.
HET PINKSTERFEEST
Het pinksterfeest is het feest van de vrijheid. Zolang de mens van zijn lichaam afhankelijk is, blijft hij slaaf van dat lichaam. Vrij worden kan hij alleen, als hij zichzelf terugvindt in de geest. Op het innerlijke paasfeest gaat hij beseffen, dat hij weliswaar in een uiterlijk lichaam woont, maar dat zijn ware wezen iets innerlijks, iets geestelijks is. Met Pinksteren kan hij de geest, die hij in zichzelf heeft gevonden, vrijwillig vullen met een inhoud, die niet tot de materiële wereld behoort. Als ik over ‘mij-zelf’ spreek, heb ik het dan niet over mijn geest? Ons ware ‘Zelf’ is een geestelijke werkelijkheid. Die wereld van de geest noemt men ‘de hemel’. Op aarde wordt de mens ik-zegger, ik-zoeker zelfs. Hij groeit er op tot een zekere zelfstandigheid, tot een individu, afgescheiden van de dingen buiten hem. Maar daar gaat hij dood. Zijn aardse ik was slechts een spiegel van zijn werkelijke wezen. Er is een kloof tussen dit Zelf en ons aardse ik. Tussen hemel en aarde ligt een afgrond. Een zelfde afgrond ontdek je tussen alle mensen op aarde en ook tussen de mens en God. Want voor wie is God nog een werkelijk levend begrip? ‘God is dood,’ schreef Nietzsche. Voor ons aardse wezen is God ver weg. En als iemand het gebed, dat Christus ons leerde, bidt, waar is dan de ‘hemel’ waar ‘onze Vader’ is?
De hemel is overal, in ons en buiten ons. De grote Spaanse mystica Theresia van Avila schreef eens in een’brief: ‘Men kan God in alle dingen vinden. Als ge in uw keuken zijt, is Hij u nabij tussen de potten en pannen.’ De apostel Paulus schreef hierover aan de Romeinen (Rom. 8:14-18): ‘Allen die handelen in Gods geest, zijn Gods zonen, Ge hebt toch niet opnieuw de geest van slavernij in vrees aanvaard, maar ge hebt aanvaard de geest van adoptie, waardoor wij roepen: “Abba, Vader!” Want de geest zelf legt getuigenis af met onze geest, dat wij kinderen van God zijn. Indien kinderen, dan ook erfgenamen: erfgenamen van God, mede-erfgenamen van Christus, wanneer wij inderdaad met hem lijden, zodat wij met hem worden geopenbaard. Want ik ben er van overtuigd, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de toekomstige heerlijkheid, die onthuld zal worden aan ons.’
Pinksteren, het feest van de vrijheid en de liefde, want liefde en vrijheid kunnen niet buiten elkaar. Het feest van de geest. Het feest van de toekomst. Een bewustzijnsfeest.
Als de hele natuur van de dood is opgestaan, als alles bloesemt en bloeit, dan vieren de christenen het feest van wat zij noemen de Trooster, de Levende Bron, het Vuur, de Liefde en de kracht schenkende Geest.
‘Plotseling kwam er een geruis uit de hemel als van een hevige windvlaag en vulde het hele huis waar zij vergaderd waren. Vurige tongen zetten zich op ieder van hen neer. Allen werden vervuld van de Heilige Geest en begonnen verschillende talen spreken.’ (Hand. 2, 2—4).
Het is vijftig dagen na Pasen, tien na Christus’ hemelvaart. Na zijn opstanding, totdat hij de hemel binnenging, was Christus in een bepaalde gedaante nog zichtbaar voor zijn leerlingen. Toen ging hij in de geestelijke wereld. Maar hij is niet onbereikbaar geworden. Integendeel, nu kunnen wij hem overal ontmoeten. Hij kan ons leiden, over de afgrond heen, tot elkaar en tot de Vader van al wat is.
In de gaven van de opnieuw ontwaakte natuur beleefden de christenen vroeger nog de gaven van Gods heilige Geest, de openbaring van zijn kracht. Zo kregen de talloze vruchtbaarheidsriten, de godsdienstige gebruiken uit de vóór- christelijke tijd een nieuwe inhoud. Zeer veel mei- en minneliederen werden tot geestelijke liederen, waarin Christus werd bezongen als de bruidegom van de ziel.
Luilak
Luilak is de zaterdag voor Pinksteren. Hij die dan ’t langste slaapt, is de ‘luilak’. Oorspronkelijk was dat de nieuwe mysterie-ingewijde, die door de priesters in een doodsslaap was gebracht, na 3½ dag eruit was gewekt en daardoor helderziende was geworden. – Hij moet ons trakteren!
Mei- en pinkstergebruiken vallen in de na-christelijke tijd vrijwel samen. Zijn eigen lief, ‘sinen boel’, zijn betere helft ter ere plant iedere jonkman op de eerste meidag voor haar huis of op haar dak ‘den coelen mei’ (de objectieve mei?). Deze takken spreken een voor ieder verstaanbare taal: fijne sparrentak—goedheid; dennentak — gestadige liefde; berkentak — goed en schoon; maar: kersentak—veranderlijk; hagedoorn – stekelig, katjes —niet zonder handschoenen aan te pakken; bosje biezen – houdt het met iedereen. Wat staan de meisjes op 1 mei vroeg op, om te kijken wat haar ‘mei’ is! Een goede tak laten ze natuurlijk zo lang mogelijk staan.
