Tagarchief: ontwikkeling taal en hersenen

VRIJESCHOOL – De ontwikkeling van het jongere kind (1-2-4)

.

In [1-2],  [1-2-2en [1-2-3werd al gewezen op de grote ontwikkelingswaarde van de interactie tussen (groot)ouders, oudere kinderen en het heel jonge kind.
Taalklanken [zie hier] werken vormend in op de ontwikkeling van de hersenen, die ook ‘groeien’ door aandacht; de woordenschat neemt verbazingwekkend toe.

Alle redenen om met het kind te zingen, te spreken (niet in baby-taal) en te bewegen.
Zonder andere hulpmiddelen dan de menselijke zang- en spreekstem, de menselijke beweging direct nagebootst van de oudere zelf, dus niet van een ‘scherm’ of andere media die de plaats innemen van het directe contact.

Onderstaande spelletjes zijn al jaren oud, maar ‘doen’ het nog steeds.

Draai het wieletje nog eens om

Als ’t kindje in de kinderstoel zit en de ouder er tegenover, kunnen alle bewegingen worden voorgedaan. Natuurlijk doet het kind het niet meteen na, maar als je de handjes en/of armpjes vasthoudt en leidt, komt er een ogenblik dat het kind het zelf doet. 
De armen, in de ellebogen wat gebogen, draaien om elkaar heen. 
Als je dat van je af doet, zoals bij het oprollen van een bolletje touw o.i.d. zal het kind dat hoogstwaarschijnlijk spiegelen en de beweging naar zich toe maken. 
Dus, als je wil dat het kind de beweging ook van zich af leert maken, moet jij ze hoogstwaarschijnlijk naar je toe maken.
Dit geldt voor heel veel bewegingen. 

Draai het wieletje nog eens om,
klap eens in je handjes

Je kan hier viermaal in je handen klappen, op de maat van de volgende regel van het versje.
Dan de handen op heupen:

Zet je handjes in de zij!

dan de handen, met de palmen naar onder, op elkaar boven op het hoofd:

Op je hoofdje allebei!

Daarna zittend heen en weer bewegen, met de handen nog op het hoofd:

Zó varen de schuitjes voorbij!

Muziek en tekst (die weer een beetje afwijkt.)

Uyldert vraagt zich af of deze spelletjes nog een verbinding hebben met een ver verleden, naast natuurlijk de bewegingen die bij ‘een wieltje’ horen: dat draait. Dan hebben we te maken met nabootsingen van bijv. een spinnenwiel. 
Zij herkent echter ook bewegingen die in de oudheid of in oosterse landen gemaakt werden/worden bij godsdienstige plechtigheden en dansen. Ook ziet zij er een voortleven in van rituelen die oefeningen waren voor het scholen van de geest: die bewegingen moesten de krachten van lichaam naar geest beter laten doorstromen.
Uyldert: ‘het draaien van het wieletje is z’n beweging, die tot onmiddellijk doel heeft, de krachtstromen die uit de armen langs de vingertoppen afvloeien, positief en negatief, om elkaar heen te winden, zodat zij door inductie elkaar opvoeren; zo bereikt de levenskracht een hoger potentiaal in het zenuwstelsel en van daaruit in de ziel.
Erbij zingen zou dit zeer bevorderen. 
Klappen zou, door het telkens aanraken van de handen en weer loslaten, de opgewekte stroom onderbreken wat de geestdrift zou verhogen, maar zich ook weer kan ontladen.
Zij ziet ditzelfde terug in het applaus: ontlading om niet te exploderen!
Een versterking van een stroomveldje aan iedere kant van het lichaam ontstaat door de handen op de heupen te plaatsen. 
(Instinctief maken we zo’n handen-in-de-zij-gebaar nog wel, als we tegenover iemand komen te staan en we a.h.w. te kennen willen geven ‘kom maar op!’)
Zo zou de denkhouding bij de ‘denker’ van Rodin voortkomen uit het instinctieve gebaar dat we maken om de overmaat van stroom die door het denken is opgewekt, af te voeren: elleboog op de knie, kin op de bijbehorende hand

Het schommelen ’als de schuitjes’ ziet Uyldert als het met elkaar in evenwicht brengen van de twee stromen die door de gangliën gaan, waardoor de kringloop van kracht door het lichaam bevorderd wordt en ev. stuwingen opgeheven.

Zij ziet dit schommelen terug in wat volwassenen doen die bijv. aan lange tafels gezeten op bepaalde ‘schlagerachtige’ muziek inhaken en meedeinen.
Dit is bijv. nog volop in deze tijd te zien tijdens carnavalszittingen.

