Tagarchief: rechte en ronde

VRIJESCHOOL – 1e klas – schrijven (2-1)

.
Pieter HA Witvliet
.

DE VOORBEREIDIG VOOR HET SCHRIJVEN
.

Ik heb hier, naast eigen ervaringen en gezichtspunten, ook uit het hoofdstuk ‘de voorbereiding voor het schrijven’ uit ‘Teaching children to write’ van Audrey McAllen genomen.

Als 2e druk heet het: Teaching Children Handwriting

Ze begint het hoofdstuk met een citaat van Steiner:

Je weniger man den Intellekt dressiert, je mehr man darauf ausgeht, den ganzen Menschen zu behandeln so, dass aus den Gliederbewegungen, aus der Geschicklichkeit der Intellekt wird – und er wird – , desto besser ist es.

Als Engelse vertaling: The less we train the intellect directly and the more we aim to train the whole human being in such a way that the intellect will evolve out of the movement of the limbs, out of dexterity, the better it is.

Hoe minder je het intellect dresseert, hoe meer je je erop toelegt heel de mens zo te behandelen dat uit de ledematenbewegingen, uit de handigheid intellect ontstaat – en het zal ontstaan – des te beter.
GA 301/80
Op deze blog vertaald/80

Die uitspraak was in 1920 – en lang daarna – onbegrijpelijk. Maar – met name in de afgelopen jaren – komen ook neurowetenschappers tot deze conclusie: handbewegingen laten hun sporen na in de hersenen.

En je kunt maar zo op dit soort blogs stuiten:

Wisdom of the Hands
This blog is dedicated to sharing the concept that our hands are essential to learning- that we engage the world and its wonders, sensing and creating primarily through the agency of our hands. We abandon our children to education in boredom and intellectual escapism by failing to engage their hands in learning and making.

dat onze handen essentieel zijn om te leren

En kijk eens even hier en realiseer je dat men hiertoe kwam door neurologisch onderzoek. Wij doen dit op de vrijescholen – gedegener en fantasievoller – op aanwijzing van Rudolf Steiner: de hele mens aanspreken als basis voor kennis.

De kinderen in de eerste klas zijn hun kleuterfase voorbij – d.w.z. de meesten – maar zijn ze werkelijk al vrij in de ruimterichtingen die ze tijdens hun baby-kleuterfase hebben leren kennen:

Boven-onder; voor-achter; en links-rechts.

Het is erg belangrijk dat je dit bij ieder kind goed controleert en oefeningen doet die ze nog sterker in deze ruimterichtingen doen thuisraken.

Ik heb al genoemd: lichaamsgeografie; pittenzakjes; evenwichtsbalk; touwtjespringen; behendigheidsspelen; vingerspelletjes en er is nog veel meer dat onze kinderen op weg helpt op een harmonische manier fysiek aardeburger te worden.

Het vak euritmie kan hier wonderen doen.

Op meer dan 40 plaatsen in zijn ruim 180 voordrachten houdt Steiner ons steeds voor dat het niet gaat om antroposofie in het onderwijs, maar om de menskundige inzichten die in de antroposofie beschreven worden, om te zetten in methodiek, in pedagogie.+

Hieruit ontstond ook het vak ‘vormtekenen‘.

En in de lagere klassen is vormtekenen ook voorbereidend schrijven of zo je wil – voorbereidend schrijven bestaat uit vormtekeningen.

Elke vorm die getekend zal gaan worden, moet door de kinderen intensief worden waargenomen. Dat betekent dat deze vorm niet meteen op het bord komt te staan om nagetekend te worden: dat is te veel van buitenaf. Het gaat om een innerlijk opnemen, d.w.z. dat de kinderen de vorm allereerst als beweging zien. Dat is de beweging die de leerkracht voordoet en die de kinderen simpelweg nadoen. Die beweging hoeft niet nog eens extra als ‘beeld’ genoemd te worden, dus als je de zuivere cirkel zou doen, hoeft deze geen ‘zon’ genoemd te worden: het gaat om de beweging rond (die misschien wel zo mooi rond als de zon kan zijn).

