.
De profeet Mohammed
.
Geboorte en jeugd van Mohammed
Wanneer Mohammed precies werd geboren, is niet met zekerheid bekend. Naar men in Arabië zegt, zou het in het ‘Jaar van de Olifant’ zijn geweest. Algemeen wordt aangenomen dat de profeet omstreeks 570 na Chr. is geboren. Zijn geboorteplaats staat in elk geval wel vast, dat was Mekka.*
Zijn vader heette Abdallah en hij behoorde tot een verarmde tak van de stam van de Koraisjieten. Zijn moeder heette Amina. De legende vertelt dat Abdallah zó’n knappe man was, dat er op de dag van zijn bruiloft met Amina wel 200 jonge maagden van liefdesverdriet stierven. De echtgenoot ging vrij spoedig na zijn huwelijk op zakenreis. Hij overleed óf onderweg óf kort daarna. Zo kwam Mohammed als half wees ter wereld.
Omdat Amina arm en ziekelijk was, gaf ze haar kindje mee aan een
Bedoeïenenvrouw, Halima, om hem te zogen. Zijn eerste levensjaren heeft de beroemde man dus doorgebracht in een gebied van bergen en woestijnen. Na een paar jaar bracht Halima de jongen terug bij zijn moeder, zij stierf vrij kort daarop. Zijn verdere opvoeding werd eerst door zijn grootvader en later door een van zijn ooms voortgezet. Met deze oom heeft hij tijdens een reis onder andere een tijdje in een christelijk klooster vertoefd. Daar heeft hij de gelegenheid gehad de christelijke godsdienst beter te leren kennen.
‘Jij bent Gods profeet!’
Tot de leeftijd van ongeveer 40 jaar is er over Mohammed eigenlijk weinig bekend. Ofschoon hij een knappe, evenwichtige en slimme man was, is hij toch vrij lang vrijgezel gebleven. Dit kwam omdat hij niet met aardse goederen was gezegend. Hij was straatarm. Maar zijn goede lichamelijke en geestelijke eigenschappen maakten toch zo’n indruk op de rijke weduwe Chadidja, dat zij hem in dienst nam om haar karavanen naar en van Syrië te leiden. Hoewel
Chadidja 15 jaar ouder was dan Mohammed, kroop het bloed waar het niet gaan kon en Mohammed en Chadidja trouwden. Het echtpaar kreeg verscheidene kinderen, waarvan er enkele op jonge leeftijd stierven. Het huwelijk met de rijke Chadidja, dat heel gelukkig moet zijn geweest en met een hechte geestelijke band, ontsloeg Mohammed van de zorg om voor zijn dagelijks brood te werken. Hij kon zich verdiepen in godsdienstige problemen en hij vroeg zich af, waarom joden en christenen één God aanbaden, terwijl de Arabieren zovele goden** tot voorwerp van verering hadden.
Om dit alles rustig te kunnen overdenken, trok hij zich terug in een grot van de berg Hera. Om daar langere tijd te kunnen doorbrengen, nam hij een voorraad eten en drinken mee. De woeste schoonheid van het landschap overdag en de onmetelijkheid van de sterrenhemel ’s nachts vervulden hem met diepe eerbied voor de Schepper ervan. Op een nacht, toen hij in diepe slaap gedompeld was, kreeg hij een visioen. De aartsengel Gabriël verscheen hem, hield hem een met tekens bedekt stuk stof voor en zei: ‘Lees!’ Hevig geschrokken antwoordde Mohammed dat hij niet lezen kon, maar de engel zei nog tweemaal dat hij lezen moest en wierp hem daarbij op de grond. Toen kon hij wel lezen. Daarna zei de engel hem voor:
‘Lees in naam van je Heer, Die schiep;
Die de mens schiep uit klonters bloed!
