn tuin geplant (zie tekening) en wel zodanig dat de es (de zonneboom) staat op de noord-zuidlijn van het middelpunt naar het zuiden. Uiteraard zou ik zeggen, want in het zuiden heeft de zon z’n hoogste stand. Vervolgens staan op gelijke afstanden langs de cirkel vanuit het middelpunt gezien rechts-omgaande, de kers, de eik, de iep, de esdoorn, de berk, de beuk. Elke boom is gerelateerd aan een bepaalde weekdag, met andere woorden gaande van boom tot boom doorlopen we de dagen van de week zoals de wijzers van de klok de uren door lopen. Bovengenoemde noord-zuidlijn verdeelt de bomencirkel in twee gelijke delen waarbij de overliggende bomen in verschillende opzichten elkaars tegenbeeld blijken te zijn (kers— beuk, eik-berk, iep-esdoorn). Maar dit geldt niet alleen voor de bomen, deze polariteiten vinden we ook terug bij de planeten en de metalen, zoals hieronder nader wordt uitgewerkt.
Planeten en metalen
Oude overleveringen spreken van een verband tussen goud en de zon, zilver en de maan, ijzer en mars, enzovoort. Alle planeten hebben als het ware hun aardse tegenhanger in de vorm van metalen. Langs de weg van de gewone ons ten dienste staande onderzoekmethoden kunnen we deze verbanden niet aantonen. Een klomp goud zal niet in beweging worden gebracht onder invloed van de zon. Maar wanneer dat goud ‘beweeglijk’ wordt gemaakt door het in de vorm van een metaalzout (bijvoorbeeld goudchloride) op te lossen, en deze vloeistof te laten opstijgen in filtreerpapier, blijkt het zo ontstane stijgbeeld bij verschillende zonnestanden ook verschillende beelden op het filtreerpapier te vertonen.
Heel duidelijk wordt dit wanneer vóór, tijdens en na een zonsverduistering deze proeven worden genomen. Het middelste stijgbeeld is volkomen verschillend van de andere twee. Om misverstanden te voorkomen: deze proeven worden niet genomen onder invloed van de uiterlijke zon, maar binnenshuis. Het was vooral mevrouw L. Kolisko die haar leven lang onderzoek heeft gedaan op dit gebied. Zij heeft onschatbaar bewijsmateriaal vergaard betreffende de samenhang tussen planeten en metalen. Ze heeft daarmee de realiteit van de oude overleveringen aangetoond.
Intellectueel gesproken waren het vooral de voordrachten van Fritz Julius [2](Bomen en planeten) en Leen Mees [3] (Levende metalen) die veel hebben bijgedragen tot onderstaande beschouwingen. In religieuze zin zijn dat de Baumwochensprüche van Johannes Hemleben [4], voortkomend in Symbole der Schöpfung. Die boomspreuken spinnen onzichtbare draden tussen bovenstaande gebieden en de kern van ons wezen. Ze wekken ons op om ons bezig te houden met spirituele inhouden. Laten we een en ander wat nader bekijken. Uiteraard kunnen in dit korte bestek slechts enkele gezichtspunten worden behandeld. Het wordt een boeiend spel wanneer de lezer via z’n eigen waarnemingen en denken nieuwe visies kan toevoegen.
Wanneer we ons het beeld voor ogen stellen van de in de meimaand bloeiende kersenboom, dan laat dit de indruk na van leven, van uitbundig leven en licht. Dit wordt in extenso beleefd bij de aanblik van een kersenboomgaard. Voordat de bladeren zich ontplooien verschijnt de bloesem, wit en transparant. Rond die bloesem dartelen duizenden insecten die daarmee het element ‘leven’ onderstrepen. Als we het beeld van een bloeiende kersenboomgaard laten overgaan in dat van een beukenbos, dan krijgen we een gevoel van somberheid, van verstarring en dood. Onder de beukenbomen groeit vrijwel niets. Een beukenboom is een hoogst asociaal schepsel, wat we bij het uitbotten kunnen waarnemen: terwijl sommige exemplaren al groene bladeren krijgen, zijn anderen nog in pure wintertooi. Ook per boom is dat verschil waar te nemen: hier en daar een tak met jong gebladerte, terwijl andere takken er nog niet over denken hun bladeren te ontvouwen. Ja, de beuk is een heel eigenzinnige boom! Als we met één woord het karakter van de beuk zouden willen uitdrukken, dan komt ons allereerst het woord ‘ernst’ in gedachte. Ernstig en majestueus staat hij daar, de beuk, zelfs een beetje ongenaakbaar. De kers daarentegen komt ons (en de vogels) tegemoet met z’n sappige vruchten.
Wanneer we de planeten Saturnus en maan tegenover elkaar stellen, dan valt vooreerst op dat Saturnus – in het Grieks CHronos, de god van de tijd – te maken heeft met het verstarde verleden, terwijl de beweeglijke maan vernieuwingsprocessen begeleidt, bijvoorbeeld het kiemen van zaden, zoals bij de boer vroeger bekend was, vroeger, toen de boer nog geen agrariër was. De invloed van de maan op de plantengroei is door Maria Thun duizendvoudig bewezen. Het resultaat van haar experimenten is de basis van haar zaaikalender die van uur tot uur de beste zaaitijd geeft voor de verschillende soorten gewassen. Zoals bekend, wordt ook de eb- en vloedbeweging veroorzaakt door de maan.
Lood is een zwaar metaal, ‘loodzwaar’. Lood is een giftige substantie. Het ziektebeeld van iemand die op een of andere wijze lood in z’n bloed heeft opgenomen wijst op afname van vitaliteit wat onder meer tot uitdrukking komt in een vale gelaatskleur. Lood wordt (of werd) gebruikt voor letters in de drukkerij. De zetters moeten veel melk drinken om de giftige werking van lood te neutraliseren. Melk is een substantie die vervuld is van levenskrachten, dezelfde krachten die onder invloed van de maan onze gewassen doen kiemen en groeien.
Zo giftig als lood is, zo ongiftig is zilver, vandaar dat zilver onder meer toepassing vindt in de chirurgie voor pennen bij botbreuken. Geven we iemand gepotentieerd zilver dan wordt hij high, z’n bewustzijn wordt doezelig en hij gaat fantaseren, het tegenbeeld van de invloed van lood op het menselijk lichaam, die wijst in de richting van snelle veroudering, van verstarring. Zo is een gedrukt artikel (loodproces) het eindproduct van een levendige gedachtestroom (zilver-proces) die hierin verstart. Zilver heeft te maken met beelden, denk aan spiegelbeeld, een niet reëel beeld dat we via de spiegel opvangen. Let wel: een spiegel is een glazen plaat met een zilverlaag. Zilver is het belangrijkste medium in de fotografie en heeft dus alles te maken met beeldvorming.
Nergens zijn de tegenstellingen tussen linker- en rechterzijde van de bomencirkel zo duidelijk als hier: de tere berk heeft iets lieflijks, zijn twijgen worden door de wind heen en weer bewogen, hij wortelt ondiep. De stoere eik wortelt diep, trotseert wind en storm, hij straalt kracht uit. Berk en eik, representanten van de beide seksen, respectievelijk vrouw en man. (Het is in deze tijd, waarin vrouwen het mannelijke principe sterk in zich willen ontwikkelen, gevaarlijk om deze tegenstelling te benadrukken, even gevaarlijk als het is deze tegenstelling, die voor ieder duidelijk zichtbaar aanwezig is, te ontkennen.) In de medische handboeken worden de planeettekens van venus (♀) en mars (♂) gehanteerd wanneer wordt geduid op vrouwelijke, respectievelijk mannelijke organen. Venus is de godin van de liefde, mars is de oorlogsgod; ook hier de polariteit vrouw-man.
De metalen koper en ijzer passen in dit beeld. Het koper wordt daar gebruikt waar soepelheid vereist is, zoals het binnenste van een kraan waarin twee koperen delen min of meer elastisch op elkaar sluiten. Souplesse, een vrouwelijke eigenschap waarvan in de bikkelharde zakenwereld veelal handig ge(mis)bruik wordt gemaakt (directiesecretaresse bijvoorbeeld). In allerlei communicatieve beroepen functioneren vrouwen doorgaans beter dan mannen (telefoniste, receptioniste, kleuterjuf, ziekenverzorgster). Gaan we na waar ijzer wordt gebruikt, dan zien we ras dat dat daar is waar kracht wordt vereist: voor bruggen, kanonnen, rails, hijskranen, gewapend beton, enzovoorts. Het is een opmerkelijk feit dat de man iets meer ijzer in zijn bloed heeft dan de vrouw, terwijl de laatste iets meer koper in haar bloed heeft dan de man. Bij de zwangere vrouw is de hoeveelheid koper het drievoudige van normaal, ze is dan extreem vrouwelijk.
De vrij stugge bladeren en bladstelen van de esdoorn zijn op een harmonische wijze gegroepeerd aan de takken. Zo niet bij de iep. Bij deze laatste doet het gebladerte wat rommelig aan, het is een speelbal voor de wind. Als polariteit komt hier naar voren de rust van de esdoorn tegenover de beweeglijkheid van de iep. Deze laatste is vervuld van uitbundige levenskracht en zodoende de snelste groeier van alle bomen van de kring.
De planeten Jupiter en mercurius ontlenen hun naam aan de overeenkomstige Griekse goden; Jupiter, de God van de wijsheid, een toonbeeld van zelfverzekerde rust. Mercurius is daar de God van de handel en van de dieven. Maar ook van de geneeskunde. Allemaal activiteiten waarvoor een grote beweeglijkheid is vereist.
Als we de metalen kwik en tin onder de loep nemen, dan valt vooreerst op dat de eerste als enige vloeibaar is bij kamertemperatuur. Als we een kwikdruppel op een bord laten vallen, spat het uiteen in duizenden kleine druppeltjes, die even later weer samenklonteren. We zouden kunnen zeggen dat kwik het element beweging kreeg ingebouwd. Kwik vindt toepassing in allerlei meetinstrumenten (bijvoorbeeld de thermometer) waarbij op een schaalverdeling fasen van een beweeglijk proces worden afgelezen. Tin daarentegen heeft de functie van versteviging, het wordt als het ware gebruikt als skelet voor zachtere metalen, zo is brons (een alliage van koper en tin) vele malen sterker dan puur koper.
Zoals uit de tekening blijkt heeft de es geen overbuurman in de bomenkring. Evenals de leeuw de koning der dieren is, zo zou je kunnen zeggen dat de es de koning der bomen is, hoogopgroeiend met takken die twee aan twee tegenover elkaar aan de stam ontspringen en daarmee de kruisvorm tot uitdrukking brengen. Met recht kunnen we zeggen dat de zon de koning onder de planeten is, hij is het centrum van ons planetenstelsel waar licht en warmte aan ontspringt. Licht en warmte, twee hoedanigheden die onmisbaar zijn voor al het leven op aarde.
Het goud, dat tot exponent van hebzucht is geworden, wordt thans in zwaar bewaakte bunkers opgeslagen, waar het aan het oog is onttrokken. Hoe anders dan in vroegere tijden toen goud werd gezien als een heilig metaal dat onder meer door een ingewijde koning werd gebruikt om naar te kijken bij z’n meditatie over staatsaangelegenheden. Het edele goud had zodoende de werking van een katalisator. Goud heeft heel bijzondere kwaliteiten: bladgoud kan worden geplet tot een dikte van een tienduizendste millimeter. Het is dan, wanneer we het tegen het licht houden, nagenoeg transparant en vertoont een prachtige groene kleur. Een oplossing van 1 op 100.000.000 colloidaal goud in water heeft een onwaarschijnlijk mooie purperkleur. Eens was ik in de Karlstein, de burcht bij Praag waar keizer Karei IV (1316 – 1378) destijds resideerde. Deze burcht is nu museum, en, zoals dat in een museum tegenwoordig toegaat: kinderen lopen er schreeuwend en joelend doorheen. Maar merkwaardigerwijs, wanneer ze dan boven komen in de kapel waar vroeger alleen de priester en de keizer (blootsvoets) toegang hadden, dan worden zelfs die lawaaimakers heel stil, er wordt daar niet gepraat, hoogstens gefluisterd. Waardoor? Door de werking van het goud! Alle wanden zijn belegd met bladgoud, de ramen zijn azuurblauw. Al met al zó indrukwekkend dat zelfs kinderen die a-religieus zijn opgevoed, zoals dat in Tsjecho-Slowakije veelal het geval is, hier bij wijze van spreken ‘door de knieën gaan’. Goud kunnen we bestempelen als de koning onder de metalen. Es, zon en goud, ieder op zijn terrein de expressie van het edele, reine, verhevene. Onder de dagen van de week neemt de zondag een bijzondere plaats in, we zouden kunnen zeggen dat hij de koning is onder de weekdagen, de dag waarop de mens zich althans vroeger, bezig hield met het religieuze leven, met deelname aan kerkdiensten en mis.
Zo spreekt de doorschijnende es, de boom van de doorschijnende Zon: 0, mens, wees oprecht en voornaam, Geeft U niet over aan onwaardige zaken. Weest U wel bewust van zuivere mensenadel.
MAANDAG
Zo spreekt de zilveren Maan in de meitijd door de bloeiende kersenboom waarvan de bloesem in de zomer tot vruchten rijpt: 0, mens, zet als de plant het lagere om in het hogere; Louter de driften, wordt rijp en oogst levensvruchten.
DINSDAG
Zo spreekt de knoestige eik, de dienaar van de ijzeren Mars: 0, mens, wortel in de diepte en strek U in de hoogte; Wees krachtig en sterk, Wees strijder ridder en beschermer.
WOENSDAG
Zo spreekt de kwikzilverige Mercurius door de levende groeikracht van de iep door zijn gevleugelde zaden: 0, mens, roert U, Wees flitsend, levendig en snel.
DONDERDAG
Zo spreekt de esdoorn met zijn gespreide bladeren, De boom van Jupiter voor wie het tin heilig is: 0, mens, overwin de jacht en de haast in U; Zoek uren van rust waarin goedheid en wijsheid kunnen worden geboren
VRIJDAG
Zo spreekt de koperen Venus door de maagdelijke, zachte berk, die zwak wortelt en veel licht drinkt: 0, mens, vorm aan Uw ziel met tederheid, bewonder met liefde de schoonheid der wereld.
ZATERDAG
Zo spreekt de loden Saturnus door de bomen van het donkere woud, door de sparren, beuken en cypressen: 0, mens, voel de verantwoording voor de nood van Uw tijd en van de gehele mensheid, Aanvaard met innigheid en ernst de opgave, die het leven U stelt.
. Uiteraard zijn dit veel meer mineralen dan je ooit zou kunnen behandelen. Het gaat in de periode niet om enorme hoeveelheden, maar juist enkele waar je voldoende aandacht aan kan besteden. Ik had er zelf veel in mijn (papieren) verzameling en die wil ik hier toch weergeven. De wat gedateerd aandoende illustraties geven wel mooi de mogelijkheid op bord prachtig te tekenen. Uit dit boekje:
In de agaat hebben we de kiezelsubstantie niet in de strenge vorm, waarin ze bv. in het bergkristal optreedt voor ons, maar meer als een gestolde vloeistof, ze vormt hier zeer fijne lagen en geeft aan het mineraal een organisch aandoende vorm. Weledaberichten nr. 100, 04-1974 .
In de agaat verschijnt de kiezelsubstantie niet in de strakke vorm, zoals wij die bv. bij de bergkristal vinden, maar meer als een gestolde vloeistof. Van buiten is dit mineraal tot onaanzienlijke knollen verstard. De schoonheid van de ritmisch getekende en dikwijls sterk gekleurde lagen, die soms haast op organische vormen lijken, wordt pas zichtbaar, als men de bollen openmaakt en polijst. De bekendste vindplaatsen zijn in Idar-Oberstein en Brazilië.
(Weledaberichten nr.124 12-1981)
. De agaat dankt zijn naam aan de kleine rivier Agates in Sicilië. In zijn bedding werd deze siersteen ontdekt.
Agaat wordt op verschillende plaatsen gevonden, o.a. in Brazilië en Madagaskar; er zijn grote groeven in India.
Ook dichterbij: in de omgeving van Idar-Oberstein, Duitsland waar sedert de 17de eeuw een industrie ontstond voor het bewerken en slijpen van edelstenen, die daar gevonden werden.
De groeven rond Idar zijn inmiddels uitgeput geraakt. Maar nog steeds is dit schilderachtige stadje een middelpunt van handel en bewerking van kostbare stenen. Amateurs kunnen in de omgeving nog allerlei moois vinden voor hun verzamelingen.
Agaat is ontstaan in holle ruimten en kloven van rotsachtige gesteenten. Deze liepen vol met kiezelzuur, dat kristalliseerde na verdamping van het water.
Het gebeurde dikwijls dat zo’n holte in het gesteente niet helemaal gevuld werd in de loop van de tijd; er vormden zich dan binnenin prachtige zuiltjes van bergkristal en amethist.
Deze opgevulde holten werden geoden genoemd. In het Heimatmuseum te Idar-Oberstein zijn daarvan fantastisch mooie voorbeelden te bewonderen. Agaat is gewoonlijk mooi gelaagd en gestreept. De gestreepte tekening ontstond, doordat zich telkens weer een laag van een andere kleur over de vorige heeft afgezet. Het gevolg hiervan was het fascinerend kleurenspel van de verschillende lagen. .
Men noemt dat ritmische kristallisatie: eerst b.v. een gele band, naverloop van tijd een dikkere band, grijs, bruin, maar altijd in verrassende harmonie.
Agaat uit Brazilië. Originele hoogte 10,2 cm. Van buiten gezien is het een grote keisteen, maar deze is doorgezaagd en laat zien, hoe de gekleurde banden lopen.
Geslepen agaten. De rijkdom aan variaties is goed zichtbaar
vogel, gesneden uit agaat
Deze steen prijkte als achtste op het borstschild van de hogepriester Aaron.
Grieks: achatès Hebreeuws: schebo Exodus 28: 19
Hardheid: 7 Chemische formule: Si02
0-0-0
almandien
Almandien. Prachtige kristallen van ijzeraluminiumgranaat, („edele” granaat of karbonkel). Vooral in gneiss. Regulair.
0-0-0
amalgaam
0-0-0
amethist
Amethist is een variëteit van het bergkristal, die door sporen van zware metalen violet is gekleurd. Deze bijzondere kleur die van het teerste violet tot bijna in donkerpaars overgaat, heeft de mens steeds in verrukking gebracht. In de oudheid gold de amethist als een amulet tegen dronkenschap en ook zou het bezit ervan het vormen van verstandige gedachten bevorderen.
(Weledaberichten nr.110 12-1976)
(zelfde tekst als boven)
(Weledaberichten nr.121 09-1980)
.
0-0-0
analeim
Analeim. Tetragonale kristallen van een zeer samengesteld silicaat.
0-0-0
andalusiet
0-0-0
antimoon
Antimoon – in vroeger tijden door de alchemisten, ook nog door Paracelsus zeer gewaardeerd – is in de loop der laatste eeuwen vrijwel geheel in vergetelheid geraakt. Rudolf Steiner heeft door essentiële en uitvoerige aanwijzingen voor de arts weer een toegang tot dit metaal gewezen. Het vervult in de antroposofische geneeskunde een voorname rol. Het belangrijkste erts is het antimoniet, dat een fijnstralige structuur heeft. De belangrijkste vindplaatsen daarvan zijn in het Oostenrijkse Burgenland, Roemenië, China en Japan.
(Weledaberichten nr.103 12-1974)
Antimoniet is de bekendste zwavelverbinding van antimoon. In de stralenvormige, spitse, dikwijls ook haarviltachtige verschijningen komen vormgevende krachten tot uiting waarvoor het mineraal zich in hoge mate heeft opengesteld. Antomoon stond vroeger bij de artsen – ook Paracelsus – hoog in in ere, raakte echter in de loop van de tijd bijna geheel in vergetelheid. Rudolf Steiner heeft door nieuwe en hoogst wezenlijke aanwijzingen dit metaal weer toegankelijk gemaakt voor de arts. In de antroposofisch georiënteerde geneeskunst speelt het een belangrijke rol. De bekendste vindplaatsen liggen in het Burgenland, Roemenië,China en Japan.
(Weledaberichten nr.124 09-1981)
Antimoniet (antimoongians) is een verbinding van antimoon en zwavel. In de straalvormige, puntige structuren komen vooral de vormgevende krachten uit de omgeving tot uiting die bij het ontstaan van dit mineraal betrokken waren. De stift- of ook naaldvormige delen, die kenmerkend zijn voor antimoniet, hebben een metaalachtige glans en kunnen ook bonte aanloopkleuren vertonen. Reeds rond drieduizend jaar v. C. was antimoniet bekend als geneesmiddel. In de oudheid gebruikten de vrouwen antimonietpoeder om er hun wenkbrauwen en wimpers mee te verven. Naast andere antimoonverbindingen werd antimoniet tot in de tijd van Paracelsus als geneesmiddel toegepast. Later raakte het bijna geheel in vergetelheid. In de antroposofisch georiënteerde geneeskunst speelt het weer een belangrijke rol o.a. ter ondersteuning van de eiwitprocessen in het organisme. De belangrijkste vindplaatsen van dit erts zijn het Burgenland, China, Bolivia en Japan.
(Weledaberichten nr.132 04-1984)
0-0-0
apatiet
Het mineraal apatiet, (Calcium fluorfosfaat)is in bijna alle eruptieve gesteenten te vinden. De natuurlijke fosforzure kalk ondersteunt de krachten bij het vormen van de beenderen. In Weleda kalkvoedingszout 1 wordt hij, afwisselend met de kalk van oesterschelpen, die de substantie vormende krachten naar de beenderen voert, (Weleda kalkvoedingszout 2), toegediend ter ondersteuning van de kalkstofwisseling.
(Weledaberichten nr. 99, 12-1973) .
Dezelfde afbeelding met dit onderschrift: De apatiet, in ’t Grieks ‘de misleider’, heeft terecht die naam. Door de verschillende vormen waarin hij verschijnt heeft hij lange tijd de mineralogen misleid. Nu eens is hij glashelder, dan weer troebel of zelfs geheel ondoorzichtig. Hij kan ook allerlei kleuren vertonen: geelgroen, blauwgroen, violet en zelfs steenrood. Scheikundig bezien is de apatiet een calcium-fluor-chloor-fosfaat van wisselende samenstelling. Hij komt in bijna alle vulkanische gesteenten voor – grote hoeveelheden ervan worden gevonden in Noorwegen en Zweden. Apatiet kan als de drager van de fosfor in het minerale rijk gezien worden. Ook in de fijnere structuur van de beenderen komt apatiet voor. Hij is buitengewoon sterk en heeft een bijzondere relatie tot lichtprocessen. Daardoor is de apatiet een van de wezenlijke substanties voor de opbouw van het beenderstelsel en voor de opgerichte menselijke gestalte. In Weleda Kalkvoedingszout I ondersteunt de apatiet, die daarin met kalebasbloesem is verwerkt, de vormgevende krachten die het beenderstelsel nodig heeft. De kalk van oesterschelpen, die in verbinding met eikenschors een bestanddeel van Weleda Kalkvoedingszout II is. bevordert op zijn beurt de krachten die substantie vormen. Weleda Kalkvoedingszout I en Il wordt afwisselend ingenomen. De beide preparaten tezamen stimuleren de kalkstofwisseling.
