Tagarchief: dauwtrappen

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Hemelvaart (35)

.

Daan Rot, Antroposofie Magazine maart 2020 nr. 17

.

Aswoensdag, Pasen en Hemelvaart zijn een eenheid.
Hemelvaart is het afsluitende feest van de paascyclus

.

in de wolken met met Hemelvaart

Hemelvaart is die vrije donderdag die lekker uitloopt in een lang weekend. Een perfecte dag om aan de slag te gaan in de tuin, met heel veel anderen een bezoek te brengen aan de geel met blauwe meubelwinkel en een klusdag bij uitstek.

De bomen zijn weer lekker frisgroen, bloemen fleuren de wereld op, de vogeltjes zijn druk in de weer en zelfs de zwaluwen zijn weer in het land. Het is langer licht en we genieten van de ‘met zonder jas’-dagen.

Maar waarom zijn we vrij en wat vieren we eigenlijk? Ik schets even een tijdslijn om Hemelvaart goed te plaatsen in de christelijke feesten; tussen Aswoensdag [de eerste dag van de vastentijd] en Pasen zitten veertig dagen, tussen Pasen en Hemelvaart zitten ook veertig dagen. Omdat Pasen altijd op een zondag is, is Hemelvaart altijd op een donderdag. Aswoensdag, Pasen en Hemelvaart vormen samen een eenheid. Hemelvaart is het afsluitende feest van de paascyclus. Tien dagen na Hemelvaart is het Pinksteren. Ik leerde de kinderen ‘AsPaHePi’ als ezelsbruggetje! As(woensdag]Pa[sen]He[melvaart] Pi[nksteren] Ze weten nu precies welke feesten wanneer zijn en de bijbehorende verhalen worden vanaf nu op volgorde verteld. AsPaHePi is ons nieuwe jaarfeestenwoord.

Met Pasen herdenken we dat Jezus is gestorven en uit de dood is opgestaan. Hij verschijnt in de periode tussen Pasen en Hemelvaart aan zijn leerlingen om hen te onderwijzen. Op Hemelvaart toont Jezus zich voor de laatste keer aan zijn discipelen. Hij zegent hen, geeft hen de opdracht om op zendingspad te gaan en stelt hen gerust door de Heilige Geest aan te kondigen die altijd bij hen zal zijn en hen zal bijstaan. De discipelen zien hoe een wolk hem opneemt en Jezus zich bij zijn Hemelse Vader voegt. Met Pinksteren daalt de Heilige Geest uit de wolken neer.

Dauwtrappen

In de wolken zijn, een hemels gevoel, blij on gelukkig zijn… dan zie ik al snel een dansend kind op blote vue ten in het gras. Een oud gebruik op Hemelvaart is dan ook het dauwtrappen. Oorspronkelijk een onderdeel van het meifeest in de voorchristelijk tijd waarbij de Germanen de wederopbloei van de natuur vierden. Dat gebeurde niet bij het krieken van de dag. Al om drie uur ’s nachts stond je op om op blote voeten in de Heilige Wouden te wandelen, te dansen en te zingen om de voorvaderen te eren. Dit zou een magische en helende werking hebben. Dit gebruik houdt weer verbond met de latere processies van de Katholieke kerk.

In de negentiende eeuw trok men in Amsterdam de stad uit en de velden in met lekkers voor onderweg: rozijnen, vijgen, krakelingen en een strafte borrel. Het was een vroege wandeling, want men zat om negen uur weer keurig in de kerk voor de mis. In Rotterdam moesten de langslapers trakteren op hemelvvaartbollen.

Wij doen niet ieder jaar aan een potje dauwtrappen, de kinderen zijn inmiddels langslapers. Er worden genoeg natuurexcursies en wandelingen georganiseerd, mom we gaan er liever gewoon met ons zessen en de hond op uit voor een tocht door het bos, over het stand of we trekken de polder in. We gaan op zoek nam paardenbloemen om de pluizenbollen weg te blozen en Ik steek een bellenblaas in mijn zak. De bellen maken een symbolische hemelvaart en we worden vanzelf stil Het dauwtrapontbijt is dan meestal een dauwtrap-brunch geworden. En bij ons als heuse Rotterdamse langslapers, kunnen de Rotterdamse hemelvaartbollen niet ontbreken. We maken een extra portie van het deeg om traditioneel ook wat bollen uit te delen.