Lees! Je Heer is de Verhevenste,
Die door de pen de mens leerde wat hij niet wist.‘
Men kan deze woorden terugvinden in het 96ste hoofdstuk van de Heilige Koran, het heilige boek van de moslims. Toen Mohammed ontwaakte, voelde hij zich zeer verward. Hij meende zelfs dat hij gek geworden was. Met de gedachte dat het misschien beter zou zijn zelfmoord te plegen, wankelde hij de grot uit. Maar buiten gekomen hoorde hij opnieuw een stem die toen tot hem zei:
‘Jij bent Gods profeet!’ Overal waar hij maar keek, zag hij steeds weer de aartsengel. Bevend over zijn hele lichaam kwam hij thuis bij Chadidja, die hem in een deken wikkelde en hem met kalmerende woorden tot rust bracht. Van het begin af aan was zij ervan overtuigd dat wat haar man was overkomen geen boze droom was geweest, maar een werkelijk visioen. Zo werd zij de eerste die in zijn goddelijke zending geloofde. In dit geloof werd ze nog gesterkt door haar blinde neef Waraqua, die verklaarde dat Mohammed dezelfde engel moest hebben gezien als destijds Mozes en de profeten.
De engel Gabriël verschijnt aan Mohammed
De prediking van Mohammed
Mohammed begon daarna in Mekka zijn geloof te verkondigen, zoals hem door de aartsengel was opgedragen. Hij meende dat joden en christenen weliswaar dezelfde God aanbaden als hij, maar hij was er vast van overtuigd dat ze van de ware beginselen waren afgeweken. Zowel de joden als de christenen hielden zich niet meer aan de wet en vooral de christenen met hun verering van heilige
voorwerpen en heiligen waren volgens hem helemaal van het rechte pad
afgedwaald. Bovendien was hun opvatting dat God een Drieëenheid is, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, helemaal in strijd met zijn leer: ‘Er is maar één God!’ Hij zag zichzelf als de laatste in de rij profeten waarvan ook Jezus deel had uitgemaakt. Hij beschouwde zichzelf dus eigenlijk niet als stichter van een nieuwe godsdienst, wel als iemand die een bestaande godsdienst herstelde en vervolmaakte. Het getal van zijn aanhangers groeide niet snel, ondanks het feit dat de profeet omstreeks het jaar 614 en op de leeftijd van ongeveer 45 jaar een werkelijk indrukwekkende figuur met een dwingende blik en een prachtige golvende baard moet zijn geweest. Na 3 jaar had hij nog maar een 40 volgelingen. Zijn eigen stamgenoten, de Koraisjieten, maakten hem het leven zuur en bespotten hem zo vaak ze maar konden. Hun grote angst was namelijk dat de Kaäba** als godsdienstig middelpunt zou verdwijnen, wanneer Mohammed veel aanhang zou krijgen. Dat zou dan meteen betekenen dat een welkome bron van inkomsten zou wegvallen. Toen ondanks hun verzet toch steeds meer mensen zich tot Mohammeds leer bleken te bekeren, besloten de Koraisjieten de profeet te vermoorden. Maar door een wonder werd de man die de daad moest volbrengen, zelf bekeerd…..***
Mohammed predikt
Een gevleugeld paard
Geleidelijk aan gingen steeds meer Arabieren over tot het geloof in de ene God die Mohammed predikte, niet alleen in Mekka, maar ook in de stad Jathrib. Vooral in Jathrib steeg het aantal gelovigen verrassend snel. Toch bleef Mohammed in Mekka een voorwerp van spot en haat van de Koraisjieten. Zozeer zelfs, dat hij zijn leven ten slotte niet meer zeker was. Hij moest de bergen in vluchten en zich daar verborgen houden. Alleen tijdens de heilige maanden, wanneer er niet gevochten mocht worden en geen bloedwraak gepleegd mocht worden, keerde hij naar de stad terug. In die moeilijke tijd had hij een visioen dat hem er opnieuw van overtuigde dat hij op de ingeslagen weg moest doorgaan. In dit visioen reisde hij op een gevleugeld paard van Mekka naar Jeruzalem. Vandaar steeg hij op, begeleid door de aartsengel Gabriël, naar de zevende hemel, waar hij door de profeten werd begroet. Hém alleen was het ten slotte vergund boven de zevende hemel uit tot God te gaan. Deze raakte zijn schouder aan en Mohammed voelde een verschrikkelijke kou in zijn hart. Daarna keerde hij met nieuwe kracht gesterkt terug naar Mekka.