(Weledaberichten nr. 116 12-1978) .
0-0-0
auripigment
0-0-0
bergkristal
De verwantschap met het licht, die bij de kwarts (kiezelzuur) zo sterk tot zijn recht komt, laat zich goed aflezen aan het bergkristal. Dit streng gevormde, heldere, geheel lichtdoorlatende kristal is als het ware een vertegenwoordiger van kosmische krachten in onze aarde. Zogezien verkrijgt het feit dat driekwart van de aardkorst uit kwarts en silicaten (kwartsverbindingen) bestaat, een bijzondere betekenis.
(Weledaberichten nr. 104 03-1975) .
Zelfde illustratie, andere tekst: De veelheid van stoffen en de rijkdom aan vormen van het minerale rijk worden duidelijk beheerst door de kiezel. Zelfs de laag van de aarde die het meest levend is, de humus, bevat kiezelige substanties als een wezenlijk bestanddeel. Tengevolge van de eigenschap van de kiezel om verschillende structuren op te bouwen, is er een groot aantal kristalvormen, die dikwijls op plantaardige vormen lijken. Bij de bergkristal daarentegen wordt het zuivere vormprincipe van de kiezel zichtbaar. Het wordt hier niet door de aanwezigheid van andere elementen beïnvloed, want siliciumdioxide, de zuurstofverbinding van silicium, is de enige bouwsteen. Het is stellig niet toevallig, dat de Grieken in de glasheldere bergkristal het oerbeeld zagen van al wat kristal is. De relatie van de kiezel met de zintuigen, de huid en het bindweefsel opent het perspectief voor de veelzijdige toepassing van dit mineraal in de therapie en bij de huidverzorging.
(Weledaberichten nr. 123 04-1981) .
Bergkristal. Zowel de gedaante van de aarde als de eigenschappen van de bodem worden in hoge mate bepaald door de grote verscheidenheid van kiezelverbindingen. Het metaal silicium is de grondslag voor alles wat kiezelhoudend is. Met andere metalen vormt het de zogenaamde silicaten, bijvoorbeeld veldspaat en glimmer. \ Als het silicium zich echter alleen met zuurstof verbindt, ontstaat siliciumdioxide, de stoffelijke basis voor alles wat kwarts is. Als daarin geringe hoeveelheden van alle mogelijke metalen worden opgenomen ontstaan de fraaigekleurde kwartsvariëteiten: violette amethyst, gele citrien, rozenkwarts, grijsbruine rookkwarts en de bijna geheel zwarte morion. De zuivere, glasheldere bergkristal is evenwel de bekroning en een beeld van het gelouterde minerale rijk. Hij heeft een bijzondere relatie met het licht, laat ook het chemisch actieve gedeelte van het licht, de zogenaamde ultraviolette stralen, ongehinderd door. Bij nadere bestudering van de kristalvorm kan men ook exemplaren vinden die elkaars spiegelbeeld zijn. Men spreekt dan van “rechtskwarts” en “linkskwarts”. Bekende vindplaatsen van mooi gevormde groepen bergkristal zijn de Alpen, Elba, Madagaskar en Minas Gerais in Brazilië. De duidelijke relatie van bergkristal met het licht wordt benut in de therapie van de naar de buitenwereld geopende zintuigen en van de huid.
Kwarts is het meest gewone en verbreide mineraal op aarde. Het beslaat ongeveer 12% van de hele aardkorst. Het meeste zand van de oceanen en van alle stranden bestaat uit korreltjes kwarts. Het is gesteentevormend in graniet, zandsteen enz.
De glasindustrie gebruikt grote hoeveelheden kwarts in de vorm van zand.
De stam waarvan het woord kwarts afkomt, is ‘hard’.
De kwartsgroep levert van alle mineralen de meeste edel- en sierstenen.
Een deel bestaat uit doorzichtige kristallen, het andere uit ondoorzichtige of hoogstens doorschijnende stoffen.
De mooi gekristalliseerde vormen van kwarts, zoals het glasheldere bergkristal, de donkere rookkwarts, de violette amethist, zijn in kloven en holten ontstaan.
Ook de rookgrijze tot donkerbruine en zwarte rookkwarts laat zich tot fraaie sierstenen slijpen. De belangrijkste vindplaats daarvan is in de Zwitserse Alpen
In de reinste, zuiverste, kreeg het kwarts de naam bergkristal. Het is zeer zuiver gekristaliseerd kiezelzuur. De Grieken dachten dat het versteend ijs was en noemden het Kristallos, wat betekent zuiver ijs, of helder ijs.
Later werd dit mineraal algemeen ‘kristal’ genoemd.
Er is zelfs een wetenschap mee verbonden, die heet kristallografie.
Uit een advertentie. Zo werkt het moderne horloge: Een heel klein (3 tot 5 mm) kwartskristal wordt door stroom van een batterijtjc tot trillen gebracht. Maar liefst 32.768 maal per seconde! De trillingen worden door een mini-motorlje (in wijzerhorloges) of door een electronisch circuit (in digitaal horloges) vertaald in tijd. Precisiegraad 99,9998%. Zo zit dat.
Bergkristal wordt microscopisch klein gevonden maar ook in kristallen tot een gewicht van vijf ton.
Het wordt vooral in Brazilië en Madagaskar gevonden, hoewel minder belangrijke vindplaatsen over de hele wereld verspreid zijn.
In de edelsteenslijperijen wordt het tot veelsoortige artikelen verslepen.
Kelken en ander vaatwerk, sierstukken voor kroonluchters enz. worden uit bergkristal geslepen.
In Openbaring 4 wordt een deur geopend en mogen we de hemel binnenkijken. Na de beschrijving van Hem die op de troon zit, lezen we in vers 6 dat vóór de troon een glazen zee was, aan kristal gelijk. Er worden twee stoffen genoemd: glas, een gefabriceerd product, en kristal, dat een in de natuur gevonden mineraal is, niet door mensenhanden gemaakt. De hier genoemde zee is een herinnering aan de zogenaamde koperen zee ten tijde van Salomo (1 Koningen 7 : 23), die diende om de onreinheid af te wassen. Dat is in de hemel niet meer nodig en daarom is het water veranderd in glas. In de hemel is alles rein en hoeft niets meer afgewassen te worden. En die zee is als kristal. Dit ziet ongetwijfeld op de verheven schittering en loutere schoonheid, die in overeenstemming is met de heilige natuur van God. Zo wijst ook het kristal van de rivier uit Openbaring 22 : 1 naar het Goddelijk karakter van deze rivier: ze gaat uit van God en van het Lam.
Bergkristal uit Brazilië. Originele hoogte 16,5 cm. Uit de verzameling van Hein Gaertner, ldar-Oberstein.
Van de berylgroep zijn vooral de smaragd en de aquamarijn bekend.
Het is aan te nemen dat we onder de bijbelse naam beryl de aquamarijn moeten verstaan.
In het oude Rome werden doorzichtige beryllen als een soort toneelkijker bij de circusvoorstellingen gebruikt. Zo is uit beryl de naam bril ontstaan.
Behalve voor een groep van zeer waardevolle edelstenen is het mineraal beryl belangrijk voor de winning van het gezochte lichtmetaal beryllium dat toegepast wordt in raketten, straaljagers en in de reactortechniek.
Beryl is de achtste steen van de fundamenten van het Nieuw Jeruzalem.
Goudberyl op bergkristal. Vindplaats: Minas Gerais, Brazilië. Originele grootte 15 bij 16 mm. Lengte van het kristal 9 mm. Verzameling Hein Gaertner.
Beryllen. De gele heet goudberyl, de groene heliodoor, de kleurloze gosheniet, de roze morganiet.
Beryl. Kristallen van beryllium-aluminiumsilicaat. Een der variëteiten is smaragd.
0-0-0
biotiet
Biotiet. Magnesia-ijzerglimmer. Eveneens belangrijk bestanddeel van eruptief-gesteenten, o.a. biotiet-graniet (ook in ons land).
0-0-0
bloedsteen
0-0-0
bruinijzersteen
0-0-0
cassiteriet (tinsteen)
Cassiteriet (tinsteen) is het belangrijkste tinerts, dat reeds in de oudheid werd gedolven. De Phoeniciërs haalden het van de ‘Cassiteriden’ de legendarische tineilanden. Dit zeer harde en zware metaal is meestal geelbruin tot bruinzwart, soms doorschijnend en een enkele keer zelfs kleurloos. Het wordt altijd in kwartsrijke granieten gevonden. Veel van zijn eigenschappen wijzen op een verwantschap met kwarts. Tin verbindt zich niet zoals alle andere zware metalen met de zwavel als partner, maar gelijk het silicium bij de kwarts, gaat het een verbinding met de zuurstof aan. De belangrijkste vindplaatsen zijn Achter-Indië en Bolivia. De therapeutische betekenis van het tin ligt vooral in zijn bemiddelende werking op processen in het menselijke organisme, die zich tussen het vloeibare en het vaste afspelen, zoals bv. in het kraakbeen het geval is.
(Weledaberichten nr. 129 04-1983)
Tin (Stannum) behoort tot de metalen die al in de vroege oudheid werden gebruikt. Een legering van koper en tin, het brons, heeft aan een heel tijdperk zelfs een naam gegeven. De Foeniciërs haalden het erts van de “Cassiteriden”, de sagenrijke tineilanden. De naam cassiteriet voor het belangrijkste tinerts, tinsteen, herinnert hieraan nog. Dit mineraal is meestal geelbruin tot bruinzwart en doorschijnend, in zeldzame stukken zelfs kleurloos. Men vindt het bijna uitsluitend in kwartsrijk graniet. Vanwege zijn hardheid en zijn groot gewicht komt tinsteen na oppervlakkige verwering veel voor in de bedding van stromend water. Het kan daar in zuivere toestand als zogenaamd zeeptin worden gewonnen. Veel eigenschappen van cassiteriet duiden op verwantschap met kwarts. Tin geeft niet zoals alle andere zware metalen de voorkeur aan zwavel als partner, maar gaat een verbinding aan met zuurstof, zoals silicium dat bij kwarts doet. In de bloeitijd van de tinertswinning waren het Ertsgebergte en Cornwall in Engeland de belangrijkste vindplaatsen. Tegenwoordig komt ongeveer 2/3 van de wereldproductie uit Zuidoost-Azië. In Bolivia, de op één na belangrijkste tinleverancier, wordt het in verbinding met zink, zilver en antimoon gevonden, niet in de vorm van zeeptin, maar als hydrothermale of subvulkane verschijning. De therapeutische betekenis van tin ligt vooral in zijn bemiddelende werking op de processen in het menselijke organisme die zich afspelen tussen het vloeibare en het vaste.
0-0-0
cerussiet
Cerussiet. Tetragon. kristallen van ’t belangrijke looderts Pb CO2
0-0-0
chrysoliet
Chrysoliet (letterlijk: goudsteen) noemt men de zeer heldere lichtgroene, ook goudgroene variëteiten van de olivien, die als siersteen zeer in trek is. Olivien zelf in zijn onedele vorm (ook wel peridoot genaamd) is een veel voorkomend mineraal, dat in magmatisch gesteente, basaltgesteente en ook in meteorieten voorkomt. Chrysoliet is een magnesium-ijzer-silicaat. Hoe meer ijzer het bevat, hoe meer kleur van groen naar geel, zelfs tot roodbruin overgaat. Chrysoliet is de enige edelsteen die ook in steenmeteorieten voorkomt. In de pallasiet van Krasnojarte in Siberië, die uit een merkwaardige verbinding van ijzer en chrysoliet bestaat, zijn grote korrels van dit mineraal gevonden. Het was mogelijk deze te verslijpen. Zo’n chrysoliet van hemelse oorsprong is zeldzaam. De belangrijkste vindplaats waar de mooiste exemplaren vandaan komen is het eiland St.John in de Rode Zee, daar werd deze edelsteen vermoedelijk al in de tijd der farao’s gevonden.
De naam komt van chrusos = goud en lithos = steen, dus goudsteen.
Er zijn grote doorschijnende exemplaren in olijf- en mosgroen.
Veel gemmologen (edelsteenkundigen) menen dat het hier gaat om de tegenwoordig in de handel zo genoemde peridoot.
3500 jaar geleden werden deze peridoten al gewonnen. De oudste vindplaats is het eiland Zebirget (of Sint John) in de Rode Zee.
De kruisvaarders brachten deze stenen mee naar huis.
Chrysoliet is de achtste steen van de fundamenten van het Nieuw Jeruzalem.
Peridoot. Andere namen hiervoor zijn chrysoliet, olivijn. Vindplaats Egypte. Orig. hoogte 19 mm.
In GA 96 zegt Steiner over chrysoliet:
Während sich in der Erdenevolution immer etwas Neues am Menschen gebildet hat, hat sich auch entsprechend Neues draußen in der Natur um ihn her gebildet. Zuerst entstand die Anlage des menschlichen Auges auf dem Sonnenplaneten. Der Ätherleib bildete sich als erstes heraus, und dieser hat wieder das menschliche physische Auge gebildet. Wie ein Stück Eis aus dem Wasser heraus gefriert, so sind die physischen Organe aus dem feineren Ätherleib heraus gebildet. Innen im Menschen bildeten sich die physischen Organe, draußen wurde die Erde fest. In jeder Zeit geht die Bildung eines Organs im Menschen und draußen in der Natur die Bildung bestimmter Konfigurationen parallel. Während im Menschen das Auge veranlagt wurde, bildete sich im Mineralreich der Chrysolith. Daher kann man sich denken, daß dieselben Kräfte, die draußen die Natur des Chrysoliths zusammenfügen, im Menschen das Auge bilden.
Hoewel er tijdens de evolutie van de aarde altijd iets nieuws is ontstaan in de mens, hebben zich ook in de natuur om ons heen overeenkomstige nieuwe dingen gevormd. Ten eerste ontstond de basis van het menselijk oog op de zonneplaneet. Het etherische lichaam was het eerste dat zich ontwikkelde, en dit vormde op zijn beurt het menselijke fysieke oog. Net zoals een stuk ijs bevriest door water, zo worden de fysieke organen gevormd vanuit het subtielere etherische lichaam. In de mens vormden de fysieke organen zich, terwijl daarbuiten de aarde stolde. In elke fase van de tijd vinden de vorming van een orgaan binnenin de mens en de vorming van specifieke configuraties in de natuur parallel plaats. Terwijl de basis van het oog binnenin de mens werd gelegd, vormde zich chrysoliet in het mineralenrijk. Daarom kan men zich voorstellen dat dezelfde krachten die de aard van chrysoliet in de natuur vormen, ook het oog in de mensheid vormen. GA 96/159 Niet vertaald
Chrusos = goud en prasos = loof of prei. Hij is doorschijnend, met een appelgroene kleur. Het groen wordt veroorzaakt door een spoor van aanwezig nikkel. Tegen het licht ziet hij er gewoonlijk wat wolkachtig uit, soms met bruine adertjes. De chrysopraas is een van de mooiste stenen van de kwartsgroep. Foutvrije chrysoprazen zijn zeldzaam en daardoor tamelijk kostbaar. Een fraaie kwaliteit komt uit Queensland, Australië. Deze steen vormde het tiende fundament van de eeuwige stad.
De diamant is wel de meest bekende en begeerde edelsteen. De schoonheid van de diamant is door de eeuwen heen als iets zeer bijzonders beschouwd.
Hij is de zesde steen van het borstschild van de hogepriester en de eerste bij de grondvesten van de heilige stad.
Zijn enorme hardheid, zijn lichtbrekend vermogen, de flonkering (het ‘spel’) trekt de mensen steeds weer aan.
Diamant is de enige edelsteen die slechts uit één element bestaat, namelijk uit koolstof.
Ook potloodgrafiet is zuiver koolstof; het enige verschil is dat de atomen bij diamant veel nauwer saamgebonden zijn. Wat een wonder is het, dat deze zwarte en vuile, waardeloze kool die uit de diepste diepten komt, samengeperst onder een druk van tienduizenden atmosferen en bij een temperatuur van duizend tot tweeduizend graden, met zijn fonkelende pracht tot dit prachtige gesteente wordt. De oorsprong van het woord diamant heeft de betekenis van ‘onoverwinnelijk’ ook ‘onverbiddelijk, onverzettelijk’.
Dit is het hardste materiaal van de aarde. Waar worden ze gevonden? Veelal diep onder de grond in kraterpijpen, soms wel aan de oppervlakte van de aarde, b.v. aan de rand van uitgewerkte kraters en vulkanen.
Vanaf de oudste tijden tot aan de achttiende eeuw waren in India de enige vindplaatsen van diamant. Nu kan men noemen Zuid-Afrika, Brazilië, Australië, Siberië, Siërra Leone, Zaïre.
Bij Kimberley in Zuid-Afrika begon men in 1866 met primitieve middelen te graven. Massa’s gelukzoekers uit alle landen stroomden toe na de ontdekking van de diamantvelden. Koortsachtig werd met handkracht gegraven en velen vonden een fortuin. Later werd alles georganiseerd en ontstonden grote maatschappijen die de mijnen aankochten.
Machtige graaf- en boormachines doen nu het voornaamste werk.
Een voorbeeld van een moderne werkwijze vindt men in Zaïre.
Daar is diamanthoudend grind, maar dit wordt bedekt door kilometers lange en brede lagen onvruchtbaar zand. De eerste opgave is, daar de ongeveer 20 m dikke laag zand weg te werken. Hiertoe heeft men automatisch bestuurde graafmachines, gecombineerd met bulldozers. Hun gewicht is meer dan 600 ton. Deze machines hebben een bereik van 54 m breedte en 15 m diepte. Per uur halen ze 450 m3 aarde weg.
Zo ziet men, dat tegenwoordig het diamant niet voor het opscheppen ligt. Men moet in het ene land 150 miljoen kg zand verplaatsen om 1 kg diamant te kunnen winnen, elders moet men ongeveer 8 miljoen kg gesteente verwerken met behulp van kostbare machines om 1 kg diamant te verkrijgen.
Een grote zorg voor de leiding is, dat er zo weinig mogelijk gestolen wordt. Van tijd tot tijd worden de werknemers doorgelicht, televisiecamera’s houden alle critieke zones in de gaten, terwijl electronische apparaten de uitrusting en machines beveiligen.
Diamant in moedergesteente. Vindplaats: Siberië, Prov. Yakutia bij Mirnyi. Zijde-lengte van de diamant. 3,5 mm. Verzameling Hein Gaertner. V
Grotere stenen stijgen in prijs niet proportioneel maar overproportioneel, zodat een grote steen van dezelfde kwaliteit we; drie tot vijfmaal zoveel kost.
De wereldproduktie van diamant is afhankelijk van de vraag en mede van de koers van de dollar. Een klein deel is maar geschikt: edelsteenkwaliteit. Het overblijvende deel wordt verwerkt voor industriële doeleinden, voor boorkoppen, glassnijders, steenzagen enz. tegen een prijs die vele malen lager ligt.
Diamonds are forever — diamanten zijn voor altijd – is een slagzin die waarheid bevat, als men tenminste niet verder gaat dan het bestaan van de aarde.
0-0-0
H.F, van Loon en Hans Drukkers in Panarama nr.50? -nadere gegevens onbekend .
ER IS GEROOFD, gemoord, gemarteld, bedrogen, maar ook gevleid en vaak bemind ter wille van diamanten. Alle denkbare menselijke emoties zijn door deze hardste, onvergankelijkste en schitterendste aller mineralen opgewekt — ook al bestaat hij uit niets anders dan wat koolstof en is hij chemisch gesproken dus gelijksoortig aan grafiet (dat wij kennen van de potloodstift) en aan houtskool.
Al heeft de diamant zijn bestaan te danken aan drie omstandigheden: een combinatie van koolstof, druk en hitte, het is toch een romantische gedachte voor iedere vrouw die een diamant draagt, dat hij gemiddeld zo’n twintig miljoen jaar oud is. Want zo lang heeft het mysterieuze rijk onder ons, het binnenste van de aarde waar wij eigenlijk maar zo bitter weinig van weten, nodig gehad om dat brokje koolstof te doen kristalliseren tot een diamant.
Gevolg hiervan is dan ook dat een diamant maar betrekkelijk zelden loepzuiver is — niet meer dan tien procent van alle sierdiamant. Betrouwbare diamantairs en juweliers lachen dan ook bitter, wanneer ze etalages zien van collega’s waarin „uitsluitend loepzuivere diamanten” worden aangeprezen. Het is, zo zeggen ze, met diamanten net als met de beaujolais uit de Bourgogne: „Iedere wijnhandelaar weet, dat nog geen tiende van alles wat als beaujolais wordt verkocht ook werkelijk uit die wijnstreek komt — en iedere diamantair weet, dat niets makkelijker is dan een leek diamant te verkopen als loepzuiver. Daarom is het zo’n enorme vertrouwenszaak en stelt het zulke hoge eisen aan het fatsoen van de handelaar.”
Een heel enkele keer probeert ook wel een klant de juwelier bij de neus te nemen. Bijvoorbeeld die keer dat bij de firma Bonenbakker een diamant geëtaleerd stond met de aanduiding: 5 ct, hetgeen natuurlijk betekende dat het gewicht van de diamant 5 karaat bedroeg. Maar een man kwam de winkel binnen en zei zonder blikken of blozen: „Die diamant wil ik kopen voor 5 cent, want daarvoor staat hij aangeprijsd! Hoewel een ongeschreven wet inderdaad wil, dat iedere winkelier moet verkopen voor de prijs die hij etaleert, heeft de desbetreffende meneer zijn diamant niet gekregen voor vijf cent. De waarde van de diamant lag dichter in de buurt van de vijftigduizend gulden!
De loepzuiverheid van een diamant is een zeer betrekkelijke zaak, want hij wordt bepaald door het menselijk oog, dat gebruik maakt van een tienmaal vergrotende loep en elk menselijk oog „ziet” nu eenmaal anders. De reden van de veel voorkomende onzuiverheid is, dat er bij de kristallisatie bijna hetzelfde is gebeurd als wanneer in de winter een emmer water bevriest: ook dan zetten alle onzuiverheden er zich in vast. Bij diamanten komt het herhaaldelijk voor, dat er stukjes andere kristallen in geborgen. zijn, granaten bijvoorbeeld’en soms ook andere diamanten of ongekristalliseerde stukjes koolstof. Men noemt dat de „insluiters”.
