.
Joop van Dam, Motief 189, febr. 2015
.
Gezondheid en innerlijke scholing
SLAAP ER EENS EEN NACHTJE OVER
.
Na een nacht slapen voel je je vaak een stuk beter. Logisch, het fysieke lichaam heeft immers rust gehad en ook het etherlichaam is niet geëngageerd en gebruikt geweest. In die rustpauze kon gewerkt worden aan de opbouw en harmonie van dit levensorganisme.
Er is echter nog verklaring mogelijk: Rudolf Steiner schreef dat bij het slapen het fysieke lichaam en het etherlichaam in het bed achterblijven, terwijl het astraallichaam en het ‘ik’ zich uitbreiden in de geestelijke wereld. Het astraallichaam aanschouwt in de geestelijke wereld het oerbeeld van de gezonde mens en kan zich dan daaraan heroriënteren en corrigeren.
In de vroegere genezende mysteriën werd in de zogenoemde tempelslaap van deze gedachte gebruik gemaakt. De
mysterieleider begeleidde de patiënt naar het aanschouwen van het oerbeeld van de gezondheid. Met deze opgenomen nieuwe indruk keert de ziel dan terug bij het ontwaken en prent deze impressie in het etherlichaam in. Dat gebeurt niet alleen bij het ontwaken, het voltrekt zich meerdere malen gedurende de nacht. In het elektro-encefalogram van de hersenen vertoont zich dit in de kortdurende perioden van de REM-slaap (REM = rapid eye movement). Deze snelle oogbewegingen gaan gepaard met dromen. Hierna ontwaakt de mens of slaapt gewoon verder. Deze inprenting is minstens net zo belangrijk voor de gezondheid als de rustpauze van het fysieke lichaam en het etherlichaam. We vergeten heel gemakkelijk dat zich in de nacht heel belangrijke processen afspelen, ook al wordt het ‘ergens een nachtje over slapen’ veel gepraktiseerd. Het blijkt uiterst vruchtbaar om iets wat eerst moeilijk oplosbaar leek, zonder oordeel of besluit te laten en tot de volgende dag te laten rusten. Na een nacht slapen is dan een veel objectievere verhouding ontstaan. Je bent minder emotioneel betrokken en de oplossing dient zich gemakkelijker aan, vaak met een grote evidentie. In de nacht wordt het probleem als het ware ‘verteerd’.
Het is goed mogelijk om dat wat in de nacht gebeurt voor te bereiden in de dag daarvoor, bijvoorbeeld door ’s avonds een vraag te stellen en daarmee de nacht in te gaan. Het is belangrijk het antwoord op de vraag bewust uit te stellen tot de volgende dag, zodat de vraag bij wijze van spreken ongehinderd kan werken. Datgene wat in de nacht gebeurt, kan zich in de dromen openbaren. Vooral de dromen midden in de nacht kunnen tips geven, maar ook de ontwaakdromen kunnen met een woord of een zin een aanwijzing geven. Ook kan het optreden van mensen in droombeelden aanleiding zijn om contact met de betreffende personen te zoeken. Je kunt jezelf oefenen om attent te zijn op deze dromen en om ze ook vast te houden. Daarbij kan het een hulp zijn om, naast een dagboek ’s avonds, ’s ochtends een ‘nachtboek’ bij te houden en daarin de opgevangen dromen op te schrijven.
Waken en slapen
Over het belang van slapen en waken voor de pedagogie sprak Rudolf Steiner al in de eerste voordracht van Algemene menskunde, de eerste opleidingscursus die hij voor het beginnende lerarencollege van de Waldorfschool in Stuttgart hield. Wat brengt het kind van het onderwijs mee in de nacht? In de nacht vindt een verdere ‘vertering’ plaats, en ervaren leraren kunnen aan de kinderen waarnemen wanneer zo’n verwerking ‘klaar’ is en instrument geworden is om de wereld te kunnen ontmoeten.