De Stad van de Profeet
Toen het eerste plan van de Koraisjieten om Mohammed uit de weg te ruimen niet was gelukt, beraamden ze een tweede moordaanslag. In een algemene vergadering besloten ze dat één man van iedere familie hieraan zou deelnemen. Allen zouden dan tegelijk met het zwaard op het slachtoffer insteken. Door dit gezamenlijk optreden zou daarna geen bloedwraak meer mogelijk zijn. De samenzwering lekte echter uit, naar men zei door toedoen van een engel. De
profeet redde samen met zijn vriend Aboe Bekr het vege lijf in een overhaaste vlucht. Na een dag of tien bereikten beiden veilig Jathrib, waar ze allervriendelijkst werden ontvangen. De naam van deze stad werd omgedoopt in Medina-al-Nabi (Stad van de Profeet) of kortweg Medina. De vlucht of ‘Hidjr’ van Mohammed van Mekka naar Medina werd als zo’n belangrijke gebeurtenis beschouwd, dat daarmee de mohammedaanse jaartelling begint (622). Omdat hierbij niet van zonnejaren maar van maanjaren)* wordt uitgegaan, is het bijzonder moeilijk de christelijke en de mohammedaanse tijdrekeningen met elkaar in overeenstemming te brengen.
Allerlei regels en voorschriften
Omdat er in Medina vrij veel joden woonden en omdat Mohammed zichzelf als vernieuwer van hun godsdienst zag, probeerde hij ijverig hen voor zijn geloofsopvattingen te winnen. Maar tot zijn grote teleurstelling wilden ze daar niets van weten. Daarom regelde hij toen een aantal zaken duidelijk anders dan bij de joden gebruikelijk was. Zo stelde hij de verplichte rustdag of ‘sabbat’ niet op zaterdag, maar op vrijdag vast. De maand ‘Ramadan’ werd tot vastentijd bestemd en bij het dagelijks gebed moest de gelovige het gelaat niet langer naar Jeruzalem wenden, maar naar Mekka. In Medina schaarden zich vele gelovigen rond de profeet en ook uit Mekka voegden zijn aanhangers zich bij hem. Om onder het groeiend aantal van zijn volgelingen orde en gezag te handhaven, ging Mohammed niet alleen vele godsdienstige, maar ook allerlei staatkundige en maatschappelijke regels en voorschriften geven. Vaak kreeg hij deze door middel van visioenen. Een groot probleem werd, hoe de hele groep in het levensonderhoud moest voorzien, want het meegebrachte geld was al gauw op. Toen beraamde Mohammed met 300 volgelingen een overval op een karavaan van de Koraisjieten. Die werden echter ingelicht en zo’n 1000 van hen trokken erop uit om de moslims te verslaan. Voordat het tot een treffen kwam, spoorde de profeet zijn mannen aan tot de grootst mogelijke dapperheid. Hij betoogde dat wie sneuvelde in de strijd om het geloof, regelrecht naar het paradijs zou gaan.
De ‘Heilige Oorlog’
De slag tegen de Koraisjieten eindigde in een geweldige overwinning voor Mohammed en zijn gevolg. Sindsdien werd de ‘Heilige Oorlog’ voor Mohammed de belangrijkste manier om het geloof te verbreiden. Na de eerste gewonnen slag tegen de Koraisjieten stroomden van alle kanten bekeerlingen toe. Dat de profeet een visioen had gekregen waarin hem meegedeeld werd dat viervijfde deel van de in de ‘Heilige Oorlog’ gemaakte buit onder de soldaten moest worden
verdeeld, terwijl éénvijfde voor godsdienstige doeleinden en voor de armen was bestemd, was aan die snelle groei niet vreemd. Gevangengenomen vrouwen mochten zonder meer door de soldaten in bezit worden genomen. Om een grotere ruiterij te verkrijgen, waarmee natuurlijk veel sneller en beter oorlog kon worden gevoerd, ontvingen ruiters tweemaal zoveel buit als de soldaten te voet. Zo kreeg Mohammed de beschikking over een leger dat met grote geestdrift en ware doodsverachting de strijd inging.)** In 10 jaar tijd werden ongeveer 50 krijgstochten ondernomen. Aan zeker 9 veldslagen of belegeringen heeft de profeet zelf deelgenomen. Heel Arabië werd aan zijn gezag en aan zijn leer onderworpen. De kroon op zijn werk was, na een lange en hevige strijd met de Koraisjieten, de onderwerping aan Mekka in het jaar 630. Hij was genadig tegenover zijn vroegere vijanden en schonk hun, op een enkele uitzondering na, vergiffenis. De hele bevolking van de verslagen stad ging tot de islam over. De honderden afgodsbeelden werden uit het heiligdom van de Kaäba verwijderd, maar de verering van de Heilige Zwarte Steen werd gehandhaafd. Ook het gebruik van de bedevaarten naar Mekka bleef bestaan.
