.
DE REUS DIE MILJOENEN LEVENS REDDE
.
Buiten Noorwegen is Fridtjof Nansen bijna vergeten. Ten onrechte. Hij was een der reuzen van zijn tijd. Hij was een poolvorser wiens expeditie werd geprezen als “het grootste wapenfeit van de negentiende-eeuwse mens”. En in de twintigste eeuw verrichtte hij een der grootste daden van menslievendheid die de wereld ooit gekend heeft: door zijn inspanningen werden miljoenen als gevolg van de oorlog van huis en haard verdreven vluchtelingen gered en werden hele volkeren naar elders overgebracht. Toen hij in 1930 stierf werd van hem gezegd dat hij meer mensenlevens had gered en het bestaan voor meer mensen draaglijk had gemaakt dan enig ander in de geschiedenis.
Hij blonk zijn leven lang uit, zelfs in fysiek opzicht. Hij was 1 meter 88 lang, had blond haar en blauwe ogen, was zo sterk als een paard en deed denken aan een Viking-god uit de oudheid. Hij had een hartstocht voor de wildernis en voor de ongereptheid van eenzame plaatsen, en hij had een hekel aan steden — “waar de mensen net zo lang tegen elkaar aan wrijven tot zij stuk voor stuk ronde, gladde nummers zijn geworden.”
Zijn jeugd bracht hij door op een boerderij aan de rand van het prachtige Nordmarka-woud. Zijn vader, een welvarende advocaat uit Oslo, stond hem toe wekenlang alleen in dat woud rond te zwerven en de met bomen bedekte bergen daarachter te doorvorsen. Hij leerde dat het beter is weinig te verlangen dan veel te verdienen. Terwijl hij hier eindeloos dieren en planten verzamelde en classificeerde werd Fridtjofs interesse in de natuurwetenschappen en in de exploratie van het onbekende gewekt – een speurzin die hem tot een groot zoöloog en oceanograaf zou maken. Later, toen hij in Bergen — de bakermat van de Noorse wereldscheepvaart — aan zijn doctoraal werkte, vernam hij dat er grote behoefte bestond aan nauwkeurige weervoorspellingen in het gebied van de noordelijke Atlantische Oceaan. Deze wetenschap kon uitsluitend worden verkregen door het vrijwel ontoegankelijke binnenland van Groenland in kaart te brengen. Zo begon Nansens eerste grote avontuur.
Vanuit enkele eenvoudige Deense nederzettingen in de westelijke havens van Groenland hadden diverse expedities, waaronder een onder leiding van Peary, gepoogd de grote ijskap over te steken. Maar zij hadden allen moeten terugkeren nog voor zij halverwege waren. Er bevonden zich geen nederzettingen aan de oostzijde. Een verheven bergwand omrandde die kust en van deze muur gleden reusachtige gletsjers in het water. Kilometers in het rond was de zee een malende, ziedende nachtmerrie van heen en weer geslingerde ijsblokken. Ontoegankelijk, zeiden de experts. Nansen echter ontvouwde een stoutmoedig plan: hij zou Groenland van oost naar west oversteken. In geval van een catastrofe zou er geen basis zijn om op terug te vallen, maar Nansen was vol vertrouwen. “Als wij weten dat wij niets achter ons hebben,” zei hij, “zijn wij wel gedwongen vooruit te gaan.”
Het voorstel kreeg veel publiciteit en werd vrijwel unaniem verworpen. Maar een Deense koopman werd overgehaald de expeditie te financieren en drie Noorse sportlieden benevens twee Laplandse gidsen boden aan om mee te gaan. Er volgde een periode van intensieve voorbereidingen. Nansen vond allerlei dingen uit en bouwde ze met eigen handen, zoals de Nansen-slede die van brede, buigzame lopers was voorzien om de schokken te absorberen wanneer zij over ruw ijs werd voortgesleept. Hij trachtte alle denkbare gebeurlijkheden te voorzien en stelde eigenhandig elk onderdeel van zijn uitrusting in de winterse sneeuwbuien van Noorwegen op de proef.
