Tagarchief: kinderspelen

VRIJESCHOOL – (Kring)spelen (5)

.

Kringspelletjes worden voornamelijk in de kleuterklas gespeeld. Ook in de 1e klas vinden veel kinderen het nog erg fijn, vooral als het ‘nieuwe’ zijn, d.w.z. die ze in de kleuterklas nooit hebben gedaan.

(Dus als 1e-klasleerkracht even verifiëren bij de kleuterjuf/meester.)

SCHIPPER, MAG IK OVERVAREN?

Trek over de hele lengte van de speelruimte twee evenwijdige lijnen met ongeveer 5m tussenruimte.
1 kind staat in de grote ruimte – het water – in het midden met zijn gezicht naar de andere kinderen die achter de streep staan. Zij zingen:

Schipper, mag ik overvaren?
Ja of nee?
Moet ik dan ook geld* betalen,
ja of nee?

*sommige versies hebben hier ‘tol’, of ‘een cent’
De melodie

De schipper kan ‘ja’ of ‘nee’ zeggen. Bij het laatste mogen alle kinderen naar de overkant. Bij ‘ja’ roepen de kinderen:

‘Hoe?’

De schipper antwoordt – hier kan van alles worden bedacht – bijv. handen hoog, achter de rug, achteruit lopen, hinken, huppen; maar ook bijv.: ‘alleen die iets geels aan hebben. Die laatsten zijn vrij om over te steken, de anderen kunnen worden getikt. Er kunnen ook kinderen zijn die niet betalen: zij doen niet wat de schipper zegt en deze probeert ze dan  te tikken. Wie getikt is, is  verdronken en doet niet meer mee, moet aan de kant staan bij het verdere verloop van het spel. In sommige varianten helpen deze de schipper mee bij het vangen.
Zo gaat het steeds maar over het water heen en weer, wel of niet betalend. Als de laatste getikt is, is het spel uit en als je het nog een keer speelt (wat de kinderen altijd graag willen) wordt er een andere schipper gekozen. Dat kan bijv. het kind zijn dat als laatste is gevangen.

Verklaring

Met name Mellie Uyldert heeft verklaringen en achtergronden van de oude kinderspelen gegeven. 
Het water is bij haar de rivier de Styx, de rivier van de vergetelheid, waar de gestorven zielen overheen moeten. De Styx scheidt de aarde van de hemel. Bij de oude Egyptenaren en Grieken gaf men de dode een munt mee voor de veerman.

Wie niet betaalt, loopt de kans niet aan de overkant te komen.
Een muntje bij je hebben is slechts een symbool. Verlaat je de aarde weer, dan moet je je morele schuld die je op aarde hebt opgebouwd, hebben afbetaald.

Degenen die de veerman niet betalen, worden niet overgezet, of wel halverwege in het water geworpen. Zij bereiken de overkant dus niet. En nu hangt dit in werkelijkheid niet af van het wel of niet bij zich hebben van de symbolische munt, maar van het morele afbetalen van de schuld, die men uit het aardse leven meebrengt.
Verschillende godsdiensten hebben rituelen om de stervende te begeleiden ‘naar de overkant’ en deze wordt geholpen bij het aflossen van de schuld – het Laatste Oliesel, andere gewijde handelingen, door de biecht, om ‘rein’ het andere rijk te betreden. ‘Door wezenlijk berouw en de vergeving door God, die daarop volgt, is de schuld dan zoveel mogelijk afbetaald. Gaat iemand over, zónder deze voorafgaande reiniging, dan moet hij alsnog elke meegebrachte schuld uitboeten of afbetalen, door ervoor te lijden. Want al wat men anderen tijdens het leven op aarde heeft aangedaan, kaatst nu terug naar de bedrijver en laat hem dat zelf lijden, in een of andere symbolische of analoge vorm. Wie te kort schiet in berouw, of daar te lang mee wacht, berokkent dus zichzelf de martelingen die hem dan louteren moeten. Die moet lang een ‘dolende ziel’ blijven, alvorens de hemeltoestand bereikt wordt. Niet aan genade of ongenade van een rechter is men overgeleverd, uitsluitend aan zichzelf, al objectiveert het eigen geweten zich in het beeld van de rechter of de veerman. De ziel is onderhevig aan de wetten van haar ontwikkeling, zowel hier als hierna. Het is goed om van te voren met deze wetten vertrouwd te zijn, en, door deze kennis geleid, wijs te leven en te sterven.'(Uyldert)

