Tagarchief: peuter-kleuterklas

VRIJESCHOOL – in de kleuterklas (5)


Rudolf Steiner: Slechts door een duidelijk besef van de uitwerking, die elke opvoedingsmaatregel op het kind heeft, kan de opvoeder steeds de juiste tact vinden om in ieder afzonderlijk geval de juiste maatregelen te treffen.
Wegwijzer 1

.

Mariska, vrijeschool Zaandam, nadere gegevens ontbreken

.

Het vrije spel in de kleuterklas
.

Na de kring en het maken van een tekening is het zo ver: de poorten naar het vrije spel gaan open en alle kleuters waaieren uit in de klas. Sommigen stevenen recht op hun doel af. In een mum van tijd staan er drie kinderen in het bovenhuis. Ze hebben de verkleedkleren snel aangetrokken. Het duurt niet lang of de rollen in het bovenhuis zijn verdeeld en het spel komt op gang.

Ook bij de treinbaan zijn al twee kinderen begonnen met het leggen van de rails. Een jongste kleuter staat naar het spel te kijken, maar durft niet zo goed aan te sluiten. Ik geef hem de woorden om te vragen of hij mee mag spelen. Zachtjes probeert hij het zelf: “Mag ik meespelen?”. Natuurlijk mag dat. We vinden een plekje voor hem op het kleed en hij kijkt eerst even stil naar wat wat de andere kinderen doen. Na een paar minuten pakt hij ook een treintje en dan komt ook zijn spel op gang.

Aan de andere kant van de klas is een kind begonnen aan een bouwwerk van Kapla (KabouterPlankjes). Het eerste bouwwerk is niet naar zijn zin. Hij had het duidelijk anders in zijn hoofd. Vol goede moed begint hij aan een tweede project. Ook dat bevalt hem niet, maar hij geeft de moed niet op en zet flink door. Over de derde poging is hij uitermate tevreden! Hij vertelt tot in detail wat hij heeft gemaakt. Een ander kind komt voorbij lopen en zegt: “Wow! Hoe heb je dat gedaan?” Vol trots vertelt de bouwer dat hij twee huizen heeft gemaakt en dat de houten poppetjes precies in de huisjes passen.

Het duurt niet lang of twee andere kinderen komen voorbij de tafel: de een met een paardenleidsel om en de ander loopt er als ruiter achter. Gelukkig passen paard en ruiter goed op (een paard kan niet zomaar overal lopen, want dan loopt hij door een spelletje). De kinderen houden goed rekening met elkaar en het mooie bouwwerk staat nog recht.

Nadat de derde bewonderaar het bouwwerk op de tafel is komen bewonderen, zijn er drie houten plankjes verschoven. “Serieus?” roept de maker van het werk verontwaardigd uit. Hij zet zich er snel over heen en legt de plankjes recht. Dat is ook weer geregeld.

Het spel loopt inmiddels overal. Langzaam zakt het geluid en het lijkt alsof de klas “zoemt”. Iedereen heeft zijn spel gevonden en is heerlijk bezig.

Gisteren heeft Elske-Fleur de kinderen van vijf jaar hun nieuwe handwerkje laten zien. Ze zijn nog niet begonnen, maar de kinderen weten het nog van vorig jaar, toen hun voorgangers het werkje maakten: het is een weefwerkje met korte draden, dat uiteindelijk een tasje zal worden.

Een paar kinderen staan te popelen om te beginnen, dus we gaan van start. Iedereen begint enthousiast. Een van de kinderen probeert met ingespannen gezicht, maar laat al snel de schouders hangen en verzucht: “Juf, ik denk dat ik dit werkje beter morgen kan doen.” Een beetje moed inspreken is nodig: “Ik denk dat je het wel kan hoor. Kom, we doen een stukje samen.” Al snel zie ik een opgelucht gezicht: ze kan het! Trots gaat ze zelf verder.