Maar er is ook één grote, gemeenschappelijke meiboom of ‘Pinksterboom’ van wel 10 meter lang. Die is opgesierd met bonte papieren en slingers en wordt midden op het dorpsplein geplant. Daar dansen gelieven en gehuwden, jong en oud tot Cinxendag (Pinksterdag) omheen. Tenslotte werpt men de boom in het stromende water.
Pinksterbruid
Ieder huwbaar meisje is meibruid. Maar met Pinksteren is er één pinksterbruid of ‘pinkster-bloem’. Heel vroeger werd de luilak de pinksterbloem. Het kon toen ook evengoed een man of jongen zijn. De pinksterbruid is niet alleen de lentebruid, het symbool voor de groeikracht der natuur, zij is vooral het beeld van de gesluierde Isis, de onzichtbare geest der aarde, de maagd, die bevrucht wordt door de Heilige Geest. Natuurlijk waren de details in iedere streek, zelfs in ieder dorp, verschillend. De voornaamste symbolen waren overal hetzelfde. Onder de ‘hemel’, die ook ‘pinksterkroon’ heet, soms zelfs in een ‘groen huisje’ neemt de pinksterbruid plaats. Plechtig wordt zij ‘gespeeld’ (versierd) en behangen met pinksterbloemen (die heten zo, omdat zij voor dit feest werden gebruikt, niet omdat zij pas met Pinksteren zouden bloeien), met vele sieraden, versierselen en met bellen. Om haar hoofd krijgt zij een of meer kransen van groen en papieren bloemen. Meestal wordt zij gesluierd. Zij is omgeven door vele bruidsmeisjes en – jonkers. Enkele van de jonkers hadden in Drente een versierde stok, de ‘bru-loftstok’ in de hand. Dat waren de ‘wasschupneugers’ (uitnodigers voor het gastmaal).
Dan begint de plechtige ommegang door het dorp. Voorop wordt op een stoel gedragen of loopt de pinksterbruid. De uitnodigers liepen de stoet vooruit, klopten met hun stok op alle deuren en riepen:
‘Ziet, uw bruugom komt!’ Het lied dat bij de ommegang gezongen wordt, luidt op Terschelling aldus:
Hier is onze fiere Pinksterblom
En ik wou hem zo graag eens wezen.
Met zijn groene kransen om het hoofd
En met zijn klinkende bellen.
Recht is recht.
Krom is krom.
Belief je wat te geven voor de fiere Pinksterblom ?
Want de fiere Pinksterblom moet voort.
Enkele varianten doen ons misschien de afkomst van het ‘fiere’ begrijpen, want in Cuyk (Noord-Brabant) zong men bijvoorbeeld:
‘Vierge, vierge Pinksterblom’.
Komt dat van het Franse ‘vierge’ (maagd)?
De zegekrans om het hoofd is het beeld der ‘gloria’, in het Nieuwe Testament het Latijnse woord voor ‘verheerlijking, openbaring’.
Zilveren bellen zuiveren de atmosfeer (vgl. Psalm 150).
De duivel is voor dat gerinkel even bang als voor klokgelui. In dit lied is de bloem mannelijk. Wat doet in de hemel het geslacht ertoe?
Mineralen, stoffen zonder leven, zijn recht en hoekig. Levende wezens, planten, dieren en mensen vertonen gebogen, kromme lijnen. Zo is ‘recht’ ‘dood’ gaan betekenen en ‘krom’ ‘leven’. De weg naar de geestloze helledood is breed en lijnrecht, het pad naar de hemel van de geest krom en bochtig. Wilt u uw gedachten en daden ‘geven’ aan de mensheid? Want zij moet voort, het licht tegemoet.
Het is interessant, dat de versieringen bij alle pinkstergebruiken – enkele bloemen, zoals pinkster- en boterbloem, uitgezonderd — altijd gemaakt worden van ‘mooimakersgoed’ (gekleurd papier). Vroeger jaren bewaarde men daartoe het hele jaar door kleurige papiertjes e.d.
In onze tijd, die bedolven is onder een papierlawine, gebruikt men crêpepapier, sits, zijdevloe enz. Echte bloemen horen bij het Midzomerfeest, bij St.- Jan. Het pinksterfeest is nl. niet zozeer het feest van de scheppende aardekrachten, maar van de scheppende menselijke geest, die op aarde pelgrimeert naar Gods Geest. Daarom maakten allen tesamen zelf de zelf bedachte versieringen voor het pinksterfeest: slingers van papier of stof, allerlei fantastische papieren figuren en fictieve, exotische bloemen. – De meietak en de pinksterboom zijn één. Alle bruidjes versieren samen de pinksterbruid. Ik werk tesamen met alle mensen der aarde. Dat is een gevoel, dat sinds Christus’ verbinding met de aarde en sinds het eerste pinksterfeest steeds actueler wordt. De volksgeest wordt steeds meer de geest der mensheid. De kracht die in deze ontwikkeling werkt is afkomstig van wat het Christendom de ‘Heilige Geest’ noemt. En in het gezamenlijk lijden en worstelen der mensheid om die Geest te verwerven, zal ieder zijn persoonlijke taak, de opdracht van zijn eigen Zelf van leven tot leven vinden, dankzij de hevige windvlagen, die ruisen door ons huis en die vurige tongen, die vlammen boven ons hoofd.
Dan zullen u en ik een taal gaan spreken, die over heel de wereld wordt verstaan. Want ‘de fiere, vrije pinkstergeest moet voort.’
Henk Sweers, ‘Jonas”nr.20, 4 juni 1976
.
Pinksteren: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
.
167-159
.