Wanneer u zou denken, dat zo’n insluiter de waarde van een diamant vergroot — want, zult u zeggen, het is toch leuk dat er in een diamant bijvoorbeeld een andere diamant zit — dan hebt u het mis. Het enige dat diamantbewerkers trachten te bereiken is die „onzuiverheid” eruit te zagen of te kloven.
De naam diamant stamt van het oud-Griekse „adamas”, dat „onoverwinnelijk” en ook „bikkelhard” betekende, omdat men eeuwenlang meende, dat diamant onverwoestbaar was. Niets is echter minder waar. Het kloven van diamant bestaat eruit het mineraal tussen hamer en aambeeld in talrijke stukjes te breken die door splijtvlakken zijn begrensd. De kunst is hem zó te splijten of te zagen dat de gewenste vorm wordt bereikt en ook zo, dat hij niet in tientallen stukjes uiteenvalt.
Diamant, zo dacht men vroeger ook, is bestand tegen elke vorm van hitte. Als bewijs haalde men aan, dat hij uit het binnenste van de aarde komt, waar immers onvoorstelbaar hoge temperaturen moeten heersen. Ook mis! Boven de 850 graden verbrandt diamant als eenvoudige steenkool. Aangezien hij werkelijk uit het binnenste van de aarde komt, kan men zich afvragen of daar wel zulke enorm hoge temperaturen heersen als men altijd heeft aangenomen.
Diamant heeft men door alle eeuwen heen gekend. Reeds in de Bijbel (Statenvertaling) komt het voor, in Exodus 39,11, waar sprake is van het borstschild van de hogepriester. De werkelijkheid is waarschijnlijk anders, want in die diamant op het schild was de naam van de stam gegraveerd, en vrijwel zeker is, dat men in die tijd nog niet wist hoe diamant ingegraveerd moest worden. Het zal een andere steen zijn geweest.
U merkt het wel: alles wat men denkt of aanneemt van de diamant, blijkt anders te zijn. Negen van de tien mensen aan wie u het vraagt, zullen te kennen geven dat diamant en briljant twee verschillende mineralen zijn. In werkelijkheid is de diamant de grondstof waarvan onder meer een briljant kan worden vervaardigd door er achtenvijftig facetten aan te slijpen. Men noemt dit wel de „ideale” vorm van de diamant, omdat aldus de grootste lichtbreking en derhalve de grootste schittering ontstaat.
Het „wonder” van de diamant is wel, dat hij, hoe klein ook, eenmaal geslepen zijn enorme glans en schittering behoudt. En klein kan een diamant zijn, tot 1/300ste karaat toe. Eén karaat is niet meer dan 0,2051 gram! Toch geldt een eenkaraats steen al als een behoorlijke steen, al is hij in doorsnee niet groter dan drie van deze gedrukte letters. Zijn prijs varieert dan ook van veertienhonderd tot vijfenveertighonderd gulden. Hetgeen helemaal niet wil zeggen dat een twee-karaats diamant het dubbele van dit bedrag kost. Nee, in dat opzicht is het met diamanten als met belastingen: er zit een enorme progressiviteit in. Naarmate een diamant groter is, wordt hij steeds onbetaalbaarder.
Heel grote diamanten zijn er de laatste tijden niet meer gevonden. Alle grote vondsten uit het verleden hebben een eigen naam gekregen om aan te tonen hoe bijzonder ze wel zijn. Hun levensgeschiedenis is even bekend als die van grote koningen en honderdmaal verhaald. Veelal is hun historie gedrenkt in bloed. Daarom vind ik het verhaal van Jonker zo aandoénlijk eenvoudig.
Tweeënzestig jaar oud was Jacobus Jonker en hij had weinig succes gehad met delven. Hij was vader van zeven kinderen. Op een avond na een hevige regenbui ging hij wandelen en zag een klomp steen liggen zo groot als een kippeëi. U of ik zouden er waarschijnlijk een schop tegen gegeven hebben, maar Jonker raapte hem op en veegde hem af aan zijn mouw. Tot zijn verbazing zag hij hoe de steen glinsterde. Toen hij hem de volgende dag verkocht aan een diamanthandelaar, kreeg hij er. . . 315.000 dollar voor! Hij werd als émeraude geslepen en weegt meer dan 125 karaat.
Voor elke jonge vrouw echter, die van haar verloofde of van haar man een ring krijgt met een paar briljantjes erin, een ring die niet meer gekost heeft dan een paar honderd gulden, hebben die stenen dezelfde glans, dezelfde geheimzinnige, magische schittering als die paar monsterstenen, waar vermogens voor van hand tot hand zijn gegaan en waar mensen het leven voor hebben gelaten. Want een diamant, zo zal de jonge vrouw bij zichzelf denken, is het symbool van de onvergankelijkheid, van de eeuwige liefde. Een diamant is voor altijd.
Misschien is het dan maar goed, dat zij niet weet, zoals u nu, van die hamer en dat aambeeld, en van het vuur boven 850 graden. . .
In al zijn pracht schittert een briljant en wijst met zijn scherpe onderkant naar een stuk ruwe diamant, dat gevangen zit in een brok zogenaamde blauwe aarde, het gesteente waarin diamant wordt aangetroffen. Helemaal onderaan een’kostbare armband, geheel met diamanten ingelegd. Rechts ziet men een metalen klem die gebruikt wordt bij het slijpen van diamant, terw ijl boven in de foto het speciale gereedschap te zien is waarmee ’s werelds % allergrootste diamant, de „Cullinan” (die nu tot de Britse kroonjuwelen behoort), werd gekloofd. Diamantair Louis Asscher zegt nu van die gedenkwaardige dag: „Toen mijn oom de „Cullinan” had gekloofd, was hij volkomen rustig. Hij is helemaal niet flauwgevallen, zoals de legende dat wil.”
0-0-0
Veiling Grootste zwarte diamant kost 3,7 miljoen euro
De grootste zwarte diamant ter wereld is verkocht voor omgerekend ruim 3,7 miljoen euro op een veiling van Sothe-by’s. Het veilinghuis had rekening gehouden met een bod tot ruim 6 miljoen euro op de zogenoemde Enigma, en daarmee viel de prijs toch wat tegen. De steen geldt sinds 2004 als de grootste natuurlijke zwarte diamant ooit gevonden. En vanaf 2006 noemt het Guinness Book of Records de Enigma de grootste geslepen diamant ter wereld. De Enigma weegt 555,55 karaat en overtreft daarmee het gewicht van zowel de beroemde Great Star of Africa (530,2 karaat) in de Britse koninklijke scepter als de Golden Jubilee (545,67 karaat) in de Thaise scepter. ANP 10-02-2022
0-0-0
dioptaas
Dioptaas is een zeldzaam mineraal, dat stralend smaragdgroene kristallen vormt. De interne kleurwerking lijkt bijna onnatuurlijk. Scheikundig gezien hebben wij hier te maken met een verbinding van kiezel en koper. Zowelde vormgevende krachten van de kiezel als ook de sterke relatie van het koper met de kleur is hier opvallend. Doordat hij relatief weinig hard is komt de dioptaas weinig als sieraad in aanmerking. Hij wordt echter wel in geneesmiddelen verwerkt. Dioptaas wordt in calcietgangen in de Kirgiezensteppe, in spletyen van de Dolomieten en in het Otavigebergte gevonden. Andere bekende vindplaatsen zijn Chili, Peru en Arizona.
(Weledaberichten nr.125 04-1982)
o-o-o
edelstenen
Vier maal C De waarde van edelstenen van hoge kwaliteit, vooral van diamanten, wordt bepaald aan de hand van vier testproeven. In het Engels noemt men dit de 4 x c, namelijk clean, carat, colour en cut, dat is: rein, karaat, kleur en slijpsel.
1. Clean of clarity = of ze rein, zuiver zijn, dus zonder foutjes. 2. Carat = hoeveel karaat ze zijn, of hoeveel ze wegen. 3. Colour = de kleur. 4. Cut = de snede of het slijpsel.
1. De reinheid of zuiverheid Een diamant moet loepzuiver zijn. Dit betekent dat bij tienvoudige vergroting geen scheurtjes, onzuiverheden of insluitsels te zien mogen zijn. Die foutjes kunnen ook kleine holten of luchtblaasjes zijn. In feite is er geen die bij sterke vergroting absoluut zuiver is. Duidelijke onzuiverheden verminderen het vermogen van de steen, de lichtstralen terug te kaatsen. Het klinkt wat vreemd wanneer we nu gaan beweren dat insluitsels in talrijke opzichten de waarde van een diamant kunnen vergroten. Toch is dit bij bepaalde insluitsels het geval. Zo’n edelsteen verschilt erdoor van al zijn broers. Ieder insluitsel is een welsprekend bewijs voor de geheimzinnige vorming van de steen en is uniek in zijn soort. Een insluitsel kan ook een klein gekristalliseerd exemplaar zijn, dat opgenomen is in een diamant die jonger is en later kristalliseerde. Dit is een glimp van de geheimzinnige diepten van de aarde.
2. Het gewicht of de grootte Het gewicht van diamanten wordt uitgedrukt in karaten. Een karaat is 1/5 gram (0,2 gram). Een karaat wordt weer verdeeld in 100 puntjes, zodat 1 puntje 2 milligram of 0,002 gram is. Stenen van 1 puntje worden nog geslepen en voor sieraden gebruikt. Karaat komt van het Griekse Karation, het zaad van de Johannesbroodboom. En dat was het varkensvoer dat de verloren zoon graag wilde eten (Lukas 15). Wij zouden zeggen: Moet nu zo’n karaat van 1/5 gram nog verdeeld worden in 100 punten? Ja, 1 punt van 2 milligram kan van grote betekenis zijn bij de prijsbepaling. Een briljant van 1/10 karaat heeft een doorsnee van 3 mm Een briljant van 1 karaat heeft een doorsnee van 6,5 mm. Een briljant van 5 karaat (1 gram) heeft een doorsnee van 11 mm. Bij edelstenen is karaat dus gewicht. Dit niet te verwisselen met goud. Bij goud geeft karaat het gehalte aan. Zuiver goud = 24 karaat. Dit staat dus geheel los van elkaar.
3. De kleur Veel kristallen hebben bijzonder mooie kleuren. Geen wonder, dat kleuraanduidingen als smaragdgroen, robijnrood, turkoois (turquoise), amethist-kleur, afgeleid zijn van de mineralenwereld. Fluoriet (vloeispaat) gaat gloeien wanneer het in een donkere ruimte wordt verwarmd. Veel mineralen beginnen bij bestraling met ultraviolet licht te fluoresceren: ze stralen met een fantastische gloed. Alexandriet is groen, bij kunstlicht paarsrood. De kleur van saffier wordt door kunstlicht ongunstig beïnvloed. Robijn en smaragd hebben daarentegen bij kunstlicht een bijzonder stralend uiterlijk. Diamanten zijn veelal kleurloos. De meest begeerde kleur is wit met een iets blauwe schijn, de zgn. blauwwitte kleur. Verder zijn er gele, rode, blauwe en groengekleurde diamanten en zelfs volkomen zwarte.
4. Het slijpen Grotere stukken zijn niet altijd geschikt voor bewerking. De vakman vindt het dan beter, er een aantal kleinere stenen van te maken. Daartoe moeten ze in twee of meer delen gezaagd worden. Vroeger werden ze gekloofd of gespleten en dat was een moeilijk en gevaarlijk werkje omdat ze daarbij wel in duizend stukjes verbrijzeld konden worden, wanneer met hamer en beitel een verkeerde klap gegeven werd.
Het kloven is langzamerhand vervangen door het zagen. Zagen gaat met kleine schijven, bestreken met diamantpoeder, vermengd met olijfolie, die met een snelheid van 5500 toeren per minuut ronddraaien. Het zagen gaat langzaam. Het duurt bij een één-karaats steen van 6 à 7 mm doorsnee 5 tot 8 uur.
Een werkplaats telt soms 100 machines, in rijen opgesteld. Een arbeider kan er 20 tegelijk bedienen.
Vroeger werden edelstenen ‘ruw’, zoals ze gevonden werden, gebruikt. Later werden ze gepolijst om kleur en glans beter uit te doen komen. Nu worden ze geslepen. Slijpen is specialistisch vakwerk dat in de loop van de eeuwen telkens verbeterd is. Het slijpen in kleine vlakken of facetten brengt pas de echte kwaliteiten van de edelstenen aan de dag.
Er zijn verschillende vormen van slijpsel, maar de briljant-vorm wordt het meest toegepast.
Deze heeft 57 facetten, die alle zo berekend en op elkaar afgestemd zijn, dat het beste resultaat bereikt wordt. Volgens nauwkeurig berekende hoeken wordt het licht in het inwendige van de steen herhaaldelijk teruggekaatst, waardoor het ten slotte naar boven uittreedt.
0-0-0
epidoot
Epidoot (pistaciet), een natrium-aluminium silicaat van ingewikkelde samenstelling. Zeer fraai, o.a. in Tirol.
0-0-0
fluoriet
Fluoriet (vloeispaat), een mineraal dat voornamelijk in kubusvorm kristalliseert, komt in alle kleurschakeringen van violet tot wit voor. Het heeft een karakteristieke relatie tot het menselijke organisme, vooral tot de tanden, beenderen en het bindweefsel.Het wordt daarom ook als geneesmiddel toegepast.
(Weledaberichten nr.98, o9-1973)
Vloeispaat (fluoriet) is bekend sinds er mijnbouw bestaat. Het is overal verbreid en vanwege zijn fraaie kleuren waarvan de scala van donkerpaars tot blauwgroen, geel en zelfs roze loopt, werd het vroeger door de mijnwerkers “ertsbloem” genoemd. Het mineraal is ontstaan uit gloeiende oplossingen of gasvormige toestanden. Vloeispaat komt in combinaties met tin- en loodertsen, toermalijn, topaas en apatiet voor. De kristalvorm van de kubus, die relatief groot kan worden, is bij vloeispaat dikwijls geheel zuiver. Vroeger werd hij gebruikt als toevoeging bij de verwerking van ertsen in hoogovens om moeilijk smeltbare slakken gemakkelijker vloeibaar te kunnen maken. Hierdoor is de naam vloeispaat ontstaan. Scheikundig is fiuoriet een verbinding van calcium en fluor. Het heeft een bijzondere relatie met de tand- en botvorming en is in het algemeen betrokken bij de opbouw van vaste weefsels. Vandaar dat de werking ervan hier therapeutisch wordt benut. Bekende vindplaatsen zijn o.a. het Zwarte Woud (Wolfach en Wieden), Wölsendorf in de Bayrische Oberpfalz en Freiberg in Saksen.
(Weledaberichten nr.135 04-1985)
0-0-0
gips
0-0-0
glimmer
Glimmer is een heel bijzondere groep te midden van de mineralen. De zo typisch vast omlijnde driedimensionale vormen in het mineralenrijk verdwijnen hier. Door zijn bijna onbegrensde mogelijkheid om in flinterdunne blaadjes te worden opgesplitst, brengt elk stuk glimmer ons in verbazing. De tendens, volledig in het platte vlak te verschijnen, herinnert aan de eigenschap van het blad in de plantenwereld. Glimmer is zeer verbreid en sinds de oudheid bekend. Men vindt dit mineraal niet alleen in oergesteente ingebed, maar ook in grote platen, zogenaamde “glimmerboeken”, die in de techniek worden gebruikt. Het lichte en in dunne lagen volkomen doorzichtige kaliglimmer muscoviet kwam vroeger in grote hoeveelheden uit Moskou, daaraan ontleent het zijn naam.
(Weledaberichten nr. 140 12-1986)
0-0-0
goud
Goud (lat. aurum)komt in de natuur bijna uitsluitend gedegen voor. Het edele karakter ervan verdraagt ook slechts het edele als partner. Het bevat dikwijls ook wat zilver, dat dezelfde kristalvorm heeft. Heel fijn verdeeld is het in kwarts te vinden, ook in arsenkies en in enkele andere zwavelertsen. Door zijn hoge soortelijk gewicht en zijn chemische onaantastbaarheid kan het bij de erosie van goudhoudend gesteente in rivieren als wasgoud voorkomen. Berggoud wordt het edele metaal genoemd dat gedolven wordt in de mijnen. In de Oudheid, toen nog een groot kosmisch verband beleefd kon worden, zag men in het wonderbaarlijke, altijd zuivere en glanzende metaal het aardse beeld van de zonnekrachten. Men beleefde het ook als gestold licht en gaf het een plaats in de mysteriën en de cultus, waar de mens zich eerbiedig naar de goddelijke wereld richtte. In de loop van de ontwikkeling degradeerden de mensen het goud tot een symbool van rijkdom en aardse macht. Zelden vindt men duidelijk gevormde kristallen. De octaëder-, kubus- of dodecaëdervormen zijn meestal ietwat veranderd en hebben afgeronde zijden. Maar juist deze kristalvormige verschijningen, waarin het vormgevende element zwakker wordt, kunnen de ware aard van het goud duidelijker openbaren. In de therapie wordt het goud in gepotentieerde vorm voornamelijk als geneesmiddel voor het hart toegepast.
(Weledaberichten nr. 122 12-1980) .
Goud (Aurum) is met zijn stralende kleur, zijn immuniteit tegenover alle uiterlijke invloeden en door zijn wonderbaarlijke glans het edelste metaal. Reeds in de oudste tijden kenden de mensen het goud. Het was voor hen materie geworden zonneglans van het goddelijke op aarde. Men ging er met diepe eerbied mee om. In de loop der tijden kwam er echter een verandering. Eens een cultisch element werd het een machtssymbool. De mens streefde ernaar – dikwijls in een soort van bezetenheid – dit edele metaal te bezitten. Omdat goud in de aarde bijna alleen maar gedegen voorkomt, zeer zwaar is en niet verweert, kan men in rivierbeddingen, die door gesteente stromen waarin goud voorkomt dikwijls kleine goudkorrels vinden. In Europa werd sinds oudsher goud uit de Rijn en de Rhone gewassen. In mijnen gedolven goud wordt “mijngoud”genoemd. Bekende vindplaatsen waren de Hohe Tauern (Oostenrijk, oostelijke Alpen). In de Middeleeuwen waren ook veel plaatsen in Silezië, zoals Goldberg, Löwenberg en Reichenstein van betekenis. In het midden van de vorige eeuw werden de grote goudvelden in Californië en Australië en ongeveer 100 jaar geleden het grootste exploratiegebied, Witwatersrand in Zuid-Afrika ontdekt. Goed gevormde kristallen – kleine octaëders – zijn bij goud hoogst zeldzaam. Meestal zijn de vlakken gekromd en de vormen veranderd. Net zoals bij koper en zilver bestaan er ook fijne boom-en veerachtige vormen, die bijna organisch lijken. De meest bekende stukken zijn de onregelmatige, ten dele met gaten voorkomende brokken, de zogenaamde nuggets, die soms meer dan 100 kg zwaar zijn. Goud wordt in gepotentieerde vorm in de antroposofische geneeskunst toegepast. Het stimuleert de hartfunctie en bemiddelt tussen opbouwende processen en afbrekende zenuw-zintuigprocessen. Het activeert de ziel en brengt de zielsprocessen in evenwicht. Door zijn evenwicht-scheppende functie is het goud ook de drager van de ik-organisatie in de mens. Twee uitspraken van Paracelsus, de grote arts en genezer, kunnen het wezen van het goud verduidelijken: “Het goud heeft de natuur van het vuur. Het draagt de zonne-energie, spoort de levensgeest aan, versterkt hart en bloed, bevordert de groei en schenkt lichamelijke kracht. Goud draagt ook de warmte die alles laat rijpen.”
“Het hart is de zon van de microkosmos, een vrucht van het goud, waardoor het wordt gevoed. Net zoals de zon invloed heeft op de aarde, zo werkt het hart op het lichaam.”
(Eckehard Wagner, Weledaberichten nr.143 12-1987)
0-0-0
Als laatste in de rij metalen die Weleda om hun bijzondere kwaliteiten in haar medicijnen verwerkt, komt goud aan de orde. Goud is vooral een metaal met grote tegenstellingen. De vorige metalen kun je rangschikken in paren die telkens twee tegengestelde principes vertegenwoordigen. Heeft lood met de dood en veroudering te maken, zo is zilver met leven en opbouw verbonden. Op dezelfde wijze kun je fenomenen vinden voor de tegenstelling tussen ijzer en koper en tussen kwik en tin. Goud heeft in die zin geen ander metaal tegenover zich, maar draagt louter tegenstellingen in zichzelf. De duidelijkste innerlijke tegenstelling van goud komt tot uitdrukking in de polariteit licht-zwaarte. De lichtkracht toont zich in de stralende glans die van goud uitgaat. Zo laat het goud van de torenspits van de Walburgiskerk in Zutphen het licht tot kilometers ver in de omtrek schijnen. En bladgoud laat een levendig groen licht door, terwijl in de vensters van de oude kathedralen het rood en het purper te danken is aan de minieme hoeveelheden goud die bij de vervaardiging van het glas zijn opgenomen. Tegenover deze lichtkwaliteit staat zwaarte: goud heeft het hoogste soortelijk gewicht van de behandelde metalen. Een goudstaaf is moeilijk te verplaatsen, je neemt hem niet zo maar mee!
Hemel en aarde Het gebruik van goud in de loop van de geschiedenis laat dezelfde tegenstelling zien. In de oude culturen had goud een cultisch-religieuze functie. Alleen de vertegenwoordiger van de goden, zoals de farao of de opperpriester, mocht zich met goud tooien. Goud was een teken van de werkzaamheid van de hemelse wereld van de goden. De beeltenis van goden werd dan ook op goud gedrukt. Bij het toenemen van de persoonlijkheidscultuur vervingen koningen de goden als afbeelding op de munten, die tevens betaalmiddel werden. Tegenwoordig is het bezit van goud een teken van aardse macht. Goud overtreft niet alleen in zwaarte de andere metalen. Het is ook het edelste metaal in de zin dat het niet roest (dat wil zeggen: wordt aangetast door zuurstof). Verder gaat het ook met bijna geen enkele andere aardse stof een chemische verbinding aan. Het is smeedbaarder dan zilver, erg plooibaar en kan tot één duizendste millimeter worden geplet, zonder dat het uit elkaar valt! 1 gram puur goud kan tot een ononderbroken draad van 2 kilometer lengte worden getrokken. De kracht van het goud uit zich dus enerzijds in het bij elkaar blijven en anderzijds in het zich ver kunnen uitbreiden.