De dood van de profeet
In het voorjaar van 632 gaf Mohammed de wens te kennen dat hij naar Mekka wilde gaan om er persoonlijk de plechtigheden in en buiten de stad te leiden. En zo geschiedde. Hij volbracht de ommegangen rond de Kaäba, zegde de gebeden op en bracht de offers. Daarbij deed hij zijn best iedere mogelijke gedachte aan heidense gebruiken uit te wissen. Hij riep zijn talrijk gehoor op om ook na zijn dood eensgezind en trouw aan het geloof te blijven. Ten slotte vroeg hij of hij zijn goddelijke zending goed had volbracht. Daarna keerde hij terug naar Medina, waar hij het plan voor een nieuwe veldtocht opvatte. Hij werd echter ziek, kreeg koorts en hevige hoofdpijnen. Zijn toestand werd geleidelijk aan slechter. Toen hij verklaarde dat Allah hem de keus had gegeven tussen deze wereld en de
volgende en dat hij de volgende had gekozen, begon men te beseffen dat de geliefde profeet wel eens zou kunnen sterven. Enige dagen later, na een korte opleving, sloot hij voorgoed de ogen. Zijn trouwe volgelingen bleven in opperste verwarring achter. De goede Omar kon en wilde eenvoudig niet geloven dat Mohammed was overleden. Hij verklaarde tegenover iedereen dat de profeet maar voor korte tijd naar Allah was gegaan en dat hij beslist zou terugkeren. Aboe Bekr echter hield de samengestroomde gelovigen voor dat Mohammed een sterveling was, die dus ook de weg van alle stervelingen moest gaan: ‘Alleen Allah is Degene die eeuwig leeft!’
Het geloof van de moslim
Het geloof dat Mohammed heeft verkondigd heet ‘islam’. Dit woord betekent ‘onderwerping’, namelijk onderwerping aan Gods Almacht. God is almachtig en daardoor staan alle dingen al helemaal van tevoren vast. Als men die almacht aanvaardt, is men moslim of muzelman, dat wil zeggen: iemand die zich blijmoedig bij Gods wilsbeschikking neerlegt. God is immers ook barmhartig. God heeft zich eerst in de Bijbel geopenbaard en daarna in de visioenen van de laatste van de profeten: Mohammed. Deze heeft zo allerlei wetten)*** en leefregels gegeven van God, die men kan terugvinden in het heilige boek van de moslims, de Koran. Een aantal uitspraken van Mohammed is al tijdens zijn leven opgetekend op allerlei materiaal dat toevallig voorhanden was, zoals stukken leer, stukken bot, stenen en palmbladeren. Andere uitspraken zijn eerst na zijn dood uit het geheugen of op grond van mondelinge overlevering te boek gesteld. Die staan niet in de Koran, maar in de ‘Soenna’. Ten tijde van kalief Othman (644-656) is de Koran samengesteld tot een boek van ongeveer dezelfde dikte als het Nieuwe Testament. Het boek bestaat uit 114 hoofdstukken of soera’s, die in afnemende lengte zijn geplaatst. De langste soera staat vooraan, de kortste achteraan. Alleen de eerste soera of openingssoera is ook heel kort. De Koran vormt dus geen aaneengesloten verhaal, zoals de Bijbel, maar is wat de inhoud van de openbaringen betreft willekeurig van volgorde. Boven iedere soera staat de regel: ‘In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle’.