In de zomer van 1888 bracht een robbenjagersvaartuig het gezelschap naar een punt in de nabijheid van de spookachtige oostkust van Groenland. Wekenlang hield het pakijs het schip 50 mijl van de kust. Maar op 17 juli opende het ijs zich en kon het schip zich tot negen mijl van de kust wurmen, waarna met twee roeiboten zes jonge avonturiers werden neergelaten. Zij hadden twaalf dagen nodig om de kust te bereiken! Soms vroren de boten vast in het drijfijs, soms werden zij zover meegevoerd dat de mannen het land uit het gezicht verloren. Vaak werden zij door golven besprongen en heftig op en neer geslingerd; er was dan weer een ijsberg met een gewicht van duizenden tonnen van de gletsjer afgebroken en in zee gestort. Toen zij zich eindelijk een weg naar het land hadden gebaand, roeiden zij meer dan twee weken langs de kust om een doorgang door de fantastisch verstrengelde bergen en ijsmassa’s te vinden. Eindelijk vonden zij een opening en begonnen zij zich langs de 1800 meter hoge bergwand omhoog te klauwen. Zes dagen later stonden zij op de top van de ijskap.
De zes mannen hadden zeer te lijden van de bittere koude en van sneeuwblindheid. Op een keer werden zij drie dagen in hun tent vastgehouden door een storm waar niemand tegenop kon. Hun baard en hun haren vroren vast aan hun parka’s van Eskimo-vachten, zodat zij soms moeite hadden hun mond open te krijgen. “Goeie hemel,” merkte een der mannen op, “en dan te bedenken dat er mensen zijn die zich vrijwillig aan zo’n verschrikking onderwerpen!”
Toch verliep alles in feite volgens Nansens zorgvuldig opgestelde plannen. Hij hees de zeilen van de skisleden en in zes weken bereikten zij Godthaab aan de westelijke rand van Groenland.
Nansen keerde naar Noorwegen terug om de tijdens de expeditie verzamelde wetenschappelijke gegevens te publiceren. Op zijn 28e was hij beroemd en de held van de jeugd van alle landen. Maar zijn overwinning had “niets van het onverwachte” en weldra smeedde hij plannen voor een nieuw avontuur.
De noordpool was evenals de oceaan die zich honderden kilometers eromheen uitstrekte, bedekt met een omvangrijk ijsveld.
Alle noordpoolvorsers waren met hun schepen tot aan dit ijs gevaren en hadden vervolgens gepoogd te voet de pool te bereiken. Men meende dat het fataal zou zijn een schip door het ijs te laten insluiten en vastvriezen. Maar op een keer had Nansen bij Groenland vanaf het schip van een robbenjager een stuk drijfhout op een ijsschots waargenomen. Groenland had geen bomen; er moest dus een constante stroming bestaan die de gehele ijskap van Siberië naar Groenland voerde, waar zij in de warmere wateren in stukken uiteenviel. Als drijfhout over de Noordelijke IJszee kon reizen, waarom dan geen schip?
Nansens plan begon vaste vorm aan te nemen. Hij zou een schip vast laten lopen in het ijsveld ten noorden van de Siberische eilanden en het daar laten invriezen. Binnen drie à vijf jaren moest het dan bij Groenland weer te voorschijn komen. Met een beetje geluk zou het zich over de pool bewegen of er althans dicht langs gaan. Opnieuw trof hij zorgvuldig zijn voorbereidingen. Zijn vaartuig van 400 ton was van een nieuw ontwerp; de zware houten romp had een zodanige ronding dat het ijs het schip niet zou kunnen fijnknijpen, maar het omhoog zou duwen. Nansens vrouw Eva doopte het schip Fram, het Noorse woord voor “Voorwaarts”; terugkeer zou immers onmogelijk zijn.