Vijf minuten voor het einde van de speeltijd mag een van de kinderen het belletje luiden: het signaal dat de kring alvast klaargezet wordt en we straks samen fruit gaan eten. Bij het tweede belletje zoekt iedereen zijn stoel en delen we het fruit. Aansluitend spelen we een kort rekenspelletje. Dan is het tijd om op te ruimen:

Rommelebommelebom, de speeltijd is weer om
We maken de klas, nog mooier dan hij was
Met Duimelot en Likkepot
en Lange Jan en Ringeling
en ook het Kleine Ding…
Ruimen we alles netjes in

.

.

Peuters en kleuters: alle artikelen

Opvoedingsvragen: alle artikelen

Ontwikkelingsfasen: 0 – 7 jaar

Vrijeschool in beeld: peuter-kleuterklas

.

3255-3063

.

.

.

VRIJESCHOOL – De peuter- kleuterklas

.
Adelheid Krause, Weledaberichten nr. 98 sept. 1973*
.

IETS OVER DE KLEUTERKLASSEN
.

De problemen van deze tijd* wat betreft de kleuterklassen treden steeds meer in de openbaarheid. Dit wordt ook al zichtbaar door de vele eigen initiatieven van de ouders. Men weet reeds lang veel over de betekenis van de eerste levensjaren en er wordt veel geprobeerd, om het grote vermogen tot leren en opnemen van de eerste zeven jaren op intellectuele wijze te benutten. Zouden we er niet beter aan doen het kind tijd te laten voor zijn ontwikkeling en zijn geheugen-krachten niet te vroeg te belasten?

Men moet tegenwoordig veel aandacht schenken aan de kleuterklassen. Er zijn steeds minder kinderen die het geluk hebben onder veel broertjes en zusjes op te groeien. In onze huishoudens zijn het steeds meer de machines die het werk van de mensen overnemen. Waaraan moet het kleine kind zich dan vroeg oriënteren? Aan de mens of aan de machine? Welke moeder heeft nog tijd de was met de hand te wassen, het deeg van een koek te kneden, graan te malen enz. We mogen van geluk spreken dat het in de kleuterklassen van de vrijescholen vaak nog mogelijk is de oorspronkelijke bezigheden van de mens te imiteren. Het gaat hier niet om een gemakkelijke manier van bezighouden, maar om het feit dat het kind beleeft hoe de mens een verhouding heeft tot hetgeen hij doet. In het nabootsen, in het zinrijke bezigzijn van het kind heeft het de mogelijkheid zijn morele en geestelijke krachten tot ontwikkeling te brengen.

Hoe kunnen we nu het werk van de kleuterklassen steunen? Het gaat er niet alleen om dat we onze kinderen onder goed toezicht stellen. Wanneer we met aandacht zo’n ruimte bekijken, dan vinden we vast wel voorbeelden voor de eigen kinderkamer. Het hoeft geen kant en klaar speelgoed te zijn. Een paar dennenappels, een stuk boomschors of zelfs een prachtig stuk boomwortel dat van een wandeling wordt meegenomen, wekken de fantasie van het kind meer op dan al het technisch geperfectioneerde speelgoed. Wat geeft de natuur ons niet allemaal: eikels, kastanjes, schalen van noten, vruchtenpitten, beukennootjes, enz.! Hebt u al eens die eenvoudige poppen van stof in de kleuterklas gezien? Zonder veel moeite kunt u die zelf voor uw kind maken. Bij zulke poppen wordt de fantasie van het kind meer gewekt dan door de meest geraffineerde, duur gekochte poppen.

Van groot belang is een geregeld, persoonlijk contact tussen het ouderlijk huis en de kleuterklas. Wanneer juffie iets van thuis weet, zal ze ook meer begrip voor het gedrag van het kind kunnen opbrengen.