Als de kinderen die beweging een paar keer met de leerkracht hebben gedaan, doen ze hem zonder hulp. Belangrijk is dat ze hun eigen vinger geen ogenblik uit hun aandacht – ze moeten hem met de ogen vasthouden – verliezen. En later met de ogen dicht; en weer later draaien ze zich om en maken hem weer in de lucht; of staan met hun gezicht naar links, enz. Ook met de voet(en) op de vloer; dan, nog steeds staand, met een vinger op het tafelblad – groot – wat kleiner. Nu is het wel tijd om te gaan zitten.
‘Wie kan onze vorm op het bord maken? Die is al mooi, maar wat denk je (als de vorm niet helemaal rond was) zou die nog mooier kunnen? Wie?’

Een uitstekende gelegenheid om weer te kijken hoe ieder kind individueel te werk gaat, m.a.w. hoe ver het is in de ‘verovering’ van de 3 dimensies.
Mc.Allen: beweegt het de hele arm vanuit de schouder; of de hand vanuit de pols?

Dan pas zou ik blad en potloden laten uitdelen of uit de kastjes laten pakken, (waar ze niet los, maar in een doosje, etuitje enz. worden bewaard.)

De eerste tijd is het van groot belang aandacht te besteden aan de schrijfhouding. (Zie verderop)

Wie zijn spullen heeft, gaat beginnen.

Bereid dat goed voor: van een ordelijk verloop en goede gewoontevorming kun je jaren plezier hebben (hier even afgezien van wat goede gewoontevorming voor het etherlijf betekent).

Moeten de kinderen zittend of staand tekenen? En/en, denk ik. In het begin van het tekenen – de grote vorm – is staand beter, maar hoe kleiner de vorm wordt, des meer is het een schrijfoefening en schrijven doen we zittend.

Waarop? Grote(re) vellen papier. Aan beide kanten te gebruiken. Er mag eens wat mislukken: opnieuw – er is nog ruimte. Het gaat toch om het oefenproces. En dan wellicht aan het eind van de les, wanneer er ook een bevredigend resultaat is: op een kleiner vel: op je mooist – die willen we bewaren’’ (die andere bladen kun je wel bewaren om nog eens te kijken naar het bewegingspatroon van de kinderen, maar of je die allemaal houden moet voor later – je krijgt wel erg veel papier zo – dus ik deed ze – niet waar de kinderen bij waren hoor, toch bij het oud papier. Of ik liet de kinderen ze meteen mee naar huis nemen als ze dat wilden.

Je ziet ook wel ‘vormtekenschriftjes’. Daarbij heb ik zo mijn bedenkingen. In een schriftje wil je nu eenmaal mooie dingen. En bij het vormtekenen gaat het in de eerste plaats niet om een mooi ding, maar om een proces. M.a.w. niet om ‘de lijn’, maar om ‘het spoor van de beweging’.

Natuurlijk kun je op zeker ogenblik de –eigenlijk al beheerste vormen – nog eens in een schriftje laten tekenen, maar je bent dan eigenlijk niet meer met vormtekenen bezig en je moet je wel afvragen of je de tijd niet beter kunt gebruiken.

Oefenen op een plank die met bordverf een soort schoolbord is geworden, kan ook. Maar dan krijg je te maken met bordkrijt voor ieder kind – wissers of doekjes en bovenal: veel stof – niet een echt gezonde omgeving (m.n. voor astmatische kinderen!)

Vóór de kinderen aan het werk gaan, staat daar nog steeds de vorm op het bord. Daar mogen ze nog één keer naar kijken en dan gaat het bord dicht. Als je de vorm wegveegt, veeg dan met de vorm mee uit: dan zien de kinderen nog een keer de beweging en wellicht nog een keer (tegelijkertijd is dit wel een mooier uitvegen dan kriskras heen-en-weer/op-en-neer). Kinderen vinden dit ‘spannend’ – kijken in ieder geval met aandacht mee, want altijd hoor je ‘ik zie hem (toch) nog!’