De Koran en de vijf zuilen
Het woord ‘Koran’ betekent ‘lezing’ of ‘opzegging’ en iedere soera begint gewoonlijk met de opdracht ‘lees!’. Het uit het hoofd kunnen opzeggen van grote stukken van de Koran wordt als heel verdienstelijk beschouwd.
Hoewel de Koran als de enige goede openbaring van God wordt beschouwd en de Bijbel van de joden en de christenen als vervalst, vindt men er natuurlijk ook tal van Bijbelse onderwerpen en figuren in terug. Voor de gelovige moslim zijn er vijf hoofdregels die hij zoveel hij kan in acht moet nemen. Het zijn de ‘vijf zuilen’ van de islam:
- dagelijks de geloofsbelijdenis opzeggen: ‘Er is maar één God en
Mohammed is Zijn profeet’; - vijfmaal daags bidden]* met het gelaat naar Mekka gewend;
- gedurende de heilige maand Ramadan vasten, dat is zich onthouden van spijs en drank of ander genot, van zonsopgang tot zonsondergang;
- aalmoezen geven aan de armen;
- indien mogelijk éénmaal in het leven een bedevaart naar Mekka maken.
*De heilige plaats Mekka
Toen Adam en Eva van de verboden vrucht hadden gegeten, werden ze door de engel zo hardhandig uit het paradijs gegooid, dat ze een heel eind van elkaar vandaan op de aarde neerkwamen. Bedroefd en eenzaam gingen ze meteen naar elkaar op zoek. Gelukkig kwamen ze elkaar weer tegen en op dezelfde plek waar ze werden herenigd, staat thans nog de stad Mekka.
*De Zwarte Steen
Toen Adam en Eva op aarde hard moesten werken om in leven te blijven, verlangden ze er hevig naar om een tempel te hebben net zoals die in het Paradijs stond. God, die barmhartig is, vervulde hun wens en schonk hun een tempel. Maar met de dood van Adam verdween ook dit gebouw weer. Abraham en Ismaël bouwden later de tempel opnieuw op en dat is de Kaäba te Mekka. Tijdens het bouwen metselden ze er een witte steen in, die nog van de aartsengel Gabriël afkomstig was. Deze steen werd op den duur echter helemaal zwart door de vele kussen van de zondige pelgrims. Dat is de Heilige Zwarte Steen.
**De Arabische godenwereld
Vóór de prediking van Mohammed waren de Arabieren er vast van overtuigd dat hemel en aarde vol waren van allerlei geesten en goden. Soms konden deze eruit zien als een dier, soms ook woonden ze in bomen of stenen, vooral als de stenen een beetje de vorm en de grootte van een menselijke gestalte hadden. Ook sterren konden godheden zijn, zoals de planeet Venus. Boven alles en allen stond Hobal of Allah, de schepper van de wereld. Hij werd vereerd in de gedaante van de Zwarte Steen die in de noordoostelijke muur van het heilige gebouw de Kaäba te Mekka was ingemetseld. Geesten en godheden werden geëerd met
godsdienstige optochten, gebeden en het brengen van dierenoffers. In tovenarij geloofde iedere Arabier. Man, vrouw of kind beschermden zich hiertegen met amuletten, voorwerpen waarvan men dacht dat ze heilige krachten hadden.
***De bekeerde moordenaar
Van de door de Koraisjieten beraamde moord op Mohammed wordt het volgende verteld. Een van de leden van de stam van de Koraisjieten, Omar, die bekend stond om zijn doldrieste dapperheid, had op zich genomen de profeet om het leven te brengen. Kort voordat hij het boze plan zou uitvoeren, bracht hij een bezoek aan zijn zuster. Hij trof haar aan terwijl ze in de uitspraken van Mohammed zat te lezen. Hierover werd Omar zó boos, dat hij ook de jonge vrouw wilde doden. Maar toevallig viel zijn blik op het geschrevene. Hij las het moslimgebed van het begin tot het eind en was er zó van onder de indruk, dat hij zijn moordplannen opgaf. Hij ging naar de profeet en behoorde daarna tot diens trouwste volgelingen.