Ingrediënten voor ongeveer 9 bollen

40 gram verse gist of 2 zakjes droge gist
• 4 eetlepels lauwe melk plus 2 dl melk
• 500 gram bloem (eventueel 2/3 tarwe en 1/3 roggebloem]
• 10 gram zout
• 20 gram basterdsuiker
• 50 gram boter
• 300 gram rozijnen
• 100 gram krenten
• Theelepel kaneel
• Ei

Werkwijze

* Meng 40 gram verse gist [of 2 zakjes droge gist] met 4 eetlepels lauwe melk.
* Neem 500 gram bloem (eventueel 2/3 tarwe en 1/3 roggebloem] en meng deze met 10 gram zout en 20 gram basterdsuiker.
* Maak een kuiltje in de bloem. Smelt 50 gram boter en voeg dit toe samen met de aangemaakte gist en doe er geleidelijk 2 dl melk bij. Kneed het gistdeeg goed door tot het een soepel geheel is geworden.
* Laat het deeg afgedekt op een warme plaats een half uur rijzen.
* Was 300 gram rozijnen en 100 gram krenten en laat ze goed uitlekken. Kneed het deeg opnieuw door. Doe er een theelepel kaneel bij en kneed de rozijnen en de krenten goed door het deeg.
* Laat het deeg nogmaals een kwartiertje afgedekt, op een warme plaats rijzen.
* Maak bolletjes van ongeveer 125-150 gram. Beboter een bakblik, verdeel er een beetje bloem in en klop de losse bloem eruit. Leg de de bollen op het bakblik. Druk ze een klein beetje plat.
* Laat de bollen nog een kwartiertje narijzen.
* Bestrijk de bollen met het losgeklopte ei en zet het bakblik in een een zeer hete oven [240°C]
* Bak de hemelvaartbollen in 15 minuten bruin en gaar.
* Eet ze met boter en stroop!

.

Hemelvaart: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

Menskunde en pedagogie: alle artikelen

.

3209-3021

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pinksteren (28)

.

FOLKLORE

pnksteren 1

Daar komen de pinksterbruidjes aan. Volgens oude kerkelijke traditie valt Hemelvaartsdag precies veertig dagen na Pasen. Een erkende vrije dag, een dag met traditie. Luister maar eens naar wat een Overijsselse Almanak uit 1836 weet te berichten:
’Op den morgen van Hemelvaartsdag met het eerste daglicht naar buiten, de jenever-en brandewijnflesschen in den zak, en na zich onder de boomen en priëelen verlustigd te hebben, voordemiddags, somtijds vroeg genoeg om naar de kerk te gaan, terug. Ook de meisjes zijn bij dit dauwtreên.’
Dat dauwtrappen was een nu vrijwel geheel verdwenen gebruik om in de vroege morgen van Hemelvaartsdag met blote voeten in het bedauwde gras te lopen. Volkskundigen menen dat dit dauwtrappen of dauwtreden, zoals men ook wel zegt, berust op het volksgeloof dat de dauw op bepaalde belangrijke dagen magische en genezende kracht heeft.

Dat geloof is over boord gegooid. Natuurlijk. Maar daarmee is helaas ook het echte dauwtrappen zo goed als verleden tijd geworden. Nu zijn er heel wat mensen die op Hemelvaartsdag vroeg uit de veren zijn, omdat het – als het weer gunstig is – een mooie dag is om er zomaar midden in de week eens op uit te trekken. Maar dauwtrappen en de genezende kracht van de dauw? Voor hen die de geneeskracht van de dauw willen ontdekken, hier nog een speciale tip.

In Leek kunt u dat nog meemaken. Georganiseerd door V.V.V. en een natuurbeschermingsorganisatie. Wel vroeg op. Het begint om vier uur in de ochtend. Met roggebrood en spek, met koffie en koek. [1]

Tien dagen na Hemelvaartsdag is het Pinksteren, van ouds een kerkelijk feest, herinnerend aan de uitstorting van de Heilige Geest, zoals dat beschreven is in het tweede hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen.
Folkloristisch is Pinksteren een karakteristiek meifeest.

In Noord-Holland begint het nogal luidruchtig, vooral in Amsterdam, Haarlem, de Zaanstreek en op Texel, met luilakviering. Een mooie Amsterdamse impressie uit de dertiger jaren van deze eeuw geeft het volgende stukje.

