.
De toelichtingen bij GA 34 en GA 53 helpen mee het ‘geestzelf’ te begrijpen.
In GA 55 vinden we over het geestzelf weer een paar karakteristieken, nadat Steiner over het Ik iets heeft verteld:
Die Erkenntnis des Übersinnlichen in unserer Zeit und deren Bedeutung für das heutige Leben
Het inzicht in het bovenzintuiglijke in onze tijd en de betekenis voor het leven van nu
Voordracht 2 Berlijn, 25 oktober 1906
Blut ist ein ganz besonderer Saft
Bloed is een heel bijzondere vloeistof
Blz. 50
In diesem Wort [Ich] drückt sich das vierte Glied der menschlichen Wesenheit aus, das der Mensch im Umkreis seines irdischen Daseins für sich allein hat. Dieses Ich umschließt wiederum und bildet in sich aus die Keime zu höheren Stufen des Menschentums.
In dat woord Ik wordt het vierde wezensdeel van de mens tot uitdrukking gebracht dat de mens in zijn aardse bestaan alleen voor zichzelf heeft. Dit ‘Ik’ op zijn beurt omsluit en vormt op zich de kiemen naar hogere niveaus van mens-zijn.
Nur hingewiesen soll darauf werden, was in der menschlichen Entwicklung durch dieses vierte Glied in Zukunft zum Dasein gebracht werden wird, hingewiesen soll werden darauf, daß der Mensch aus dem physischen Leib, dem
Ätherleib, dem Astralleib und dem Ich oder dem eigentlichen inneren Leben besteht, und daß in diesem inneren Leben die Keime zu drei weiteren Stufen der Entwicklung vorhanden sind, die aus dem Blute erstehen werden, nämlich Manas, Buddhi und Atma, oder mit deutschen Worten: Manas = Geistselbst im Gegensatz zum Körperselbst, Buddhi = Lebensgeist, Atma = Geistmensch, der eigentliche, wahre Geistmensch, der heute dem Menschen nur als Ideal vorschwebt, der als kleiner Keim im Innern veranlagt ist und in ferner Zukunft seine Vollendung erreichen wird.
Ik wil er alleen op wijzen wat in de ontwikkeling van de mens door dit vierde wezensdeel in de toekomst in het bestaan geroepen zal worden; ik moet erop wijzen dat de mens uit het fysieke lichaam, het ether- en astraallijf en het Ik of het eigenlijke innerlijke leven bestaat en dat in dit innerlijke leven nog drie ontwikkelingsfasen aanwezig zijn die vanuit het bloed zullen ontstaan; namelijk manas, buddhi en atman of : manas = geestzelf; buddhi = levensgeest, atma = geestmens, de werkelijke geestmens die nu de mens alleen nog maar als ideaal voor ogen zweeft, die als een tere kiem in het innerlijk in aanleg aanwezig is en in een verdere toekomst zijn vervolmaking zal bereiken.
GA 55/49
Niet vertaald
Nieuw is het ‘die vanuit het bloed zullen ontstaan‘.
Steiner gaat in deze voordracht heel diep in op ‘bloed’.
Voor een groot deel is dit vertaald in: ‘Bloed is een heel bizonder sap‘.
In de ‘rondwandeling door de Algemene menskunde’ zal er nader op worden teruggekomen bij voordracht 2.
Voordracht 3 Berlijn, 8 oktober 1906
Der Ursprung des Leides
De oorsprong van het lijden
Blz. 73
Diejenigen,die sich tiefer mit Theosophie beschäftigt haben, wissen, daß
dieses Ich aus sich selber herausarbeitet, was wir das Geistselbst oder Manas, den Lebensgeist oder Buddhi und den eigentlichen Geistmenschen oder Atma nennen.
Degenen die intensiever met theosofie [antroposofie] hebben beziggehouden, weten dat dit Ik vanuit zichzelf ontwikkelt wat we het geestzelf of manas noemen en de levensgeest of buddhi en de eigenlijke geestmens of atma.
GA 55/73
Niet vertaald
Voordracht 5, Berlijn 13 december 1906
Wie begreift man Krankheit und Tod?
Hoe kan je ziekte en dood begrijpen?
Al vaak heeft Steiner gesproken over ‘de geboorte van ether- en astraallijf en Ik”. Met ge geslachtsrijpheid wordt het astraallijf geboren, d.w.z. het wordt vrij.
En nu kan het Ik eraan werken.
Logischerwijs zou ik zeggen, dat dit in de puberteit nog niet kan, omdat het Ik nog niet geboren is, dat gebeurt rond het 21e.
In deze voordracht behandelt Steiner hetzelfde onderwerp als in GA 54, blz. 124,
maar toch met net weer iets nieuws.
Blz. 109
Da ist der Astralleib, die Umhüllung des Ich frei, und das Ich arbeitet nun am Astralleib.
Der europäische Kulturmensch folgt nicht bloß seinen Trieben und Begierden; er hat sie geläutert und umgewandelt in moralische Empfindungen und ethische Ideale.