0-0-0

Hop Marjanneke

Hop, Marjanneke,
stroop in ’t kanneke,
laat de poppetjes dansen!
Eertijds was de Prins in ’t land,
en nu die kale Fransen!

Dit versje is uit de Franse tijd: Marianne is de Franse maagd, die hier ’de poppen aan ’t dansen’ bracht: de bezetting door de Fransen.  De kale Fransen waren de in lompen gehulde soldaten: de ’sans culottes’!
Weer een versje voor op schoot met de hop-glopbewegingen.

Juf Margot zingt het.

0-0-0

In Den Haag daar woont een graaf

Ook weer een liedje voor op schoot, waarbij de bewegingen worden gemaakt.

In Den Haag daar woont een graaf, 
en zijn zoon heet Jantje;
als je vraagt: waar woont je Pa?
dan wijst hij met zijn handje!
Met zijn vingertjes en zijn duim,
op zijn hoed draagt hij een pluim,
aan zijn arm een mandje
dag mijn lieve Jantje!

Juf Margo zingt het voor.

0-0-0

’t Paardje

’t Paardje stapt, ’t paardje stapt – (rustige beweging)
’t Paardje draaft, ’t paardje draaft! (vlugger!)
’t Paardje galoppeert! galoppeert! galoppeert! (nog vlugger en wilder!)

Het kind zit op een knie. Goed vasthouden. En de bewegingen spreken voor zich.

Uyldert ziet in het hoppen, zoals men dat bij het werkelijke paardrijden óók doet, iets buitengewoon gezonds voor de klieren, die er door worden aangezet: een krachtstroom gaat door het lichaam omhoog. Mensen die bij hun hoofdwerk uitgeput raken, maken soms zelf instinctief een samentrekkende beweging met de anus om de energie omhoog te stuwen. Bij het paard-rijden wórdt dat gedaan. De dagelijkse rijtoer in de vroegte vóór het ontbijt is wérkelijk een middel om jeugdig te blijven!

0-0-0

Paardje, paardje, rij naar stee

Een hop-versje op de knie, met een hoge hop op het laatste woord!

Paardje, paardje rij naar stee,
breng voor ’t kindje koekjes mee!
Koekjes met vier hoekjes,
aan alle kanten even smal!
Raad eens, wie die hebben zal?
’t Kindje krijgt die koekjes al,
als het stout is, niemendal!

0-0-0

Schuitje varen, theetje drinken

De allerkleinsten kunnen op iemands knie zitten. Goed ondersteunen en vasthouden. Heen en weer bewegen. Op het eind kan het kind even worden opgetild en ‘landt’ weer op schoot of knie.

Het kan ook door wat grotere kinderen met elkaar gespeeld worden. Ze zitten tegenover elkaar, benen wijd, armen vooruit en elkaars handen stevig vast. Beurtelings voor- en achterover buigen. Aan het eind loslaten. Het omvallen is de pret!

Schuitje varen, theetje drinken,
varen wij naar de Overtoom,
drinken er zoete melk met room,
zoete melk met brokken –
kindertjes mogen niet jokken!

Bij de Overtoom was een uitspanning, waar men naar toe kon varen over de grachten. Zoete melk met room was toen een traktatie! Of de brokken speculaas-brokken waren, als nu – maar dan reeds in de zomer verkrijgbaar, dan wel dat het versje oorspronkelijk misschien zure melk-met-brokken noemde, dat weten wij niet, aldus Mellie Uyldert.

Een oudere tekst had nog: ’kindje mag wel jokken’.
Jokken betekende toen ‘plezier maken*’. Toen die betekenis verloren, ging werd jokken ‘onwaarheid spreken’.

Het is ook de tijd van de trekschuit*, kennelijk dus óók een nabootsing van het schommelen in de trekschuit.

Uyldert: Bij hoeveel oude volken zien wij niet die schommelbeweging maken tijdens het zingen of intoneren van lange gebeden, hetzij in zittende of in staande houding? – De oudheid wist waaróm -latere volken déden, maar wisten niet meer de reden waarom. Heden ten dage keert het doorzicht in het bewustzijn terug!