Hart In het menselijke organisme vervult het hart een middelpuntfunctie. Het bloed uit het hele lichaam stroomt daar samen en vindt vervolgens via het bloedvatsysteem de weg weer terug naar de wijdste periferie. In het hart is de mens het meest bij zich zelf. Hij wijst op het hart als hij ik zegt. Moed, oftewel de kracht om overeind te blijven als de hele wereld je dreigt te overweldigen, heeft zijn fysiologische basis in het hart. Je ervaart jezelf dan helemaal in je middelpunt. Een andere kwaliteit is empathie: het vermogen om helemaal op te gaan in de ander en toch niet jezelf te verliezen. Ook dat is een hartenkracht. Goud als geneesmiddel kan deze hartenkrachten ondersteunen als ze op de proef worden gesteld. Het gepotentieerde goud biedt daarnaast ook steun wanneer het hart meer lichamelijke problemen heeft; dus bij een te sterke samentrekking (kramp), die zelfs tot een infarct kan voeren of een te ver gaande ontspanning die tot een te geringe werking van het hart leidt. Goud brengt de tegenstellingen in een harmonische wisselwerking. Daarom kan het, in verschillende potenties, aan de twee poorten van het leven werkzaam zijn. Bij de geboorte (bij dreigende abortus: goud in lage potentie) en bij het sterven: als de ziel moeite heeft het lichaam los te laten kan goud in hoge potentie dit proces harmoniseren. In een mens kunnen op grond van zijn constitutie depressieve, zwaarmoedige perioden zich afwisselen met opgewonden en overmoedige fasen. Ook bij deze polaire toestanden kan goud harmoniserend werken.
Innerlijk goud In het hart zijn samentrekken en uitbreiden als tegengestelde bewegingen in de tijd met elkaar verbonden. De ene beweging maakt de andere mogelijk. Op een soortgelijke manier kan de mens tegengestelde activiteiten harmonisch samenbrengen. Hij doet dan hetzelfde als wat goud en het hart doen. Hij maakt als het ware ‘innerlijk goud’. In de Middeleeuwen zei men: ora et labora (bid en werk). Dat hield in: afwisselend binnen en buiten actief zijn, hemel en aarde beide aan bod laten komen en tegelijkertijd harmonisch met elkaar verbinden. Elke tijd heeft voor dit ‘goud-gebaar’ zijn eigen woorden en werkwijzen. In onze tijd wisselen studie en het in de praktijk staan elkaar af. Waarneming en gedachte (over het waargenomene) hebben elkaar nodig om beide vruchtbaar te blijven. Het alleen en op jezelf zijn wordt gevolgd door het weer deel van de gemeenschap zijn. Hoe meer je op deze wijze tegenstellingen op een harmonische wijze kunt verbinden, hoe meer je innerlijk goud maakt, en hoe minder je het goud als medicijn nodig zult hebben.
(Joop van Dam, arts, Weledaberichten 178, najaar 1998)
Met karaat wordt het gewicht van diamant uitgedrukt (en van het goudgehalte van een goudlegering). Het Nederlands heeft karaat in de 15e eeuw overgenomen uit het Frans, dat carat op zijn beurt ontleend heeft aan het Arabische woord qirat, de naam van een lengtemaat en van een gewichtsmaat van exact 0,195 gram. Qirat zelf gaat terug op het Griekse woord voor het zaadje van de johannesbroodboom: keration. Die zaden, kortweg johannesbrood genoemd, hadden vrijwel altijd een gelijke lengte en een identiek gewicht en konden daarom dienen als gewichtjes. Wie 1 karaat aan diamantjes had, had het gewicht van één zaadje aan edelstenen. Toen er fijne meetinstrumenten kwamen, stapte men af van deze manier van wegen, en in 1907 werd het karaatgewicht vastgesteld op exact 200 milligram (0,2 gram). Meestal zijn diamanten echter veel lichter en wordt hun gewicht uitgedrukt in karaatpunten, waarbij 1 punt gelijkstaat aan 2 milligram.
Ton den Boon, Trouw .
GOUD EN ZILVER
De bewustzijnspool in de mens wordt door het lood (plumbum) ondersteund, dat o.m. het abstract denken aanzet, terwijl de levenspool door de zwavel (sulfur) gediend wordt, die de stofwisseling stimuleert en die het bewustzijn in slaap wiegt om het lichaam eens even te kunnen uitzwavelen.
Ook het zilver, beheerst door de Maan, dient de levenspool en staat dan ook eveneens tegenover de bewustzijnspool met het lood van Sarturnus, als tegenspeler.
Zilver verbindt zich ook graag met zwavel (een ei eet men niet met ’n zilveren lepeltje!) Zilver werkt tegen het lood in. In de natuur vindt men ze vaak bij elkaar! In de oceanen, de Maan-wateren, is veel zilver. En hoewel het in Amerika het meest gedolven wordt, verbruikt men het meeste zilver in China en India, de Maan-landen die duizenden jaren lang een Maan-cul-tuur in ere hielden, met weer-spiegelend en be-spiegelend denken.
Zilver spiegelt het zuiverst, zoals de Maan het zonlicht weerspiegelt en de Maan-mens de gedachten van ’n ander. Het is ook even gevoelig voor licht als de Maan (zilver-chloride en -bromide bij de fotografie!) en chloor-zilver neemt de kleur aan van ’t licht dat er op schijnt.
Zilver is koel als het maanlicht, het heeft geen warmte of energie uit zichzelf. Ook de Maan-mens moet de positieve waarden uit zijn omgeving of Zon-tegenpool halen en is daardoor zo extravert, moet ménsen zien!
Door haar koelheid geeft zilver zulk een zuivere klank (de klank-aether is de Maan-aether, die over de waterdamp, de nevels, gaat!): zilveren klokjes, belletjes en fluiten! Het geleidt warmte beter dan elk ander metaal (het zilveren lepeltje in het glas waarin men ’n warme drank schenkt!), maar het behoudt de warmte niet. Zo weerspiegelen Maan-Venus-mensen de liefde van een ander, bij goed aspect in schone klanken, zonder zelf lief te hebben.
Zilver is week (van 1 gram zilver kan men een draad van 2 km lengte maken!), evenals zulk een Maan-mens, die, kneedbaar en suggestibel, met zich laat sollen, zich in elke vorm van gedrag laat kneden en zo beinvloeden dat hij ’n echo wordt.
Hoe meer zilver het organisme van ’n mens bevat, hoe weker en zwakker hij is, willoos, suf en lui, doordat de levenspool de overhand neemt.
Bij werkelijke zilver-vergiftiging kan de huid geen licht meer verdragen, de ogen ontsteken, de maag (Maan-orgaan) raakt van de wijs, men gaat boeren als een baby en verlangt hevig naar zoet, evenals bij de zwavel, wat analoog is met de psychische behoefte aan warmte, hartelijkheid en liefde, zo bekend van het Maan-teken Cancer! Men voelt zich weer klein kind, is bang in een straat met hoge huizen of in een volle kerk of schouwburg, het is te machtig. De behoefte aan zoet is ook een uiting van het zwakke zelfbewustzijn, het afhankelijkheidsgevoel van de Maan-mens, want suiker is de stoffelijke onderlaag van het gevoel van eigenwaarde. Men heeft een gevoel of het hoofd uitzet!
Men voelt zich niet meer op z’n gemak en op z’n plaats op aarde, wil eigenlijk naar de Maan! Vaak heeft men dan ook opwellingen om een eind aan het aardse leven te maken.
Zilver in de vorm van homoeopatische Argentum nitricum (helse steen) herstelt dan de aardse evenwichtstoestand. Dit middel werkt links, aan de Maan-zijde! Het goud behoort bij de Zon en bij het teken Leo, het wordt ook ’t meest gedolven in Afrika, het werelddeel van de Leeuw, waar de negus van Abyssinië een levende leeuw bij zich heeft als zinnebeeld van de Leeuw van Juda!
Het goud voedt het hart, de zintuigen en het zenuwstelsel, het komt bij de mens zowel als bij moeder Aarde in de zenuwen, resp. de ertsaderen, voor. Door het goud uit de aarde op te delven, verzwakken wij Aarde’s zenuwstelsel. En waar gaat alle goud heen? In tegenstelling met het zilver gaat het westwaarts en verdwijnt opnieuw onder de grond in de kelders van Fort Knox, in de U.S.A. In wijzer tijden droeg men gouden kronen en oorijzers om de Zonnekracht aan te trekken, de grote Levenskracht! De kroning van een vorst stelt hem door het goud in speciale verbinding met de Zonnegod, wiens stedehouder op aarde hij voortaan behoort te zijn!
Het goud van de Zon wordt tegenwoordig wel door de allopathie aangewend tegen rheuma, d.i. tegen Saturnus, Leven tegen Dood.
De mens die teveel goud in zich heeft, een naar verhouding te sterke Zon, wordt heftig door een te groot gevoel van eigenwaarde: hij dult geen tegenspraak! Bij mannen vergroot en verzwaart zich de lever en bij vrouwen de baarmoeder, die twee organen van levens- en scheppingskracht. Het hart raakt van de wijs en de ogen worden lichtschuw: de zintuigen worden te gevoelig.
En evenals bij de zilver-vergiftiging voelt men zich niet meer thuis op aarde. Men wil naar de Zon! Men voelt zich hier onnut en denkt erover, een eind aan z’n aardse leven te maken. Men weent en bidt en is vertwijfeld, kan het evenwicht niet meer vinden van Geest en Stof.
Een dosis homoeopathisch goud (aurum) herstelt dan dit evenwicht.
De mensenziel kan op Zon, Maan en alle planeten afstemmen, maar zolang hij op Aarde is, moet het daar geldende evenwicht bewaard worden. Iemand met een zwakke, maar harmonisch geaspecteerde Zon drage veel goud, iemand met een dito Maan veel zilver. Eten, een Maan-functie, doen wij uiteraard liefst met zilveren eetgerei. De ring van onze harte-liefde zij van goud!
Melly Uyldert, Kaarsvlam 08-1956
goud
Hebreeuws: zahaav Grieks: chrusos Hardheid: 2,5 à 3 Soortelijk gewicht 19,3 Chemie: Au
Goud en zilver zijn geen edelstenen maar edele metalen, die nauw met edelstenen zijn verbonden. Goud is het beroemde en gezochte edelmetaal bij uitstek. Goud ligt opgestapeld in de nationale banken; dat is de eer van de natie.
Er is een oeroud verlangen van de mens naar goud. Dit is aanleiding geweest tot grote ontdekkingsreizen, ook tot misdaden en veel oorlogen.
De grootste klomp werd in 1869 in Australië gevonden en woog 70 kg. 1 kg goud is ± 5 x 5 x 2 cm, ongeveer de grootte van een luciferdoosje. Wanneer je iets over de prijs wil vertellen, vind je hier de actuele waarde.
Fijn goud is goud van 24 karaat. 18 karaats b.v. is 18/24 aan fijngoud. Tegenwoordig worden de staatskeurtekens in duizendsten aangegeven. Dan wordt 18 karaats 3A maal 1.000 = 750 duizendsten zuiver goud.
Goud is in zuivere toestand zeer week en kan uiterst dun geplet worden, tot 0,0001 mm, dat wil zeggen dat 100.000 van deze blaadjes op elkaar gelegd 1 cm dik zijn.
Men kan het tot zo’n dunne draad trekken, dat een lengte van 2 km maar 1 gram weegt.
Goud. Het wordt gevonden in plaatjes of kleine korrels, in het zand van beekjes (Skandinavië), in rivierbeddingen (Amerika). Goudaders vindt men ook in kwartsgangen en andere gesteenten. Hier een stuk gedegen goud, geplaatst op een klein tafeltje.
Goud trotseert alle aantasting door chemische stoffen en het is altijd vrij van bacteriën, doordat het een bacteriedodende werking heeft. Alleen koningswater, een mengsel van zoutzuur en salpeterzuur is in staat goud op te lossen.
Sinds in 1886 de Witwatersrand bij Johannesburg ontdekt werd, is er jaarlijks voor honderden miljoenen, om niet te zeggen voor miljarden aan goud geproduceerd.
De totale lengte van de mijngangen aldaar is 13.000 km, dat is ongeveer de middellijn van de aarde.
Amsterdam – Johannesburg b.v. is 9.000 km. De stalen kabels hebben bij een schachtdiepte van 3 km een eigen gewicht van 24.000 kg. Elke 130 m diepte wordt het er 1° Celsius warmer, dus op 4.000 m komt er 30° bij. Ruim 130.000 m3 ijslucht wordt er per dag in de mijngangen gespoten. (Deze gegevens kunnen wat verouderd zijn)
Al op de tweede bladzij van de Bijbel wordt over prima goud gesproken, tot de op één na laatste bladzij. We vinden dan dat ruim 300 maal het goud vermeld wordt.
Goudkristallen
0-0-0
granaat/karbonkel
Ex. 28:17 Hebreeuws: nofech Grieks: antrax
Hardheid: 6,5 a 8 Chemie: Mg,(Al2Be4)2
Deze steen werd in de middeleeuwen carbunkulus genoemd, dat betekent in het Latijn: kleine kool. Dit komt door zijn diep-gloeiend rood. Tegenwoordig is de naam almandijn of almandiet. De stenen zijn fraai wanneer ze doorzichtig zijn.
In de Statenvertaling is de derde steen van Aarons borstschild een karbonkel en de vierde een smaragd. Bij de Elberfelder Bibel is dit omgekeerd, dus de vierde een karbonkel. De vertaling van de namen der edelstenen heeft verschillende moeilijkheden opgeleverd. Toch hebben de Israëlieten destijds goed begrepen, welke stenen God bedoelde, toen Hij aan Mozes de opdracht gaf, het borstschild te maken. In later eeuwen ontstond verwarring doordat in de loop van de tijd veel edelsteennamen veranderd zijn. Vroeger meende men dat de kleur bepalend is voor een steen en dat bijv. alle groene stenen smaragd heten en alle gele stenen topazen zijn, maar dat klopt niet: de meeste stenen worden in verschillende kleuren aangetroffen. Voor de naam van een edelsteen is namelijk niet de kleur bepalend, maar de chemische elementen waaruit hij bestaat.
We kunnen immers ook niet zeggen: rode bloemen zijn rozen!
Door moderne instrumenten heeft men tegenwoordig vaste regels voor de naamgeving op kunnen stellen.
Granaat. Dit is een groep van mineralen. In het spraakgebruik verstaat men onder granaat de rode karbonkel, nu almandiet genoemd.
Granaat Fraai gekrist. silicaat. Halfedelsteen. Veel o.a. in gneiss. Regulair.
0-0-0
hessoniet
0-0-0
hoornblende
Hoornblende (amfibool). Mineralen van wisselende samenstelling, belangrijk als bestanddeel van kristallijne gesteenten. Ook in ons land.
0-0-0
hoornsteen
0-0-0
houtsteen
Hardheid: 6,5 Chemie: Si02
Houtsteen is versteend of verkiezeld hout. Het hout is bij versteende bomen vervangen door kiezelzuur, maar zó, dat de houtstructuur bewaard bleef. Alle organische bestanddelen werden door circulerend water opgelost en geleidelijk door deeltjes edele kiezelsteen vervangen.
Het wordt ook houtagaat genoemd omdat houtsteen zich gevormd heeft in een prachtig kleurenspel van grijs en lichtbruin, van rood, rose, geel en zelfs blauw en violet. Het komt alleen daar voor, waar fijnkorrelig materiaal, zoals klei of kalkslib, het hout kort na het afsterven bedekte en daardoor tegen ontbinding beschermde.
Arizona (U.S.A.) is de staat waar zulke versteende boomstammen worden gevonden. Veelal zijn de jaarringen nog duidelijk zichtbaar. De bomen liggen daar in grote ophopingen en zijn soms tot 65 m lang en 3 m dik. Men noemt deze streek ‘het versteende woud’ en heeft het in 1962 tot Nationaal Park verklaard.
Houtsteen of houtagaat. De jaarringen zijn zichtbaar.
0-0-0
hyacint/zirkoon
Hebreeuws: lesjem Grieks: huachinthos
Hardheid: 7,5 Chemie: Zr(Si04)
Genoemd in de Bijbel: Exodus 28: 19 Openbaring 21:20
De hyacint is de geelrode tot bruin- of oranjerode edelsteen van hoge kwaliteit, die nu zirkoon heet. In de kleur kan een menging zijn van rood, oranje en purper.
De zirkoon bezit uitstekende optische eigenschappen en heeft na de diamant de hoogste lichtbreking met als gevolg daarvan een hoge glans en zeer levendig vuur. Bovendien bezit de zirkoon een sterk, disperserend of kleurschiftend vermogen (dat is een uitspreiding van het licht in de kleuren van de regenboog).
Hij benadert de schittering van de diamant.
Belangrijkste vindplaatsen zijn Sri Lanka, Indo-China en Australië.
De hyacint is de zevende edelsteen van het borstschild. En hij siert het elfde fundament van het Nieuw Jeruzalem.
Zirkoon. De geelrode tot bruinrode variëteit van zirkoon heet hyacint
0-0-0
ijzerkiezel
0-0-0
ijzeruitslag
0-0-0
jaspis
Hebreeuws: jaspe Grieks: onuchion
Hardheid: 7 Chemie: Si O2
Genoemd in de Bijbel: Exodus 28:30 Openbaring 4: 3 21:11 , 18, 19
IJzerkiezel of jaspis behoort tot de ondoorzichtige en onzuivere kwartsvariaties. Ze zijn gewoonlijk geel, bruin of rood, soms verschillend getekend, ook wel met banden. De rode kleur ontstaat door een vermenging met klei en ijzer. Overal waar grind is, kan men deze steen overvloedig vinden. De zwerfstenen komen over heel de wereld voor, ook in Nederland met name in het Rijngebied.
Dit neemt niet weg, dat er fraaie exemplaren bestaan, die wel geen edel – maar toch siersteen genoemd kunnen worden.
Gedurende de renaissance werd jaspis aangevoerd uit Egypte en als siersteen verwerkt.
Jaspis is de twaalfde steen op het borstschild van de hogepriester.
Hij wordt ook genoemd als eerste steen van het Nieuw Jeruzalem. We zullen echter hier onder zien dat de dáár bedoelde jaspis een andere, schonere steen is.
In de oudheid was jaspis een verzamelnaam voor doorzichtige stenen.
Het is duidelijk dat in het Nieuwe Testament een andere steen aangeduid wordt dan de ondoorzichtige steen op het borstschild.uit Exodus 28.
In Openbaring 21:11 wordt de jaspis kristalhelder genoemd en ‘het kostbaarste gesteente’; daar wordt jaspis in vers 18 vergeleken met zuiver goud en zuiver glas. Kristalhelder betekent: doorzichtig. Hiermee kan niet de Oud-Testamentische en evenmin de tegenwoordige jaspis bedoeld zijn. De steen, nu onder deze naam bekend, behoort tot de ondoorzichtige, gekleurde stenen, niet helder, doch vetglanzend.
Allerkostbaarst is op hem niet van toepassing, daar hij niet tot de kostbare stenen behoort, maar tot die van lagere orde. Betrouwbare en gezaghebbende schrijvers zeggen: de Nieuw-Testamentische jaspis is de diamant, helder, doorzichtig. Helder, fonkelend, de opgevallen lichtstralen als in duizendvoudige pracht en kleurschittering terugkaatsend, beeld van heerlijkheid en majesteit.
Welke steen zou dit anders kunnen zijn dan onze diamant?
Daarom wordt de Zoon van God in de Openbaring vergeleken met een diamant.
0-0-0
kalaiet
0-0-0
kalkspaat
Kalkspaat of calciet is een zeer verbreid mineraal, dat ook gesteentevormend optreedt. In meer dan 800 verschillende kristalvarianten hebben wij hier te maken met een mineraal dat de grootste rijkdom aan vormen vertoont. — In de veelzijdigheid van het minerale rijk neemt de kalk een aparte plaats in. Voor het grootste deel zijn de kalkvormingen van de aarde van dierlijke oorsprong. Ook bij mens en dier speelt de kalk een rol van grote betekenis. Hij is het enige mineraal dat als calciet en apatiet de beenderen opbouwt en daardoor rechtstreeks deel heeft aan de stofwisseling van een levend wezen. De kristallen van calciet zijn dikwijls glashelder en kleurloos, kunnen echter ook geelachtig-bruinachtig gekleurd of melkachtig-troebel zijn. De mooiste stukken vindt men in omhullend gesteente ingesloten in ertsmijnen, bijv. in de St. Andreasberg in de Harz of in Freiberg/Saksen.
(Weledaberichten nr.118 09 1978)
.
0-0-0
kiezelzinkerts
Kiezel zinkerta. Bijzonder onzuiver mengsel . Onedele galmei Ook In ons land.
Graniet, het meest bekende oergesteente, ontleent zijn naam aan zijn korrelige structuur (Lat. granitam=korrelig). Als men nauwkeuriger kijkt, ziet men duidelijk drie kristallijne bestanddelen: kwarts, veldspaat en glimmer. Ondanks deze eenvoudige opbouw komt graniet in vele gedaanten voor. Een heel bijzonder en slechts tot weinig vindplaatsen beperkte verschijningsvorm is kogelgraniet. Hier vindt men om een kern heen in lagen gegroepeerd de componenten, die als omhullingen in het moedergesteente zijn ingebed. Uit de manier, waarop deze kogelachtige vormen elkaar wederzijds beïnvloeden, kan men beleven, hoe zich in oertijden die verharding van de minerale wereld uit een gelei-achtige, halfvloeibare massa heeft voltrokken.
(Weledaberichten nr.126 06-1982)
o-o-o
koper
Het koper vertoont in zijn voornaamste verschijningsvorm een bijzondere verhouding tot de zwavel. Alle belangrijke verbindingen zijn sulfiden. Door verwering worden de glanzend gekleurde carbonaten en oxyden gevormd. Onder bepaalde voorwaarden kan het zich daarbij ook gedegen afscheiden. In opgeloste vorm kan het in de kleinste ruimten van het gesteente binnendringen en dan ontstaan vaak boomvormige vertakkingen, zg. dendriten. Het meeste koper wordt in de V.S. en Chili gevonden. In de oudheid was het koper al een bekend en gewaardeerd metaal. De Phoeniciërs haalden het van het eiland Cyprus, wat ook tot de naam ‘Cyprisch erts’ heeft geleid.
(Weledaberichten nr.134 12-1984) .
koper Na ijzer is koper het meest voorkomende metaal in de aardkorst. Terwijl ijzer 4,7% van de bodem uitmaakt, komt er maar 0,01 % koper in voor. Deze verhoudingen weerspiegelen zich enigszins in de hoeveelheden waarin de beide metalen in het menselijk lichaam voorkomen: veel ijzer en weinig koper. IJzer en koper hebben echter in het lichaam veel met elkaar te maken.