‘In den nacht, die aan den zaterdag voor Pinksteren vooraf gaat, begint het lieve leven al. Er lopen om vijf uur, als het nog schemerdonker is, al jongens op straat te blerren: ‘Luilak, luilak, beddezak!!’ Komt er een agent in de buurt, dan maken zij benen. Dat zijn dan de erg enthousiasten, de sportieven, die graag hun vriendjes de oogen uitsteken en trotsch verkondigen, dat zij al om vijf uur op straat waren en dat er toen een ‘smeris’ kwam en dat ze toen ’de kuierlatten’ genomen hebben. Tegen zes uur komen er meer van die snaken. Je ligt in je bed, hebt den vorigen avond laat gewerkt, wil graag uitslapen.

Maar buiten dreint het: ‘Luilak, luilak!’ De kleine folkloristjes sleepen groenteblikken, oude fluitketels en ander geraasmakend materiaal achter zich aan en gillen, joelen en brullen: ‘Luilak, luilak!’ Suffig gaan je oogen open . . . o ja, Zaterdag voor Pinkster, Luilak . .. ’t Lieve leven is weer aan den gang … En je hebt zoo’n slaap en je mompelt allerlei onaangename dingen over die onuitroeibare atavismen en je verwenscht de verbeeldingrijkheid van de voorvaderen met hun verdraaid geluilak.’

Luilak is nóg niet dood en gaat waarschijnlijk nooit dood. De jeugd laat zich het privilege om lekker lawaai te maken niet ontnemen. Wel wordt door de volwassenen alle mogelijke moeite gedaan om de baldadigheden zoveel mogelijk in te perken. Vandaar georganiseerd luilakvieren met vroege bezoekjes aan bioscopen.

Voor nog levende pinkstergebruiken gaan wij eerst naar Haarlem. Daar vindt men de speciale luilakmarkt die van vrijdagavond tot de ochtend van zaterdag voor Pinksteren wordt gehouden. De nadruk ligt hierbij op de bloemen en iedere ware Haarlemmer komt op luilak dan ook met een plantje of bloemetje naar huis.

In Twente houdt men op eerste pinksterdag de pinksterbruidjes nog steeds in ere. De dorpen die nog mee doen, kiezen uit de jonge meisjes de pinksterbruid die opgetuigd met een kroon van veldbloemen, vergezeld van haar leeftijdgenootjes door de straten trekt, terwijl liedjes gezongen worden.

Daar komen de Pinksterbruidjes aan,
en ze zijn zo heel mooi aangedaan.
Geef wat, houd wat en het volgend jaar nog eens wat.
Hier woont een rijk man, die ons heel wat geven kan.
God zal U lonen, met honderdduizend kronen
met honderdduizend strikjes eraan,
daar komen de Pinksterbruidjes aan.

Natuurlijk wordt daarbij op traktatie gerekend, waarop in het liedje gespeculeerd wordt en men doet dat niet tevergeefs.

pnksteren 2

In Agelo bij Ootmarsum gaat nog ieder jaar de pinksterbruid rond. Het bruidje wordt door haar kornuitjes gekozen. Met een papieren kroontje, een mooi schortje en een waaiend sluiertje gaat zij met haar gevolg op stap. Ze verzamelen de goede gaafjes in een busje. De ene helft voor de missie, de andere helft voor een eigen feestje. En zingen. En zingen.

Pinksterbruid, wat schone ruit,
Wie heeft ons dat gegeven?
Dat heeft een rijke heer gedaan,
Die heeft ons dat gegeven.
Pinkstr’en komt maar eenmaal in ’t jaar,
Nu moet ge ons all’maal wat geven.

pnksteren 3

Soms worden er pinksterkronen opgericht, waaronder gezongen en gedanst wordt. Dat is nog het geval in Deventer. Zo’n pinksterkroon bestaat uit staken van vier tot vijf meter hoog, waaraan op een bepaalde wijze hoepels zijn bevestigd; van de top af, worden geknipte slingers van gekleurd papier neergelaten. Ook worden wel echte bloemen gebruikt en het ziet er allemaal heel feestelijk uit. Een van de standaardliedjes die bij de pinksterkroon in Deventer worden gezongen is nog steeds:

Wij rozen naar den ouden trant
Weer allen samen hand in hand
De Pinksterkrone is weer in ’t land
Hoezee
Hij stiet weer in de stroat geplant
Hoezee
Zien bonte kop stek fier omhoog
’t Is ja ’n lust veur ieders oog
Hoezee, Hoezee, Hoezee.