Lang niet altijd wordt in de kleuterklas gemeenschappelijk gegeten. Juffie zal het prettig vinden, wanneer het kind niet iets bijzonders, maar “alleen” een boterham of een appel bij zich heeft.

Het is prettig voor het kind wanneer het praktisch en doelmatig gekleed in de kleuterklas komt, zodat alles wat daar gebeurt geen schade aan de kleren kan veroorzaken. De kinderen kunnen zich dan helemaal aan het spel wijden, zonder bang te hoeven zijn dat ze zich vuil maken. De voorbereidingen voor alle mogelijke feesten gebeurt met de kinderen samen. De ouders merken de spanning van het feest en hebben thuis zeker iets wat er toe bijdraagt, om de feestvreugde te verhogen. Bij een verjaardag bijv. kan het kind zelf ook iets bijdragen. Hij staat dan in het middelpunt en wordt van alle kanten met cadeautjes overladen. Op zo’n dag is het voor het kind heel belangrijk niet alleen van alles te krijgen, maar ook iets te geven. Moeder zou misschien een koek kunnen bakken en die kunnen versieren met een kleine verrassing voor elk kind. Wanneer het kind die koek in de kleuterklas mag uitdelen, zal het zijn verjaardag veel meer beleven dan wanneer het alleen maar van alles krijgt.

Van groot belang is het vertellen van een sprookje gedurende enige tijd, bv. de sprookjes van Grimm. Het vermogen van het kind om iets te beleven, groeit al naar gelang het meer woorden ter beschikking krijgt; het wordt innerlijk
bewegelijker. Aan een gezond kind kan men 2 tot 3 weken hetzelfde sprookje vertellen. Wanneer we dan ook nog oude gekleurde lappen ter beschikking hebben, net als in de kleuterklas, dan kunnen we zien hoe het kind zich steeds meer met de verschillende sprookjesfiguren gaat vereenzelvigen. Wanneer er geen broertjes of zusjes zijn die meespelen, dan zal het zijn poppen erbij betrekken.

Wij houden allemaal van ons kind en willen alleen maar het beste voor hem. Maar gaan we daarbij niet vaak te ver? Me dunkt dat een kind niet echt gelukkig kan zijn, wanneer het alleen maar de mooie spullen uit een speelgoedwinkel bezit. Juist zulke kinderen weten nooit wat ze zullen spelen. Voor kinderen die geen kant en klaar speelgoed ter beschikking hebben, is de dag vaak niet lang genoeg om te spelen. Ook wanneer de fantasie reeds een beetje verloren is gegaan moeten we de kinderen er toe aan zetten iets zelf te verzinnen. De fantasiekrachten werken namelijk vormend op de ontwikkeling van de hersenen.

.

Peuters en kleutersalle artikelen

Spel: alle artikelen

Vrijeschool in beeldde peuter-kleuterklas

.

2728-2557

.

.

.

.

 

VRIJESCHOOL – Peuter- kleuterklas

.

In de verschillende pedagogische voordrachten spreekt Steiner vanuit diverse blikrichtingen over de ontwikkeling van het kind.

Een bekende indeling die hij maakt, is de indeling in leeftijdsfasen.
Deze fasen geeft hij soms een bepaald ‘motto’ mee.
Zo overkoepelt hij de fase van 0 – 7 jaar met: de wereld is goed.

Die van 7 – 14 jaar met: de wereld is mooi.

Die van 14 – 21 jaar met: de wereld is waar.

Onderstaand artikel heeft weliswaar de titel zoals die hier staat, maar daar wordt inhoudelijk niet op ingegaan.
De conclusie die ik trek is dan maar dat ‘de wereld voor de peuter en kleuter al goed genoeg is, zoals die in de peuter- en kleuterklas wordt gecreëerd. Daar hoeft niets extra’s bij.’
.

Cisly Burcksen en Jorika Ehrlich, Motief 196, oktober 2015
.

