.
Hoewel het vieren van jaarfeesten een onderdeel is van wat op de vrijeschool gebeurt, geeft Steiner er in zijn pedagogische voordrachten geen aanwijzingen voor. Dat er over de jaarfeesten op deze blog van alles is te vinden, betekent niet dat alle achtergronden die hier worden gegeven voor iedere school in gelijke mate gelden. Bovendien is ‘school’ in dit opzicht te abstract. Het gaat om de mensen die er vorm aan geven. Omdat het bij de achtergronden om religieuze, spirituele of godsdienstige inhoud gaat, ligt het voor de hand dat iedere individuele leerkracht daarmee een bepaalde verbinding heeft – van een oppervlakkige tot een diepe.
De achtergronden die hier worden gegeven, zijn dus meer bedoeld als het schetsen van een sfeer waaruit de concrete vorm van een jaarfeest is voortgekomen.
.
Ir. de Brey, Mededelingen AVIN, maart 1984
De datum van de kruisiging
‘Dit is voorwaar een heilig teken!’
Zo klonk het honderden jaren geleden reeds in het oude Driekoningenspel uit de mond van een van de wijze Koningen uit het Oosten. Toen begreep men nog dat, ofschoon ‘Venus en Zonne doen konsamaneren’, dit een heilig teken betrof.
Dat in de huidige tijd nuchtere wetenschapsmensen aan iets dergelijks een bijzondere waarde hechten, lijkt verbazingwekkend.
In Nature, een Engels vakblad op het gebied van de natuurwetenschappen, treffen wij een uitvoerige publicatie aan betreffende een onderzoek van twee medewerkers van de universiteit van Oxford (C. J. Humphreys en W. G. Waddington). Gebruikmakende van moderne astronomische berekeningsmethoden, waarbij zelfs rekening werd gehouden met uiterst geleidelijke veranderingen van de draaiing van de aarde, werd de op de Joodse tijdrekening gebaseerde kalender uit het begin van onze jaartelling gereconstrueerd, dat wil zeggen gerelateerd aan ‘onze’ huidige kalender.
Nu bleek tot hun verrassing, dat zich een in Jeruzalem zichtbare maansverduistering voordeed in de vroege avond van vrijdag 3 april van het jaar 33, waar tot dusver nauwelijks aandacht aan was besteed. Reeds meer dan 60 jaar geleden werd deze datum door Rudolf Steiner aangegeven als de dag van de kruisiging.
Buiten de bijbel (Lucas 23-12) en andere religieuze geschriften is er alleen de indicatie van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus, dat de kruisiging plaats vond in de periode dat Pontius Pilatus stadhouder van Judea was, tussen de jaren 26 en 36. Dit is in overeenstemming met de vier evangeliën, maar de exacte bepaling van het jaar waarin dit zich afspeelde, is tot dusver voor de geleerde theologen steeds een twistpunt geweest. Het uur van de dood van Jezus Christus aan het kruis wordt in de Bijbel omschreven als: op een vrijdag in de vóóravond van het Joodse Paasfeest, het Pascha. Dit laatste werd steeds op de 15e dag van de maand Nisan gevierd (volgens de Joodse kalender).
Nu is het vaststellen van de dag van het Joodse Paasfeest, hetgeen jaarlijks door de Sanhedrin, de Hoge Raad der Joden geschiedde, geen eenvoudige zaak. De Joodse tijdrekening was namelijk gebaseerd op 12 maan-maanden. De Joodse maand Nisan, waarin het Pascha viel, kwam overeen met maart/april volgens onze (Juliaanse) tijdrekening. Aangezien 12 maan-maanden ongeveer 11 dagen korter zijn dan een zonnejaar, werd om de drie jaar een extra maand ingelast. Zodoende konden de maan-maanden steeds min of meer op dezelfde plaats in het zonnejaar worden gehouden. Dit was niet alleen om rituele redenen van belang – het Paasfeest moest immers na voorjaars – dag- en nachtevening vallen – maar ook voor de landbouw. Zo kon na extreem slechte weersomstandigheden bij decreet een extra maand voor het daarop volgende |aar worden ingelast, waarmee het moment van zaaien en oogsten kon worden verschoven naar een gunstiger tijdstip, opdat de vruchten van de nieuwe oogst rijp zouden zijn en de lammeren niet te klein op 16 Nisan.