Dat zingen en springen bracht veel lawaai met zich mee. Soms heel erg. Zoals in 1679 toen de pinksterkroonviering door de stedelijke overheid van Deventer verboden werd vanwege het luidruchtig dansen en zingen en andere ’insolentiën’.

Rond Pinksteren is er nog meer aan de hand zoals het al heel oude kallemooifeest op Schiermonnikoog. In de nacht voor Pinksteren wordt daar een haan gestolen. Wiens haan dat zal zijn wordt door de kallemooicommissie in geheime beraadslaging vastgesteld. Niemand die zich daar tegen zal verzetten, ook de politie niet, want het is traditie. De haan die het slachtoffer van de feestviering wordt, heeft het niet slecht, maar moet geen last van hoogtevrees hebben. Het beest wordt in een mand met voer voor drie dagen opgetakeld in de twaalf meter hoge kallemooiboom. Daar kan hij zich van zijn speciale taak kwijten: hij moet kraaien, hoe meer en hoe harder, hoe liever. Om dat te bereiken wordt – zo gaat het verhaal in ieder geval – een vingerhoed oude klare bij het voer gevoegd. Dat schijnt de geestdrift van het beest aan te wakkeren. Dinsdag na Pinksteren wordt de mand weer naar beneden gehaald en gaat de haan naar de rechtmatige eigenaar terug. Waarom die onzin gebeurt, vraagt een nuchterling? De diepe zin is al lang vergeten.

Maar mag dat nu de pret deren?

Bij Pinksteren hoort pinksterdrie. Dat vindt men in ieder geval in de Zaanstreek waar men aan twee pinksterdagen niet genoeg heeft; een extra dagje dus. Na een beleg in de Zaanstreek, dat op de eerste en tweede pinksterdag 1576 plaats vond, werden de Spanjaarden op pinksterdrie verslagen. Vandaar dat pinksterdrie een soort bevrijdingsdag is geworden.
Purmerend heeft op pinksterdrie de traditionele markt, die jaren geleden ‘een bokkie kopen’ heette, want het accent lag toen op de veemarkt.
In Purmerend vertellen ze dat het een gewone markt is, al geven ze toe dat de halve omtrek naar de markt op die pinksterdrie gaat. Wat nuchter, maar zo zijn ze wel in Noord-Holland.

In het ‘Friese Haagje’ Heerenveen is een pinkster-jaarmarkt en wel op tweede pinksterdag, terwijl men in Leek op diezelfde dag volgens oude traditie markt houdt, waarbij zeer velen uit het Westerkwartier en het Noordenveld naar ‘de’ Leek trekken.

Een heel bijzonder pinkstergebruik was de brooduitdeling op de Ageler Es onder Ootmarsum. Op de tweede maandag na Pinksteren – beloken Pinksteren – deelden de boeren roggebrood uit aan de armen. Hoe men aan deze traditie is gekomen, vertelt een oud boekje als volgt, ’ln het jaar 1738, den 21 Juni, is er een dondersschoer opgekomen uit Zuidwest, omtrent vijf uur en is overgekomen te half zes, waaruit zoo een schrikkelijk regen is gevallen met zware donderslagen en lugtigen, dat de huizen beefden en daar is hagel gevallen, zoo groot als een eendenei, zoodat de glazen met de wind zijn ingeslagen en vele roggevelden en andere vruchten rond de stad vernield en verwoest zijn, zoodat het naar was om aan te zien. En is het schoer naar het Noorden omgetrokken. En om zoo een straf af te weren, beriepen de boerrigters eenen hölting tezamen om te beraden, wat aan de zaak te doen was, en men kwam daarin overeen om door liefdegiften in het gevolg bevrijt te wesen van onweer en hagelslag.’ Maar ja er zijn geen armen meer. Dus die boeren kunnen geen brood meer aan de armen geven. Afgeschaft? Ja, die brooduitdeling wel, maar niet de zinvolle traditie. Want op die dag komen de boeren nog altijd bijeen. In plaats van brood wordt nu geld bijeen gelegd. En dat gaat naar een goed doel.