Vergleichen wir nun einen Wilden mit einem europäischen Durchschnittsmenschen oder gar mit einem Schiller oder Franz von Assisi, so können wir sagen, daß diese ihre Triebe vom Ich aus umgestaltet, geläutert haben. So können wir uns sagen, daß dieser Astralleib stets zwei Teile enthält:
einen, der aus der ursprünglichen Anlage herrührt, und einen, den das Ich selbst geboren hat. Nun verstehen wir die Arbeit des Ich nur dann, wenn wir uns klarmachen, daß der Mensch einer Wiederverkörperung – wiederholten Erdenleben — unterliegt; daß der Mensch, wenn er geboren wird, gleichsam in vier voneinander geteilten Leibern sich die Früchte und Ergebnisse früherer Erdenleben mitbringt, die als ein Maß für die Energie und Kraft seines Lebens da sind.
Dan [met de geslachtsrijpheid] is het astraallijf, de omhulling van het Ik, vrij en het Ik werkt nu aan het astraallijf.
De Europese cultuurmens volgt niet alleen maar zijn driften en begeerten, hij heeft die gelouterd en omgewerkt tot morele gevoelens en ethische idealen.
Als we een primitief mens met een Europese doorsneemens vergelijken of zelfs met een Schiller of Franciscus van Assisi, dan kunnen we zeggen dat deze zij hun driften vanuit het Ik omgevormd, gelouterd hebben.
We kunnen dus zeggen dat dit astraallijf steeds uit twee delen bestaat: een deel dat stamt van de oorspronkelijke aanleg en een deel dat door het Ik is ontstaan.
We begrijpen de werkzaamheid van het Ik alleen, als we onszelf duidelijk maken dat de mens een reïncarnatie – herhaalde aardelevens – moet doormaken; dat de mens, wanneer hij wordt geboren, a.h.w. in vier van de te onderscheiden lichamen de vruchten en gevolgen van eerdere aardelevens meebrengt, die aanwezig zijn als een hoeveelheid energie en kracht in zijn leven.
Der eine Mensch wird geboren, weil er es früher dazu gebracht hat, mit viel Lebensenergie, mit starken Kräften seinen Astralleib umzugestalten. Der andere wird darin bald erlahmen. Wenn man hellsehend untersuchen kann, wie das Ich beginnt, an dem Astralleibe frei zu arbeiten, die Begierden, Triebe und Leidenschaften vom Ich aus zu beherrschen, dann könnte man, wenn man das Maß von Energie, das das Ich sich mitgebracht hat, anzugeben vermag, sagen: dieses Maß ist so groß, daß das Ich so und so lange an seiner Umgestaltung an sich arbeiten wird und nicht mehr. Und nach der Zeit der Geschlechtsreife gibt es für jeden Menschen ein solches Maß, durch das man messen kann und angeben könnte, bis wann er alles aus seinem Astralkörper herausgearbeitet hat nach den ihm in diesem Leben zugeteilten Pfunden, Was der Mensch so in seinem
De ene mens wordt geboren met veel levensenergie, met sterke kracht omdat hij het er eerder toebracht om zijn astraallijf om te werken. De andere zal snel verslappen. Wanneer je helderziend kan onderzoeken, hoe het Ik begint om aan het astraallijf vrij te werken, de begeerten, driften en hartstochten vanuit het Ik te beheersen, dan zou je, wanneer je de hoeveelheid energie die het Ik meegebracht heeft, kunnen aangeven, zeggen: deze hoeveelheid is zo groot dat het Ik zo en zo lang aan zijn verandering zal werken en niet langer. En na de tijd van de geslachtsrijpheid is er voor de mens zo’n hoeveelheid waardoor je zou kunnen meten en aangeven tot wanneer hij alles vanuit zijn astraallichaam verwerkt heeft volgens de talenten die hij in dit leven gekregen heeft en niet langer.
GA 55/110
Niet vertaald
Der Irrsinn* vom Standpunkt der Geisteswissenschaft
De waanzin vanuit het standpunt van de geesteswetenschap
*Irrsinn heeft verschillende vertalingen: absurditeit, krankzinnigheid, idioterie bijv.
Voordracht 8, Berlijn 31 januari 1907
Blz. 141
Das Ich arbeitet an den drei übrigen Gliedern der menschlichen Wesenheit. Vor allem veredelt und läutert es den Astralleib, indem es ihn zwingt, nicht blind seinen Trieben zu folgen. Aber das Ich arbeitet auch in den Lebensleib hinein, und zwar durch die großen Impulse des Lebens, namentlich durch die künstlerischen Impulse. Wie im Astralleib durch die Arbeit des Ich zwei Teile entstehen, ein geläuterterer und ungeläuterterer, so wird nun auch der Lebensleib zweigeteilt.
Het Ik werkt aan de drie andere wezensdelen van de mens. Allereerst veredelt en loutert het het astraallijf als het dit dwingt niet blind zijn driften te volgen. Maar het Ik werkt ook aan/in het etherlijf en dat door de grote impulsen van het leven, namelijk door de kunst. Zoals in het astraallijf door het werk van het Ik twee delen ontstaan, een gelouterd en een ongelouterd deel, zo wordt ook het etherlijf in twee delen verdeeld.
GA 55/141
Niet vertaald
Algemene menskunde: voordracht 1 – over het geestzelf
Algemene menskunde: voordracht 1 – alle artikelen
Algemene menskunde: alle artikelen
Rudolf Steiner: alle artikelen op deze blog
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
.
2900
.