Hier wordt het liedje gezongen met een bootje in de hand. (Ik zou geen melluk zingen, maar gewoon melk)

*zie Bert van Zandwijk

0-0-0

Ziet zo rijden de heren

Het kindje zit op de knie van de oudere, eerst rustig op en neer bij de eerste regel:

Ziet, zo rijden de heren! met hun bonte kleren!

maar bij de volgende regels gaat het steeds wat sneller en hoger:

Ziet, zo rijden de vrouwen, met haar wijde mouwen!

en  hotsebotsen bij de laatste regels:

Ziet, zo rijdt de akkerman met zijn paardje achteran!

Mellie Uyldert zeg erbij:

Wie vindt dat deze tekst uit de 17e eeuw (de vrouwen droegen toen wijde bouwen, maar de verbastering in mouwen hebben wij maar zo gelaten, omdat een klein kind die veranderingen in de mode nog niet zo goed volgen kan!) voor de moderne tijd niet meer geschikt is, omdat ze het standsverschil zo accentueert, kan ook genoegen nemen met de volgende, eveneens gangbare, tekst:

’t Paardje stapt, ’t paardje stapt —

(rustige beweging)

’t Paardje draaft, ’t paardje draaft!

(vlugger!)

’t Paardje galoppeert! galoppeert! galoppeert!

(nog vlugger en wilder!)

Hierbij zou men dan natuurlijk kunnen opmerken, dat voor de meeste moderne kinderen een paard al een onbekend dier is, en zijn verschillende stijlen van lopen nog méér!

Zijn die oude rijmpjes niet juist geschikt om het kind ook aan het verleden te schakelen, waar het toch zelf een hele ziele-erfenis uit mee brengt?

Verklaring

Uyldert: De tekst spreekt voor zichzelf. Is het zo erg – of is het niet juist góed – als het kind zich een ideaal vormt van een heer in bonte kleren, die zijn paard (zinnebeeld van het lichaam) zo goed beheerst?

Het hoppen, zoals men dat bij het werkelijke paardrijden óók doet, is buitengewoon gezond voor de klieren, die er door worden aangezet, en voor het opwaarts stijgen van de krachtstroom door het lichaam. Mensen die bij hun hoofdwerk uitgeput raken, maken soms zelf instinctief een samentrekkende beweging met de anus om de energie omhoog te stuwen. Bij het paardrijden wórdt dat gedaan. De dagelijkse rijtoer in de vroegte vóór het ontbijt is wérkelijk een middel om jeugdig te blijven!

0-0-0

Torentje, torentje bussekruit

Bij dit spelletje worden de overbekende bewegingen gemaakt van ‘Olke-bolke’ . De oudere, die met het kind speelt, maakt een vuist (de duim over de vingers heen) en zet deze op de tafel: Torentje! – Nu moet het kind zijn vuistje daar bovenop zetten, om zo de toren op te bouwen: Torentje! – Nu de andere vuist van de oudere daar weer bovenop: Busse – dan de tweede vuist van het kind: kruit! Zo blijft de toren staan.

Wat hangt er uit? Een gouden fluit:
van de bovenste vuist een wijsvinger naar buiten steken.

Een gouden fluit met knopen!

Maar ’t torentje is gebroken!: de vuisten los, laat ze op tafel vallen, de toren rolt dus uit elkaar:

In 1654 ontplofte de kruittoren van Delft, wellicht heeft dat met het ontstaan van het liedje te maken.

Juf Margo zingt het voor (maar maakt geen bewegingen)  (En bussekruit is met T)

Zij heeft nog veel meer gezongen en bij haar hele repertoire staan veel liedjes die, passend bij dit artikel, kunnen worden gedaan.

Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Opvoedingsvragenalle artikelen

Nabootsing      lopen-spreken-denken      spel      ritme

Vrijeschool in beeldkleuters

.

2911-2731

.

.

.

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – De ontwikkeling van het jongere kind (1-2-3)

.

taalontwikkeling (dus: hersenontwikkeling) d.m.v. klanken
.

De gezonde instincten van oudere generaties zorgden eenvoudig voor allerlei liedjes, bewegingen, spelletjes om het taalgevoel te stimuleren. Niet zozeer vanuit een ‘weten’ dat dit goed is, maar eerder nog door het simpelweg omgaan met het kind en wellicht ook door het ontbreken van veel prikkels die nu aan het kind gegeven kunnen worden door wat er in de wereld aan bijv. geluid- en beelddragers, speelgoed (dat vaak eerder speel-slecht’ genoemd zou moeten worden enz.

De eenvoudige spelletjes die vroeger ‘voor moeder en kind’ opgetekend zijn, zijn uiteraard ook voor vader en kind van belang.