Pinksteren is ook een tijd voor sport en spel en dan bedoelen wij niet Ajax en Feijenoord, al begint voetbal ook een stuk ‘folklore’ te worden. Nee, verder terug in de historie. Naar Walcheren, waar pinksterdrie een uitgezóchte dag is voor ringrijderijen, een oude sportieve bezigheid. Het is de kunst om een ring die aan een touw is bevestigd met een lans te steken. De deelnemers zitten daarbij op een ongezadeld paard dat tot galopperen wordt aangezet. Als de wedstrijd vordert en de beste rijders overblijven, wordt een ring van kleiner formaat gebruikt. Om zich zelf aan te moedigen neuriën de deelnemers fraaie liedjes zoals ie is in, ie is in, En noe gaet het nir m’n zin; of als misgestoken is ’t Is mis,’t is mis, As of d’r gin gat in is.

pnksteren 4

Met Pinksteren komt op de folkloristische kalender meteen een eind aan de lentetijd. De zomer staat voor de deur. En dat is een nieuw hoofdstuk.

[1] in 2015 nog wel in Leek; in 2016 hier

Hemelvaart en Pinksteren: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

1068-990

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pinksteren (4)

.
Annet Schukking, ‘Jonas”20, 29 mei 1987


ONGRIJPBAAR PINKSTEREN

Het enige dat van Pinksteren is overgebleven zijn de vrije dagen. Is dat nu Pinksteren?

Zo lang ik me herinneren kan, was het met Pinksteren mooi weer. Het was de eerste keer dat je weer een paar dagen helemaal buiten doorbracht, overgegeven aan en opgeno­men in de duizendvoudige luister van de bloeiende huid van de aarde en het uitbundig gejuich van de vogels dat al in de vroege ochtendschemering veelstemmig losbrak. Een voorproefje beleefde je al met Hemelvaart. Vroeger ging je dan ‘dauwtrappen’. Om vier uur op, een grote wandeling maken, de zon zien opkomen. Ook op de zaterdag vóór Pinksteren was er zo’n matineuze stemming. Kinderen trokken zingend en rammelend met bussen en deksels langs de huizen, de bakker bakte luilakbollen en anderen gingen naar de luilakmarkt, de gro­te, bonte bloemenmarkt in Haarlem of el­ders. Wie in de stad woont, heeft nu op vrijdag zijn spullen bij elkaar gepakt, bood­schappen gedaan, de tassen volgestouwd en is weggereden naar ergens buiten. Wanneer je dan je plekje gevonden hebt, je tent opge­zet, de omgeving verkend en, enigszins tot rust gekomen, begint te genieten van al het moois dat zich daar zo overvloedig presen­teert, dan kan de vraag bij je opkomen waar­aan je deze vrije dagen nu eigenlijk te dan­ken hebt, de vraag wat Pinksteren nu eigen­lijk is. En daaraan aansluitend hoe je dat viert.
Van de drie christelijke jaarfeesten die nog met vrije dagen geëerd worden: Kerst­mis, Pasen, Hemelvaart, Pinksteren, ligt Pinksteren wel het minst duidelijk in het bewustzijn. Kerstmis heeft nog zoveel traditie, spreekt ook nog in zijn beelden zo gemakkelijk aan: de geboorte van een kind — het is iets dat dagelijks gebeurt. Herders en koningen — in ons land bestaan ze nog. Sterren willen in de donkere winter­nacht ook wel eens zichtbaar zijn en met wat goede wil wor­den de engelen voor deze keer geaccepteerd. Het kind in de mens wordt meegeboren. Vandaar misschien ook dat het zo’n typisch familiefeest is.

Pasen wordt al moeilijker. Het sterfproces dat noodzakelij­kerwijze aan de opstanding voorafgaat, wekt weinig sympathiegevoelens, de opstanding zelf is een mysterieus gebeuren dat pas door veel inspanning enigszins begrepen kan wor­den. Hoewel het centraal staat in de mens­heidsgeschiedenis, de hele mensheid aan­gaat, is het dan toch ook een aangelegenheid waar de mens sterk individueel mee te ma­ken heeft. Woorden als: ‘Zie de mens’ en ‘Ik ben’ wijzen daar ook op. De verhouding die je als mens hebt tot het mysterie van Golgotha en opstanding is een zuiver persoonlijke zoals ook het sterven van een mens een heel individueel beleven is dat, zelfs al gebeurt het massaal, toch een gang door de eenzaamheid is. In het spannings­veld tussen geboorte en dood, in de worste­ling om met het mysterie van de opstanding verder te komen, van Kerstmis naar Pasen, groeit de mens innerlijk naar volwassenheid. Wat is het kenmerkende van Pinksteren? Je vindt hier maar weinig aangrijpingspun­ten in de cultuur, weinig traditie, behalve wat folkloristische gebruiken hier of daar, die ondanks de soms daarin aanwezige ver­borgen wijsheid tot nu toe weinig kans zien om weer echt levend te worden. Ook in de evangeliën vind je niets vermeld over Pink­steren. Pas in de daarop aansluitende ‘Han­delingen van de apostelen’ wordt er beknopt iets over gezegd:
‘De apostelen waren bijeen op de dag van Pinksteren. Toen ontstond er uit de hemel een geluid als van een geweldi­ge windvlaag (…); hun verschenen tongen als van vuur die zich verdeelden en zich op ieder van hen neerlieten. En zij werden allen door de Heilige Geest vervuld en begonnen met andere tongen te spreken. (…) ‘