In september 1893 stuitte de Fram met Nansen en twaalf uitgelezen geleerden en zeelieden aan boord op het pakijs ten noordwesten van de Bering-Straat. Toen de ijsmassa’s het schip hadden ingesloten en het in de tang begonnen te nemen, wankelde en kreunde de Fram, maar geleidelijk rees het schip omhoog en kwam het tot rust op het ijs — zoals Nansen had gehoopt “als een bal op een presenteerblaadje”. De bemanning van het schip verdiepte zich in de zorgvuldig uitgekiende werkzaamheden: registratie van de temperatuur, het verrichten van dieptelodingen onder de ijsvloer en het verzamelen van monsters van de oceaanbodem. Aan het eind van het eerste jaar bleken zij 302 kilometer te zijn afgedreven. In dat tempo zou het hun bijna vier en een half jaar kosten om over de top van de wereld te reizen en Spitsbergen te bereiken — de noordelijkste buitenpost van Noorwegen.
Al vroeg in het tweedejaar werd het duidelijk dat de Fram de pool zou missen. Nansen maakte toebereidselen om het tweede deel van zijn plan ten uitvoer te leggen. Met een metgezel en drie hondensleden zou hij het schip verlaten en zo ver mogelijk naar het noorden doorstoten. Het tweetal zou het schip nooit meer kunnen terugvinden. Maar, zo meende Nansen, door kajaks op de sleden mee te nemen zouden zij zowel over ijs als in open water kunnen reizen en weer land kunnen bereiken. En zo verlieten hij en Hjalmar Johansen op 14 maart 1895 de Fram op 664 kilometer ten zuiden van de pool. Hun reis naar het noorden was een der zwaarste welke ooit door mensen is overleefd. Het poolijs was een eindeloze opeenvolging van troggen en ijskammen, alsof de zee plotseling was bevroren op het hoogtepunt van een woedende storm. De sleden en de honden over 6 meter hoge ijswallen te voeren was een worsteling die het uiterste van hun krachten vroeg. Op 8 april beklom Nansen de top van een ijsrichel en plantte er de vlag van Noorwegen. Hij deed een waarneming: 86 graden 14 minuten Noorderbreedte — 300 kilometer noordelijker dan enige poolvorser ooit was gekomen. De zomer was nu in aantocht en het ijs dreef sneller naar het zuiden af dan zij zich naar het noorden worstelden. En dus moesten zij terugkeren. Hun reis werd nu nog zwaarder. Zij werden doorweekt door smeltend ijs en sneeuwstormen en hun voorraad proviand slonk voortdurend. Op een keer geraakten hun kajaks met al hun uitrusting op drift zodat Nansen 180 meter door het ijskoude water moest zwemmen om ze te redden. Op een enkele na stierven alle achtentwintig honden aan uitputting. Zij deden er vier maanden over om de eilandengroep te bereiken die als Frans Jozefsland bekend staat — het eerste land dat zij in twee jaar onder de voeten kregen.
De ontdekkingsreizigers bereidden zich nu voor op hun derde poolwinter. Zij bouwden muren van steen en mos en een dak van drijfhout en walrushuiden. Om aan proviand te komen doodden zij negentien ijsberen. Als brandstof sloegen zij walrusspek op.
En toen sloot de poolnacht zich over hen. In latere jaren gaven de mannen in het openbaar slechts twee ongemakken toe die hen tijdens die negen maanden in de kleine hut hadden geplaagd. Johansens probleem was: “Elke keer als ik snurkte gaf hij mij een schop.” Nansens klacht: “Maar het hielp nooit.”
Toen de lente aanbrak gingen zij opnieuw op weg naar het zuiden. Buiten medeweten van Nansen had een Engelse expeditie, onder leiding van Frederick Jackson, Frans Jozefsland geëxploreerd en 150 kilometer verderop overwinterd. Op een dag zag de verblufte Jackson een morsige gestalte van achter een ijsheuvel opduiken en op hem toe rennen. “Goede hemel, wat ben ik blij u te zien,” stamelde hij ten laatste.
Met Jacksons schip bereikte het gezelschap in augustus 1896 Noorwegen. Een week daarna kwam de Fram de haven binnen; iedereen aan boord was gezond en wel.
