.
Enkele gedachten bij blz. 135/136 in de vertaling van 1993.
ALGEMENE MENSKUNDE ALS BASIS VOOR DE PEDAGOGIE
luidt de titel van de vertaling van GA* 293 [1].
De voordrachten die Steiner hield hadden tot doel uiteen te zetten wat vrijeschoolpedagogie omvat.
Van 21 augustus tot en met 6 september 1919 volgden de leerkrachten voor de te beginnen school deze cursus die, naast de in de morgen gehouden voordrachten GA 293, ook nog bestond uit de over de rest van de dag verdeelde cursussen (GA 294) [2] en (GA 295) [3]
Op blz. 135/136 en verderop in de voordracht – zie daarvoor [9-5] zegt Steiner iets over de ontwikkelingsfasen van het kind.
In de ontwikkeling van het kind vóór de tandenwisseling ziet Rudolf Steiner het LOPEN, SPREKEN en DENKEN als een belangrijk verschijnsel, waar hij in diverse voordrachten bij stilstaat.
Rudolf Steiner over lopen, spreken, denken
in de voordrachtenreeks:
Anthroposphische Menschenkunde und Pädagogik
GA 304A
Antroposofische menskunde en pedagogie
Voordracht 2, Stuttgart 26 mei 1923
Pädagogik und Moral
Pedagogie en moraal
Blz. 33
Das erste, wodurch das Kind sozusagen aus einem noch tierähnlichen Dasein in das menschliche Dasein heraufrückt, ist das, was man gewöhnlich mit einem populären Ausdruck das Gehenlernen nennt. Aber in diesem Gehenlernen liegt die Möglichkeit, seinen Bewegungsapparat als Mensch, die ganze Summe seiner Bewegungsglieder gebrauchen, sie hineinstellen zu lernen in die Welt so, daß sie in ihr in einer gewissen Gleichgewichtslage darinnen stehen.
Das zweite, was der Mensch in den ersten kindlichen Jahren mitbekommt für seinen ganzen Erdenlebensweg, ist das Sprechenlernen. Es ist diejenige Kraft, durch die sich der Mensch in seine menschliche Umgebung hineinorganisiert, während er sich durch das Gehenlernen mit Bezug auf seinen Bewegungsapparat in die ganze Welt hineinorganisieren lernt. Das geht alles aus den unbewußten Untergründen des menschlichen Seelenwesens hervor. Und das dritte, das dann der Mensch sich aneignet, ist das Denkenlernen. So unbestimmt, so kindlich es in der ersten Lebensepoche
Het eerste waardoor het kind zogezegd vanuit een nog dierachtig bestaan aansluiting vindt bij het menselijke bestaan, is, wat men meestal met een populaire uitdrukking ‘het leren lopen’ noemt. Maar in dit leren lopen ligt de mogelijkheid als mens zijn hele bewegingsapparaat, het geheel van alles wat hij bewegen kan, te gebruiken, dit te leren op de wereld te richten zodat hij zich daar in een zeker evenwicht bevindt.
Het tweede dat de mens in de eerste jaren van zijn kind-zijn voor zijn hele aardse levensweg meekrijgt, is het leren spreken. Het is die kracht waardoor de mens zich in zijn menselijke omgeving leert oriënteren, terwijl hij door het leren lopen zich wat zijn bewegingsapparaat betreft, in de wereld leert oriënteren. Dat alles komt uit de onbewuste lagen van de menselijke ziel.
En het derde dat de mens zich dan eigen maakt, is het leren denken. Hoe vaag, hoe kinderlijk dat in de eerste levensjaren
Blz. 34
auftritt, es entwickelt sich aus dem Sprechenlernen bei dem Kinde allmählich das Vorstellungsbilden zunächst in primitiver Weise heraus. Und wenn wir dann fragen: In welcher Weise bildet das Kind aus sein Gehenlernen, sein Sprechenlernen, sein Denkenlernen, in welcher Weise bildet es diese drei Fähigkeiten weiter bis zum Abschluß der ersten Lebensepoche, bis zum Zahnwechsel hin? – dann bekommen wir für eine wirkliche Menschenbeöbachtung das Ergebnis, das scheinbar recht einfach klingt, das aber, wenn es in aller Tiefe erfaßt wird, ungeheures Licht über das gesamte Menschenwesen verbreitet, dann bekommen wir das Ergebnis, daß der Mensch in dieser ersten Lebensepoche bis zum Zahnwechsel hin im wesentlichen ein nachahmendes Wesen ist, daß er durch Nachahmen, durch Probieren in vollständig unbewußter Weise sich hineinorganisieren lernt in die Welt.
nog is, langzamerhand ontwikkelt zich bij het kind vanuit het leren spreken, het vormen van voorstellingen, in het begin nog op een primitieve manier. En wanneer we dan vragen: op welke manier vormt het kind vanuit het leren lopen, het leren spreken, dan het leren denken, op welke manier vormt hij deze drie vermogens verder tot aan het einde van de eerste levensfase, tot aan de tandenwisseling – dan krijgen we bij een echt waarnemen van de mens, het antwoord, dat schijnbaar heel eenvoudig klinkt, maar dat, wanneer het in alle ernst opgevat wordt, heel veel licht werpt op het mensenwezen als totaliteit, dan krijgen we als antwoord dat de mens in deze eerste levensfase tot aan de tandenwisseling in wezen een nabootsend wezen is, dat hij door nabootsing, door te proberen op een volslagen onbewuste manier zich te leren oriënteren in de wereld. Zie verder: over nabootsing uit deze voordracht [9-1-1/15]
GA 304A/33-34
Niet vertaald
.
Een artikel over lopen, spreken, denken
.
*GA= Gesamt Ausgabe, de boeken en voordrachten van Steiner
[1] GA 293
Algemene menskunde als basis voor de pedagogie
[2] GA 294
Opvoedkunst. Methodisch-didactische aanwijzingen
[3] GA 295
Praktijk van het lesgeven
Algemene menskunde: voordracht 9 – alle artikelen
Algemene menskunde: alle artikelen
Rudolf Steiner: alle artikelen op deze blog
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
2224
.
.