Er wordt veel met Stockmar wasstiften getekend. Ik heb het ook gedaan, maar kwam toch tot de conclusie dat ze wat (te) klein zijn om mooi in de hand te liggen – wij zijn toch voorbereidend aan het schrijven – en ze zijn wat ‘stroperig’ op het papier. Soms zo, dat bij een nog niet zo motorisch vaardig kind het papier kan scheuren  – dit vindt een eersteklasser erg –  of, wat eigenlijk erger is, wanneer de handgreep krampachtig wordt.

Ik ben nog het meest gecharmeerd van de dikke kleurpotloden, mits de punt wat zacht is, zodat het papier niet scheurt. Dan kun je van begin af aan steeds meer letten op de juiste houding van het potlood in de hand.

En bij die juiste houding hoort ook de juiste zithouding. Je kunt er niet genoeg aandacht aan besteden!

Audrey Mc.Allen: we hebben de ruimterichtingen: boven/onder; voor/achter en links/rechts.

Waar vinden we in de wereld de rechte en de kromme:

We zien de kromme al, wanneer we naar buiten gaan. Vanaf de horizon tot het zenit voor en achter ons, welft de blauwe kromme langs de hemel. We zien hem ook in de rondheid van de zon en in de zonnebaan. De maan herhaalt het en voegt daarbij nog de verschillende krommen van haar schijngestalten.

De plant, die recht omhoog schiet en tegelijkertijd een grote variatie vertoont van rechten en krommen. Bij het dier zien we in de horizontaal gestrekte ruggengraat de rechte lijn. De ruggengraat van het dier loopt parallel aan de grond waarop het loopt. De structuur van de mens combineert al deze elementen en vanuit hun harmonie ervaart het kind de vrijheid van de ziel. Deze vrijheid moet geobjectiveerd worden in zijn bewegingen en zijn relatie tot de vorm. Het kind beleeft dit alles nog onbewust en dat moet ook zo blijven tot op een latere leeftijd, waarop het mogelijk wordt er bewust kennis van te nemen. Deze on(der)bewuste kennis van de wereldpatronen brengen we in relatie tot zijn eigen organisme door een innerlijke verbeelding.

We vragen een kind een rechte lijn te lopen; deze te rennen. Kan het deze lijn in de lucht tekenen. Kan het deze met zijn voet tekenen. Voelt het het verschil? We vragen waar in hem de rechte lijn zit – zijn arm, zijn rug: we kunnen een euritmiestaaf nemen en deze recht omhoog achter de rug houden en ermee lopen. Ook mee rennen? Nee, want dan wil de rug krommer worden. We kunnen op de grond liggend een kromme en een rechte vormen. We kunnen ze ook achteruitrennend doen. Verschillende lichaamsdelen kunnen ook gebogen worden.

En dan komt het ogenblik waarop deze lijnen toevertrouwd kunnen gaan worden aan het papier. Ons doosje met nieuwe waskrijtstaafjes – zie mijn opmerking boven – mag open. Maar wat zie je…? Die zijn ook tegelijkertijd recht en rond! Nu moeten we ze nog op de juiste manier vasthouden en goed zitten.

Er wordt ook uitgebreid aandacht besteed aan het meubilair. En terecht! De verhouding hoogte tafel – hoogte stoel is van groot belang. Het meubilair is meestal voorzien van een kleurensticker, zodat je meteen weet welke stoel bij welke tafel hoort. De hoogte van de tafel mag er niet toe leiden dat de arm van het kind omhoog moet en daarmee de schouder. Als het kind op zijn stoel zit, moeten de voeten goed stevig op de grond kunnen staan – de hoek van de knie met het onderbeen is iets minder dan 900 .

schrijven mac allen

Mc.Allen stelt hier voor om het aanleren van de juiste zithouding in ‘beeld’ te brengen voor de kinderen. Ze geeft hier het voorbeeld van een koning die een koninklijk decreet ondertekent. Het gaat om het ‘waardige’ zitten. Mooi rechtop, voeten bij elkaar, hoofd recht zodat zijn kroon niet van zijn hoofd valt. Ze stelt voor de kinderen aanvankelijk een kroon te laten dragen, zodat ze hun hoofdhouding voelen. Iedere morgen oefenen totdat het gewoonte is geworden – uiteraard zonder kroon.

