.
Pieter HA Witvliet, vrije weergave van het voorwoord van de uitgever van ‘Die Bildsprache der Märchen’ van Friedel Lenz
.
DE BEELDENTAAL VAN DE SPROOKJES
Aan het eind van haar boek ‘Die Bildsprache der Märchen‘ somt de schijfster Friedel Lenz een reeks woorden op die veelvuldig in de sprookjes voorkomen. Zij geeft er een verklaring voor, m.a.w. ze zegt wat deze woorden in de sprookjes ‘verbeelden’.
Bij dit soort uitleg bestaat het gevaar dat degene die de uitleg ‘leert’ in een bepaalde intellectuele afstand tot het sprookje komt te staan, immers: bij het ‘weten’ kan het ‘gevoel’ makkelijk op de achtergrond raken.
Dat is natuurlijk niet de bedoeling, eerder omgekeerd: dat het doorleven van het beeld leidt tot een andere houding bij het vertellen: een houding waarin de eerbied en de bewondering voor deze beeldentaal dóórklinken.
Je moet er a.h.w. zelf in ‘geloven’, ze als ‘ware beelden’ kunnen beleven, wil je het kind ermee bereiken. Dat leert immers van ‘ziel tot ziel’ en niet van ‘oor tot oor’. (Steiner in GA 294, voordracht 1)*
Om niet in het intellectuele te vervallen, kun je allerlei ‘inlevingswegen’ bewandelen.
Wanneer het over fabeldieren gaat, is het niet zo makkelijk je zodanig met hen bezig te houden, dat ze zich ‘uitspreken’ wat hun wezen betreft.
7. FABELDIEREN
Draak
De draak is ook vandaag de dag in streken in het Verre Oosten nog het teken van dat goddelijke wezen dat de mens in het Paradijs zijn gelijkenis met God bewust maakte en in hem het verlangen aanwakkerde naar kennis van het goed en kwaad. Daarmee won de mens zijn vrijheid en zelfstandigheid en langzamerhand het bewustzijn van zijn zelf, zijn Ik. In het Avondland waar de persoonlijkheidsontwikkeling eerder optrad. veranderde het teken, zoals ook het innerlijk van de mens veranderde. Zelfgevoel werd tot egoïsme, Ik-ontwikkeling ook. De zintuignatuur, eens met eerbied voor de natuur en respectvol, raakte op drift. Het lagere egoïsme begon te heersen.
Centaur
Deze gestalte – boven mens, onder paard – is het beeld van die mens die in zekere zin in het instinctieve van zijn verstand gevangen zit, dus het verstand dat nog niet tot zelfstandige kracht is geworden en waarover hij nog geen heer en meester is en het kan sturen, maar hij wordt door deze natuurkracht nog opgejaagd. De nog wilde bergvolken in Griekenland leken nog op centauren, i.t.t. de hooggecultiveerde bevolking van de stadstaten.
Feniks
De imaginatie van de feniks komt uit de feniksmysteriën die van Saba naar het ernaar genoemde Fenicië gebracht worden. De vuurvogel met de gouden of met de regenboogkleurige veren, met het nest dat naar kaneel (cinnamomum) ruikt, is als symbool wijdverbreid. Van tijd tot tijd stort hij zich in het vuur en verbrandt tot as om daaruit nieuw en wedergeboren op te staan. Sterven en opstaan, vergaan en weer geboren worden werd in de ervaring opgenomen. Het beeld duidt op de eeuwige individualiteit van de mens die in de dood afstand doet van het lichamelijke en verder gaat naar een nieuw leven. Ook duidt het op het (Duits Stirb und Werde = sterven en worden, zoals Goethe dat uitspreekt in zijn onvergankelijke wijsheiddwoorden:
Und solang du das nicht hast,
Dieses: Stirb und werde!
Bist du nur ein trüber Gast
Auf der dunklen Erde.
Wel vertaald als:
Zolang je deze wijsheid niet bezit:
sterf om te worden,
ben je slechts een trieste gast,
op deze donkere aarde.
Of:
Maar zolang het je niet past
‘Sterf en leef dan!’ te aanvaarden,
Ben je maar een droeve gast.
Op de donkere aarde. –
Dat wijst op de overwinning van de individuele geest op het lagere sterfelijke en vergankelijke.
Griffioen – de vogel Grijp
De griffioen neemt het beeld van de leeuw en van de adelaar samen: dapperheid, koenheid van de middenmens met de vlucht van de gedachten, de hoge vlucht van de adelaar, van het hoofd.
Vuurvogel = Feniks
Zeehaasje
Dit symbool is nog zelden te vinden: een haas met een vissenstaart. Het is het beeld voor de onzelfzuchtigheid (van de haas) die nog niet in de zintuigwereld, maar in de zielenwereld, de in beweging zijnde zielenwereld (in het water) thuis is.
.
*Hoe tussen volwassene en kind zich veel in het ‘imponderabele’ afspeelt, beschrijft hij in de verschillende pedagogische voordrachten. Die opmerkingen zijn te vinden in mijn artikelen over ‘Algemene menskunde’ [9-1-1]
De beelden nader uitgelegd (inhoudsopgave)
In alfabetische volgorde
Sprookjes: alle artikelen, waaronder ook sprookjes uit bovengenoemd boek
Vertelstof: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: sprookjes
.