De apos­telen kunnen zich na deze gebeurtenis plot­seling aan anderstaligen verstaanbaar ma­ken. En met deze ‘andere tongen’ beginnen zij het leven, de dood en de opstanding van Christus te verkondigen en gemeenten te stichten.

Het is een prachtig en sterk beeld dat zeker aanspreekt. Kun je daar ook iets mee als je met je tentje buiten zit?

Uitstuiven

Pinksteren valt vijftig dagen na Pasen. De datum varieert tussen 10 mei en 12 juni. Het is in onze streken de tijd van uitbundige bloei. Veel daarvan is zichtbaar, maar er zijn ook bescheiden vormen. Zo kan het bijvoor­beeld gebeuren dat je onverwacht ontdekt dat dit kleurige feestkleed van de natuur niet alleen versiering is, maar ook heel functio­neel en dat het nog bijzondere geheimen in zich bergt. Een wandeling op een windstille ochtend door de duinen voert je langs een bosje lage dennen. Toevallig raak je even aan een tak en daar begint deze overvloedig te ‘roken’! Fijne goudgele wolkjes vallen krin­gelend omlaag, verstrooien zich en lossen op. Ook de dennen staan in bloei! Ze heb­ben hun stuifmeeldoosjes geopend en bij de minste beweging geven zij hun rijke en dar­tele inhoud prijs.

Langs de hellingen van de duinen bloeit het groengele walstro en zijn hommels en bijen vlijtig bezig met het verzamelen van honing. Van iedere bloem die ze bezoeken krijgen ze gratis iets mee: een pakje stuifmeel dat ze in het korfje aan hun achterpootjes laten stop­pen. Voedsel voor de larven thuis en grond­stof voor de bijenwas om raten van te maken. En dan… als bij toeval blijven er een paar stuifmeelkorrels kleven op de stamper van een naburige bloem die bezocht wordt en vindt er een bevruchting plaats. Het stuifmeel hoort even wezenlijk bij het voorjaar en bij Pinksteren als sneeuw bij de winter en bij Kerstmis. De lucht is er hele­maal van vervuld, zoals de gevoelige organen van mensen die met hooikoorts behept zijn, kunnen gewaarworden. Stuifmeel is er in een waanzinnige overvloed. Eén paarde­nbloem levert al zo’n 240.000 stuifmeelkorreltjes op. En even minuscuul als de sneeuw­kristallen zijn, zijn ook deze korreltjes — je kunt ze alleen maar onder een microscoop afzonderlijk waarnemen. En dan blijkt dat ze een heel andere vorm hebben dan de sneeuwkristallen. Ze zijn meestal rond, bol­letjes zijn het, terwijl de sneeuwkristallen stervormig zijn. Ze zijn in zekere zin de tegenpool van de sneeuwkristallen: hun vorm gesloten tegenover stralend, ze houden van warmte in plaats van kou, ze hebben een zekere consistentie tegenover de snelle ver­gankelijkheid van de sneeuwkristallen. Wat ze gemeen hebben is hun kosmisch karakter en hun minimale stoffelijkheid. Het is trouwens interessant om eens naar het geheel van een bloeiende plant te kijken. Onderaan, vast verankerd in de aarde, de stevige harde wortel, bijna begerig zoekend naar water en voedsel, het meest aardse deel van de plant. Dan de stengel en bladeren waarin vooral het waterelement overheerst zoals je bijvoorbeeld kunt zien in de delta-­achtige vormen van bladnerven of boom­kruinen. Dan de bloem die echt bij de lucht hoort, transparant en vluchtig. Ja, en ten’­slotte het stuifmeel! Daar maakt iets zich helemaal vrij van de plant, wordt nagenoeg onstoffelijk, zweeft onzichtbaar door de ruimte, verdeelt zich en daalt als wekkende vlammetjes neer op de stampers van de bloemen.