Heeft dit spel nog van doen met wat ooit een heilig ritueel was? Beeldt het kind onbewust die wetten uit? Dan is het op dit niveau voor het kind iets vertrouwds en dus een steun voor de ziel. (Evenals de sprookjesbeelden).

Een soort gelijk spel is ‘Overlopertje‘. Hier is geen tekst en zijn er geen speciale manieren van overlopen.
De veerman fluit of klapt in de handen als een teken dat er overgelopen mag worden. Wie getikt is, is af. 

.

Spelalle artikelen

Peuters/kleutersalle artikelen

Vrijeschool in beeld: kleuters: alle beelden

.

2881-2702

.

.

.

 

 

 

 

.

 

 

 

 

.

 

 

VRIJESCHOOL – Vormtekenen – spiraal

.

Het vak vormtekenen is er o.a. om bij de kinderen – meteen in de 1e klas – het gevoel voor ‘oer’vormen verder te ontwikkelen.
In het allereerste uur dat ze in de eerste klas zijn, maken ze kennis met de ‘rechte en de ronde’, vormen waarvan Kepler zei: ‘recht en rond, dat is God’.

Er zijn meer van deze geometrische figuren: cirkel, rechthoek, driehoek enz. die we – volgens Steiner – ‘in ons dragen’.
Ze worden in het vormtekenen meer tot bewustzijn gebracht. Als pure vorm, niet naar analogie van wat er in de uiterlijke wereld op lijkt – of nog anders gezegd – een beeld van is: het gaat om de spiraal op zich, maar in de wereld zie je die o.a. als ‘spiralig’ huis van een slak.

Er is vanuit verschillende invalshoeken over de spiraal gedacht en geschreven.
.

Melly Uyldert:
.

DE SPIRAALGANG van DE ZIEL

Het oerlevens- en wereldbeeld is universeel, het wordt over de gehele wereld, bij alle volken, gevonden. Het ligt op de bodem van elke godsdienst. En het is geen geschiedenis, het is ook heden, al ligt het bij de moderne mens van het westen diep in het onderbewustzijn, van waaruit het soms opstijgt in droombeelden, en in tekeningen, die men zo maakt zonder er bij te denken. Het leeft ook voort in de patronen der kantwerksters en pottenbakkers, het verschijnt op moderne schilderijen, en in de moderne psychologie als archetypen. Want wij leven in een tijd, waarin het bedrieglijke vernis van de beschaving is afgeschilferd en men eeuwen lang gehuichelde denkbeelden heeft laten vallen, om weer eindelijk, naakt en eerlijk, zichzelf te zijn. Van alles ontdaan in oorlog en kampellende is de mens op zijn oergrond teruggevallen en herkent in het leven en in de natuur om zich heen de wetten en ritmen, waaruit ook hij zelf leeft. De emigrant, die de stad uitvlucht en in de wildernis zijn huis bouwt van stammen uit het oerwoud, hervindt daar het ritme van het leven, dat met de seizoenen golft en met de zon op en af gaat en herkent er zijn eigen ritme in van werk en bezinning, geboorte en dood, als een golfslag van levens aan de ene en aan de andere zijde. In de herkenning van de eeuwige waarden staat hij naast zijn voorouders en naast zijn nakomeling in de grote kring en zijn oog gaat open voor de eeuwige waarheid, die men overal ziet opblinken uit het puin van het vergankelijke.