Koper valt op door zijn schoonheid in alle kleuren van de regenboog: gedegen koperboompjes en koperklompen zijn warm rood, het koperkies goudgeel, groen het malachiet, blauw het azuriet enzovoort. In zijn kleurenrijkdom is koper verwant aan bloemen in de plantenwereld en aan vogels, vlinders of tropische vissen in de dierenwereld. In de cultuur speelt koper een rol vanaf het bronzen tijdperk (± 4000 vóór Christus). Belangrijke gebruiksvoorwerpen werden toen uit koper vervaardigd: schalen, sieraden, gongs vanwege de mooie klank, en ook wapens. Deze laatste werden pas door ijzer vervangen toen omstreek 1200 vóór Christus het ijzeren tijdperk begon. Maar nog tot in onze tijd maakt men dankbaar gebruik van de kwaliteiten van koper: bijvoorbeeld in bronzen sculpturen of in de rood koperen koepels van kerken (die al snel groen kleuren). En voor het maken van kaas in Zwitserland of het maïsgerecht polenta in Italië, gebruikt men grote koperen vaten, omdat deze zo onovertroffen de warmte van het eronder brandende houtvuur opnemen en naar de inhoud van het vat geleiden. Daarmee is naast schoonheid een tweede karakteristiek van koper genoemd: de omhulling waarbinnen zich een proces kan afspelen. De bemiddelende kwaliteit van koper, als derde karakteristiek, komt tot uitdrukking in het vermogen om warmte te geleiden. Het zijn vooral koperen buizen die elektriciteit geleiden. Verder blijkt koper op een bijzondere wijze samen te gaan met ijzer, als in een dynamo koperdraad en ijzeren staven om elkaar heendraaiend elektriciteit produceren.
Koper en ijzer in de mens Het samengaan van koper en ijzer in de mens levert een aantal opvallende fenomenen op. In het bloedserum, waarin de rode bloedlichaampjes drijven, blijken we ongeveer evenveel koper als ijzer te hebben. Alleen in de man is het ijzergehalte in het serum net iets hoger dan het kopergehalte, terwijl het koper in het bloedserum bij de vrouw het ijzer in hoeveelheid licht overtreft. Dit koperserumgehalte bij de vrouw neemt beduidend toe bij het fysiologische gebeuren dat alleen aan de vrouw is voorbehouden: de zwangerschap. Aan het eind van de zwangerschap zijn de serumkoperwaarden in het moederlijke bloed zelfs tweemaal zo hoog als aan het begin. Het groeiende kind wordt als het ware door een steeds dichter en groter wordende kopermantel van de moeder omhuld. In de vrucht zelf laat het bloed vanaf het midden van de zwangerschap het omgekeerde zien: het koperserumgehalte neemt af en zakt tot waarden die normaliter tijdens het leven niet voorkomen, terwijl het ijzergehalte juist voortdurend stijgt. In diezelfde tijd maakt het kind zijn eerste bewegingen; het wordt steeds zelfstandiger (hetgeen zich substantieel uitdrukt in de toenemende ijzerwaarden) en wordt ten slotte geboren. De kopermantel van de moeder is dan niet meer nodig. En bij kind en moeder wordt de ijzer-koperverhouding weer) normaal.
Mythologische karakterisering Deze karakteristieke verbinding van het koper met de vrouw en die van ijzer met de man is bekend uit de Griekse mythologie. Mars of Ares was een mannelijke god die voor zelfstandigheid opkwam; Venus of Afrodite een vrouwelijke godin die de schoonheid representeerde. Ze was tevens de verzorgster van de planten- en dierenwereld en schiep de ruimte waardoor iets anders geboren kon worden of tot zijn recht kwam. De verbinding tussen de ijzerkrachten en de koperkrachten in het menselijk lichaam komt ook op verrassende wijze tot uiting in de naamgeving van de bloedvaten. De slagaderen dragen de naam van Ares: arteriën. Door deze aderen stroomt het bloed met kracht van het centrum naar de vaatjes die aan de periferie van het lichaam zitten. Maar de mens heeft ook aderen die het bloed vanuit deze kleine vaten in de omtrek weer naar het centrum terugleiden. Deze zijn genoemd naar Venus: de venen. Via zijn longen ademt de mens zuurstof in, waarna het arteriële systeem de zuurstof door het hele lichaam verspreidt. De ijzerhoudende rode bloedlichaampjes nemen de zuurstof op en worden daardoor nog roder; ze verroesten als het ware. Vervolgens wordt de zuurstof vervangen door kooldioxide, waarna het veneuze systeem ervoor zorgt dat deze kooldioxide uit het lichaam naar de long wordt gebracht om te worden uitgeademd. IIzer heeft een affiniteit tot zuurstof, koper tot kooldioxide (C02). Zoals ijzer roestbruin wordt in combinatie met zuurstof, zo gaat koper in de koepels van kerken een chemische verbinding aan met koolzuur uit de vochtige lucht: het verkleurt van rood tot groen. Tot in de kleur ontstaat in de ijzer- en koperprocessen dus een polariteit!
Therapeutische mogelijkheden Als in het veneuze systeem stoornissen optreden (spataderen, aambeien) kan koper uitwendig als zalf of lotion, of inwendig (als gepotentieerd medicijn) werkzaam worden. Waar het lichaam ook buiten de bloedsomloop in de zwaarte dreigt te vallen, heft de omhullende, verwarmende kracht van koper het weer uit de aardse zwaartekracht. Men denke aan koperzalf bij koude en ‘platte’ voeten. De belangrijkste koperverbindingen zijn zwavelverbindingen: de grootste hoeveelheden koper worden ook gewonnen in vulkaanrijke gebieden. Beide gegevens, zwavel en vulkanen, wijzen op de relatie die het koper heeft met de stofwisselings- en warmteprocessen in de mens. Koper helpt bij de opbouwende processen in de spijsvertering en ontkrampt. Uit de ervaring in de artsenpraktijk blijken de verschillende metalen elk een affiniteit te hebben met een bepaalde levensfase. Koper is daarin het metaal dat met name in de vroege jeugd therapeutisch werkzaam kan zijn. Bij buikkrampen en koude voeten bijvoorbeeld helpen middelen met koper bij een betere verdeling van de warmte.
(Joop van Dam, arts, Weledaberichten 173, zomer 1997)
Wanneer je in de mineralogieperiode ook iets over de metalen wilt zeggen, zijn er allerlei gezichtspunten. Het gaat vooral om de fenomenologie en de vergelijking met bv. het ijzer als tegenstelling, uiteraard niet om alle medische aspecten.
Deze zijn van antroposofisch arts Huib de Ruiter*, Ita 03 2020
warmte-offensief
. Notities over koper
Substanties kun je technisch en biochemisch onderzoeken. Dan leer je ze al aardig kennen. Maar door met gevoel en aandacht kwaliteiten te benoemen, komt de ware aard en werkzaamheid van een substantie nog meer tevoorschijn. Dit keer verkennen we de kwaliteiten van koper (cuprum) als metaal, sporenelement en als homeopathisch geneesmiddel voor de spijsvertering, de nieren, bij krampen en warmte regulering. Hoe kan koper zo werken?
Klinkende kleur
Koper is naast goud het enige metaal met een kleur. Het heeft een warme kleur en houdt het midden tussen rood, roze en oranje. Verwarmingsbuizen en waterleidingen zijn vaak van roodkoper. Er bestaat ook geel koper, het zogenaamde messing. Dat is een legering met zink. Messing kan bij een bepaalde hoeveelheid zink goudkleurig zijn. Rood en geel koper zijn mooi om te zien, en om die reden altijd al voor siervoorwerpen gebruikt.
Koper met een beetje tin (10%) geeft brons. Brons staat aan het begin van iedere cultuur. Het was het eerste echt harde metaal en heel geschikt voor het smeden van wapens en gereedschappen, maar ook van siervoorwerpen en beelden. Brons werd in de klassieke Oudheid door Chinezen, Grieken, Etrusken en Romeinen toegepast. Omdat brons heel hard is, klinkt het mooi: klokken worden in brons gegoten en de koperblazers zijn niet weg te denken uit een orkest. De waarde van brons komt ook tot uitdrukking in het gebruik van bronzen munten. Bij sportwedstrijden is de medaille voor de derde plaats van brons.
Groei stimuleren of remmen
Deurknoppen waren vroeger vaak van messing. Ze waren niet alleen mooi, maar ook ontsmettend: bacteriën gaan dood van koper of messing. Tegenwoordig zit er helaas een synthetisch laagje over het messing. Een bronzen of koperen munt in bloemenwater remt de groei van bacteriën en algen. Voor hogere dieren is koper juist gunstig voor de groei en het gewicht. Bij kopergebrek worden dieren mager. Voor de mens is koper een noodzakelijk sporenelement. Het is onder andere nodig voor de bloedvorming. In oesters, noten en lever zit veel koper. Bij een chronische overdosis aan koperinname slaat dit metaal zich vooral op in lever, hersenen en nieren. Kennelijk heeft koper affiniteit met die organen.
Warmte
Een koperen voorwerp is niet alleen mooi om te zien, maar ook prettig om te voelen. Vergeleken met een koel metaal als ijzer voelt koper warm aan. Koper is het metaal dat warmte heel goed geleidt – daarom waren pannen en kruiken vroeger vaak van koper. Ook stroom wordt goed geleid: in elektriciteitssnoer vind je koperdraad.
Kleur en ziel
Koperertsen en mineralen als cupriet zijn uitgesproken kleurrijk. Hier zijn de meest bonte en sterke kleuren van het mineralenrijk te vinden. Vooral groen en blauw, maar ook rood, geel en purper, alle kleuren van de regenboog! Er zijn dieren met heel mooie kleuren, die aan koperkleuren doen denken. De pauw heeft blauwe, groene en koperkleurige veren. Bij de inktvis, de sepia, golven alle kleuren van de regenboog over zijn lijf als hij opgewonden is. Zoals bloemen kleur aan het leven geven, zo doen koper en zijn mineralen dat eveneens. Dat vinden we mooi, dat spreekt ons gevoel aan. Koper heeft met het kleurrijke van de menselijke ziel te maken.
Venus en Mars
In de menselijke psyche heeft het koper ook zijn uitwerking. Mensen die iets met koper hebben, zijn kunstzinnig, fijngevoelig en letten erop dat de dingen mooi zijn. Het zijn vaak vrouwen, want koper is een ‘vrouwelijk’ metaal dat met Venus, de godin van de liefde, van doen heeft. Het teken van mars, de god van de oorlog (en verbonden met ijzer) is het mannelijk teken. Deze twee planeten horen bij elkaar, net als man en vrouw en zijn tegelijkertijd in veel kwaliteiten tegengesteld aan elkaar. Het vrouwelijke element (niet te verwarren met het moederlijke van de maan) is meer ontvangend, luisterend, het mannelijke meer handelend, zich uitsprekend. Er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen; het is een goed streven als mannen vrouwelijke eigenschappen ontwikkelen en vrouwen mannelijke eigenschappen.
Koper en ijzer hebben dus veel uitgesproken tegenstellingen. In de techniek worden ze juist samen gebruikt. IJzer daar waar een apparaat sterk moet zijn, koper waar het mooi mag zijn.
Koper is heel goed smeedbaar en heeft verder een eigenschap die erg behulpzaam is voor de instrumentenmaker: koper (of messing) voegt zich, het metaal ‘pakt’, bijvoorbeeld wanneer iets aangedraaid moet worden. IJzer is hard en stug en moet precies passen, anders gaat het niet.
Koperwerking in de mens
Hoe koper nu in het menselijk organisme werkt, is niet zonder meer uit bovenstaande af te leiden. Het is meer zo dat het er goed bij past. Allereerst werkt koper in homeopathische verdunning regulerend voor de gehele stofwisseling. Het verbetert de werking van de hele stofwisseling. Het belangrijkste koper-orgaan is de nier. In de nier vindt uitscheiding van water plaats (urineproductie). In de bijnier vindt een sterke opbouw plaats door anabole (opbouwende) steroïden, door hormonen als cortison en prednison. Hier is een opbouwende koperwerking herkenbaar. Een orgaan waar homeopathisch koper ook sterk werkt, is de lever. Daar vindt opbouw van vele lichaamsstoffen plaats, met name van eiwitten. Koper helpt bij de opbouw en vorming van eiwitten. Tijdens de zwangerschap stijgt het kopergehalte in de moeder, het ijzer wordt relatief minder. Een gebaar om het kind met warmte te ontvangen De lever heeft zijn aanvoer vanuit de darmen via de aderen, in medische term ‘venen’ genoemd. De venen hebben iets met ‘Venus’ te maken. Als de venen te veel uitzetten, zoals bij spataderen, dan kan een lotion met koper worden gebruikt: Lotio pruni cum cupro (Venadoron).
De sensitiviteit van de kopermens kan ook ontregelen en leiden tot spanning en verkramping. Dat kan bijvoorbeeld in de darmen zijn (spastische darm) of in de longen (astma of kinkhoest). Dan werkt een koperverbinding ontkrampend, bijvoorbeeld in de vorm van Cuprum aceticum druppeltjes, of als koperzalf op de nierstreek. Bij buikkramp is een inwrijving met koperolie heilzaam of een compres met kamille, een plant met koperkwaliteiten. Bij koude voeten geeft een koperinwrijving warmte en ontkramping.
Koper is warm, mooi, vriendelijk en een dankbaar geneesmiddel. Dat kan het zijn door de antroposofische wijze van kijken naar de natuur, de substanties en naar de relatie met het wezen van de mens.
*Huib de Ruiter is oud-huisarts van Gezondheidscentrum De Lemniscaat in Leiden. Hij bestudeert de werkzame eigenschappen van grondstoffen voor antroposofische geneesmiddelen. In Ita** deelt hij zijn bevindingen.
Koperlazuur, doch blauw van kleur. Belangrijk kopererts.
0-0-0
kopervitriool
0-0-0
korund
0-0-0
kwik Sinds kort staat het metaal kwikzilver in Nederland in een kwade reuk. In juli van dit jaar* werd bekend gemaakt dat het gebruik van kwik spoedig zal worden verboden, en wel omdat de kwikdampen die ontstaan bij het blootstellen aan lucht een gevaar vormen voor de gezondheid. Naast deze eigenschap van kwik – dat het verdampt in voor de mens giftige gassen – is het mineraal echter vooral bijzonder door het feit dat het vloeibaar is.
‘Kwik heeft een verborgen vlam’, zeiden de oude alchemisten, waarmee ze bedoelden dat kwik al bij normale temperatuur de toestand heeft die bij andere metalen pas ontstaat als ze door verhitting vloeibaar worden. Men kan vermoeden dat alle metaaladeren die men in verschillende soorten gesteente vindt, vroeger vloeibaar waren. Deze aderen worden dan ook niet voor niets zo genoemd: het metaal moet erdoor heen hebben gestroomd. Zo beschouwd heeft kwik als enige metaal een vroegere toestand kunnen bewaren, waarmee het, zou je kunnen zeggen, jong is gebleven. Daarnaast heeft kwik de opvallende eigenschap dat het nagenoeg alle andere metalen kan oplossen. Alleen ijzer wordt niet aangetast; vandaar dat ijzer een geschikt materiaal is om kwik in te bewaren. Kwik is bijzonder beweeglijk, zozeer zelfs dat we het niet kunnen vasthouden, het metaal glipt snel tussen de vingers weg en springt dan uiteen in vele kleine druppeltjes. Dat de mens zich van deze beweeglijkheid als eigenschap bewust is geweest, zien we aan de vogel die wij kwikstaart noemen: de kwikstaart draagt zijn naam met ere, want hij is net zo levendig en beweeglijk (zo ‘kwiek’), als het metaal waarnaar hij is vernoemd.
Verwantschap Kwik is verwant met water. Beide zijn de enige anorganische stoffen op aarde die vloeibaar zijn. Alle andere vloeistoffen, zoals petroleum, zuren of vloeibare gassen, komen voort uit oorspronkelijk levende planten of dieren. Zowel water als kwik vormen druppels. De aarde zelf is met zijn enorme wateroppervlak één grote druppel, terwijl we in het binnenste van de aarde zuivere, kleine kwikdruppels kunnen vinden. Water verdampt en breidt zich uit in de wijde omgeving en wordt daarna weer tot druppel samengetrokken: tot een regendruppel of de dauwdruppel van de nacht. Een druppel is afgesloten in zichzelf en tegelijk spiegelt hij de hele wereld rondom zich: in een dauwdruppel kun je jezelf en je omgeving gespiegeld zien. Een druppel is het samengaan van een centrum en de omgeving. Hij staat er als het ware midden tussenin. Ook kwik als metaal verenigt de grootste tegenstellingen in zich. Het spat uiteen in vele kleine bolletjes en vloeit daarna weer samen tot één grote druppel. Het verdampt gemakkelijk en stijgt dan op in de omgeving, en tegelijkertijd is het een van de allerzwaarste metalen! Het is dus ook lichtheid tegenover zwaarte.
Griekse mythologie De Engelsen noemen kwik ‘mercury’, afgeleid uit de Griekse mythologie, waarin we de god Mercurius vinden. Hij is de boodschapper die bemiddelt tussen de hemel en de aarde, zowel heen als terug. Deze god Mercurius is net zo beweeglijk als de planeet Mercurius aan de hemel en zorgt ervoor dat dingen worden verplaatst, bijvoorbeeld doordat hij iets van de plek waar er te veel van is naar een plek brengt waar er juist te weinig van is. Daarmee herstelt hij het evenwicht. Mercurius werd daarom gezien als de god van de handel (tevens van de dieven, die vooral voor illegale verplaatsing zorgden), maar ook van de artsen. Elke ziekte is immers op te vatten als een verstoring van het evenwicht tussen ‘hemel en aarde’. De mens kan te aards worden (koud, sclerotisch, te star in de ziel) of juist te hemels (koortsig, vorm verliezend, illusionair in de ziel). De arts helpt, als dienaar van Mercurius, het evenwicht te herstellen.
Medische toepassingen In het menselijk lichaam is er geen gebied waar zo duidelijk het vloeibaar worden en het druppels vormen te voorschijn komt als in het kliersysteem. Een bijzondere plaats nemen daarbij de klieren in het spijsverteringskanaal in, waar ongelooflijk veel beweging is. De peristaltiek kneedt en duwt de spijsbrei heen en weer. Het darmslijmvlies is ook in zijn vorm een en al beweging: het ligt in talloze plooien. Op deze plooien liggen weer uitstulpingen en op deze uitstulpingen weer microscopisch kleine darmvlokken. Beweging en een grote veelheid; je kunt er het gebaar van kwik in herkennen. In het gebied van de spijsvertering vindt de opname van het voedsel via de darmwand in het bloed plaats. Uit de klieren vanaf de mond tot en met de dunne darm worden grote hoeveelheden spijsverteringssappen aan het voedsel toegevoegd om het vloeibaar te maken en te verteren. In de dikke darm wordt een groot deel van deze vloeistof weer opgenomen. Kwik is een universeel gif voor het slijmvlies, met name van het spijsverteringskanaal. In gepotentieerde, dat wil zeggen in ritmisch verdunde vorm is het kwik echter juist in dit gebied een geneesmiddel. Te beginnen bij de amandelen en het mondslijm, daarna in het maagdarmkanaal en ten slotte in de dikke darm vindt men het terrein waarop het kwik bij een ontsteking als geneesmiddel kan werken. Naast de gevaarlijke werking, waarvan in het begin sprake was, kan kwikzilver dus ook zeer heilzaam zijn.
(Joop van Dam, arts, Weledaberichten 175, *winter 1997)
Na veldspaat is kwarts met ongeveer 13% het meest voorkomend bestanddeel van de vaste aardkorst. Maar niet alleen dit hoge percentage maakt indruk — ook de gevarieerde schoonheid van zijn verschijningsvormen als amethyst, rookkwarts, rozenkwarts, moriaan, citrien, tijgeroog is indrukwekkend. Kleurloze en onvertroebelde kwarts is de glasheldere bergkristal, die men als een zuivere uitdrukking van vormgevende krachten kan zien. Goethe beschouwde de bergkristal als de voleinding van al wat kwarts is. Iets heel bijzonder zijn de kleine, rondom gevormde en niet op een ondergrond ontstane kristallen, die het mooist voorkomen in het marmer van Carrara. De fraaiste bergkristallen komen uit Zwitserland (Gotthardgebergte), Ceylon, Madagascar en Brazilië.
(Weledaberichten nr.119 12-1979)
0-0-0
labradoriet
Labradoriet. Prachtig silicaatgesteente. waarvan de geslepen zijde veelkleurig schittert.
Lapis lazuli (azuursteen) betekent: blauwe steen. Azuur is: hemelsblauw.
Lapis = steen; van lazuli is afgeleid azuur of hemelsblauw.
Het is mogelijk dat in het Oude Testament onder saffier de lapis lazuli bedoeld wordt. Want in Job 28:6 staat: ‘De saffier heeft stofjes van goud.’ Ook Griekse schrijvers voor en na Christus spreken over ‘de saffier die met goud gestippeld is’.
Wat betekenen deze stofjes of stippels van goud?
Er is een mooie steen, met ook een mooie blauwe kleur. Deze heeft pyrietkorreltjes in zich, die bij polijsten van de steen een gouden kleur aannemen.
Dit is de lapis lazuli of lazuursteen.
Het ingesloten pyriet is zwavelerts of zwavelijzer, in de volksmond kattegoud.
Tijdens de woestijnreis van Israël schijnt de saffier nog niet bekend geweest te zijn. Wel zijn in de Egyptische koningsgraven veel sieraden gevonden van lapis lazuli, b.v. in het graf van Toetanchamon (1354 voor Christus).
Daar de lapis lazuli in de vorm van grote en zware stukken voorkomt, wordt de beeldspraak van Jesaja 54:11 duidelijker: ‘Ik zal u op saffieren grondvesten.’
Bij avond kunnen de sterren van het firmament vergeleken worden met pyriet-kristallen. Denk aan Exodus 24:9 en 10: ‘En zij zagen de God van Israël en onder Zijn voeten een werk als van saffierstenen, als de gestalte des hemels in zijn klaarheid.’
Zo ook Ezechiël 1:26 ‘En boven het uitspansel… was de gelijkenis van een troon, als de gedaante van een saffiersteen.’ Zie ook Ezechiël 10:1.
Wanneer we in het Nieuwe Testament komen, kunnen we rustig (in Openbaring 21) bij de fundamenten van de hemelse stad denken aan de echte, ons bekende saffier.
Zijn kleur is voldoende om ons zijn zinnebeeldige betekenis te laten zien.
Want hij doet denken aan het hemelsblauw van de tabernakel uit Exodus en aan de kleding van de hogepriester. Het is een hemelse kleur.
Dr. H. Rossier ziet in deze hemelsblauwe kleur de heerlijkheid van Jezus Christus als de Zoon van God.
De saffier staat in tegenstelling tot de smaragd: die is een symbool van aardse heerlijkheid.