Op de middag voorafgaande aan het Pascha werden de laatste voorbereidingen voor het Paasfeest getroffen, want de Joodse dag loopt van avond tot avond. Zo werden bijvoorbeeld tussen 3 en 5 uur in de namiddag van de 14e dag van de maand Nisan de paaslammeren geslacht. Diezelfde avond na zonsondergang begon de nieuwe dag (de Grote Sabbat), 15 Nisan, en kon na het opkomen van de maan het paasmaal een aanvang nemen. (Leviticus 23-5; Numeri 28-16). De veronderstelling ligt voor de hand, dat in die dagen – met de zonnewijzer als enige ‘klok’ – aller aandacht gericht was op de ondergaande zon in het Westen en het verschijnen van de maan boven de horizon in het Oosten, als teken dat het Pascha een aanvang kon nemen.
Nu konden de beide Britse onderzoekers, dank zij hun moderne berekeningsmethoden aantonen, dat op vrijdagavond 3 april van het jaar 33 – overeenkomend met 14 Nisan, de vooravond dus van het Pascha! – in Jeruzalem een maansverduistering te zien was, die bij het opkomen van de maan een half uur duurde.
Men kan zich afvragen waarom de Bijbel hierover zwijgt. Een dergelijk schouwspel aan de avondhemel moet toch een dramatische indruk op de mensen gemaakt hebben. In plaats van de verwachte heldere paasmaan steeg een versluierde maan boven de horizon, waaraan een ‘hap’ ontbrak en die bovendien een onheilspellende rode kleur vertoonde. De Bijbel spreekt slechts over de duisternis die in de late namiddag over de aarde viel en de zon die verduisterd werd.
Maansverduisteringen worden in de oude geschiedenis veelal omschreven als ‘de maan kleurde als bloed!’ vanwege de rode kleur van de schaduw die de aarde op de maan werpt. Er is slechts één plaats, namelijk in de Handelingen der Apostelen (2-20), waar deze terminologie wordt gebezigd.
Petrus gebruikt deze woorden met Pinksteren, als hij de voorspelling aanhaalt van de profeet Joël: ‘de zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed eer de grote dag des Heren komt’. Men zou zich kunnen voorstellen, dat Petrus hiermee doelt op het beeld dat de omstanders tot wie hij spreekt 40 dagen daarvóór aanschouwden toen de Paasmaan boven de horizon verscheen, misvormd en rood van kleur, een beeld, dat zij zich ongetwijfeld zouden herinneren. Door naarstig speuren in de geschiedenis en in de apocriefe boeken vonden de beide onderzoekers diverse aanhalingen dat de maan als bloed kleurde bij de beschrijving van een maansverduistering.
Door nu het tijdstip van alle maansverduisteringen te berekenen, die tussen de jaren 26 en 36 in Jeruzalem zichtbaar waren, konden zij aantonen, dat er slechts twee (op een totaal van 12!) tijdens het opkomen van de maan waarneembaar waren en wel één op dinsdag 31 januari van het jaar 36 en één op vrijdag 3 april in het jaar 33. Doordat deze laatste datum samenviel met 14 Nisan, kregen zij de zekerheid, dat dit de dag van de kruisiging moest zijn. Als interessante bijzonderheid wijzen de onderzoekers er nog op, dat reeds in 1899 de juiste datum van de maansverduistering op 3 april 33 was berekend, doch toen meende men dat deze in Jeruzalem onzichtbaar zou zijn. Alleen dank zij de grotere precisie van de moderne berekeningsmethoden, kon het tegendeel worden bewezen.
Het is opmerkelijk, dat van een zo onverwachte zijde als de moderne wetenschap thans wordt bevestigd hetgeen door Rudolf Steiner reeds meer dan een halve eeuw geleden werd uitgesproken: de dag waarop de Christus de dood aan het kruis doormaakte was 3 april van het jaar 33.
.
Nature, Vol. 306, 22-12-1983
O.Edwards, Das Goetheanum 25-9-1983
Hetzelfde onderwerp: Pasen 35/1
Pasen: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: jaarfeesten
.
2885
.
.