schrijfhouding 3

Dit is de juiste houding!

schrijfhouding 4

Een heel mooie houding. Papier moet een beetje schuin liggen.

schrijfhouding 1

Deze houding is redelijk goed; bij het kind links achter dit meisje – als dat aan het schrijven is – is de houding volkomen onacceptabel

schrijfhouding 2

Hier is duidelijk te zien wat er gebeuren kan met de vingerhouding bij het schrijven met wasstaafjes. (Bij het tekenen, zoals hier, speelt het geen rol)

schrijfhouding 5

De middelvinger hoort niet boven, maar onder de pen – zie 1e afb.

schrijfhouding 6

Dit meisje zit te krom.

schrijfhouding 7

De pen veel te verticaal

schrijfhouding 8

De pen is te horizontaal

Het is ook goed om over deze houding met de ouders te spreken. Immers, wanneer de kinderen thuis zijn, zullen er veel de schooltijd nog eens overdoen en ook schrijven en tekenen. Je zou als ouder voor een schrijftafeltje en stoeltje kunnen zorgen dat voor een goede schrijfhouding geschikt is.

Zie ook: Rudolf Steiner over de pengreep

Zie ook: Oefeningen voor de hand

.
In de ‘bewegelijke klas‘ schrijven de kinderen zittend op een zitzak.
Daarmee kan de schrijfhouding zoals hierboven wordt aanbevolen, niet worden uitgevoerd. De leerkrachten zien desondanks goede resultaten.
.

1e klas: schrijven – alle artikelen

1e klas: Rudolf Steiner over schrijven en lezen

1e klas: alle artikelen

 VRIJESCHOOL in beeld: 1e klas: alle letterbeelden

.

668-611

.

.

VRIJESCHOOL – 1e klas – 1e schooldag (1-1)

.
Pieter HA Witvliet
.
 

DE EERSTE SCHOOLDAG IN DE 1E KLAS
.

Nooit zal ik ze vergeten: de eerste uren in de nieuwe eerste klassen die ik leiden mocht. Een nieuwe groep kinderen, vol verwachting over wat komen gaat. In hun klas had ik de stoeltjes in een kring gezet. De mijne stond ertussen. Sommige kinderen wilden meteen naast meester zitten, anderen vermeden die plaats….

De meeste kinderen kenden elkaar al uit de kleuterklas. De echt nieuwe kinderen zeiden hun naam en daarna vertelde ieder kind aan de nieuwe kinderen hoe het heette.

En dan begon ik met het vertellen van waarom de kinderen op school zijn. In de geest zoals Rudolf Steiner dat verwoordde in de 4e voordracht van GA 294.

We keken naar onze handen. Waarmee we mooie dingen kunnen doen, maar ook lelijke, slechte…. ‘maar hier op school willen we verder leren wat voor mooie dingen we ermee kunnen doen: ‘schilderen, tekenen, boetseren, handwerken bv.’ En in de 5e klas: houtbewerken en later raspen en gutsen.’

Als vanzelf gebeurt, waarop Steiner al wees: je kunt steeds op het toekomstige wijzen, op wat gaat komen. Dat wekt verwachtingen, daar hoop je op. Dat is, menskundig gezien voedsel voor de ziel – het gevoelsleven: de sympathie en daarmee voor de wil – ging dat maar alvast gebeuren. Dat is fysiek gesproken: de tinteling van het bloed; hiervoor gaat het hart sneller slaan.

En – is dat ogenblik in de 5e klas dan aangebroken – dan kun je nog eens terugkijken naar dit eerste uur, waarin over de handen werd gesproken. En dat weten de kinderen nog!. Dat weten ze ook als in de 4e klas – in de dierkundeperiode de handen ter sprake komen, wanneer deze vergeleken worden met de ledematen van het dier.