Nansen werd verwelkomd als de grootste noordpoolvorser in de geschiedenis. Hij had zijn theorie van de polaire zeestroom bewezen; hij had het spits afgebeten van een nieuwe, efficiënte methode van poolonderzoek. Waar hij ook ging werd hij door juichende menigten begroet en gehuldigd. Maar het leven in de openbaarheid drukte hem. Hij voelde dat “zijn ziel werd weggespoeld, vertreden door vreemde mensen, zodat een man gedwongen wordt zich te verschuilen om zichzelf terug te vinden.” Alleen in de natuur kon hij vrede vinden, en hij wenste nu met vrouw en kinderen in eenvoud te leven en naar zijn laboratorium terug te keren.
Maar zijn grootste avonturen had hij nog voor de boeg.
In 1905 maakte het opkomende nationalisme een einde aan de negentigjarige unie tussen Noorwegen en Zweden. Nansen werd leider van de Noorse afscheidingsbeweging. Zweden had 60 00o soldaten; Noorwegen slechts 4000. Het scheen een dwaas moment om zelfstandigheid te vragen, maar Nansen had een les uit zijn avonturen getrokken: “Er is altijd een manier om de dingen te doen die gedaan moeten worden.” Hij reisde naar Kopenhagen en naar Londen, sprak met hoofdredacteuren en politici en produceerde met ongelooflijke energie artikelen en lezingen. In het buitenland wist men maar weinig van Noorwegen, maar Nansens naam opende alle deuren. Zijn stoere ernst en zijn heldere argumenten leidden tot de tussenkomst van Denemarken en andere staten, en Zweden stemde toe in een vreedzame regeling.
De Eerste Wereldoorlog bracht Noorwegen in een gevaarlijke positie. De voor zijn voortbestaan noodzakelijke import- en exporthandel werd verstoord en de nationale economie bijna vernietigd. Nogmaals werd Nansen van zijn wetenschappelijke bezigheden weggeroepen. Hij reisde heen en weer tussen Washington, Londen en andere steden om geduldig de overeenkomsten uit te werken die Noorwegen voor verhongering moesten behoeden. Zelfs de vrede van Versailles bracht hem geen rust. Een der eerste problemen waarvoor de nieuwe Volkenbond zich gesteld zag was de repatriëring van de krijgsgevangenen. Maar Ruslands communistische regering wilde niet onderhandelen met de “vijandige” Volkenbond en trok zich weinig aan van de gevangenen die in Siberische kampen stierven, of zelfs van de Russen die in het buitenland werden vastgehouden. De Volkenbond deed wat Noorwegen al zo lang gewend was te doen: hij deed een beroep op Nansen.
Nansen begaf zich zonder verwijl naar Moskou. Tsjitsjerin, de volkscommissaris van Buitenlandse Zaken, weigerde hem te erkennen als vertegenwoordiger van de Volkenbond. Goed, zei Nansen, beschouw mij dan maar als de persoonlijke vertegenwoordiger van de betrokken landen. Er waren geen transportmogelijk heden voor gevangenen, zei Tsjitsjerin. Waarop Nansen hem een gedetailleerd plan voor hun transport voorlegde. Ten slotte gaven de Russen toe en werden er 427 000 gevangenen bevrijd. Volkenbondsexperts hadden berekend dat de repatriëring per gevangene meer dan 700 gulden zou vergen; Nansen deed het voor dertig.
