VRIJESCHOOL – Spel (17)

.

Louise Berkhout, Vrije Opvoedkunst, jrg. 75 nr. 5/6 2012

.

meer ruimte voor vrij spel
.

Kinderen in groep 1 en 2 van de basisschool zouden meer gelegenheid moeten krijgen om zonder onderbreking te spelen en zonder dat volwassenen daar een doel bij stellen. Dit is een van de conclusies van het onderzoek waarop Louise Berkhout begin juli [2012] promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen.*

* Play and psycho-social health of boys and girls aged four to six, op internet: dissertations.ub.rug.nl/faculties/medicine/2012/
of via berkhout.l@hsleiden.nl

.

Zonder onderbreking spelen is wat kinderen het liefste doen. Zijn ze eenmaal de spelwereld binnengestapt, dan ontwikkelt het spel zich als vanzelf. Spelen is een scheppend proces, waarbij vaak het ene idee uit het andere voorkomt. In ons onderzoek hebben we goed kunnen zien dat dit in de dagelijkse praktijk van de kleuterklas ook daadwerkelijk gebeurt. Kleuters beginnen bijvoorbeeld met het bouwen met kisten en planken en al snel zijn de contouren van een schip zichtbaar en brengen de kinderen meer details aan, een stuurwiel en een uitkijkpost om het te verfraaien. De rollen worden verdeeld en de kapitein en zijn matrozen steken van wal. Het spel ontwikkelt zich als er andere kinderen bij komen die ook graag mee willen varen. Van tevoren was dit scenario niet bekend; het ontstond. Evenmin was er een doel gesteld zoals het bevorderen van het samenspel of het leren hanteren van begrippen die met schepen te maken hebben.

In het huidige onderwijs is er een duidelijke tendens om vooral in de voor- en vroegschoolse educatie wél van tevoren doelen te stellen. De kleuters moeten aangeven wat ze gaan spelen, met wie en wat ze denken ervoor nodig te hebben. Vervolgens wordt hen na het spelen gevraagd of hun plannetje gelukt is.

Bij verschillende deskundigen, met name bij Sienekc Goorhuis-Brouwer* is zorg ontstaan over deze ontwikkelingen binnen het onderwijs.

*Goorhuis-Brouwer, S.M. (2011). Voor- en vroegschoolse educatie nader bekeken. Pedagogiek in Praktijk, 63, pp. 7-10.
.

Ervaren kleuterleerkrachten maken zich eveneens zorgen over deze tendens. Daarbij komt dit sinds de invoering van de basisschool in 1995 de specifieke opleiding tot kleuterleerkracht opgeheven is, met als gevolg dat de kennis over het belang van spelen in de kleuterklas op de achtergrond geraakt is. Een tweede zorg is de psychosociale ontwikkeling van jonge kinderen. Steeds meer kinderen lijken emotionele- en gedragsproblemen te hebben.

Psychosociale gezondheid en spel

Het begrip ‘psychosociaal’ bestaat uit een emotionele en een sociale component. Psychosociale gezondheid duidt op een gezonde balans tussen eisen die de omgeving stelt en de wijze waarop een kind (jeugdige of volwassene) daaraan kan voldoen. Dit is mede afhankelijk van zijn emotionele en sociale vermogens. Als er bijvoorbeeld aan een kind van twee jaar eisen gesteld worden die eigenlijk bij een vijfjarige horen, zal het kind in zijn gedrag laten zien dat het daaraan niet kan voldoen. Het zal emotioneel reageren met onzekerheid en zich terugtrekken in de omgang met andere kinderen.

Ouders en leerkrachten spelen een belangrijke rol bij het scheppen van voorwaarden waarbinnen een kind kan gedijen. Voor kinderen biedt het vrije spel de mogelijkheid om emoties te verwerken en om sociale vaardigheden te oefenen. Wanneer een kind met bijvoorbeeld oorpijn bij de dokter is geweest die in haar oren keek, dan zal ze deze spannende situatie verwerken door een tijdje de oren van haar poppenkinderen en knuffels te onderzoeken. En wellicht in de klas met andere kinderen samen de situatie naspelen.
Uit de interviews met de leerkrachten van de onderzoeksscholen kwam naar voren dat het van belang is dat het kind leert een ‘zelf’ te zijn tussen anderen, communicatieve vaardigheden en sociale cognitie ontwikkelt en leert door ervaring. De leerkrachten zien spel en de bijdrage ervan aan de psychosociale ontwikkeling van jonge kinderen als een integraal proces.

