.
Margreet van Waning, Jonas 11-01-1974
.
HET SPEL
We speelden. Het begon zomaar op een goede dag. Als een bron welde het op uit Maarten, als het ontluiken van bomen in het voorjaar.
Hij kwam de keuken binnen met twee grote blokken. ‘Hier is een fles melk en een pond kaas.’
Zijn stem klonk anders. ‘Dank u wel; zet u het maar in de ijskast.
Hij doet de deur open, wordt even afgeleid door het knopje waarmee het licht in de kast aangaat maar is meteen weer terug in zijn spel. Zacht in zichzelf pratend gaat hij naar de kamer. Ik hoor hem even bezig en dan komt hij weer terug met wat kleiner spul. ‘Dit is boter en dit zijn koekjes.’ De boter verdwijnt in de ijskast, de koekjes mogen op tafel.
Hij gaat weer weg. Hij roept uit de kamer: ‘Mamma, de keukendeur moet dicht!
Ik doe hem dicht, benieuwd naar de dingen die komen gaan. Na een tijdje hoorde ik een zacht ritselend geluid. Door de kier van de deur kwamen een paar papiertjes gedwarreld.
Er klinkt een zware stem: ‘De post.’ ‘Dank u wel postbode.’
Ik raap de brieven op. Zou de postbode nog een keer langskomen? Ja, daar komt hij alweer aan. Er komt nog een tweede bestelling en dan zwaait de deur open.
‘Ik was de post, mam!’
Hij straalt van plezier.’Weet je wat, mamma, zullen we konijntje zijn en dan verstoppen als de jager komt?’
Ik aarzelde even, er was veel te doen in huis,maar aan de andere kant was dit wel een bijzondere dag.
De eerste dag dat Maarten kan spelen dat hij iemand anders is. We gaan naar binnen en huppelen als konijntjes, we trekken onze neusjes op, eten gras en drinken water uit de beek. We spitsen onze oren of we de hond horen blaffen en de stappen van de jager die langzaam naderbij komen. Dan vluchten we ons holletje in.
Even Later is hij de hond en ik de jager. Wij zoeken en zoeken maar de konijnen zijn nergens meer te vinden.
Dit speelden we een keer of vier, toen kreeg ik er genoeg van. Hij niet; maar hij ging tevreden alleen door. Brokstukken van verhalen en belevenissen kwamen boven. Liedjes werden halverwege aan andere liedjes geplakt en alles werd tot een geheel omgesmolten. Zonder dat hij het zelf merkte ging hij van de dialoog en de directe rede in het verhalende over:
‘De leeuw kwam in de tuin van meneer Verhoef. Hij at de worteltjes op en de radijs en de kool. Toen had hij nog honger. Hij at meneer Verhoef op.’
Dan is hij zelf even leeuw, ik hoor het aan het woeste gebrul. Zijn verhaal gaat weer verder: ‘Er was nog een leeuw, die was héél arm, hij had niets ontbeten, alleen maar één mens. ‘
Het verhaal verspringt van roeiboten en raceboten op de Amstel, naar bijen en vliegen in de tuin; de bijen vallen de mensen in de roeiboten lastig en dan is hij weer terug bij de leeuw.
Opeens was het genoeg. Hij dook op uit zijn spel, kwam naar me toe en legde zijn handje op m’n knie.
Hij keek zeer nadenkend. ‘Wat is er, manneke?’
‘Eigenlijk ben ik helemaal Maarten, hè?’
Hij zegt het vragend. Is hij er nog niet helemaal zeker van? — Ja, jij bent helemaal Maarten. Ik kan het bevestigen. Hoe ver weg hij ook gaat in zijn fantasie, hoeveel mensen en dieren hij kan worden in zijn spel, hij kan altijd terugkeren en tot rust komen bij mij en bij zichzelf. Wij tweeën weten het, dat hij Maarten is.
Spel: alle artikelen
Ontwikkelingsfasen: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
.