 0-7 jaar: de wereld is goed

De (on)mogelijkheid van opbrengstgericht werken in het peuter- en kleuteronderwijs

LEVE DE KLEUTER

Opbrengstgericht werken: ook op de vrijeschool lijkt men er niet aan te ontkomen. Maar hoe is het gesteld met de jongste leeftijdsgroep: de kleuters? Zij vormen een bijzondere groep, leven vanuit hun fantasie en zijn gebaat bij nabootsing en herhaling. Hoewel het onderwijs aan peuters en kleuters in een antroposofische omgeving er niet op is gericht hen af te rekenen op hun prestaties, wordt er wel degelijk in grote lijnen aan opbrengsten gewerkt, die echter niet direct meetbaar zijn.

Het is een druilerige dag en de herfst lijkt definitief aangebroken. In de subtiel verlichte klas van Dina Kerkstra op de Leidse vrijeschool Mareland zijn alle kleuters druk verdiept in hun spel. Twee jongens hebben een huisje gebouwd van meubels en planken. In het dak zit een gat waar ze blokken en pittenzakken doorheen gooien. Ondertussen zitten ze zelf boven, onder, in en om hun bouwwerk. Verderop spelen kinderen aan de zandtafel en op de vloer beelden drie meisjes een zelfverzonnen verhaal uit met Ostheimerfiguren. Twee jongens schommelen op een soort halve maan van hout. “Eén, twee, drie, vier…” tellen ze telkens als het ding heen en weer gaat. “Daar heb je het rekenen,” lacht juffie Dina. “Hoef je niets aan te doen!”

“De kleuter is een heel eigen wezen. Hij is één met de wereld, leeft vanuit zijn fantasie en vanuit het voelen,” vertelt Maaike Hoogland, eveneens werkzaam als kleuterjuf op Mareland. “Een kleuter ontwikkelt zich door in zijn eigen tempo mee te doen met de wereld. Zo leert hij eigenlijk het meest wie hij is.” “De fantasie is nergens zo sterk als bij de kleuter,” vult Dina aan. “Rond de leeftijd van ongeveer 4 à 5 jaar is dit op een hoogtepunt.

Dat moet je benutten: door ruimte te geven voor vrij spel en daarin begeleiding te bieden, zodat er geen stagnatie optreedt.” Dat betekent dat ze in de kleuterklas van de vrijeschool vooral voorwaardenscheppend werken. Het klaarstomen voor toetsen of aansturen op meetbare resultaten is daarbij niet aan de orde. De kinderen krijgen alle ruimte om in hun spel hun impulsen achterna te gaan. Ze zijn vrij om te kiezen waar en waarmee ze willen spelen, binnen bepaalde grenzen. “Opruimen doen we met z’n allen na afloop,” legt juffie Maaike uit. Dat is een gestructureerde bezigheid, net zoals het vrije spel een plek heeft in de structuur van de schooldag. Uit ervaring weten de juffen dat gezonde kinderen vanzelf gaan spelen: “Dat is een wetmatigheid. Nabootsing en fantasie zijn wetmatigheden voor hen.”

Draadjes weven

Naast het voorwaarden scheppen voor het vrije spel en het ondersteunen van de fantasie door de vertelstof en de materialen, werkt het kleuteronderwijs eraan dat de kinderen goed kunnen aarden.