In de derde opleidingscursus Menskunde en opvoeding komt Rudolf Steiner terug op het thema van waken en slapen, en wel op een heel verrassende wijze. Hij geeft aan dat er twee stromen in de pedagogische activiteiten zijn. De ene betreft het werken met voorstellingen, iets wat zich cognitief, vooral in het hoofd afspeelt. De andere stroom werkt met de bewegende mens – breien, handenarbeid, euritmie, muziek – waarbij de ‘benedenmens’ geëngageerd wordt. In het samengaan van beide stromen voltrekt zich de ontwikkeling van het kind. Steiner gaat vervolgens in op de bewegende mens en bespreekt die aan de hand van de euritmie, en daar komt iets onverwachts en belangrijks. Bij de euritmie beweegt het fysieke lichaam samen met het etherlichaam. Het astraallichaam en het ik verweren zich vooreerst, maar in de nacht wordt dat wat euritmisch is gedaan, verwerkt. Het astraallichaam brengt het resultaat van dat verwerkingsproces mee bij het ontwaken en prent dit in het etherlichaam in. Als op deze manier de euritmie verzorgd is, wordt in werkelijkheid geestelijke substantie binnengedragen in de mens. De leerling merkt de bijzonder gezondmakende kracht ten gevolge van deze inprenting, want de gezondheidskrachten komen uit het etherlichaam.
Overschotkrachten
Niet alleen de nacht kan versterkend werken op het astraallichaam, en vervolgens op het etherlichaam, ook overdag is dat mogelijk. Het gaat opnieuw via de ziel. Spanningen en haast in de ziel breken de levenskrachten af, maar die kunnen ook door de dag weer worden opgebouwd.
In het scholingsboek ‘De weg tot inzicht in hogere werelden’ wordt in het eerste deel een aantal zielenhoudingen genoemd, die enerzijds harmonie en innerlijke rust scheppen, en anderzijds werken aan de waarnemingsorganen voor de geestelijke wereld, de zogenoemde lotusbloemen: deemoed, moed, geduld, positiviteit, leren luisteren, tegenwoordigheid van geest, enzovoort. Daarnaast worden er zieleninhouden aangegeven, die de lotusbloemen verder tot ontwikkeling brengen.
Het boek ‘De geestelijke leiding van mens en mensheid’ behandelt deze zelfde innerlijke activiteiten op een andere manier en in samenhang gebracht met de zelfgenezende kracht van het lichaam. Steiner beschrijft eerder in dit boek hoe het jonge kind in de eerste levensjaren de menselijke vermogens van rechtop staan, spreken en denken, tot stand brengt met de hulp van hoge hiërarchische wezens. Omstreeks het derde jaar trekken deze wezens zich terug om de vrijheid mogelijk te maken voor de mens, die dan deze vermogens op een ander vlak zelfstandig verder kan voeren. Dan volgt een verrassende passage:
Alles wat wij kunnen voortbrengen aan idealen, aan kunstzinnig scheppen, maar ook alles wat wij kunnen oproepen aan natuurlijke, gezondmakende krachten in ons menselijke lichaam waarin een voortdurend herstel plaatsvindt van de schadelijke invloeden van het leven, dat alles komt niet uit het gewone verstand voort, maar uit dieper gelegen krachten. En ten slotte stromen ons uit dezelfde bron ook de levenskrachten toe, waardoor we tot inzicht kunnen komen in de geestelijke wereld, dat wil zeggen tot ware helderziendheid.
De zelfgenezende krachten, tegenwoordig ‘salutogenese’ (= gezondheidscheppende krachten) genoemd, worden bij ziekte gemobiliseerd. Voor die tijd liggen ze, nog ongebruikt, klaar. Het zijn als het ware extra krachten, je kunt ook zeggen: over-schotkrachten.
Ze staan naast elkaar, de krachten van het etherlichaam die voor het bewustzijn gebruikt worden, en de krachten van het etherlichaam die op het fysieke lichaam gericht zijn. Wordt er aan de bewustzijnskant met overschotkrachten gewerkt, dan blijken ook de salutogene krachten sterker werkzaam te worden.
Bij een ideaal gebruik je die extra krachten, want een ideaal is een idee met een extra. Jouw extra zit daarin. Je doet meer dan de beleefdheid vraagt. Kunstzinnig scheppen is voelen met een extra, je gebruikt het voelen als instrument en creëert tevens iets nieuws. Een scholingsweg gaan, is willen tot de tweede macht verheven, extra wil die volgehouden wordt.
Je kunt deze drie activiteiten zelfs vergelijken met het lopen, spreken en denken van het jonge kind. De scholingsweg gaan is immers lopen op een nieuw pad, kunstzinnige activiteit is spreken met het materiaal – met hout, koper, kleuren of tonen – en daarmee jezelf uitspreken.
Leven met idealen is op een nieuwe manier denken.
Literatuur:
Steiner:
Menskunde en opvoeding
Algemene menskunde als basis voor de pedagogie
De weg tot inzicht in hogere werelden
De geestelijke leiding van mens en mensheid
.
Algemene menskunde: alle artikelen
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
Rudolf Steiner: alle artikelen
.
2363
.