Lang voordat het materialisme zich meester maakte van de westerse mensheid en haar aandacht afsloot voor al wat buiten de jacht naar stoffelijke welvaart en lichamelijk genot ligt – en zelfs vóór de kerstening te vuur en te zwaard in Europa het bewustzijn der mensen afsloot met de muren van kerkelijke dogma’s – beseften onze voorouders hun lot en hun taak als schakel in de eeuwig wentelende samenhang van hemel en aarde. In zielsgerustheid leefden en stierven zij, wetend dat hun ziel op het eiland der schimmen vergaderd zou worden tot die van het voorgeslacht, om eens in de stam terug te keren, als hun dienst daar nodig zou zijn. Wel zou hun ziel na de dood in de onderwereld door Vrouw Holle worden beproefd en loon naar werken van haar ontvangen, maar vandaar uit zou zij het tijdstip afwachten, waarop zij met nieuwe kansen een nieuw leven op aarde zou kunnen beginnen. Men wist, dat dit verblijf in de schimmenwereld de achter-ommegang, de nachtzijde, van een spiraal-boog was, vanwaar de ziel, naar gelang van het nut, uit de levensles getrokken, op een hoger of een lager ommegang weer aan de dag-zijde van de spiraal zou verschijnen.

Deze spiraalgang van de ziel, analoog met de schijnbare spiraalgang der zon, met de beweging van het water in een bergstroom, en met de spiraal die in het slakkenhuis en in het mensenoor door kosmische spiralende trilling ontstaat, beeldde men uit in een lange rij mensen, die om een heuvel heen spiraalgewijs en zingende opklom, op midzomer: de hoogtijdag van de zon! Die heuvels heetten draaibergen of tri-bergen (de naam Driebergen is daar waarschijnlijk van over). Wat bleef daarvan? Het spel: De boom wordt hoe langer hoe dikker! Een lange rij kinderen draait daarbij om de laatste, die stilstaat, heen en wikkelt zo een spiraal om de kern, onder het zingen van: De boom wordt hoe langer hoe dikker! – Daarna wordt de spiraal weer afgewonden, al zingend: De boom wordt hoe langer hoe dunner!

Ook vinden wij die spiraal in de spiraalvormige hinkelbanen, die nog in sommige streken in zwang zijn, en die weer de plattegrond heten te zijn van de oude trojaburchten: dit troja zou samenhangen met troje, troyes en tri, en zo’n burcht werd oudtijds bewoond door wijze mannen of vrouwen, die astrologen, magiërs en in de praktijk geneeskundigen waren. De spiraal was in vertrekken verdeeld (zoals de hinkelbaan in hokken) en de dikke muren maakten de burcht tegen vijandelijke aanvallen bestand. Erom heen liep nog een gracht. Men heeft in Scandinavië de fundamenten van zulke burchten gevonden.

Bij het hinkelspel wordt een scherf in een hok geworpen, telkens één hok verder, door een kind dat vóór het eerste hok, aan de buitenkant, staat. Daarna moet dat kind, van hok tot hok hinkend, de scherf gaan terughalen, zonder op strepen te trappen, want dan is men ’af’ en moet de opgave overdoen, als men weer aan de beurt is, Wat stelt dit voor? Het is de reïncarnatie van de ziel, haar terugkeer in telkens een ander stoffelijk lichaam of ’hok’. Want dit denkbeeld van de zielsverhuizing was bij onze heidense voorouders een vanzelfsprekend weten (het werd door de R.-K. kerk in de vijfde eeuw van de christelijke jaartelling officieel afgeschaft!). Elke keer dat de ziel in de spiraalgang terugkeert, brengt zij haar verworvenheden mee uit het vorige leven, en zo gaat zij voort naar de volmaking. Wie veel wijsheid verworven heeft, valt reeds als kind op, en wordt de gekozen leider van de levenden. Zijn wezen brengt zijn stam heil, omdat hij reeds meer dan de anderen de kern van de spiraal: het geestelijk einddoel, de godstaat, genaderd is! Zo voelde de oer-Europeaan zijn bestemming: van elk leven lerend, toe te nemen in daadkracht en wijsheid, moed en volharding, trouw aan zichzelf en de stamgemeenschap, wier wezen door de enkeling sprak en vervuld werd. Men stierf tevreden: ’t was immers nooit te vroeg of te laat. Eens zou de begeleidende engel (dat hemelse wezen, dat Oerd heette of Anne, en dat werd gezien als een zwaan, ooievaar of eend) de ziel komen afhalen en over de wateren terugvoeren naar diezelfde gemeenschap op aarde, waar hij velen begroeten zou die hij herkende. Om, steeds heen en weer gaande met de zwaan, uiteindelijk het geluk te bereiken, en het verblijf der volkomen vrijen: het einddoel van de ontwikkelingsgang van de ziel.