“Een kind dat lekker in z’n vel zit, ontwikkelt zich meestal ook goed”, zegt Dina. “We stimuleren gewoontevorming, dat helpt de kinderen om zich met de aarde te verbinden. Veel herhalen geeft vertrouwen, rust en veiligheid en daardoor komen ze tot spel en ontwikkeling. Veel dingen komen dan vanzelf. Een kind dat zich prettig voelt, komt makkelijker tot leren.” Maaike vult aan: “Wat je als kleuterjuf doet, is meer gericht op de ontwikkeling op gang houden dan op het eindresultaat. Kinderen leren tellen via liedjes en versjes, of via praktische opdrachten zoals het tellen van alle kinderen die in de kring zitten, of bij het klaarzetten van bordjes om met elkaar te eten. We werken wel toe naar schoolrijpheid. Van oudste kleuters wordt dan ook af en toe wel iets verwacht, bijvoorbeeld een paar keer in de week draadjes weven of een tijdje bezig zijn met één of andere opdracht. Spelen is bij uitstek de manier van leren bij jonge kinderen. Het gaat in eerste instantie om ervaringen opdoen en spelenderwijs komen ze met allerlei begrippen in aanraking. Ze creëren hun eigen spel en hoe meer je daarin stuurt, hoe meer je afneemt. De fantasie is in deze fase op een hoogtepunt. We stimuleren die door verhalen, bakersprookjes en het ochtendspel dat de seizoenen volgt en waarin veel oude ambachten aan bod komen. De materialen waarmee de kinderen spelen zijn ook ‘niet af’. Poppen hebben een neutraal gezicht, zodat je zelf kunt bepalen wat voor emoties ze hebben. De blankhouten blokken kunnen van alles voorstellen en een pittenzak kan bijvoorbeeld ook een telefoon zijn.”

Ogenschijnlijk lijkt de manier waarop de kleuters meegaan in de stroom van de groep niet te verenigen met het opbrengstgericht werken waar de overheid de laatste jaren zo graag op aanstuurt. Maar schijn bedriegt. Hoewel er niet systematisch gewerkt wordt aan het verbeteren van meetbare resultaten, is er volgens Dina en Maaike wel degelijk een focus op resultaat. “In wezen werken we opbrengstgericht, maar wat de kinderen hier meekrijgen is niet altijd direct toetsbaar. We bieden de kinderen mogelijkheden: door liedjes, versjes, vingerspelletjes, ochtend; spel en ga zo maar door. We volgen ze in hun ontwikkeling en sturen indien nodig bij.” Op Mareland is wel even gewerkt met de Kleutercito, maar toen de kleuterleidsters erachter kwamen dat het niet verplicht was, zijn ze hiermee gestopt. Ze hebben genoeg andere instrumenten om te zien of een kind bepaalde dingen wel of niet beheerst, en proberen dan spelenderwijs de ontwikkeling te stimuleren. “Soms hebben ze iets extra’s nodig, bijvoorbeeld in hun grote motoriek,” zegt Dina. “In de stroom van de groep kun je eenvoudig extra oefening bieden, door bijvoorbeeld met zo’n kind aan de hand te gaan huppelen. Je kunt dat op zo’n manier doen dat een kind zich niet apart gezet voelt of uit de groep voelt vallen.

En als een kind echt iets meer nodig heeft, kunnen we een beroep doen op onze therapeuten, bijvoorbeeld voor euritmie-therapie. Met ons leerlingvolgsysteem houden we de ontwikkeling van onze kinderen bij. Hierin kunnen we ook duidelijk zien wanneer er op een bepaald gebied een stagnatie optreedt en er extra zorg nodig is.”

Piraten

Jorika Ehrlich van kinderdagverblijf Het Kleine Volkje deelt de visie van deze kleuterjuffen dat opbrengstgericht werken met toetsen en dergelijke niet bij deze leeftijdsfase past. De gemeente Leiden, waar Het Kleine Volkje is gevestigd, onderzoekt momenteel het werken met voor- en vroegschoolse educatie (vve) op kinderdagverblijven. Jorika is er huiverig voor dat dit verplicht wordt. “Bij vve werk je met methodieken met thema’s, vooral gericht op taal. Maar die thema’s sluiten helemaal niet aan bij de belevingswereld van de peuter,” legt ze uit. “Het gaat dan bijvoorbeeld om piraten of om de kermis. Daar zijn ze nog helemaal niet aan toe. Een huiselijk thema als boodschappen doen wordt op een heel verstandelijke manier gebracht. Dat is helemaal niet nodig, want kinderen ervaren voldoende als ze gewoon meegaan met boodschappen doen. Je moet het gewoon voorleven, dan doe je genoeg. Bovendien past het niet bij deze leeftijdsfase om volgens zo’n vast stramien te werken.”