Lapis lazuli, geslepen. Men ziet de zogenaamde ‘goudkorreltjes’, eigenlijk de pyrietkorrels.
0-0-0
lazuliet
0-0-0
leuciet
Leuciet. Fraai kristalliserend silicaat in eruptiefgesteenten, bijv. in basalt; de kristallen schijnbaa regulair, in werkelijkheid rombisch.
0-0-0
lood Als men een loden buis doorzaagt, tonen de uiteinden een typische metaalglans. Edele metalen zoals goud en zilver behouden deze glans, lood, als onedel (want oxiderend) metaal, wordt daarentegen snel weer grauw. Door de chemische reactie met zuurstof uit de lucht ontstaat dof uitslaande roest (loodoxide), die het eronder liggende zuivere lood afdekt.
Lood heeft een opvallende verhouding tot warmte. Het zeer weke lood wordt bij verwarming redelijk snel vloeibaar, maar geleidt de warmte nauwelijks. Niet alleen warmte wordt slecht geleid, ook elektriciteit; geluidstrillingen en radioactieve straling worden niet doorgegeven. Lood brengt deze activiteiten als het ware in zichzelf tot stilstand. Ook bij chemische reacties met andere stoffen treedt er een soort stilstand op: gevormde loodzouten in een oplossing zijn meestal onoplosbaar en zakken naar de bodem.
Toepassingen Pas in de Romeinse tijd begon men lood echt te gebruiken: als slingerkogels, bij de verzwaring van visnetten of voor het geleiden van water, waarvoor men loden buizen ging inzetten. Bij dakbedekking, maar ook bij transatlantische kabels sluit lood door oxidatie datgene wat binnen is af. Zo bedekken dekverven (menie, loodwit en dergelijke) zeeschepen en gaan het roesten van ijzer tegen. Loodschorten beschermen op röntgenafdelingen tegen radioactieve straling. Verder worden lijkkisten aan de binnenkant vaak met lood bekleed. Bij al deze toepassingen heeft men met afsluiten te maken: de binnenwereld wordt afgeschermd. Met de opkomst van de boekdrukkunst openbaarde lood nog een ander facet van zijn karakter. Door zijn weke vorm kon het gemakkelijk tot drukletters worden gegoten. Opnieuw is van een verdichting en afsluiting sprake. In een gedrukte tekst wordt een gedachte tot een aardse vorm verdicht en tevens gefixeerd. Het woord ‘potlood’ dankt zijn naam aan het feit dat de schrijfstift vroeger lood bevatte. Met het weke metaal werden (schrijf)sporen en gedachten op het papier vastgelegd. Samenvattend kun je zeggen: lood brengt de zwaarte van de aarde tot werkzaamheid, verdicht, brengt tot stilstand en sluit af. Je kunt dat een doodsproces noemen: in lood houdt de levende, bewegende wisselwerking met de wereld op.
Als je het metaal zo tot je hebt laten spreken, verbaast het niet dat de oude alchemisten lood ‘Vadertje dood’ noemden. In de Griekse mythologie was de god Chronos (bij de Romeinen Saturnus) drager van hetzelfde proces. Hij werd als een oude man afgebeeld, of zelfs als een skelet, die als attributen een zeis en een zandloper droeg. De zeis snijdt het stromende leven af, waardoor het sterft en de zandloper is teken van de sterfelijkheid, van de eindigheid van het leven.
Het menselijk organisme Het beeld van een loodvergiftiging stemt geheel met het voorgaande overeen. Normaliter bevat het lichaam geen lood. Als mensen (bijvoorbeeld door hun beroep) lood opnemen, doet zich een snel verval van levenskrachten voor. Ze gaan er doodsbleek uitzien, haren vallen uit, tanden gaan loszitten. Verder beginnen de bloedvaten voortijdig te verkalken, vertraagt de stofwisseling en treden er krampen op (vroeger saturnus-koliek genoemd). Kortom, een loodvergiftiging bewerkt een proces van vroegtijdig verharden en oud worden.
Toch is het verharden op bepaalde plaatsen in het lichaam nodig, zoals in de botten. Alleen met een stevig skelet kan de mens de zwaartekracht weerstreven en zich oprichten. Ieder mens gaat op volstrekt individuele wijze rechtop staan. Verder groeit door het verhardingsproces al vrij vroeg de fontanel van de schedel dicht. De mens sluit zich daarmee in zekere zin af. In dezelfde periode ontstaat ook de herinnering – een typisch menselijk vermogen; er ontstaat een binnenwereld. Herinneringen zijn nooit neutraal, je hebt er altijd het beleven ‘het was goed of niet goed’ bij. Oftewel, ze raken de morele wil. Lood vertegenwoordigt lichamelijk gezien een doodsproces, een aards worden. Innerlijk hoort daar een tegenproces bij: vrij worden van de aarde, zich oprichten en zichzelf innerlijk vervullen. Lood maakt zowel dit lichamelijke als het innerlijke gebeuren mogelijk.
Lood in de geneeskunde In het lichaam zijn de doodsprocessen en de levensprocessen met elkaar in evenwicht. Bij het waken – met name in het hoofd – staan de doodsprocessen op de voorgrond. De levensprocessen worden vooral in het onbewuste, slapende deel van het lichaam verzorgd; in de bloedsomloop en de spijsvertering. Bij bepaalde vormen van allergie kunnen de levensprocessen te sterk zijn. Ook kan bij kleine kinderen door krachtige stofwisseling het bewustzijn te dromerig zijn. In beide gevallen kan lood de doodskrachten en de bewustzijnsprocessen bevorderen. In de reguliere geneeskunde wordt lood om zijn dodende eigenschappen gebruikt: bijvoorbeeld in Burow-water om kiemen in een besmette huid te doden. Het belangrijkste toepassingsgebied van lood in de antroposofische geneeskunde is het sturen en controleren van de verdichtingskrachten in het lichaam. Wanneer het skelet plaatselijk of in zijn geheel te week blijft, wordt het verhardingsproces door lood in lagere potenties bevorderd. In hoge potentie kan lood het verhardingsproces juist tegengaan. Zo bevat een middel tegen aderverkalking naast honing en suiker lood in zeer verdunde vorm. Met andere woorden, zowel in situaties waarin het stervensproces te langzaam, als ook waarin het te snel gaat, kan lood regulerend werken.
(Joop van Dam, arts, Weledaberichten 176, voorjaar 1998)
Magnetiet (magneetijzererts). Magneetijzererts is een gemengd oxyde van twee- en driewaardig ijzer. Deze verbinding is eigenlijk “halfverbrand” ijzer zoals het kunstmatig bij het smeden van het gloeiende metaal ontstaat. De naam wijst er al op, dat dit ijzererts een sterk, natuurlijk magnetisme heeft. Reeds in de Oudheid werd het wonder ontdekt van de magnetische steen; veel werd erover geschreven. Behalve de grove, korrelig-dichte aggregaten worden er ook dofzwarte, metaalachtig glanzende kristallen gevonden, meestal in de vorm van octaëders. Magnetiet is over de hele aarde, tot in het hoge noorden, verbreid. Het behoort tot de oudste ijzerertsen. In fijne verdeling is het een bestanddeel van bijna alle magnetische gesteenten, bijv. ook van bazalt, waarvan de donkere kleur komt door het bestanddeel aan magneetijzererts. De bekendste vindplaatsen zijn in Kirunavaara (Lapland, Zweden). Hier bevinden zich de grootste ijzerconcentraties van de aardkorst.
(Weledaberichten nr.131, 12-1983)
Magnetiet (magneetijzererts, FeO, Fe203) ontleent zijn naam aan een krachtig, natuurlijk magnetisme. Het kan het oudste ijzererts worden genoemd, dat in grote hoeveelheden tot in het hoge Noorden in het gesteente voorkomt. Het optreden ervan in het moedergesteente en de vergezellende mineralen wijzen op toestanden van de aarde waarin de atmosfeer nog een geheel andere samenstelling dan tegenwoordig moet hebben gehad. Vandaar de merkwaardige verbinding van tweewaardig ijzer FeO met driewaardig ijzer Fe203, die eigenlijk een “half verbrand” ijzer is zoals dit kunstmatig bij het smeden van gloeiend ijzer ontstaat. Zijn belangrijkste metgezel apatiet, een calcium-fluor-fosfaat en het daarin zich bevindende sporenelement lood wijzen op een proces, dat zich binnen in het menselijke bot afspeelt: de vorming van het bloed. Daar is het ijzer nog niet “door-ademd”, het bevindt zich nog in een “plantaardige”-fase. Dienovereenkomstig is het magneetijzererts, als buiten de mens zich afspelend proces van mineraalvorming, ingebed in de met vele plantaardig-organisch lijkende mineralen doortrokken groensteen-formatie. Men mag daarom stellen, dat het magneetijzererts het minerale tegenbeeld oplevert van de primaire vorming van het menselijke bloed in het binnenste van de beenderen.
Malachiet is een veel voorkomend kopererts. De lichtende groene kleur en de nierachtige vorm maken hem tot een siersteen, die zeer gewaardeerd wordt. Malachiet wordt vaak vergezeld door de donkere azuurblauwe azuriet. In vroegere tijden was de malachiet als z.g. ‘schriksteen’ bekend, men nam aan dat de daarin aanwezige krachten kinderen voor dreigende gevaren beschermden.
(Weledaberichten nr. 101, 1974)
Malachiet wordt gevonden in knolvormige bollen. De breukvlakken vertonen banden en, als ze geslepen zijn, concentrische kringen. Zij glanzen in een heldergroene kleur als van smaragd. Doordeze eigenschappen is malachiet een veelgevraagde siersteen. Vanwege de bolvormige verschijning werd hij eertijds door de mijnwerkers ook wel “glaskop” genoemd. Malachiet kan ook in de gedaante van radiale, vezelige, op haren gelijkende kristallen met een zijde-achtige glans verschijnen. Scheikundig bekeken is malachiet een basisch kopercarbonaat, waaruit men gemakkelijk met behulp van koolstof gedegen koper kan winnen. Reeds in de Oudheid heeft men van deze eigenschap geprofiteerd. Maar ook in de geneeskunst kent men de betekenis van koper. Men kan bijv. door een bepaalde kopertherapie krampen in het stofwisselingsgebied tegengaan. Op grond van deze kennis wordt malachiet ook bij de farmaceutische bereiding van geneesmiddelen in de Weleda gebruikt. Vaak wordt malachiet in de natuur vergezeld door het donkerblauwe azuriet. Dit mineraal heeft bijna dezelfde scheikundige samenstelling als malachiet. In het gebied rondom Siegen en in de Harz heeft men fraaie exemplaren gevonden De grootste en meest bekende vindplaatsen ligge in de Oeral, in Cornwall en in Tsumeb (Namibië)
(Weledaberichtebn nr.137 12-1985)
.
Malachiet. Basisch kopercarbonaat. In Siberië. Kopererts en ter vervaardiging van kunstvoorwerpen.
0-0-0
meteoorijzer
Meteoorijzer. Het grootste hierboven afgebeelde stuk is een geslepen en geëtste plaat, afkomstig uit Bethanië in het zuiden van Afrika. Karakteristiek voor meteoorijzer is de kristallijne structuur, die echter door etsen (met een zuur) zichtbaar wordt. In tegenstelling tot het ‘normale’ voorkomen van ijzer, namelijk in ertsen, in de diepte van de aarde, ontstaat meteoorijzer, zoals de naam aanduidt, uit puur kosmische krachten.
(Weledaberichten nr.102 09-1974)
Meteoorijzer (Ferrum sidereum). Tot de verschillende vormen van ijzer die in sommige Weleda geneesmiddelen worden verwerkt behoort ook een zeer bijzondere ijzersoort. Deze is niet op de aarde ontstaan maar heeft een kosmische oorsprong. IJzer is een zeer verbreid element. De bruine kleur van de grond is bijvoorbeeld hieraan te danken, in de natuur vindt men echter alleen de roestbruine verbindingen en zouten van het ijzer. Het zuivere metaal treft men praktisch nergens aan. Een uitzondering is het meteoorijzer. Er zijn op vele plaatsen kleine en grote, soms vele tonnen zware exemplaren gevonden, die vroeger door de mensen vol eerbied werden bekeken.| In de oudere literatuur wordt dit “uit de hemel gevallen” ijzer zelfs “menslievend” genoemd, omdat er nooit iemand door een vallend stuk meteoorijzer zou zijn gewond. Meteoorijzer bevat behalve ijzer en nikkel nog een kleine hoeveelheid kobalt. Een kenmerk ervan is zijn grote hardheid en taaiheid, het is moeilijk te bewerken. Vroeger, toen men gelegeerd staal nog niet kon vervaardigen, was meteoorijzer de enige beschikbare grondstof. Het zwaard van Siegfried, de moedige legendarische held die geen vrees kende, was uit dit kosmische metaal gesmeed. Er bestaat een beproefde methode om zich van de echtheid van meteoorijzer te overtuigen: men slijpt het ijzer ergens een beetje glad, polijst die plek en bedruppelt die met een verdund zuur. Als het echt meteoorijzer is, worden er heel typerende lijnen zichtbaar, de zogenaamde figuren van Widmannstatten.
(Weledaberichten nr,1 42 09-1987)
0-0-0
meteoorijzer
Meteoorijzer is een materie van kosmische oorsprong die voortdurend als een heel fijne regen op de aarde neerdaalt. De meeste meteorieten die verbranden bij het binnentreden van de aarde-atmosfeer en slechts zelden vindt men op de aarde een groot stuk. In de oudheid werd het zeer harde en bijzonder taaie ijzer zeer hoog gewaardeerd. De grote helden die voor onoverwinlijk golden smeedden hieruit hun zwaarden. Wanneer men een stuk meteoorijzer slijpt, polijst en etst worden zeldzame structuren zichtbaar die voor dit kosmische ijzer typerend zijn, wat bij andere metalen niet het geval is.
(Weledaberichten nr.115 09-1978)
Meteoorijzer is een stof die van kosmische oorsprong is en voortdurend als een heel fijne regen op de aarde neerdaalt. Het gewicht van de aarde neemt dagelijks met ongeveer 1000 ton toe. De meeste meteorieten vergloeien wanneer ze de aardse atmosfeer binnenkomen. We vinden zelden een groot stuk op aarde. In de oudheid werd dit zeer harde en taaie ijzer zeer gewaardeerd. De grote helden, die als onoverwinlijk golden, smeedden hieruit hun zwaarden. Wanneer we een stuk meteoorijzer slijpen, polijsten en schoonetsen krijgen we merkwaardige figuren te zien die karakteristiek zijn voor dit kosmische ijzer en bij andere metalen niet worden aangetroffen.
(Weledaberichten nr. 156 04-1992)
[17-1] Over het ijzer in de mens Een artikel met eenzelfde strekking In diverse artikelen over Michaël wordt over het ijzer gesproken
meteorieten
Er zijn ook stenen die niet van de aarde stammen , maar uit de ruimte van het heelal om ons heen. Het is buitenaards gesteente, waarin vooral nikkel en ijzer zit.
Dagelijks komen er vanuit de ruimte ettelijke honderden tonnen in de richting van de aarde, weliswaar doorgaans van minimale afmetingen.
Men spreekt van meteoorsteen of ijzermeteorieten; het meest komen ijzermeteorieten voor. Er zijn vindplaatsen in alle werelddelen, gedeeltelijk door meteoorkraters aangeduid.
Wanneer we ’s avonds een ‘vallende ster’ of metoor zien moeten we bedenken dat er per etmaal meer dan een miljoen waargenomen kunnen worden.
Als een metoor in aanraking komt met de aardatmosfeer, wordt hij meteoriet genoemd.
Met een grote snelheid dringen kleine vaste lichamen uit de ruimte de atmosfeer binnen. Door botsing met de luchtdeeltjes worden ze sterk verhit.
We zien dan (het gebeurt op 90 a 100 km hoogte) gedurende een deel van een seconde een lichtende streep.
Als de meteorieten klein zijn, verdampen ze.
Soms zijn deze lichamen zeer groot.
In 1947 viel er een in de bergen van Siberië als een grote verblindende vuurbol. In Arizona (U.S.A.) en Australië zijn kraters geslagen van 1200 en 850 m middellijn. Dan treedt er een enorme explosie op, begeleid door schokgolven in de omringende aardkorst.
Er zijn thans meer dan 200 meteoriet-kraters bekend.
De ‘Long Island’ is een meteoriet met een gewicht van 564 kilo. De ‘Ranchito’ ijzermeteoriet heeft een geschat gewicht van 50 ton.
Meteoriet. Buitenaards gesteente. Vindplaats: DaI van Toluca, Mexico. Originele grootte: 7,3 bij 6,7 cm. Gewicht: 635 gram.
Door de meterorieten komen we iets te weten over de samenstelling van wat onze aarde omgeeft. Het blijken dezelfde grondstoffen te zijn die we hier al kennen. Dit is ook het geval met het materiaal dat men van de maan heeft meegebracht. Het waren geen edele stoffen. Er is reden om aan te nemen dat er behalve op aarde nergens edelstenen zijn.
0-0-0
molybdeenglans
0-0-0
muskoviet
Muskoviet. Kaliglimmer. Doorzichtig, zeer splijtbaar silicaat, veel voorkomende o.a. in granieten. Grotere platen worden gebruikt voor lampenglazen enz. enz.
0-0-0
natroliet
Natroliet. Bolvormige kristalgroepen (sferiten) van een samengesteld silicaat (rombisch).
0-0-0
oliveniet
0-0-0
onyx
Tussen de heldere bergkristal met zijn strenge, regelmatige vormen en de amorfe, nog waterhoudende melkachtig-troebele opaal zien wij de rijkdom aan verschijningsvormen van kiezelzuur. Min of meer in het midden van deze groep staan de agaten. Zij zijn opgebouwd uit lagen met verschillende kleuren die uit microscopisch kleine vezels bestaan. Pas met moderne methodes van onderzoek kon worden vastgesteld, dat ook deze minuscule kristallen dezelfde structuur als kwarts hebben. De onyx behoort tot deze groep van de agaten. Hij vertoont dikke lagen van meestal zwart-witte banden die uit cryptokristallijn kwarts bestaan (chalcedon). Vanwege de structuur en de gelaagdheid in licht-donker heeft men de onyx reeds in de Oudheid veel gebruikt voor de vervaardiging van cameeën. De onyx wordt, evenals dat bij de agaat in ’t algemeen het geval is, ook in amandelvormige brokken van verschillende grootte gevonden. De bekendste vindplaatsen zijn in Brazilië, India en in Idar-Oberstein.
Het woord opaal komt uit het Sanskriet: upala = edelsteen; een bewijs, dat de steen in de oudheid al bekend was.
De opaal bestaat evenals kwarts uit kiezelzuur, maar het is ongekristalliseerd met als gevolg een geringere hardheid.
Mooie opalen met een rijk kleurenspel rekent men tot de fraaiste edelstenen.
Vuuropaal. Mexico. Originele grootte 22 bij 35 mm. Verzameling Zoltan Buzas, München
De grondstof zelf is meestal kleurloos; de bonte kleuren, die het hele spectrum omvatten, ontstaan door interferentie van het licht (de wederzijdse werking van lichtstralen op elkaar). Het is hetzelfde verschijnsel (iriseren) dat men bij dunne olielaagjes op het water of bij zeepbellen kan waarnemen. Het is een regenboogkleurige schittering, die verandert met de gezichtshoek.
Hij is de zevende steen van het borstschild naar de Elberfelder Bibel (Exodus 28 : 19).
Van alle edelstenen is de opaal wel de geheimzinnigste. Alle kleuren van het zonnespectrum glanzen in een ondoorgrondelijke gloed vanuit zijn binnenste.
Plinius, Romeins schrijver eerste eeuw na Chr., kon hem in zijn ‘Natuurlijke historie’ al niet genoeg prijzen: ‘In hem is een zacht vuur als van een karbonkel, het glanzende purper van een amethist, het prachtige groen van de smaragd, het gouden geel van de topaas, het diepe blauw van de saffier, zodat alle kleuren in ongelofelijke mengeling glanzen.’
Niet alleen hier, maar bij andere wonderschone stenen, ook bij parels, is iets dat men wel genieten kan, maar dat niet onder woorden te brengen is.
Olivien (chrysoliet), fraai groen silicaat-mineraal, dat onder bepaalde omstandigheden in serpentijn over gaat. Halfedelsteen. O.a. in de Eifel.
0-0-0
parel
Grieks: margarites (van een stam, die glinsteren, schijnen betekent)
Chemie: ongeveer 10% organische bestanddelen, 3,5% water, rest calciumcarbonaat Hardheid: 3 à 4
Mattheüs 13:45, 46 Openbaring 21:21
Een parel geeft onvergelijkelijk fraaie en zachte kleurverschijnselen, die zich als iriskleuren aan het oog voordoen. Parels worden als zeer kostbaar beschouwd en op één lijn gesteld met de duurste edelstenen. De doorschijnende zachte glans, die de parel haar bijzondere bekoring verleent, noemt men de ‘luster’ of de ‘oriënt’ van de parel.
Parels worden door oesterachtige zeemossels gevormd uit parelmoer, de regenboogkleurige stof waarmee de binnenkant van hun schelpen bedekt is. De parelvormende zeeoesters zijn 8 cm in doorsnee, hun leeftijd gaat tot 13 jaar. Ze leven in de buurt van de zeekust tot op ca. 15 m diepte. Als nu een vreemd lichaampje, b.v. een zandkorreltje de schelp binnendringt, dan wordt de oester door dit vreemde bestanddeel geprikkeld (als een stofje in het oog). Zo’n binnengedrongen kerntje kan soms microscopisch klein zijn, maar de oester begint dadelijk de organische stof parelmoer af te scheiden.
Daaromheen komt radiaal een reeks kalkkristalletjes, waarop weer een uiterst dun laagje organische stof volgt. Deze concentrische opbouw duurt zo lang totdat het kerntje door de mossel zo ingekapseld is, dat zij geen hinder meer van het vreemde voorwerp ondervindt. Zo ontstaat een kogeltje – de parel. Zij is de draagster van de parelmoerglans. In principe zijn het dezelfde kleuren die ontstaan bij petroleum op het watervlak of de kleuren van zeepbellen.
De latijnse naam van deze pareloesterschelp is Pinctada Maxima. Met twee ingegroeide parels. Afkomstig uit Nieuw-Guinea. Grootte 14,3 x 13,7 cm. | Verzameling Hein Gaertner.
Men heeft berekend dat de vorming van grotere parels tot 10 jaar kan duren.
Veel van de opgeviste oesters bezitten helemaal geen parel, want slechts één op de 30 à 40 oesters levert een parel op. Andere daarentegen hebben er soms twee. Men heeft ook wel dozijnen kleine pareltjes in één oester aangetroffen.
De grootte van parels wisselt van speldeknop tot duivenei.
