.
Pieter HA Witvliet
.
CONCREET EN ABSTRACT
Als je een kind, laten we zeggen, een rekenopdracht geeft, ga je ervan uit, dat het deze ook begrijpt.
Een kind van 7 moest het getal 5 splitsen en daarvoor was een som bedacht:
In een portemonneetje zit € 5,–
Je koopt een kam van € 1. Het kind moet nu naast de betreffende balk het antwoord € 4 invullen, dat is over.
De bedoeling van de somontwerper was, dat in de volgende balk 1 kwam te staan; bij de volgende balk 2 enz.
Maar in de tweede balk gaf het kind als antwoord: 0
De derde opdracht met het getal 3 maakte het kind niet.
Op mijn vraag waarom het die niet had gedaan, antwoordde het kind: ‘Dat kan toch niet, je hebt geen 3 meer.’
Ik moest even nadenken wat het kind precies bedoelde en begreep het opeens en ook het antwoord 0, daarboven.
Het kind was heel concreet uitgegaan van de inhoud van de portemonnee met 5 euro en ja, als je er 1 uitgeeft hou je er 4 over, maar als je die dan uitgeeft, is je portemonnee leeg!
En inderdaad: je hebt geen 3 meer.
Hier nog een voorbeeld van een concrete en abstracte opgave.
Overigens is het wel heel belangrijk dat de 1e-klassers de eerste 10 getallen feilloos kunnen splitsen.
Dat kunnen ze m.i. beter leren met hun eigen vingers – bv. met de ene hand er 3 verbergen; wat moet er aan de andere hand zichtbaar zijn als het om ‘vijf’ gaat, enz.
Uiteindelijk is het goed dat de kinderen vanuit wat ze begrepen hebben a.h.w. een soort opteltafel van 5 leren:
5= 0 + 5
1 + 4 enz.
En er doen zich vele ogenblikjes voor waarop je even door de klas kan roepen: ‘het gaat om ‘7, ik zeg 3, dan zeg jij …..’vier’, enz!
.
Rekenen: 1e klas alle artikelen
Rekenen: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle artikelen
.
1927
.