Maar de ‘thematische lijn’ op antroposofische kinderdagverblijven en peutergroepen gaat via de het ritme van seizoenen. Dat is toch ook een van tevoren vastgestelde structuur? “Het volgen van de seizoenen gaat veel organischer, “ legt Jorika uit. “Je plant dat niet in je agenda, de ene zomer duurt langer dan de andere. We kijken gewoon naar de dag en naar hoe dingen ontstaan, zoals je dat in een gezin ook zou doen.”

Op een antroposofisch kinderdagverblijf in Maastricht is gewerkt aan een vve-methode op antroposofische basis. Mocht de overheid het werken met vve-methodes verplicht stellen, dan vindt Jorika het fijn dat dit ‘vangnet’ er in elk geval is. “Ik heb de methode nog niet gezien, maar verwacht dat dat een middenweg zal zijn tussen het volgen van een vast stramien en het uitgaan van de ontwikkeling van de kinderen.” Voor bepaalde ‘risicogroepen’ ziet ze het nut van vve trouwens best in. Voor kinderen die thuis geen Nederlands horen bijvoorbeeld. “Maar toch… wij hebben hier in de groep ook expatkinderen die thuis alleen Italiaans horen. Zij leren hier Nederlands door hoe we met hen omgaan, met liedjes en versjes, en bij baby’s al door te benoemen wat je doet als je ze aankleedt bijvoorbeeld. Het spreken met een kind is al rijk genoeg voor ze om de taal te leren. Het maakt dan natuurlijk wel uit hoeveel dagen per week een kind hier is.”

De rand van de zandbak

Het idee achter het verplicht stellen van voor- en vroegschoolse educatie voor kinderen vanaf 2 jaar is dat hiermee ontwikkelingsachterstanden beter te signaleren of te voorkomen zijn. Jorika Ehrlich legt uit dat er een verschil is tussen een langzame, maar gezonde ontwikkeling en een achterstand. Zij ziet dan ook legio mogelijkheden om eventuele problemen bij te sturen, zonder daarvoor van toetsen of screenings uit te gaan. “Als we echt een afwijking zien, gaan we met ouders in gesprek. We zien wel of een ontwikkeling gezond is, maar alleen langzaam of dat het zorgelijk is. Als dat laatste het geval is, verwijzen we door naar een specialist. We werken hier met hoogopgeleide mensen, zoals orthopedagogen en speltherapeuten. We vragen hen mee te kijken en zij kunnen ouders dan adviseren. We hebben hier veel vergelijkingsmateriaal, maar we vergelijken kinderen niet zoals dat ‘aan de rand van de zandbak’ gebeurt: ‘Kan jouw kind dit al? De mijne kan al dat…’ In de eerste zeven jaar mag een kind zich ontwikkelen in z’n eigen tempo. We raken niet in paniek als een kind van vier niet kan knippen. Iedereen heeft zo z’n talenten, we leggen er geen meetlat naast. Dat zet de boel zo vast. Bij opbrengstgericht werken verleg je de blik toch gauw naar het meten van details van wat je kunt en van wat acceptabel is. Mijn zorg is dat je dan te snel in een cognitieve ontwikkeling schiet, waar kinderen nog niet klaar voor zijn. Het gaat uiteindelijk niet om outcome of gemiddelden, maar om: wie is dit kind en wat heeft het nodig?” 

.

Peuter-kleuterklas: alle artikelen

Ontwikkelingsfasen: alle artikelen

Opvoedingsvragen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: peuter-kleuterklas

.

2489-2336

.

.

.