De grootste die bekend is, weegt 450 karaat. Ze heet ‘de ster van India’ en wordt bewaard in het Kensington Museum te London.
Er zijn fabelachtige sommen voor de mooiste parels betaald.
De duikers kunnen één tot drie minuten onder water blijven. Het is een moeilijk, heel ongezond en gevaarlijk werk, ook vanwege de haaien. Parelvissers worden meestal niet oud.
De belangrijkste vindplaatsen met de beste kwaliteiten (lichtrose en romig wit) zijn in de Perzische Golf, bij Sri Lanka en bij de Australische kust-aangetroffen.
0-0-0
0-0-0
perowskiet
Een titaanerts
0-0-0
pyriet
Pyriet in zijn natuurlijke vorm. Mineralen zijn voor de geschiedenis van de substantie van de aarde van grote betekenis: vorm, kleur, bijzonderheden van hun verschijning e.d. geven belangrijke aanwijzingen over de kosmisch-aardse processen waaruit ze ontstaan zijn en over de wijze waarop ze therapeutisch te gebruiken zijn.
Een robijn is rood; maar een kleur rood die eigenlijk niet met iets te vergelijken of aan te duiden is. Ze is volstrekt enig in de natuur. Om toch een vergelijking te kiezen: bij robijn is de beste kleur die van duivenbloed. Zulke dieprode robijnen komen uit Myanmar (vroeger: Birma) en zijn kostbaarder dan diamanten.
In de oudheid waren het al zeer begeerde stenen. Ook nu nog zijn ze heel hoog geschat.
De machtige vorsten van India voerden onder hun titels ook die van Koning der Robijnen. De grootste slijpwaardige robijn die ooit gevonden is woog 80 gram.
De robijn behoort, evenals de saffier, tot de korundgroep. Dit zijn na diamant de hardste edelstenen; hardheidsgraad 9.
Diamant staat met graad 10 bovenaan en is altijd nog 100 tot 140 maal harder dan robijn!
Korund wordt, ruw, in grote hoeveelheden gevonden, maar de grote massa is niet geschikt om als edelsteen te worden geslepen. Ze hebben ook teveel insluitsels. Ze worden fijn gemaakt en o.a. gebuikt voor amarilstenen, voor het slijpen van metaal enz.
Er zijn half-doorzichtige robijnen die in de richting van de as een zesstralige ster vertonen. Deze interessante verschijning heet asterisme en komt ook voor bij saffieren. Als deze stervorming fraai en goed zichtbaar is, spreekt men van een stersaffier en sterrobijn. Ze zijn als zeldzame spelingen van de natuur hoog in prijs. Het zijn reflectieverschijnselen, waardoor drie Iichtlijntjes optreden die elkaar kruisen en een zesstralige ster vormen, die over de steen schijnt te zweven. De oorzaak daarvan zijn kleine naaldjes, rutielkristallen in het inwendige van de steen.
0-0-0
roodguldigerts
0-0-0
rookkwarts
0-0-0
rubelliet
Rubelliet. Rode toermalijn, borium-houdend silicaatmineraal van ingewikkelde samenstelling.
De chemische samenstelling van de saffier is dezelfde als die van de robijn.
Het rood van de robijn wordt veroorzaakt door aanwezig chroom, de blauwe kleur van de saffier komt door geringe sporen van ijzer en titaan.
De mooiste saffieren zijn die uit Kasjmir (korenbloemblauw). Die uit Birma, Sri Lanka en Siam zijn lichter van kleur. De grootste werd gevonden in Opper Birma, een kristal van 63.000 karaat, d.i. 12,6 kg.
Er zijn saffieren (evenals robijnen) die schitteren als een zes-stralige ster als er licht op valt. Het zijn reflectieverschijnselen, waardoor drie lichtlijntjes optreden die elkaar kruisen en een zes-stralige ster vormen, die over de steen schijnt te zweven. De oorzaak daarvan zijn kleine naaldjes, rutiel-kristallen in het inwendige van de steen.
Saffieren zijn nog steeds zeer gezocht.
Hij schitterde als vijfde steen van het borstschild en als tweede van de goddelijke stad.
0-0-0
sardius
De sardis wordt door sommigen wel gelijk gesteld aan de robijn:
André Gibert schreef een artikelenreeks over ‘de edelstenen in de Bijbel’. Hij zegt: De sardis of sardius is de steen, die tegenwoordig robijn genoemd wordt. C.W. Wigram in zijn Hebr. Concordantie schrijft bij de odem: Kanttekening robijn. Dr. H. Rossier in zijn ‘De symbolische betekenis van de Openbaring’ zegt: ‘De sardius, anders genoemd robijn, een bloedrode edelsteen.’
Men werpt wel legen dat sommige edelstenen in oud-testamentische tijden nog niet bekend waren, maar dit is niet altijd overtuigend.
De sardis wordt als eerste edelsteen van het borstschild genoemd. Ook als zesde fundament van het Nieuw Jeruzalem.
De Hebreeuwse naam voor sardis is odem. Deze naam is nauw verwant met het bijbelse Adam. Het woord Adam kan vertaald worden door mens en is letterlijk rode (aarde).
Odem zit ook in de naam van Ezau, n.l. Edom = rood.
Robijn in zoïsiet. Uit Langido, Tanzania. Hoogte 14 cm. O Verzameling Hein Gaertner.
In de edelsteensnijkunst (graveren) krijgt men mooie resultaten met gelaagd materiaal. Dit zijn stenen met evenwijdige banden. Men noemt ze lagenstenen. Men combineert dan een lichtgekleurde laag met een donkere. Zo ontstaan meesterstukjes van graveerkunst.
De sardonix heeft witte lagen, afgewisseld door bruine. Hij is verwant met de onix (zoals hij heet in de Elberfelder Bibel O.T.
Bij onix (Grieks voor ‘vingernagel’ wegens zijn doorschijnende karakter) is een witte bovenlaag gecombineerd met een zwarte grondlaag.
Ze zijn beide lid van de kwartsfamilie.
Het is de elfde steen van het borstschild en de vijfde bij het Nieuw Jeruzalem.
We kunnen in de Bijbel over zijn hoedanigheid en betekenis niets vinden.
sardonix, Barzilië. Breedte 12 cm.
0-0-0
scheeliet
0-0-0
sideriet (ijzerspaat)
Sideriet (ijzerspaat) is een verbinding van het tweewaardige ijzer met koolzuur. De eigenschappen van dit mineraal zijn echter afhankelijk van het milieu. Heel jonge verbindingen, die nog niet met de zuurstof van de lucht in aanraking zijn gekomen, zijn gelei-achtig zacht en nog geheel wit; de verder voorkomende kleuren daarentegen zijn gelig, geelbruin of grijs. Als een stuk ijzerspaat een lange tijd ergens op een helling heeft gelegen, wordt het donkerbruin. ( In de oxydatiezone van de ‘Eiserne Hut’ verandert het totaal in het lichtbruine limoniet en de daarbij behorende kalk wordt afgescheiden in de fraaie op koraal gelijkende zogenaamde ijzerbloem). Naast de meestal grove en grof gevormde verschijningen vindt men ook mooie op andere mineralen gegroeide kristallen. Zij hebben een honinggele kleur en kunnen bovendien doorzichtig zijn. Bekende vindplaatsen zijn Neudorf in de Harz, Siegerland en Erzberg in Stiermarken. In de Weleda is sideriet een belangrijke grondstof voor vele ijzerpreparaten.
(Weledaberichten nr. 130 09-1983)
0-0-0
smaragd
Hebreeuws: bareketh Grieks: smaragdos
Exodus 28:18 Openbaring 4:3; 21:19
Chemie: Be3Al2(SiO3)6. Hardheid: 7,5
De smaragd behoort tot de merkwaardigste en schoonste edelstenen die we kennen. Zijn prachtig verzadigd groen is de kleur van de bomen, van het gras, de weiden; ook van nieuw leven, van hoop en verwachting. Bewonderen we bij andere stenen een schitterende majesteit, een hoge glans, een reinheid, een fonkelend vuur — bij de smaragd is het de ondoorgrondelijke diepte van zijn zachte en liefelijke kleur.
Smaragd werd als vierde edelsteen door Aaron gedragen op zijn hart en is ook de vierde van het Nieuw Jeruzalem.
Plinius schreef ruim 1900 jaar geleden: ‘We beschouwen het groen van de kruiden en bladeren met welgevallen, maar nog liever kijken we naar de smaragden, want hun groen is het schoonste van alles. Niets is voor de ogen zo goed als deze kleur; het doet weldadig aan en vermoeit niet. Zijn de ogen door inspanning vermoeid – door het kijken naar het groen in de natuur en naar smaragden worden ze weer gesterkt.’
Bij opgravingen bleek dat smaragden 2000 jaar voor Christus al bekend waren. Ze werden gevonden in de buurt van de Rode Zee – een verwijzing naar de onmetelijke rijkdommen van de Farao’s. Ook de smaragdmijnen van Cleopatra waren beroemd.
In het Brits Museum is een smaragd van 1385 karaat. In de ‘Weense schatkamer’ is een kruikje te bewonderen van 12 cm hoogte dat uit een enkel smaragdkristal gesneden is.
Een groot aantal historische smaragden komt uit de Inkaschatten. Het Kremlin in Moskou bewaart een kristal van 12 bij 25 cm.
De beste en kleurzuiverste komen uit Colombia, noordelijk van de stad Bogota.
Een volkomen transparante smaragd, vrij van insluitsels, is een grote zeldzaamheid. Overigens doen insluitsels bij smaragden niets af van hun waarde en zijn tevens een middel tot aanwijzing van de herkomst. Een smaragd is dus bijna nooit rein, maar juist de insluitsels vormen de eigenaardigheid van zijn schoonheid. Wanneer deze kleine scheurtjes en veelvoudige inlegsels door een loep bekeken worden, zien de ogen het afwisselingsrijke beeld van een tovertuin. Men kan eigenlijk het bekoorlijke lichtspel van een smaragd niet treffender karakteriseren dan met de in de edelsteenkunde gebruikelijke aanduiding ‘jardin’ of tuin. Het is deze’geheimnisvolle ‘jardin’ die hem boven de meeste edelstenen in de wereld verheft.
Smaragdgroen is de kleur die het meest op de voorgrond treedt bij de regenboog.
In Openbaring 4:3 ‘En rondom de troon was een regenboog, een smaragd gelijk.’
Smaragd. Een zeldzame vondst is het, wanneer beide einden vrij zijn. Meestal is één eind vergroeid met het moedergesteente. Dit laatste bestaat hier uit kwarts met pyriet. Vindplaats: Colombië. Totale hoogte 5 cm. Lengte van het smaragdkristal 2,7 cm.
0-0-0
sodaliet
Sodaliet is een weliswaar meestal kleurloos voorkomend mineraal, maar is vaak ook in een opvallend mooie blauwe kleur te vinden. Deze blauwe sodaliet wordt graag als siersteen gebruikt. Naar zijn structuur behoort sodaliet tot de aluminiumsilicaten en is daardoor verwant aan de veel voorkomende veldspaat. De blauwe kleur is in zoverre een bijzonderheid, omdat deze niet, zoals bij de kleuren van de andere mineralen, op het aanwezig zijn van een zwaar metaal duidt. Dit is ook bij de Lapislazuli het geval, die dezelfde formule heeft en waar uit men vroeger het kostbare ultramarijn blauw won. Sodaliet wordt ook bij de geneesmiddelbereiding gebruikt. De mooiste stukken komen uit Zevenburgen, Portugal en Groenland.
(Weledaberichten nr.133 09-1984)
0-0-0
spaatijzersteen
Spaatijzersteen. Hexagon. kristallen (of kristallijne massa’s van FeCO2. In fraaie, grote kristallen op Elba.
0-0-0
spiesglans
0-0-0
spijskobalt
0-0-0
steenzout
Steenzout is de typische representant voor de krachten van het zout. De kubusvorm die men vroeger beschouwde als uitdrukking van de werkzaamheid van de aarde, is er karakteristiek voor.
(Weledaberichten nr.97, 06 1973)
0-0-0
tijgeroog
0-0-0
tin Zoals je het karakter bij een mens kunt schetsen, zo kun je ook het karakter van een stof beschrijven. Je brengt alle eigenschappen, gedragingen en handelingen die op een typische manier met de stof te maken hebben in beeld en leest daaruit wat zijn karakter is. Welke acties en reacties zijn dan karakteristiek voor tin?
Een stang uit tin kun je buigen, want het metaal is relatief week. Bij het buigen hoor je een krakend geluid, dat de ‘tin-schreeuw’ wordt genoemd. Het ontstaat doordat de kristallen in het tin ten opzichte van elkaar verschuiven. Deze spanning tussen enerzijds het inwendig gevormd zijn en anderzijds de weke vervormbaarheid, komt bij geen ander metaal zo uitgesproken voor als bij tin. Als je tin boven 160 graden (Celsius) verhit, wordt het broos en valt het uiteen. Hetzelfde gebeurt wanneer het in een koude omgeving van minus 40 graden Celsius wordt gebracht: dan verbrokkelt het en wordt het tot poeder. Deze neiging tot verbrokkeling heerst dan nog zo sterk in het poeder, dat het zelfs ander tin kan ‘besmetten’ als je het poeder erop legt. Men noemt dit verschijnsel ‘tinpest’. Er zijn dus twee mogelijkheden: of het tin blijft week en vervormbaar, of het vervalt door hitte of kou tot poeder. Verhit je het metaal tot boven de 232 graden, dan wordt het vloeibaar. Dat blijftzo tot 2300 graden. Geen enkel ander metaal heeft zo’n lang traject tussen smelten en verdampen. Tin verzet zich dus als het ware tegen het te vast worden en het vluchtig worden. De weke, vaste vorm en het vloeibare horen bij hem.
Verbindende kracht Tin verbindt zich gemakkelijk met andere metalen en is dan ook zeer geschikt om legeringen mee te vormen. Bekend is het brons, dat meestal voor 93% uitkoper en 7% uit tin bestaat. Klokken of gongen die uit brons worden gegoten, klinken helderder en gevormder dan wanneer men alleen koper heeft gebruikt. Ook drukletters werden doorgaans uit een legering gemaakt van lood, tin en antimoon. Soldeer bestaat uit tin met wat lood. Door het soldeer verbind je twee metalen met elkaar, terwijl ze toch gescheiden blijven door het tin: het tin maakt een grensvlak tussen de te solderen delen. Datzelfde gebeurt met het zogenaamde vertinnen. Tin is als metaal vrij edel. Dat wil zeggen, het wordt niet snel aangetast door lucht of door vloeistoffen waarin zich chemisch werkzame stoffen bevinden. Daarom worden loden pijpen of koperen ketels soms met een dun laagje tin bedekt. Het meest bekend in dit opzicht is blik (in het Engels ‘tin’). Het ijzer van het blik is bedekt met tin: hier gaat het opnieuw om een grensvlak waardoor het ijzer wordt gescheiden van de vloeistof of de vochtige voedingsstof in het blik. Ten slotte kennen we sinds de oudheid de tinnen gebruiksvoorwerpen, zoals schalen, vazen en bekers. Deze werden niet gehamerd of gedreven, zoals bijkoperen gebruiksvoorwerpen veelal het geval was, maar altijd uit het gesmolten tin in de vorm gegoten. Samenvattend kun je zeggen: karakteristiek voor tin is zijn vormkracht die echter niet star, maar beweeglijk en veranderbaar is. Daarnaast fungeert tin alsschepper van grensvlakken; verbindend en toch uit elkaar houdend.
Zeus en Pallas Athene In verhouding tot bijvoorbeeld ijzer en koper komt tin slechts in kleine hoeveelheden voor, zowel in de aardkorst als in het menselijk lichaam. In de aarde vindt men het voornamelijk in samenhang met kiezelgesteenten, vaak in zigzag-vormige aderen; als een bliksem. In het menselijk lichaam tref je de kiezel vooral aan op grensvlakken, namelijk in de huid, maar ook daar waar de vliezen de lichaamsorganen omhullen: het longvlies, het hartvlies en het buikvlies. In de Griekse mythologie werd Mars of Ares met het ijzerproces en Venus met het koperproces in samenhang gebracht. Temidden van deze goden vindt men ook Zeus (bij de Romeinen Jupiter genoemd). Deze oergod was de schepper van de vormen. Hij bracht orde in het heelal en hield de dingen bij elkaar, maar ook naast elkaar. Hij werd ook wel de wolkenverzamelaar genoemd. Men denke aan de machtige plastiek van de cumuluswolken. Bij de beeldhouwwerken van Zeus valt in diens uitdrukkingvol gezicht vooral zijn voorhoofd op. Uit dit voorhoofd werd zijn dochter Pallas Athene geboren. Zij was de godin van de wijsheid, van het vermogen ideeën te vormen en de ene gedachte met de andere te verbinden. De vormende kracht kan in de stoffelijke wereld werken, maar ook in de innerlijke. Elke creatieve gedachte is eigenlijk een kortstondige plastiek. In Zeus (en Pallas Athene) vinden we de karakteristieken van het tinproces.
Therapeutische mogelijkheden Wanneer er een loodvergiftiging optreedt, gaat het lood naar de hardste delen van het lichaam, met name naar de botten. Bij een tinvergiftiging daarentegen gaat het tin naar de spieren, de hersenen en de lever; dus naar de wekere organen. Overeenkomstig aan deze verhoudingen heeft de therapie met tin in de antroposofische geneeskunde speciale toepassingsgebieden gekregen. Heel algemeen gezegd: tin helpt de mens bij het in beheersing houden van zijn vloeistoffen, bij het vormen van het vocht in de wekere delen van het lichaam. De lever bijvoorbeeld is een zeer waterrijk orgaan dat van zich uit zeer weinig plastiek heeft. Tin helpt de lever het midden te | houden tussen vormloosheid en verharding. Op dezelfde wijze kan tin ook in de hersenen een teveel aan water voorkomen, dat optreedt bij de neiging tot een waterhoofd. Verder werkt tin op plekken waar grensvlakken zijn en waar zich stoornissen in het vochtorganisme voordoen: bij vocht in het gebied van het longvlies, het hartvlies en het buikvlies. Ook gewrichten waar door middel van het kraakbeen de botten aan elkaar grenzen, zijn ontvankelijk voor tintherapie, evenals zwellingen door trauma’s of door afwijkingen aan het kraakbeen. In alle gevallen gaat het om de vormkracht van tin en zijn vermogen het vocht te beheersen.
(Joop van Dam arts, Weledaberichten 174, najaar 1997) .
Titaniet (sphen). Monokline kristallen van een titaanerts.
0-0-0
toermalijn
De geheimzinnige krachten die de toermalijn in zich verbergt komen niet alleen in zijn buitengewone kleurenrijkdom tot uiting, maar bij het wrijven en verwarmen van de stenen komen bij de toermalijn elektrische verschijnselen voor. De structuur van deze aan het licht verwante edelsteen is trigonaal, d.w.z. de driehoek ligt eraan ten grondslag. De mooiste exemplaren werden in Madagaskar en Brazilië gevonden.
(Weledaberichten nr 107 12-1975) .
De toermalijn neemt onder de edelstenen in veel opzichten een bijzondere plaats in. Hij vertoont eigenlijk de hele scale van kleuren. Eén kristal kan zelfs verschillende kleuren hebben, die afhankelijk van hoe men hem houdt ook de driedelige symmetrie van zijn opbouw laten zien. De meestal lange kristallen vertonen een ongewone polariteit: de beide uiteinden zijn totaal verschillend gevormd en de verbinding bestaat meestal uit een zeskantige zuil die in een driekantige overgaat. Men krijgt daardoor de indruk, dat de toermalijn zich in de ruimte oriënteert. De polariteit blijkt voorts door electrische verschijnselen, ladingen, die zowel door verwarmen als ook door te wrijven kunnen worden opgewekt. Scheikundig is de toermalijn een heel gecompliceerd samengesteld silicaat dat wel twintig elementen kan bevatten. De mooiste toermalijnen komen uit Ceylon, Madagascar en Brazilië. Voor bepaalde geneesmiddelen van de Weleda wordt de stralend donkerrode variëteit, de zogenaamde rubelliet, gebruikt.
(Weledaberichten nr. 120 04-1980)
.
Toermalijn (zwarte) o.a. in granaten. Dunne platen doen dienst in polarisatie-toestellen.
0-0-0
topaas
Topaas: in de spleten en holruimten van granietachtig oergesteente is een hele reeks edelstenen en zeldzame mineralen te vinden. Hierbij is ook de topaas die als siersteen zeer geliefd is. Hij heeft een bijzondere gloed, ook ongeslepen en een grotere hardheid dan de bergkristal. De topaas, een kleiaarde-fluor-silicaat, vinden we in de verschillende kleuren die de metalen hem geven. De meest voorkomende en meest bekende is de goudnuance die deze edelsteen door chroom krijgt. De blauwe topazen hebben hun kleur door het ijzer, de roodachtig gekleurde door vanadium, een aan het ijzer verwant metaal. Uit Mursinka in de Oeral kwamen hele mooie blauwe stenen die echter in zuiverheid en kleur overtroffen werden door enige zeldzame exemplaren uit het Fichtelgebergte, waar veel graniet is. In het uitgestrekte Rusland zijn ook roze en paars-blauwe stenen te vinden waarvan sommige heel groot zijn, tot een gewicht van 30 pond. Kamtschatka levert groene en de belangrijke Braziliaanse soorten die kleurloos, geel, roze-rood en blauw zijn, waarbij ook vaak exemplaren met vloeistofinsluitsels gevonden worden. De kleuren en de licht doorlaatbaarheid omgeven die zich in het donker der aarde vormende edelstenen met een geheimzinnige glans die door alle tijden heen de verbazing en de fantasie in de mens opgeroepen heeft.
(Weledaberichten nr.113 12-1977)
0-0-0
topaas
Hebreeuws: pitedah Grieks: topazion
Exodus 28:17 Openbaring 21:20
Chemie: Al2SiO4(F,OH)2 Hardheid: 8
De meeste schrijvers stemmen erin overeen dat dit de huidige topaas is met zijn rijke gele luister.
Pitedah betekent volgens deskundigen ‘de gele’. In de Griekse vertaling van het Oude Testament heet hij ‘topazion’ waar duidelijk ons woord topaas in zit.
Men verhaalt dat schipbreukelingen aan land gingen op een eiland in de Rode Zee en daar deze steen ontdekten. Het eiland en de steen doopten zij Topasos = gezocht en gevonden. De topaas straalde als tweede steen van het borstschildvan de hogepriester, was tevens negende van de heilige stad.
Er zijn grote kristallen bekend, die vele kilo’s wegen. Men heeft ze gevonden tot 30 kg.
485 mooie topaaskristallen zijn in de Engelse koningskroon verwerkt.
Deze doorzichtige steen is van een schitterend goudgeel. Hij heeft een levendig vuur en schittert als een zonnestraal.
