Ook dit wat oudere artikel bevat hoogst actuele gezichtspunten. Juist in deze tijd waarin met name de vrijeschoolbovenbouwen sterker dan voorheen worden geconfronteerd met exameneisen.
KIND IN ONTWIKKELING – MENSHEID IN ONTWIKKELING
.
Onlangs vroeg iemand – hoogleraar en lid van een examencommissie m.o.-wiskunde – mij (A.S) of het mogelijk zou zijn om een school zo in te richten dat je een breed vormingsonderwijs geeft zonder daarbij van een bepaalde wereldbeschouwing uit te gaan.
In het gesprek hierover kwamen wij erop dat dit niet mogelijk is, dat iedere school, hoe dan ook, altijd uitgaat van een bepaald wereldbeeld, een bepaalde wereldbeschouwing. Een school is in feite nooit ‘neutraal’; neutraal onderwijs bestaat niet.
Het wereldbeeld van de school wordt zichtbaar in de doelstelling. Is de voornaamste of enige doelstelling de opleiding voor een examen, dan wordt uitgegaan van het wereldbeeld, waarin de mens beoordeeld wordt naar bepaalde, eenzijdig beperkte prestaties, die hem al dan geen toegangskaart verschaffen tot een besloten maatschappij. Haalt hij die toegangskaart niet, dan staat hij eigenlijk buiten die maatschappij, staat voor een gesloten deur – het schrikbeeld dat zelfs kleuterouders al voor hun kinderen voor ogen zweeft. En omdat het onrechtvaardig aandoet om mensen buiten te sluiten wordt er eindeloos aan de methode van onderwijs gesleuteld opdat toch zoveel mogelijk leerlingen hun toegangskaart halen zonder dat er aan de feitelijke handicaps, de doelstelling, iets wordt veranderd,
Haal je de toegangskaart wel, dan zet de ladderklimmerij zich voort. Iedere sport hoger biedt immers kansen op een betere positie in die maatschappij, op een hoger inkomen. Doelstelling van examengericht onderwijs is: sleutel tot laddermaatschappij, tot positie, inkomen, kortom tot individueel succes, zoals dit door minister van Kemenade weer eens is uitgesproken op het landelijk congres van de Vereniging voor Openbaar Onderwijs, op zaterdag 24 mei j.l.* Gelijke kansen in het onderwijs betekent in dit wereldbeeld niet anders dan gelijke kansen op het leveren van gelijke prestatie – minstens mavo- die toegang geeft tot een maatschappij, waarin de waarde van een mens wordt afgemeten naar zijn papieren status en wordt uitgedrukt in geld – een zuiver materialistisch wereldbeeld.
Rudolf Steiner heeft een ander wereldbeeld gegeven. Het is een beeld dat getuigt van een enorme visie, een beeld dat zich uitstrekt over grote tijdperken van aarde- en mensheidsontwikkeling. In een aantal werken en voordrachten beschrijft Rudolf Steiner hoe onze aardeplaneet en de daarmee verbonden mensheid aeonen omvattende ontwikkelingsstadia doormaken, ieder met hun eigen opgave. In een vorige, ver terugliggende fase, is het de wijsheid geweest, de goddelijke wijsheid, die zich langzamerhand met de aarde verbonden heeft. Het is de wijsheid die wij nu in de natuur kunnen terugvinden als overal werkende kracht. In de substanties van de minerale wereld, in alle skeletvorming bv., in de levensprocessen van de planten, in het instinkt van de dieren. Hoe meer wij met ons menselijk ‘on’wijs handelen in deze natuur ingrijpen, des te meer merken wij hoe wij iets verstoren wat verbazingwekkend geniaal in elkaar zit en in stand blijft. Alles wat wij ‘ontdekken’ en ingenieus vervaardigen, is in de natuur al ergens verborgen aanwezig en reeds toegepast, de natuur is daarin veel verder. Deze innerlijke wijsheid leert de mens eerst geleidelijk te veroveren.
Inmiddels wordt in de tegenwoordige fase van de aarde iets anders voorbereid.
Iets, wat niet in de natuur te vinden is en wat alleen met behulp van de mens bereikt kan worden: de liefde, de broederlijkheid.
Dat is de opgave van de ontwikkelingsperiode van mens en aarde, waarin wij nu leven. Deze liefde, zegt Steiner, is reeds lang geleden in kiem aangelegd in zijn laagste vorm en zal zich steeds meer vergeestelijken totdat, wanneer de aarde aan het eind van deze ontwikkeling gekomen is, zij geheel van liefde zal zijn doortrokken zoals zij nu van wijsheid is doortrokken.
Voorwaarde voor het volbrengen van deze opgave is echter, dat de mens een vrije persoonlijkheid wordt. Alleen in volle geestelijke vrijheid, nooit onder dwang, kun je iets liefhebben, kunnen mensen broederlijk met elkaar omgaan.
Het is een opvallend verschijnsel dat er zo’n groot verlangen naar broederlijkheid onder de mensen leeft en dat er toch zo weinig van verwezenlijkt wordt. Je kunt je daarbij troosten met de gedachte, dat we nog aan het begin van deze ontwikkeling staan.
Maar worden we ook niet geremd doordat we ons nog steeds (moeten) onderwerpen aan de consequenties van een voor algemeen geldend gehouden wereldbeeld, ook als we daar innerlijk niet achter staan? Een wereldbeeld dat bovendien bedriegt, omdat het zich niet als zodanig aandient. Omdat het via het ingeslepen opvoedingspatroon zo aan je is vastgegroeid als je eigen neus aan je is vastgegroeid, die je ook niet meer ziet. Maar zodra je over onderwijs komt te spreken wordt het zichtbaar.
*Annet Schukking, Geert Grooteschool, *juni 1975
Literatuur:
Rudolf Steiner –
GA 13
vertaald: de Wetenschap van de geheimen van de ziel
GA 103
vertaald: Het evangelie naar Johannes
de Zending van de Aarde (vertaling van Die Mission der Erde), voordracht gehouden te Hamburg op 20 mei 1908
Toetsen: alle artikelen
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle artikelen
901