Ook de mensen krijgen met Pinksteren uitstuivende neigingen. Pinksteren kun je be­schouwen als de opmaat tot de zomerse volksverhuizingen. Duizenden mensen ko­men in beweging, beginnen te trekken, zwermen alle richtingen uit. Het kan niet uitblijven of er vinden ook duizenden ont­moetingen plaats. De meeste zullen kort­stondig zijn en wegwaaien in de wind. Som­mige zullen ‘klikken’ en uitgroeien tot vriendschappen. En dan zullen er enkele zijn die tot zodanige verbindingen leiden dat zij inspirerend gaan werken, spiritueel vruchtbaar worden. Het zijn nu geen fami­liebijeenkomsten die gehouden worden, maar nieuwe gemeenschappen die zich in vrijheid vormen. Ondanks taalverschillen worden mensen voor elkaar verstaanbaar. Tegenwoordig ben je geneigd onder de in­druk te komen van ‘veelheid’, van enorme aantallen. Er wordt aan getallen veel aan­dacht geschonken, hoe groter hoe imponerender. Daarmee verdwijnt dan vaak het zicht op de kwaliteit van het kleine, het schijnbaar nietige, het bijna onvindbare. Terwijl dat juist zo’n enorme kracht, zo’n geweldige potentie kan hebben. Een nietig stuifmeelkorreltje kan in verbinding met een stamper een proces van vrucht- en zaadvor­ming in werking zetten dat een duizendvou­dige rijkdom oplevert. Zo kun je ook naar de sterrenhemel kijken. Miljarden sterren en sterrenstelsels breiden zich uit om je heen. ‘De aarde is in het heelal niet meer dan een ‘stofje’, wordt er gezegd. Maar dat is dof materialisme. In die giganti­sche paardenbloemenwei van het heelal is de aarde een ‘stuifje’, een levende stuifmeelkorrel met in potentie een geweldige toekomst voor zich.

Zelf aan de gang

Pinksteren heeft geen uiterlijke symbolen waar je voor de viering op kunt steunen of mee kunt spelen. Geen kerstboom, kaarsjes, eieren of hazen. Het is nu zoals Joseph Beuys het zegt: de mens krijgt niets meer cadeau. Hij moet nu zelf aan de gang. De mens heeft alles gekregen: allereerst het ingenieuze kunstwerk van zijn eigen licha­melijkheid, dan de onvoorstelbare rijkdom van de natuur, daarbij alles wat door mense­lijke cultuur is voortgebracht en ten slotte wat hij aan geestelijke vermogens heeft. Hij kan zich voor ideeën openstellen en daaraan ontvlammen en hij heeft de vrijheid om keuzes te doen en zich te verbinden met wat hij belangrijk vindt. Met déze gaven moet hij nu zelf aan de gang, van binnen uit, zich omstulpend, zich bevrijdend van zijn ca­deau-krijgende houding, zichzelf opwek­kend tot creatieve inspanning. Dat is geen eenzame bezigheid, dat is een gemeen­schappelijke activiteit bij uitstek. Pinksteren is het feest van de ‘Heilige Geest’. Heilig is eigenlijk hetzelfde als helend, gene­zend. De mens is over het algemeen niet heilig — hij maakt dingen kapot, uit dom­heid of door onzorgvuldigheid, bij vergissing of uit woede, soms zelfs voor de grap of uit boosaardigheid. Daar waar hij erin slaagt zich met de geest te verbinden, met de helen­de geest die de aarde omhult, die tot uit­drukking komt in alles wat leeft, kan hij genezend beginnen te werken.
Pinksteren staat aan het eind van de reeks feesten die met Advent begint. Er zit een zekere culminatie in die reeks, het is een weerspiegeling van de mensheidsontwikkeling van verleden naar toekomst. Het is een reeks van feesten die niet nu wordt afgesloten maar die een open einde heeft — dat maakt het vieren van Pinksteren ook zo ongrijpbaar. Je zou kunnen zeggen: het is iedere dag Pinksteren, ook met Kerstmis. Elke dag de windvlaag kunnen horen, de vlammen zien en je tong in je mond omdraaien. Dat is het eigenlijk.

 

 

Pinksteren: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

 

151-144

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.