Opnieuw trachtte hij terug te keren naar zijn arbeid als hoogleraar in de oceanografie aan de universiteit van Oslo. Maar opnieuw kwam er een politiek S.O.S. Anderhalf miljoen vluchtelingen voor de communistische revolutie werden her en der door Europa gestuurd en vluchtten van het ene land naar het andere. Als Hoge Commissaris voor het Vluchtelingenwezen van de Volkenbond zorgde Nansen ervoor dat de Witrussen zich konden vestigen in Frankrijk, Bulgarije, Tsjechoslowakije, Joegoslavië, Palestina en de Verenigde Staten. Om de ontwortelde mensen voor zichzelf te kunnen laten zorgen, zorgde hij voor baantjes, gereedschappen, zaden en nieuwe industrieën. De actie van de Volkenbond werd ten zeerste belemmerd door het feit dat de vluchtelingen als regel geen paspoorten hadden. Nansen loste dat probleem op door zelf paspoorten voor hen uit te schrijven die na verloop van tijd door 52 regeringen werden erkend. Dit Nansenpaspoort was niet van een nationaal embleem voorzien, doch van het vastberaden profiel van Fridtjof Nansen.
Terwijl hij nog bezig was de Russische vluchtelingen te helpen werd er opnieuw een beroep op hem gedaan, ditmaal door de slachtoffers van de Grieks-Turkse oorlog. Een bij het vredesverdrag getroffen grensregeling bracht honderdduizenden Grieken en Armenen onder een hun niet welgezind Turks regime, hetgeen een lawine van vluchtelingen ontketende. Nansen zag in dat slechts de overbrenging van de Grieken naar het Europese vasteland de basis voor een duurzame vrede zou kunnen leggen. Hij stelde de overdracht voor, en hij voerde haar ook uit. Na acht jaren van moeizaam onderhandelen vond een half miljoen Turken een tehuis in Klein-Azië en werden anderhalf miljoen Grieken in hun eigen vaderland aan land geholpen.
En toen kwam de verschrikkelijke Russische hongersnood van 1922. Dertig miljoen boeren aten boomschors, bladeren en zelfs gezouten mensenvlees. Er waren epidemieën in aantocht die een bedreiging voor geheel Europa vormden. Nansen was nu zestig, maar hij aarzelde niet. Toen de Volkenbond, die Rusland wantrouwde, hem fondsen weigerde, reisde hij door Europa en Amerika om door middel van lezingen zoveel mogelijk geld bijeen te brengen. Herbert Hoovers American Relief Administration redde het grootste deel van de slachtoffers, maar het was door Nansens persoonlijke inspanningen dat een miljoen mensen te eten kregen. Hij nam zelf de leiding over de keukens en assisteerde persoonlijk met de nederigste details van het koken en het opdienen van het voedsel. Miljoenen gezinnen in de gehele wereld zegenden hem voor het behoud van een dierbaar familielid.
Fridtjof Nansen was in Genève een vertrouwde, patriarchale figuur geworden. Als Noors gedelegeerde bij de Volkenbond toonde hij zich een nerveus maar oprecht spreker die voortdurend aandrong op hulpverlening aan Russen, Armeniërs en hier of daar gestrande Grieken. Hij was zulk een vurig voorvechter van de kleine naties dat de afgevaardigden elke september als de Assemblée bijeenkwam tegen elkaar fluisterden: “Laten wij hopen dat Nansen niet opnieuw een kleine natie heeft ontdekt.” In typerende Nansen-stijl gaf hij het geld weg dat hij in 1922 won met de Nobelprijs voor de Vrede. Een deel ervan bestemde hij voor de herplaatsing van Griekse vluchtelingen.
Nansen droomde reeds lang van een nieuwe ontdekkingstocht – misschien een zeppelinreis over de noordpool. Maar zijn heldhaftige inspanningen hadden hem uitgeput. Op een zonnige namiddag in mei 1930 zat hij voor zijn huis bij Oslo over het pijnbomenbos naar de bergen te turen. Plotseling boog hij het hoofd in zijn handen en was dood. Zijn grafschrift had hij zelf reeds uitgesproken in 1926 toen hij de studenten van de St. Andrewsuniversiteit in Schotland toesprak: “Laat mij u een geheim verklappen over de zogenaamde successen die ik in mijn leven behaald heb: ik heb altijd mijn schepen verbrand en de bruggen achter mij vernietigd. Dan is er geen andere keuze dan Voorwaarts!”
.
Vertelstof: alle artikelen
8e klas: alle artikelen
.
725-662
.
.