Mellie Uyldert had hiervoor nog een sterk intuïtief gevoel.
Zij zegt bijv,: 

Wat de spelletjes van ouders of grootouders met het kind op schoot voor dat kind wel betekenen, wordt veel te weinig beseft! Pas in de laatste tijd is men tot de conclusie gekomen, dat kinderen in de zeer hygiënische kinderhuizen, met moderne afgewogen diëten en pedagogisch speelgoed, minder goed gedijen dan kinderen in armoedige woninkjes, die bij hun ouders zijn en die, weliswaar lang niet altijd pedagogisch bejegend, de nestwarmte krijgen, die de instinctieve ouderliefde nu eenmaal geven kan en de geschoolde opvoedingsambtenaar niet!

Tot die nestwarmte behoren de intieme kwartiertjes tussen moeder en kind, na het bad, bij het voeden, voor het naar bed gaan, als een grapje gemaakt, een liedje gezongen, een bewegingsspelletje gedaan wordt. Waarom kraaien de kleintjes van pret bij het paardje rijden op vaders knie, het schuitje schommelen op moeders schoot? – Omdat het kind daardoor deel neemt aan menselijk contact, omdat het voelt dat het erbij hoort, en iets samen met anderen doet, zoals later, als het meespeelt in een orkest of in een toneelstuk, of meewerkt in een bedrijf. Omdat het zich voelt opgenomen in die grote elektromagnetische stroom, die door alle levende schepselen vaart, van de een op de ander overspringend bij elke aanraking, en daardoor tekorten aanvult en overschotten afneemt, voortdurend stimulerend en kalmerend in het ritme dat het eigen ritme is van onze adem, ons hart, onze gevoelens!

Onderhand leert het kind zijn lichaam beheersen, zijn bewegingen richten, het leert zijn eigen rijkje verkennen om het te leren besturen. De tijd, die we spelend aan onze kinderen besteden, is niet weg – integendeel: wij leggen daarmee de grondslag van een evenwichtige samenleving en mensengeluk!

Zie nu bijv. in dit artikel ‘Algemene menskunde’ [11-5-1]  vanaf hier
en [11-4]  

Daar noemde ik het liedje Ozewiezewoze’:
Soortgelijke liedjes:

Ozewiezewoze en meer

Ala, mala, mink, monk
Dit liedje is pentatonisch, d.w.z. het maakt gebruik van 5 tonen zonder de c en de f. Dat geeft een wat dromerig-zweverige stemming.

Corni, corni, cornette

De spin Wiedewin

De vogeltjes zingen

Dimme-dimme duisje

Du-du, ik zeg du
Voor de u kan je uiteraard alle klinkers nemen

Een, twee, hupsakee

Eun(e)-deun(e)-dip

Haken en ogen

Hela, hola

Iep-sliep

Ikke-pikke-porretje

In de nacht, ay-ah-ah

In galop, hop-hop

In mijn holletje

In plantona

Isme, krisme, krasme

Issie, dissie, dou

Kara-kara, kiet-kiet-kiet

Kling klang klingeklang

Klippe-klap, klippe-klap

Klokjes klingelen o zo teer

Klokkenlied

Li la larm

Li-li lekkere li

Likke, lakke, lorrepottr

Merel, mees en molenwiek

Miene, manne, muis

Olke, bolke, rubisolke

Ora vivat

Ozewiezewoze

Ri-ra-roets

Ringelingelingeling

Rom-bom-bom

Rondertdebonder

Snater, snetter

Spin, spin, spinnetje fijn

Tiereliere, let-let-let

Tierelierelier

Tikke, tak

Ting, tingeljng

Ting tingelingeling

Tok-tok-tok, daar zijn de kippen

Trararetje

Trippel, trappel

Turelure

Twiet-twiet-twiet

Vogeltje, wiedewiet

Wiede, waaie, windje

Wipperde wip

Dit is een keuze voor het doel bovenbeschreven. De liedjes staan alle op ‘Vrijeschoolliederen, bij de leeftijd 4 – 6.

Wanneer het kind wat ouder is en kan zitten, zijn er nog veel liedjes waarop allerlei bewegingen kunnen worden gemaakt. Ook dat is zeer stimulerend voor bepaalde hersengebieden, dat nu veel meer aangetoond kan worden dan vroeger.
Maar het is net of vroegere generaties dit ‘gewoon’ wisten en zo zijn er uit het verleden vele (vinger)spelletjes, liedjes blijven bestaan.

Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Opvoedingsvragenalle artikelen

Nabootsing      lopen-spreken-denken      spel      ritme

Vrijeschool in beeld: kleuters

.

2907-2727

.

.

.