VRIJESCHOOL Opspattend grind (86)

.

‘Met kniebuigingen komt de rekenles tot leven’

Dat is de kop van een berichtje in Trouw van 21 november 1921.

De jeugd is motorisch minder vaardig. Daar spelen basisscholen op in. ‘Geen kind zou langer dan 45 minuten moeten stilzitten. luidt de subtitel.

Waarom word ik enerzijds blij van deze berichten, maar anderzijds zo droevig. Blij, omdat er eindelijk weer iemand inziet dat beweging zo ongelooflijk belangrijk is voor het opgroeiende kind. En dat kinderen de kans krijgen om te bewegen.

Maar droevig, omdat zoiets als ‘nieuw inzicht’ wordt gebracht, terwijl er een pedagogie bestaat die tot in detail het belang van beweging tot in concrete lessituaties beschrijft. 

De kinderen van groep 6 springen op en neer in het klaslokaal, terwijl hun armen fanatiek door de lucht zwaaien. Even later doen ze kniebuigingen. Dit is een rekenles op basisschool De Waterhof in Delft. Op het digibord verschijnt het getal 8732. Wat is de acht waard? Wie aan een tiental denkt, moet knieheffen. De leerlingen kiezen massaal voor de zijwaartse stap die bij een duizendtal hoort.

Zelf zie ik dan de kinderen voor me die op de vrijescholen in vrijwel iedere rekenles bewegen – niet als ‘beweegtussendoortjes‘, maar vanuit een menskundig pedagogisch-didactisch principe.

Het is eigenlijk ten hemel schreiend dat er een Week van de Motoriek moet  bestaan om het belang van beweging te onderstrepen. En dat dit georganiseerd wordt – nee, niet door het onderwijs – maar door een instelling die buiten het onderwijs actief is: Kenniscentrum Sport & Bewegen. Help de jeugd meer en beter te bewegen, luidt de boodschap. De motorische vaardigheden hollen achteruit en van de kinderen tussen vier en elf jaar komt nog maar 61 procent aan voldoende beweging volgens de richtlijnen van de Gezondheidsraad.

En de ‘beweegambassadeur'(sic) zegt:
Een bal vangen? Dat vinden kinderen steeds moeilijker; hun oog-handcoördinatie is de afgelopen tien jaar sterk verminderd. Geen kind zou langer dan drie kwartier achter elkaar stil moeten zitten.”

Er is hoop:

Op steeds meer basisscholen wordt het bewegingsonderwijs gegeven door een vakleerkracht. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van het Mulier Instituut dat vandaag gepresenteerd wordt. “De motorische vaardigheden van kinderen gaan al jaren achteruit. De urgentie lijkt nu doorgedrongen”, verklaart onderzoekster Jorien Slot-Heijs. “Er is de afgelopen tijd veel ingezet op de kwaliteit van bewegingsonderwijs.”

In het schooljaar 2020-2021 liet 44 procent van de basisscholen de gymlessen voor groep 1-2 niet meer alleen over aan de groepsleerkrachten. In groep 3 tot en met 8 was dat 77 procent. Dat betekent een toename van respectievelijk 23 en 59 procent ten opzichte van vier jaar geleden. Ruim twee op de vijf scholen (44 procent) bieden extra ondersteuning aan kinderen met een motorische achterstand, vooral door een geschoolde gymleraar. Dit is een ruime verdubbeling ten opzichte van 2016-2017 (20 procent).

Dat is mooi! Maar mooier is, wanneer ‘bewegen’ niet los wordt gezien van de ontwikkeling van de mens. Niet los wordt gezien van wat de opvoeding van de wil is.
Van de wil? Ja, van de wil. Maar om dat te kunnen meedenken, moet je een mensbeeld hebben, dat concreet over de wil kan spreken.
Dat mensbeeld is de basis van de vrijeschoolpedagogie.

Binnen het vrijeschoolonderwijs zijn er scholen die hun klassen allemaal ‘de bewegende klas‘ noemen.

Geen ‘bewegingstussendoortjes’, maar structureel:

De bewegende klas

Rudolf Steiner over de wil 

Meer

Al met al: hoe zou het toch komen dat een ‘honderdjarige’ zoveel levendiger en beweeglijker blijkt te zijn dan wat elders nog tot ontwikkeling moet komen.

.

2571

.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.