Spelvormen en ontwikkeling

In het voorbeeld van het meisje met oorpijn komt het rollenspel naar voren. Een spelvorm waarbij zowel emotionele als sociale componenten een rol spelen, evenals cognitieve competenties. Het rollenspel, waarbij de fantasie ingeschakeld is en kinderen elkaar in een gezamenlijke symbolische wereld ontmoeten, is de meest rijpe vorm van spelen, ook wel ‘vol ontplooid’ spel genoemd. Deze spelvorm ontstaat in het midden van de kleutertijd. Andere spelvormen gaan eraan vooraf en dragen hun steentje bij.
Sensopathisch spel is het spel van hele jonge kinderen waarbij vooral de zintuigen ingeschakeld zijn, zoals tasten, kijken, ruiken, luisteren. Spelen met zand, kneden van deeg, met een stok tegen een boomstam slaan om te horen hoe het klinkt, zijn allemaal ervaringen die bijdragen aan het ontwikkelen van de zintuigen.
Bij motorisch spel gaat het om beweging: rennen, klimmen, glijden, stoeien etc. In het stoeien, net als bij jonge dieren, gaat het om het op een speelse wijze meten van kracht, over elkaar heen buitelen, elkaar achterna zitten. Als kinderen met behulp van blokken een garage bouwen of een hut maken, zijn ze aan het construeren. Deze activiteit draagt bij aan het ruimtelijk inzicht en vraagt fijne motorische vaardigheden.
Dan zijn er nog spelactiviteiten zoals gezelschapsspelletjes, spelletjes op de computer, knutselen, tekenen en schilderen. Op school vinden deze activiteiten meestal aan tafel plaats.

Deze verschillende spelvormen dragen alle bij aan de ontwikkeling en daarom is het van belang dat er gevarieerd gespeeld wordt, dat alle vormen aan bod komen. Het valt op wanneer kinderen eenzijdig spelen, als ze altijd hetzelfde spelmateriaal gebruiken. Dan zal de kleuterleerkracht het kind proberen uit te lokken tot meer gevarieerd spel. Soms is er een oorzaak aan te wijzen voor het eenzijdige spel. Er kan sprake zijn van een ontwikkelingsachterstand, van emotionele- of gedragsproblematiek.

Het observeren van spel in de klas kan veel informatie geven over de ontwikkeling. Uit ons onderzoek, waarbij we het spelgedrag van 877 kinderen in de leeftijd van 4 tot 6 jaar eenmalig geobserveerd hebben bij het vrije spel, bleek dat fantasiespel en activiteiten aan tafel het meeste voorkwamen, gevolgd door constructie-, sensopathisch- en motorisch spel. Binnen 20 minuten steeg de deelname aan het fantasiespel aanzienlijk en bleef het hoogste, met een geleidelijke afname na 40 minuten. Kennelijk is er enige tijd voor nodig voordat kinderen in het fantasiespel zijn. Dit komt overeen met de ervaring dat spel vaak begint met het overleggen, klaarzetten en opbouwen en dat het dus even duurt voordat de kinderen in hun spel verdiept zijn. Een ervaring die we als volwassenen ook wel kennen. Voordat we aan het werk gaan en geconcentreerd zijn, moeten eerst de potloden geslepen en het potje thee gezet.

Wat is spelen eigenlijk?

Iedereen die naar spelende kinderen kijkt, ziet direct of er sprake is van spel of van iets anders. In de pedagogie, psychologie, sociologie en antropologie heeft men zich met spel bezig gehouden. Maar het blijkt heel moeilijk om een definitie van spel te geven omdat het zo’n complex begrip is. Johan Huizinga schrijft in zijn cultuurhistorische studie Homo Ludens (‘de spelende mens’)*: “Alle spel is een vrije handeling… een factor van cultuur die het fysieke overstijgt en doordrongen is van geest.”

*Huizinga ‘Homo ludens

.

Het element van vrijheid is wezenlijk voor het spel.
Karakteristieke kenmerken van spel zijn: het is plezierig en vreugdevol, kent geen doelen, is spontaan, wordt bepaald door de deelnemers, is niet letterlijk (kan doen-alsof-elementen bevatten), heeft een eigen realiteit, is vrij van regels van buitenaf, en roept actieve betrokkenheid op.

Het moge duidelijk zijn dat levenskracht of vitaliteit aan de bron van het spel ligt. Dat écht spel geen doelen kent, geeft aan dat het proces het belangrijkste is. Wie speelt, heeft zeggenschap over het spel en maakt gebruik van zijn verbeeldend vermogen. Het verbeeldend vermogen of fantasie is een typisch menselijke eigenschap die in de vroege kindertijd ontstaat. Pas nadat er sprake is van zelfbewustzijn en het kind rond 2½ jaar ‘ik’ tegen zichzelf zegt, komt – eerst vanuit de imitatie – de scheppende fantasie op gang die rond het vijfde jaar op zijn hoogtepunt is. De actieve betrokkenheid, het ‘opgaan’ in het spel is een vorm van overgave en opperste concentratie die menigeen herinnert uit zijn kindertijd, vooral als het vanwege etenstijd doorbroken werd… Toch komt het in deze tijd vaak voor dat kinderen niet op kunnen gaan in hun spel; ze beginnen er soms zelfs niet aan.