Dat vind ik o.a. zo bijzonder aan deze pedagogie: dat zoveel aspecten ervan met elkaar samenhangen.

Rechte en kromme lijnen

En dan het ogenblik dat er gesproken wordt over de ‘rechte’ en de ‘kromme’. Zo worden de lijnen die op het bord komen te staan meestal genoemd – als vertaling van ‘recht’ en ‘krumm’. Helaas heeft ‘krom’ ook een negatieve waarde: als iets wat recht was en het nu niet meer is; een kromme redenering is in een discussie weinig zinvol; een kromme rug zou je eigenlijk moeten kunnen ‘rechten’ enz.

De ‘kromme’ is veel meer een ‘half-ronde’ en daarin schuilt m.i. ook de tegenstelling met ‘recht’.
Maar, wat op het bord komt is ook niet een hele ‘ronde’, maar een halve.  Het maakt wel uit hoe precies we de dingen tegen onze kinderen zeggen.

Dus is het zeker niet verkeerd om de verschillende woorden te gebruiken, waarbij ook ‘gebogen’ nog kan horen – immers: hoe meer synoniemen, des te meer taalrijkdom. En veel kinderen luisteren wat dat betreft erg goed.

En dan dat ogenblik waarop ze allemaal hun rechte en (half) ronde tekenend-schrijvend of schrijvend-tekenend op het bord zetten. De kinderen laten daarbij al iets van zichzelf zien: krachtig worden de lijnen neergezet; of juist heel klein, een beetje beverig zelfs en alles wat ertussen zit.

(Ik tekende ze meestal ter plekke in mijn aantekeningen na en lette goed op de manier waarop de kinderen het deden: van boven naar beneden of omgekeerd; met links of met rechts; krijtje tussen de vingers of in de volle hand: hoe is de motoriek).

recht en rond 1

Het krijtje kan weleens hinderlijk over het bord krassen met dat snerpende geluid. Dat kun je voorkomen door het van te voren een beetje rond te slijpen. Je kunt het ook kleiner maken, want in sommige handjes breekt het.

Dat is voor ons niet zo’n punt, maar voor een kind vaak wel: grote schrik en angstige ogen, o jee, gebroken!

Zelfs wanneer je zelf, staand voor de kinderen, een krijtje breekt – uit gewoonte of zo – kan er door de klas klinken – wanneer je dit voor het eerst doet: ‘O, meester breekt een krijtje!’

(Dit is mij overkomen en daarna heb ik nooit meer zichtbaar voor de kinderen een krijtje gebroken) 

Verrassend vind ik in Steiners keuze voor de rechte en de ronde dat het enerzijds naar iets groots wijst: alle tastbare dingen bestaan uit deze 2 elementen. In het allereerste schooluur laat hij de kinderen kennismaken met een soort oergrond van de schepping.

Johannes Kepler schreef in zijn ‘Harmonicus Mundi’ over deze vormgevende wereldpolariteiten, (die de eerste-klasser door ze zelf te maken tot beleving worden gebracht):

‘dat God in zijn onwankelbaar raadsbesluit in het begin het rechte en het ronde gekozen heeft om daarmee de goddelijkheid van de schepping in de wereld in te tekenen’.

En op een andere plaats: ‘Zo heeft de allerwijste de grootsheid van de wereld uitgedacht – haar hele wezen ligt besloten in de twee verschillen van de rechte en de gebogen lijn.’

Ook de kunstenaar weet dit. In de zichtbare wereld zijn er slechts 2 basisvormen. Die zijn de uitdrukking van 2 wereldkrachten, die in de Chinese filosofie yin en yang worden genoemd, de basiskrachten ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’.

Omdat ‘recht’ en ‘rond’ zulke oergebaren zijn, kun je er gemakkelijk verder over filosoferen:
Bij ‘recht’ hoort ‘fier’. Het licht gaat recht; kristallen vertonen ook de rechte in zich. Recht door zee is de beste weg. Rechtop, maar ook oprecht! Het RECHT.

