.
Gerbert Grohmann:
.
OVER DE EERSTE DIER- EN
PLANTKUNDE IN DE PEDAGOGIE VAN RUDOLF STEINER
deel 1
DIERVORM – MENSENGEEST
.
Blz.79
Over noodzaak en doel van biologieboeken
.
De beschikbare tijd tussen het 9e en 12e levensjaar in het perioderooster van een vrijeschool voor dierkunde is nog niet voldoende om het kind zo vertrouwd te maken met de overvloed aan vormen en verschijnselen van dit natuurrijk als het op zichzelf is gewenst. Dierkunde is tenslotte slechts een van de vele gebieden die jonge mensen moeten verwerken. Lessen in perioden zijn op zichzelf rationeler dan uurlessen. We zullen ons voorlopig moeten beperken tot het eruit pikken van het typische om dat te ontwikkelen op basis van de weloverwogen pedagogische invalshoeken, zoals in onze vorige toelichtingen is aangegeven. Zo wordt de onmisbare basis gelegd, die alles ondersteunt en alles verheldert.
Maar om het kind de mogelijkheid te bieden verder te gaan dan wat in de klas geleerd kan worden, ook in de tijd waarin het leerplan niet meer voorziet in een speciaal dierkundeperiode, om met dierkunde bezig te zijn en door zelf te leren de kennis te vermeerderen, zijn biologieleesboeken op z’n plaats. Bij veel kinderen leeft de behoefte om zich in een onderwerp te verdiepen door te lezen, en er moeten manieren en middelen worden gevonden om aan deze behoefte te voldoen.
Er moet echter duidelijkheid zijn over de bijzondere rol die het lezen van boeken speelt in de opvoeding van een kind. Om deze reden moet er allereerst met alle nadruk op worden gewezen dat leesmateriaal nooit het gesproken woord in de klas kan en mag vervangen. Zijn taak is totaal anders dan die van een les. Zoals we hebben geprobeerd aan te tonen, gaat lesgeven niet alleen over het overbrengen van leerstof. Voor een leesboek liggen de zaken iets anders. Was het in de les de eis in de diepte te gaan, moet nu in de breedte voeren van de les, of je zou misschien ook kunnen zeggen dat de les een opvoedend effect moet hebben, maar dat het leesboek leerzaam moet zijn.
Aan de andere kant moet duidelijk worden gemaakt dat een leesboek, zoals het hier moet worden opgevat, geenszins hetzelfde is als een leerboek.
Blz. 80
Voor het lesgeven van biologie worden in de pedagogiek van Rudolf Steiner helemaal geen leerboeken gebruikt omdat het gedrukte boek de creatieve persoonlijkheid van de leraar uitschakelt. Het legt vanaf het begin de koers vast tot in de woordformuleringen. Maar waar vrij kunstzinnig scheppen onmogelijk wordt gemaakt, kan van opvoeding door leerstof ook geen sprake meer zijn. Net zoals een schilder geen sjablonen kan gebruiken voor een kunstwerk, zo kan de leraar niet gebonden zijn aan het gedrukte leerboek. Het is waar dat in de pedagogie van Rudolf Steiner niet twee leraren hun periode op precies dezelfde manier opbouwen, en als iemand hetzelfde periode voor de tweede keer moet geven, zal hij die vanaf het begin opnieuw ontwerpen in overeenstemming met zijn ontwikkeling.
Het leesboek is bedoeld om zoveel mogelijk informatie aan het kind over te brengen in een levendige, maar feitelijk beschrijvende, beeldend verhalende vorm, concrete details uit het leven van dieren, geschetst met sterke, heldere woorden zodat die zich als vanzelf in het geheugen prenten. Als ook de humor de belangrijke rol speelt die het verdient, hebben we zeker geen reden om te klagen over een gebrek aan interesse bij onze lezers.
Wie kinderen van deze leeftijd echt begrijpt, weet ook dat ze serieus genomen willen worden. Daarom moet alles wat ‘soft’, sentimenteel en vals vermenselijkend is, nauwgezet worden vermeden. Aan de andere kant moeten we vooral een beroep doen op de ontdekkingsvreugde van jongeren. Net zoals hij enthousiast is over de daden van de zeevaarders zou hij nu moeten ervaren hoeveel unieke en karakteristieke dingen er zijn in het leven van dieren waar hij nog niets vanaf wist.
Maar laten we niet vergeten dat kinderen van deze leeftijd ook een scherp gevoel hebben voor alles wat speciaal voor hen is gemaakt en daar een hekel aan hebben. Hun gevoel is echt. In onze dierkundeliteratuur hebben we veel uitstekende bronnen die gerust kunnen worden bewerkt. De beschrijvingen in Brehms “Tierleben” behoren tot de beste en onderscheiden zich door hun weldadige objectiviteit. Maar er zijn er nog veel meer.
De stijl en manier van presenteren moet natuurlijk passen bij de leeftijd. De tijd waarin Rudolf Steiner eiste dat planten spreken en dieren moreel handelen, is op negenjarige leeftijd voorbij. Vanaf nu is het dier geen legendarische figuur en ook geen belichaming van menselijke eigenaardigheden, zoals in Goethes gedicht “Reinecke Fuchs”, dat Rudolf Steiner presenteerde als een goed voorbeeld voor het symboliseren van verhalen. Het dier is nu duidelijk onderwerp van
Blz. 81
een natuurobservatie geworden en het kind zou het als zodanig willen leren kennen.*
*In ‘Erziehungskunst jrg. 1954, nr 4 en 5 heeft de schrijver een poging gedaan aan twee voorbeelden duidelijk te maken, hoe hij denkt dat zulke leesstukken eruit kunnen zien.
Zie ook ‘Leesboek voor de dierkunde‘ [op deze blog]
De tegenwerping dat dierkunde, als er zo mee wordt omgegaan, uiteindelijk verstoken is van alle poëzie en verbeeldingskracht, kan alleen worden opgeworpen als je buiten beschouwing laat dat de leesstof een beperkte functie heeft, namelijk dat het niet de hele dierkunde is, maar dat die pas door het voorafgaande onderwijs in de klas of gelijktijdig, in vruchtbare aarde kan vallen. Het moet een aanvulling zijn, maar geen vervanging van de lessen, zoals al is gezegd. Als aanvulling kunnen passende leesstukken natuurlijk ook heel goed in de les zelf gebruikt worden.
Maar het is toch nauwelijks denkbaar dat de eerste lessen in dier- en menskunde met zijn rijke leven, dat ook tussen de gesproken woorden pulseert, in een boek voor kinderen af te drukken zonder het beste en meest essentiële te verliezen. Evenmin kunnen de ideeën van de uitgebreide mens, die Rudolf Steiner aan de vorming van de wil van de opgroeiende jonge mens zo’n doorslaggevend belang toeschrijft, alleen via een leerboek overgebracht, zonder uiteindelijk in niets anders dan abstracties uit te monden.
Deze paar opmerkingen moesten uiteindelijk nog aan onze uitleg worden toegevoegd om een antwoord te geven aan die lezers die misschien vinden dat in de dierkundelessen die voor het eerst door Rudolf Steiner zijn gebracht, het methodische te veel boven de pure kennis uitgaat.
De ontwikkeling, waartoe ook lezen behoort, moet als één geheel worden gezien.
.
Over het 1e dier- en plantkundeonderwijs: inhoud
Rudolf Steiner over: dierkunde
Dierkunde: alle artikelen
waaronder aparte artikelen over de de leeuw en het rund
Vrijeschool in beeld: 4e klas dierkunde
.
2875
.
.