In het hinkelspel is het hinkelende kind die engel of geleide-vogel, die behoort tot de wereld van de eenheid en daarom op één been zich beweegt! Deze brengt de ziel in haar nieuwe lichaams-tehuis: de scherf in het hok. En dan gaat zij de ziel terughalen bij het sterven, als Skoeld, Holle of Holda, de engel van de stervenden. Het is de eend, die Goudkindje over het water draagt, en Hans en Grietje; het zijn de witte zwanen, die de ziel naar engel-land varen!

Zo zag de oudste bewoner van Europa de weg van de mensen als een spiraal, waarlangs de ziel opklimt naar haar doel, beurtelings onderduikend in de grove materie van de aarde en ontwijkend naar het etherische maan-rijk of de onderwereld van Vrouw Holle, beurtelings in en uit een stoffelijk lichaam, bijgestaan door een on-aardse macht. Hij had geen haast en geen angst – evenmin als de natuur haast kent of angst. Er is enkel ritme en wet. Angst kreeg de mens pas, toen hij gaan moest door het dal van de verduistering: toen zijn vertrouwd een-zijn met de natuur hem ontnomen werd. Toen die eenheid verbroken werd door een tweeledig stelsel van Goed en Kwaad, en zijn gemoed werd benard door de vele plichten jegens de middelaars die men hem aanwees: de kerk en haar heiligen, de geestelijke overheid, die de verschieten van het heelal voor hem afsloot met haar gewichtig middelaarschap, en de ziel in de weg trad, waar zij nog de verbinding zocht met de bevriende natuurwezens en de stemmen van de overzijde. ’Honderd jaren’ moest de mensenziel slapen, als Doornroosje, vereenzaamd binnen de doornhaag van verstandelijke begrippen, terwijl oeroude zeden, gebruiken en spelen de gekristalliseerde zielenwijsheid van de oudheid bewaarden, hardnekkig door kinderen aan kinderen overgegeven, door eeuwen en eeuwen. Ofschoon vaak iets van die oude rijkdom verloren ging, ontglipten ook steeds weer onschuldig uitziende vormen van vermaak en spel aan de algemene verkettering, spot en kritiek. Al golden ze als zinloos of bijgelovig, het onderbewuste gebied van de ziel bleef ze trouw, ook waar het beperkte verstand aan de wanen van de dag moest toegeven. Men voelde: in die zinnebeelden, wier zin voor ons verduisterd is, is ook ons leven en lot vervat; het behoort bij ons, al zien wij niet waarom. En nu is de tijd van de herkenning gekomen, de eenheid van mens en natuur gaat zich herstellen. Doornroosje, de ziel, is ontwaakt en herkent haar bruidegom: de zo lang bewaarde oerwijsheid, die uit het onderbewustzijn is opgestaan en de troon van het denken bestijgen zal.

Behalve in de spiraaldans van de boom, en in het hinkelspel, herkent men de spiraalgang van het menselijk leven in het ganzenbord, waarin de gans weer de geleidevogel der ziel is!

.

Hinkelen

De boom die wordt

Ganzenbord

Kinderspel en jaargetijde

Vormtekenen: alle artikelen

.

2234-2097

.

.

.

.

.