De gebogen lijnen zijn stukken van een cirkel. De droedels tijdens een telefoongesprek zijn bijna altijd rond, en worden onbewust, bijna dromerig, gemaakt. Voor het rechte moet je veel te veel opletten. Vloeistoffen streven ook altijd naar de bolvorm — een kosmische wet die je ook ziet bij het kwik, de hemellichamen enz.

De rechte en de kromme zijn tegengesteld, twee polen die ieder op zich een­zijdig zijn.

De wisselwerking tussen de rechte en de kromme is het leven. In een eigen
beweeglijk evenwicht tussen de rechte en kromme, dat van moment tot moment verandert, vormt de mens zijn levenslijn.

Je zou kunnen samenvatten: ‘recht en rond: dat is God’.

En hiermee wordt a.h.w. de schooltijd van het kind begonnen!

En – ook dat is typisch Steiner – zo’n groots idee wordt vrijwel onmiddellijk praktijk voor het werk van alle dag: want vanaf de volgende dag zullen recht en rond het motief vormen voor een reeks oefeningen die ook weer een tweeledig doel hebben: verfijning van de motoriek en voorbereiding op het schrijven.

Na dit ‘plechtige ogenblik’ – te beschouwen als een inademing – zal er bij de kinderen weer behoefte bestaan om ‘uit te ademen’. Dus: bewegen. Op het plein kunnen een paar spelletjes worden gedaan waarbij flink gerend kan worden. Van het samenspelen kun je overgaan naar ieder kind doet zelf iets:

Touwtjespringen, op emmertjes/steltblokken lopen bv.

En dan moet er opgeruimd worden en weer naar binnengegaan. Ideale ogenblikken om dat te oefenen: buitengewoon belangrijk dat er vanaf de eerste dag goede, zinvolle gewoonten ontstaan: waar staan we als ‘s morgens de schoolbel luidt; hoe gaan we naar binnen; hoe hangen we onze jassen op (een vaste plaats is aan te raden, ik liet de kinderen een klein tekeningetje maken om boven hun kapstokhaak te plakken); waar staan de kaplaarzen (als het heeft geregend – de kinderen moeten wel een paar schoenen meenemen); waar zit je in de klas enz. enz.

In de eerste 2 schooljaren eindigde ik iedere dag met de stoeltjes – voor de volgende dag – in een kring te zetten. Als je dit goed organiseert, loopt dit gesmeerd. Je hebt meestal 4 rijen en 4 wanden. Iedere rij krijgt een wand. Daartegen worden de tafeltjes gezet. Leer de kinderen de tafel te pakken wanneer ze aan de voorkant ervan staan – dus niet de kant waar ze zitten – dan de handen wat verder uitgestrekt en de tafel tegen je aan oppakken. Het kastje komt dan wat omhoog waardoor de spullen er niet vallen. Dan het stoeltje ongeveer tegenover je tafel in een kring en klaar. Ik zette mijn stoel uiteraard ook in de kring, maar iedere dag schoof ik op, zodat ik steeds naast een ander kind kwam te zitten. Het voordeel van in de kring beginnen is dat je elkaar goed kunt zien: je kunt waarnemingsoefeningen doen: welke kleur broek heeft X aan en daar de andere dag op terugkomen: wie had er gisteren een rode broek aan (X) of welke kleur broek had X gisteren aan.
Je kunt bij deze opstelling makkelijk in een kring achter de stoeltjes lopen om bv. ritmische oefeningen te doen; lichaamsgeografie kan zittend en staand.
Zo kun je gemakkelijk een kwartier, 20 minuten aan het bewegend deel bezig zijn om vandaaruit in een zekere rust te eindigen en de tafeltjes weer in de rijen te zetten om tot wat meer individueel werk over te gaan.

Zoals gezegd: na de eerste schooldag zal ‘recht en rond’ het motief zijn om het schrijven te gaan voorbereiden.

.

Rudolf Steiner over de 1e klas

1e schooldag(2)    1e schooldag (3)

1e klas: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: 1e klas

637-585

.