Tijd en ruimte

Om tot spel te komen is tijd nodig. Spel moet kunnen ontstaan en voortgaan. Maar in onze huidige, vaak jachtige tijd, bestaat de verwachting dat kinderen in een kwartiertje tot spel kunnen komen. Daarbij komt dat sommige kinderen óverbewust zijn. Ze zetten vraagtekens bij hun eigen fantasie of weten zó goed dat ze over een half uurtje naar voetbaltraining moeten dat ze zich niet aan het spel kunnen overgeven. Het kan helpen om eerst een verhaal voor te lezen, of om werkelijk veel tijd te hebben. Zelfs als kinderen zich vervelen, kan er daarna iets nieuws ontstaan.

Voor spel is mentale ruimte, ruimte in de ziel nodig. Kinderen die belast zijn door allerlei problemen laten vaak wel motorisch spel zien (voetballende jongetjes in oorlogsgebieden), maar kunnen zich soms moeilijk overgeven aan fantasiespel. Hoewel juist fantasiespel hen kan helpen om hun emoties te verwerken.
Voor spel is ook fysieke ruimte nodig. Uit ons onderzoek bleek dat de kinderen in kleinere groepen meer tot fantasiespel en motorisch spel komen dan in grotere groepen (groter dan 21 kinderen).

Dat jongens vaker bewegelijk spel kiezen dan meisjes, roept een belangrijke vraag op. Als jongens voorkeur hebben voor bewegelijk spel, wordt daar dan op school en thuis voldoende aan tegemoetgekomen? Motorisch spel vereist ruimte, zowel binnen als buiten, en enige tolerantie van volwassenen met betrekking tot beweging en lawaai. In de huidige discussie over het gedrag van jongens wordt vaak gesteld dat zij zich moeten aanpassen aan vrouwelijke normen, zoals een voorkeur voor verbale interactie.
In 2011 is er een campagne gestart om meer mannelijke leerkrachten te werven. De overwegingen van mannen om op een basisschool te gaan werken, zijn het bevorderen van motorisch spel voor jongens en het aanbieden van een mannelijk rolmodel. Op basis van de verschillen in spelgedrag tussen jongens en meisjes is dit een wenselijke ontwikkeling. 

===.

Het onderzoek vond plaats op 20 scholen verspreid door het land, in 47 kleuterklassen overwegend bestaande uit vier- tot zesjarige kinderen. Video-opnamen van het vrije spel werden door studenten van de Pedagogische academie Helicon geanalyseerd. Zowel vrijescholen als openbare en andere bijzondere scholen namen deel aan het onderzoek. Ouders en leerkrachten vulden vragenlijsten in over de psychosociale gezondheid van de kinderen op vierjarige leeftijd en rond zes jaar, tevens vragenlijsten over het spelen thuis en over belangrijke gebeurtenissen in de tussenliggende periode.

.

Spel: alle artikelen

Rudolf Steiner over spel: alle artikelen

Zie opspattend grind:
[16] Jonge kinderen leren vooral wanneer ze echt – d.i. spontaan – kunnen spelen. Het bedenkelijke van voor-schools onderwijs….
[19] Kinderen zijn pas echt kind als ze kunnen bewegen. Dat blijkt wereldwijd zo te zijn. Getuige het fotoboek van James Mollission ‘Playground’.
[38Erica Ridzema betoogt dat de kleuter ‘niet kan blijven zitten’ en dat ‘doorkleuteren’ een verkeerde term is: het kind gaat gewoon door met zijn ontwikkeling. Daarvoor moet het ruimte krijgen. Weg met onzinnige toetsen (en beleidsmakers)
[68Sieneke Goorhuis ziet de afkorting VVE voor Voorschoolse en Vroeg-schoolse Educatie liever veranderd in Verwonderen, Verkennen en Experimenteren.
Voorschools leren heeft geen effect, erger nog: het levert minder sociaal gedrag en minder initiatiefkracht op. Vrij spelen is essentieel.

Peuters en kleuters: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: peuter- kleuterklas

.

Artikel verscheen in 2012 in het tijdschrift Vrije Opvoedkunst

Nog geen abonnee?

U kunt op elk moment lid worden of zich abonneren op het tijdschrift Vrije Opvoedkunst door respectievelijk € 39,50 (lid) of € 27,50 (abonnee) voor Nederland, of € 56,- of € 44,- voor het buitenland over te maken naar rekeningnummer NL38 INGB 0000 6039 37 of NL70 TRIO 0197 7631 54 ten name van de Vereniging voor Vrije Opvoedkunst o.v.v. ‘nieuw lid’ of ‘nieuwe abonnee’ èn uw naam, adres, postcode en woonplaats.

Zodra dit bedrag op onze rekening staat, bent u lid of abonnee geworden en krijgt u het tijdschrift Vrije Opvoedkunst thuis gestuurd.

.

2881

.

.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.