)*De halve maan
Op zekere dag hadden Mohammeds vijanden een samenkomst op touw gezet van de profeet met een beroemd Arabisch vorst, Habib de Wijze. De vorst ontving Mohammed met neerbuigende vriendelijkheid en begon vervolgens het gesprek. Al pratende daagde hij de profeet uit om door een wonder te bewijzen dat hij werkelijk een geroepene was. Deze ging erop in en toen Habib hem vroeg de maan in twee helften te verdelen deed hij dat. Eén van de helften liet hij uit de hemel neerdalen op de top van de Kaaba. En dat was nog niet alles. Hij liet de halve maan vervolgens in de ene mouw van zijn gewaad verdwijnen en uit de andere weer te voorschijn komen. Sindsdien is de halve maan een heilig
moslim-symbool.
)**Het moslimparadijs
De moslim die trouw alle godsdienstplichten heeft volbracht en die in het bijzonder heeft deelgenomen aan de “Heilige Oorlog’, wacht in het paradijs de zaligste genietingen. In de mooist denkbare paleizen staan tafels volgeladen met uitgelezen spijzen en kostelijke dranken, terwijl een onafzienbare schaar dienaren iedere wens vervult nog voordat deze uitgesproken is. De prachtige tuinen zijn begroeid met heerlijk geurende bloemen en wuivende palmen, terwijl fonteinen hun water sprankelend de lucht inspuiten. In dit lustoord bevinden zich dan ook nog de lieftallige ‘hoeri’s’, bekoorlijke jonge maagden met donkere gazelle-ogen, waarvan alleen de aanblik al een groot genot verschaft. De gelukzalige mag 1000 jaar lang bij hen blijven en hij krijgt 100 keer zoveel mannelijke kracht om zich met hen te vermaken…
)***Parfums en vrouwen
Mohammed verbood zijn volgelingen het gebruik van varkensvlees en het genot van alcoholische dranken. Zelf was hij, terwijl hij toch alleenheerser over Arabië was, een man van eenvoudige en bescheiden levenswijze. Hij molk zelf zijn schapen, verstelde zijn eigen kleding en herstelde zijn schoeisel. Zijn maaltijden bestonden slechts uit wat brood en dadels, al dan niet aangevuld met een beetje honing. Als drank stonden water of melk op tafel. Er waren eigenlijk maar twee dingen waar de profeet een zwak voor had: parfums en vrouwen. In strijd met zijn eigen voorschrift, dat een moslim hoogstens vier vrouwen toestond, had hij er 17. Dit recht was hem, naar hij verklaarde, in een goddelijk visioen toegestaan! Het moet worden gezegd dat hij pas na de dood van Chadidja tot deze veelwijverij is overgegaan. Bij zijn vele vrouwen had de profeet toch slechts één kind, zijn dochter Fatima. Een zoon die na zijn dood als wettig heerser over Arabië kon optreden, was er dus niet.
]*Bidden met de wapens in de hand
Omdat godsdienstoefeningen tijdens een veldtocht wel eens erg gevaarlijk kunnen zijn, gaf de profeet daar regels voor, die men in de vierde soera van de Koran kan terugvinden: ‘Het wordt iemand niet als zonde aangerekend, als hij op reis zijn gebed kort maakt daar hij verwacht dat de ongelovigen hem kunnen aanvallen. Want de ongelovigen zijn gezworen vijanden. Als jij (Mohammed) bij de gelovigen bent en hun gebeden leidt, laat een deel van hen met de wapens in de hand bidden. En als ze het gebed hebben beëindigd, laat hen dan in de achterhoede plaatsnemen en laat dan een ander deel dat nog niet gebeden heeft, naar voren komen om te bidden; en laten ook zij op hun hoede zijn, met de wapens in de hand.’
Uit de Koran.
Als er een leerling in de klas zit die een moslimopvoeding krijgt ‘moet’ deze natuurlijk iets over de Koran vertellen en met de andere leerlingen een mooi (stichtelijk) vers schrijven. Anders is het zeer aan te raden iemand die de Koran in het Arabisch lezen kan, in de klas uit te nodigen en te laten vertellen en een stukje tekst met de kinderen te schrijven.
6e klas geschiedenis: alle artikelen
6e klas: alle artikelen
Geschiedenis: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: 6e klas geschiedenis
.
715-652
.