Op het schiereiland Sinaï werd al ruim 2500 jaar voor Christus turkoois in de mijnbouw gewonnen. Tot in het begin van onze eeuw werden deze mijnen nog geëxploiteerd, nu zijn ze vrijwel uitgeput. De turkoois uit Sinai was van edelsteenkwaliteit. Vindplaatsen waren in het Westen van het schiereiland; transport naar Israël was dus goed mogelijk.
Turkoois is een van de weinige edelstenen die niet door sterke verhitting of persing ontstaan zijn, maar door langzaam sijpelen van water door de rotsen.
Ze kwamen ook uit Perzische mijnen, werden dan via Turkije vervoerd naar Europa; vandaar de naam.
De meest voorkomende kleur is groen – blauw. Daardoor is ‘turkoois’ een aanduiding geworden voor een groen – blauwe tint.
De raderen van Gods bestuur die Ezechiël zag, hadden de kleur van turkoois (Ezechiël 1:16). Ze gaven aan, dat alles op aarde geregeld wordt door de hemel, door God; ook al schijnt Zijn handelen voor ons nog zo onbegrijpelijk.
In Hooglied 5:14 zien we dat de schoonheid van de bruidegom bezongen wordt door de bruid. Gelovigen weten, dat deze bruidegom een beeld is van Christus en dat alle gelovigen op aarde Zijn bruid vormen. Ze zegt: ‘Zijn handen zijn als gouden ringen, gevuld met turkoois!’
Turkoois, uit de U.S.A. ⅓ verkleind. Midden: turkoois in gesteente. Links en rechts: geslepen exemplaren.
0-0-0
uraanpekerts
0-0-0
vermiljoen
0-0-0
vesuviaan
0-0-0
vivianiet
Vivianiet (blauwijzererts) is, scheikundig gezien, een verbinding van fosfor met ijzer. De kristallen zijn donkerblauw, glazig en meestal stengelvormig. Dikwijls komen ze voor in op egels lijkende bolvormen. De ondoorzichtige blauwe kleur is bij ijzerverbindingen zeldzaam. Uniek bij ijzerhoudende mineralen is evenwel als deze soms helder en doorzichtig zijn. Vivianiet is te zacht om als siersteen te dienen. De vorming ervan is secundair, d.w.z. er ontstaan door verwering en sedimentatie nieuwe verbindingen, waarbij het fosforzuur meestal van organische oorsprong is. Er zijn fossiele beenderen gevonden die een inslag van vivianiet vertonen. De bekendste vindplaatsen zijn Cornwall, Kameroen (met stukken tot een halve meter groot) en Waldsassen in Beieren. De verbinding van fosfor en ijzer- twee voor de menselijke stofwisseling en ademhaling levensnoodzakelijke substanties – wijst erop, dat dit mineraal, mits dienovereenkomstig toebereid, ook een werkzaam geneesmiddel in de therapie van de arts kan zijn.
(Weledaberichten nr. 138 04-1986)
0-0-0
vloeispaat
0-0-0
zilver
Zilver (argentum) is evenals het goud van oudsher met de mensheid verbonden en stond sinds de oudste tijden in het teken van de maan. Vanwege zijn uitzonderlijk reflecterende eigenschap is het zilver het oerbeeld van de spiegel. Oorspronkelijk een metaal met uitsluitend cultische betekenis werd het later voor munten gebruikt en tenslotte een hulpstof voor de fotografie. Zilver wordt niet alleen als zwavelverbinding, zoals de meeste andere metalen, gevonden, maar ook veelal in gedegen toestand. Men vindt dikwijls prachtige op haren en lokken lijkende vormen en op varens lijkende dendrieten. Het blinkende zilver gaat gemakkelijk een verbinding aan met zwavel. Dan ontstaat er een geel-bruine laag zwavelzilver, die zelfs geheel zwart kan worden. De bekendste vindplaatsen van gedegen zilver zijn Kongsberg in Noorwegen, Ffeiberg en Joachimsthal in het Ertsgebergte in Duitsland. Het merendeel van het geproduceerde zilver wordt echter verkregen door het roosten van loodglans dat altijd sporen van zilververbindingen bevat. Naast vele andere indicaties wordt gepotentieerd zilver toegepast om ontstekingsprocessen tegenezen.
(Weledaberichten nr,141 04-1987)
Het ïs een bekend ervaringsfeit dat de zon en de maan invloed hebben op wat er op de aarde gebeurt. Door zijn licht beïnvloedt de zon op beslissende wijze de groei van de plantenwereld, terwijl de seizoenen en de daarbij horende processen in de natuur corresponderen met de wisselende stand van de zon ten opzichte van de aarde. Wat de maan betreft: iedereen weet dat eb en vloed met de maan samenhangen. Minder bekend is dat ook voortplantingsritmen bij bepaalde lagere dieren de actuele maancyclus volgen – zoals de Paolo-worm en bepaalde vissoorten in de Stille Oceaan – en dat men voor het zaaien met de maanfasen rekening kan houden: vroeger een ‘boerenwijsheid’, thans door wetenschappelijk onderzoek geverifieerd.
In vroeger tijden werd naast de invloed van zon en maan ook nog rekening gehouden met de werking van andere hemellichamen op aardse gebeurtenissen. Shakespeare laat in zijn stukken meermaals zijn personages refereren aan de invloed van Mars en Venus op het verloop van de ontwikkelingen op het toneel. In de middeleeuwen werd een verband gelegd tussen planeten en organen (hart en zon, nier en Venus enzovoort) en zag men ook een samenhang tussen planeten en metalen. Om het zilver in zijn therapeutische werking te gaan begrijpen, wil ik op dit laatste verband kort ingaan.
Proeven met filtreerpapier In de jaren twintig en dertig van deze eeuw werden door de biologe Lili Kolisko proeven gedaan om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen bepaalde planeten en specifieke metalen. Zij bracht daartoe metaalzouten in oplossing en hing hier stroken filtreerpapïer in, zodanig dat de onderkant van het papier net onder het oppervlak van de oplossing terechtkwam, waardoor de vloeistof door het papier kon worden ‘opgezogen’. Waarom dit oplossen van metaalzouten in water? Vaste stoffen zijn onderhevig aan de aardse wetmatigheden en worden daardoor onder andere door de zwaartekracht vanuit het middelpunt van de aarde aangetrokken. Vloeistof daarentegen zorgt dat er een ontvankelijkheid optreedt voor de periferie (bijvoorbeeld de zon en de maan). De planten, die voor hun bestaan water nodig hebben, staan door deze vloeistof ook open voor de perifere krachten: hierdoor groeien ze tegen de zwaartekracht in en kunnen de levensverschijnselen optreden.
Terug naar de proef: de in het filtreerpapïer opgetrokken metaalzouten lieten een regelmatig en telkens terugkerend patroon zien, al waren er variaties. De variaties die optraden bleken met de constellatie aan de hemel samen te hangen. Bij zonsverduistering bleek dat de oplossingen met goudzouten beduidend minder hoog waren ‘opgezogen’ dan bij normale zonnestand. Bij alle volgende zonsverduisteringen trad ditzelfde fenomeen op. De maan bleek een verbinding te hebben met het zilver. Deze samenhang toonde zich in de herhaling van karakteristieke beelden bij volle maan, nieuwe maan, afnemende en toenemende maanfasen.
Leven, licht, maan en zilver In de plantenwereld is zichtbaar hoe de ontplooiing en vormgeving van groeiprocessen samenhangen met het licht. In een korte formule gebracht: licht zorgt voor het leven. Een karakteristiek van zilver blijkt zijn verhouding tot licht te zijn. Er is geen metaalzout zo lichtgevoelig als zilverzout. Daarop berust de fotografie. De indrukken op de filmplaat worden vastgehouden door de chemische veranderingen die het licht in de zilververbindingen bewerkstelligt. Anderzijds heeft zilver het vermogen tot spiegelen. Geen ander metaal levert zulke goede spiegels als zilver, als het hemellichaam dat zich het dichtst bij de aarde bevindt, bemiddelt de maan de werking van alle andere, verder gelegen planeten. Het maanoppervlak reflecteert als een extra spiegel voor de aarde de werkingen van deze planeten en geeft ze door. Deze niet-aardse krachten, die uit de periferie komen, worden door de maan in de aardesfeer binnengeleid. Deze werkingen worden, zoals boven beschreven, zichtbaar in de levensverschijnselen: groei, opbouw, regeneratie en de reproductie (voortplanfing) als zodanig. Uit de medische ervaring blijkt nu dat ook zilver, als het metaal dat met de maan samenhangt, de levenskrachten bevordert.
Medische toepassingen Bij een te zwakke opbouw, ondervoeding en een gebrekkige vitaliteit, moedigt zilver met name bij kinderen de te zwakke levenskrachten aan. Als mensen langdurig chemische middelen hebben gebruikt (zoals pijnstillers), helpt zilver het organisme weer op te bouwen. De levensakker wordt als het ware opengeploegd. Door allerlei omstandigheden – zoals stress, een overvloed aan zintuigindrukken, zorgen, examens, of ook door de eigen constitutionele aanleg – kan iemand te weinig vitaal zijn. Door de zwakte in de levenskrachten kan ook de ziel futloos, droog en fantasieloos worden. Met behulp van zilver is het mogelijk een fysiologische basis voor een fris en productief zielenleven te scheppen. De ziel moet natuurlijk wel dit gezonder wordende instrument zelf bespelen! Verder kan zilver als medicament de vruchtbaarheid bij de vrouw bevorderen. (In de menstruele cyclus van de vrouw is het maanritme te herkennen.) Ten slotte: bij shocks raakt de verbinding van het innerlijk wezen van de mens met zijn lichaam losser, het kan zelfs zo ver gaan dat men flauwvalt. Ook het levenskrachtenorganisme wordt dan mee losgetrokken. Zilver is een beproefd middel bij de behandeling van shocks, omdat het helpt het levenskrachtenlichaam en het fysieke lichaam weer intensiever met elkaar te verbinden.
(Joop van Dam, arts, Weledaberichten nr. zomer 1998)
zie ook goud en zilver (bij goud)
0-0-0
zilver
Hebreeuws: kesef Grieks: argurion Soortelijk gewicht: 10,5 Hardheid: 2,5 ‘a 3 Chemie: Ag (Argentum)
Zilver is een van de ruim 100 elementen die we kennen. Het is harder dan goud, maar toch nog uitzonderlijk goed bewerkbaar. Het grootste deel van de wereldproductie (9500 ton per jaar*) wordt niet meer voor muntmetaal gebruikt, maar in de techniek en in de chemie, vooral voor fotografische doeleinden. (Zilver wordt gewogen in troy-ounces) In de Bijbel wordt veel over zilver gesproken, ongeveer 200 maal. Ook lezen we een twintigtal malen over zilverlingen of zilverstukken. In bijbelse tijden was zilver namelijk het betaalmiddel bij uitstek. Soms lezen we over zoveel honderd sikkelen zilver. De helft van een sikkel zilver moest een Israëliet betalen als hij 20 jaar werd en overging tot ‘de getelden van het leger’ (Exodus 30:11-16). Hij werd dan ‘meegeteld’. Laten we er goed op letten dat het zilver hier genoemd wordt ‘het zilver der verzoeningen’. Wilde men meegeteld worden bij Gods volk, dan moest er een verzoeningsprijs betaald worden. *jaartal onbekend.
Zilver. Vindplaats: Mexico. Originele lengte 2,6 cm. >
zilver
0-0-0
zinkblende
0-0-0
zinkspaat
Zinkspaat of galmei, vaak verontreinigd met allerlei bijmengsels. Belangrijk zinkerts. ook in Z.-Limburg.
0-0-0
zinkvaalerts
0-0-0
zwavel
Zwavel (Sulfur) vertoont in het mineralen rijk een sterke relatie met de zware metalen waarmee hij de belangrijkste, meestal mooi gekleurde, metaalachtig glanzende verbindingen, de sulfieten, vormt. Op enkele plaatsen echter, waar bijzondere omstandigheden dat mogelijk maken, komt de zwavel in gedegen, dat wil zeggen zuivere, door geen andere stoffen beïnvloede vorm voor. Wij zien dan stralend gele kristallen, die doen denken aan bevroren vuur. Door hun eigenschappen passen zij evenwel niet goed in de voorstelling die wij van een stabiel kristal hebben. Zwavel is een element dat slechts tegenstrevend de vorm van een kristal aanneemt; het lijkt alsof hetelke gelegenheid te baat neemt om zich van die meer aardse wetmatigheden te ontdoen. Het is bijvoorbeeld heel zacht en bros en men kan het zonder moeite vergruizen. Als men in een stukje zwavel knijpt en het bij zijn oor houdt, hoort men het duidelijk knerpen, waaruit de onstabiele structuur van dit mineraal blijkt. Maar niet alleen voor druk is het gevoelig. Deze “steen” is ook gemakkelijk ontvlambaar. Hij brandt dan met een klein helderblauw vlammetje – bij een mineraal wel een heel (ongewone eigenschap! Bij het verwarmen verandert op allerlei manieren de structuur van het kristal, tijdens dit proces wordt de zwavel eerst heel vloeibaar, daarna stroperig en taai om kort voor hetverdampen nog een keer uiterst vloeibaar te worden. Maar ook de kleur verandert: eerst heldergeel, dan honing- tot barnsteenkleurig, vervolgens donkerbruin tot bijna zwart om tenslotte oranje op te lichten. De mooiste zwavelkristallen wordon op Sicilië en op verschillende plaatsen in Spanje gevonden.Lousiana en Texas, in de Verenigde Staten hebben de rijkste vindplaatsen. Therapeutisch heeft de zwavel een duidelijke relatie met alle stofwisselings- en ontstekingsprocessen. Daardoor is hij een belangrijk medicament in de handen van de ervaren arts.
Over het ijzer in de mens waarin ook de zwavel wordt genoemd Een artikel met eenzelfde strekking In diverse artikelen over Michaël wordt over ijzer en zwavel gesproken
Hoewel ‘oudjaar’ geen jaarfeest is dat op de vrijescholen wordt gevierd, horen onderstaande activiteiten
voor sommige gezinnen en in sommige streken van het land tot de activiteiten in de gang van het jaar.
.
Wendela van Mansvelt, Jonas 8/9, 15-12-1978
TOEKOMSTKIJKEN
Loodgieten op oudejaarsavond
Oudejaarsmiddag zet in met één grote bedrijvigheid: de laatste ingrediënten voor de maaltijden worden, in kartonnen en manden, binnengehaald – morgen is immers ‘zondag’ – de lucht van oliebollen en kaarsen hangt in het huis, gemengd met dennengeur. Blokken voor het haardvuur worden aangesleept en opgestapeld, een zakje antracietnootjes ernaast, de grote grijze zinken teil uit de schuur gewrikt, een stevige soeplepel (aluminium) bij de haard gelegd, loodbrokken pakklaar. We gaan toch lood gieten? Een oud stuk kleed voor de haard zal geen overbodige voorzorgsmaatregel blijken.
In afwachting van de gasten wordt de haard al aangestoken, als het zover is, zal een laag rood-smeulend vuur nodig zijn. Uit de andere kamers worden half opgebrande kaarsen in veelvormige kandelaars aangedragen en evenals de kerstboom, van nieuwe kaarsen voorzien. Na een ‘makkelijke’ maaltijd wordt in de keuken de laatste hand gelegd aan allerlei lekkers voor het middernachtelijk souper. ’t Huis vibreert van activiteit! Als de gasten met spannende pakjes ter opluistering van deze avond gearriveerd zijn, wordt een ‘heiligen’ legende of iets anders, ons dierbaar, voorgelezen bij het licht van de kerstboom.
We duimen dat bel en telefoon dit rustige uur niet zullen verstoren. Het doet goed samen stil te luisteren, de kring van gasten en familieleden gade te slaan bij het kaarslicht, de beelden uit het verhaal voor je te zien. Napraten over het voorgelezene komt aan de orde, de kinderen popelen om hun geluk te gaan beproeven met het loodgieten.
Wie mag het eerst? We tellen af en de uitverkorene mag de soeplepel, waar hij een loodbrok in legt, boven het vuur houden. Tal van goede raad begeleidt deze eersteling: ‘Kijk uit, ’t is levensgevaarlijk als je morst, pak die handschoen, ezel, je brandt zo je vingers. Is er genoeg water in de teil en de weg tussen haard en teil niet versperd door op de grond staande kopjes en glazen, kandelaars die haast omvallen, ledematen van gezinsleden, die juist een goed plekje vlakbij de teil kozen om alles van de eerste rang af te volgen? Niet zo lang in ’t vuur, de lepel smelt straks nog!’ Snel smelt het lood, een zware brij ligt in de lepel. Nu flink en doortastend naar de teil lopen – goed kijken – mikken – gooien -sschwt – ’t is gebeurd. Wat zal het zijn? Onmiddellijk stolt het lood in het koude water en de eerste gooier vist voorzichtig met z’n hand zijn creatie uit het water. Ooo’s en aaa’s vullen de ruimte, ’t lijkt wel een boot – ach wel nee, beneden lijkt het op een kip. Net iets voor jou, een soort vliegtuig! Snelheid en richting gaven vorm aan het gesmolten lood, in één handomdraai werd een persoonlijk karakter aan de egale vloeistof gegeven. – Nu de Bijbel – waar ligt ie nou? De ‘gieter’ krijgt de grote statenbijbel in de hand, wordt geblinddoekt en slaat dan de Bijbel open. Met een potlood zonder punt, zo makkelijk te vinden in een groot gezin, wordt een regel aangewezen in de tekst. Soms verdwaalt een hand zó erg dat bijsturen geboden wordt. Blinddoek af en nu hardop lezen!
De ouderen van ’t gezelschap moeten soms helpen om de tekst voor te lezen en de netelige situaties, die het Oude Testament beschrijft, wat te omzeilen. ‘Dat slaat op jou – ‘k snap er niks van – goed onthouden hoor!’ Dan is de volgende al aan de beurt. Met verhitte gezichten, waar spanning op te lezen staat, geven de gieters de lepel aan de volgende ‘afgetelde’ speler door tot iedereen aan de beurt is geweest. Na verloop van tijd staat van allen een kunstwerk op de schoorsteenmantel. Ja, ze zijn echt allemaal anders, dat is zeker. Er zijn een paar favoriete scheppingen die duidelijk de vorm hebben van boot, hoofd, vleugel, bloemkool. ‘Jij wou toch zo graag varen. Jij houdt toch zo van lekker eten!’ Het vuur hoeft niet meer aangewakkerd te worden, de stemming is warm genoeg. De schade van ’t loodgieten valt mee – wat kaarsvet op tafel, ja, kijk uit, ook op de grond, wat meer schroeiplekken op ’t oude kleed voor de haard, een enkeling die aan z’n hand likt (‘toch niet echt verbrand, hè?’).
“k Hoor al knallen, laten we de ramen open zetten, straks gaan de klokken luiden’. Vuurpijlen trekken een spoor naar de ‘hemel, lichtballen spatten boven de huizen uiteen – de torenklokken luiden – goede wensen – omhelzingen – dan horen we, zo echt Rotterdams, de boten in de havens met hun gefluit het nieuwe jaar welkom heten. Veel later vertrekken de gasten met hun loodproduct en wij kijken nog even naar onze eigen maaksels – dan slapen en dromen op deze nieuwjaarsmorgen.
Terugkijkend op zo’n viering, nu vele jaren geleden, vraag ik me af, of we zwaar tilden aan onze loodgietsels met bijbehorende Bijbeltekst – ik dacht ’t niet, ’t was een heerlijk gedoe, vol spanning en plagerijen. Wel komen associaties met lood – lekkende goten door de loodgieter bijgelapt met lood, de oude loden buizen in onze keuken die tenslotte toch vervangen werden door buizen van plastic – bij mij boven. In de Winkler Prins staat te lezen dat de loden buizen door de Romeinen aangelegd, de eeuwen trotseerden. Oude houten kisten voor theeverpakking gevoerd met dun-loden voering om de smaak te garanderen. Een loodlijn construeren – zekerheid gevend voor de verdere tekening. Uit ’t lood geslagen – dan slinger je maar heen en weer. Steeds duidt lood op het behoudende, wars van elke verandering. Lood voor kogels, (stukjes hagel op je bord uit een stuk haas, patrijs enz.) met als doel ’t bewegende doelwit voor altijd te verstijven. Ook lood in de ‘haute couture’, in dunne schijfjes genaaid in plooien van de zijde of het fluweel om de diepte van een decolleté te garanderen, dan wel als kleine kralen in de zoom van een wijde rok genaaid om bij het walsen de rokken wel te laten zwieren maar té speelse vlucht van de meters stof in te tomen.
Lood in ’t taalgebruik – een loodzware slaap, de eigenlijke verkwikking ontbreekt – met lood in de schoenen ergens heengaan – de fantasie, de leuke invallen zijn spoorloos. Van een loodzware maaltijd heb je zelfs ’s nachts nog last.
Als in de natuur de onweerswolken zich opstapelen en een loodgroen-grijze kleur de hemel voor ons oog afsluit, dan is zwaar weer op komst. Onheilspellend – de vogels, zoeken dekking in en onder de struiken, tot de loodgrijze wolken zich ontladen in een wolkbreuk.
Willen we bij het oudejaars-loodgieten niet een geheim ontfutselen aan dat lood, dat zelf zo iets behoudends, ja onontkoombaar vaststaands heeft? Willen we niet een stukje zelf – zeggenschap hebben in onze eigen toekomst, een ‘eigen hand’ in het lot? We nemen de kans waar, we gooien het door toevoeging van hitte gesmolten lood, richting en vaart met eigen hand bepalend, in ’t water en weten met het weer gestolde resultaat weinig te beginnen. Vervangt de Bijbeltekst wellicht de verklaring van de oude zieners die onze gietsels konden duiden en een sluier konden oplichten voor onze lotgevallen in het nieuwe jaar?
.
loodgieten
Nodig:
tweedehands lood
een grote pan of emmer
een stevig oud pannetje of pollepel
Werkwijze:
smelt een stukje lood in het pannetje of de pollepel – het zal niet lang duren voor het vloeibaar is.
Daarna ieder op zijn beurt wat lood in de emmer met water gieten.
In het water zullen dan vormen ontstaan die je fantasie aan het werk kunnen zetten: ze doen je ergens aan denken, wijzen op iets wat in de toekomst verborgen ligt.
Heksverbranding
is zeker zo spectaculair als vuurwerk
maak een heks – zoals je een vogelverschrikker maakt:
oude kleren gevuld met stro.
Deze heks krijgt een schort voor en in haar schortenzakken stopt ieder die aanwezig is een briefje – anoniem – met zijn of haar slechte eigenschappen.
Om 24.00 u wordt de heks verbrand en de slechte eigenschappen verbranden mee!