.
Onderstreept = link naar artikel
.
Inleiding
Pieter HA Witvliet over: fantasie, hersenen en bewustzijn; creativiteit en handen en bewustzijn.
GA 34
Blz. 325/326 vertaling 34/35
Over: speelgoed, fantasie en hersenen; de fantasiepop; de lelijke pop; beweegbaar speelgoed; beweegbaar prentenboek
GA 297 genoemde pagina’s op deze blog vertaald
Blz. 58
Spel kan niet opgelegd worden: het moet vrij zijn
Blz. 193
Vaardigheden in het spel opgedaan, komen tussen het 20e en 30e jaar weer tevoorschijn
Blz. 261/262
Vaardigheden in het spel opgedaan, komen tussen het 20e en 30e jaar weer tevoorschijn
Blz. 267-270
Temperamentsaanleg en begeleiden van spel; langzame en vlugge kinderen; speelgoed en kleur; blokkendoos en fantasievol speelgoed.
GA 297A
Blz. 20
Spel en nabootsing; kunstzinnige blik krijgen voor hoe een kind speelt; ieder kind speelt anders; vaardigheden in het spel opgedaan, komen tussen het 20e en 30e jaar weer tevoorschijn
Blz. 52
Spel en nabootsing; ieder kind speelt anders; vaardigheden in het spel opgedaan, komen tussen het 20e en 30e jaar weer tevoorschijn; hoe begeleid je spel;
GA 298
Blz. 75
Vaardigheden in het spel opgedaan, komen tussen het 20e en 30e jaar weer tevoorschijn;
GA 300A
Blz. 146-147
Vaardigheden in het spel opgedaan, komen tussen het 20e en 30e jaar weer tevoorschijn; traag en snel spelen
GA 301
Blz. 204
Spel ontstaat uit nabootsing, geen nuttigheidstreven; Schiller en zijn opvattingen over spel;
Blz. 206:
Spelactiviteit van het kind te vergelijken met de droom; wat gebeurt er met het spel in het kind, waar blijft het;
Blz. 207:
Zoals de plant zich weer in de kiem terugtrekt, zo trekt de spelactiviteit van het kind zich terug in het lichaam en komt na het 20e jr. gemetamorfoseerd weer tevoorschijn;
Blz. 208
Na tandenwisseling verandert spel: nu gaat het meer om ‘samen’; tussen het 7e en 14e bereidt het spel de oordeelsvorming voor;
GA 303
Blz. 146
Spel is tussen tweeëneenhalf en vijf jaar een activiteit van de vrije fantasie die vanuit het innerlijk naar buiten wil; spel en het latere karakter; blokkendoos, atomistisch-materialistisch, van deel naar geheel, is verstand, geen innerlijk, beweeglijke fantasie;
Blz. 147
De onaffe en de kant-en-klare pop; prentenboek met beweegbare platen.
Blz. 324
Het belang van het vrije spel; bloedarmoede door te weinig vrij spel;
Blz. 325
Bloedarmoede en herfsttijloos; intellectuele overbelasting: stofwisseling in het hoofd, ontregeling van gewone stofwisseling.
Blz. 326
Bloedarmoede en wilde wingerd.
GA 304
Blz. 41 e.v.;
Ieder kind speelt op zijn eigen manier; karakter van het spel komt rond het vier-vijfentwintigste jaar weer naar buiten;
GA 305
Blz. 139:
De ‘mooie’ pop laat weinig ruimte voor de fantasie; uit het kind wil innerlijke beweeglijkheid naar buiten komen, het spel moet dit ondersteunen. Steiner laat hier voorbeelden zien van werkstukken die kinderen – wellicht in de handenarbeidles (klas 6, 7?) hebben gemaakt.
Blz. 140:
Het belang van speelgoed dat kan bewegen.
Blz. 147:
Kind kan aan spel van alles beleven; dit moet je leren waarnemen; gezond spelen en gezonde stofwisseling hangen samen; dit werkt door tot in het (heel) latere leven; mens is goddelijk wezen: opvoeder moet aan deze schepping meewerken.
Blz. 67:
Is spel vermaak of ernst;
Blz. 76:
Tot tandenwisseling: nabootsing; spel is ernst; verschil spel – arbeid;
Blz. 77:
Taak basisschool: spel veranderen in arbeid; uitgedacht spel door volwassenen; taak van de kleuterschool;
Blz. 78:
Geen bezigheden die niets met het leven te maken hebben (matjes vlechten e.d.); in nabootsen zit het morele, geestelijke en kunztzinnige; eenvoudige popjes;
Blz. 79:
Kant-en-klare pop remt fantasie.
Blz. 130:
Spel als voorbereiding op de liefde voor het werk; het sociale aspect hiervan.
Blz. 146-149: De ‘mooie pop’;
Blz. 147: Fantasievolle pop; innerlijke orgaanvorming;
Blz. 148: Innerlijk plastische kracht; vorming van de hersenen;
Blz. 150: Kind niet met onwaarachtigheid benaderen; ook in spel is kind nabootser; het intellectuele gaat aan het kind voorbij;
Blz. 151: speelgoed moet esthetisch zijn;
Blz. 152: ‘Fröbelwerkjes: te intellectualistisch bedacht;
Blz. 153: Intellectualisme en materialisme; niet intellectualistische opvoeding maakt latere goede omgang met intellectualisme mogelijk; belang van beelden, imaginaties
In GA 308 geen opmerkingen gevonden
Blz. 37: nabootsing; kind nog eenheid van lichaam, ztel en geest;
Blz. 38: de ‘mooie’ pop; lappenpop; goed speelgoed laat veel ruimte aan de fantasie;
Blz. 60: de ‘mooie’ pop; de fantasie moet in gang gezet kunnen worden; knuffels;
Blz. 29/30: de mooie’ pop; fantasie moet zich kunnen ontwikkelen;
630-578
.
.