VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – Algemene menskunde – voordracht 9 (9-3)

.

Enkele gedachten bij blz. 138-140 in de vertaling van 1993.

ALGEMENE MENSKUNDE ALS BASIS VOOR DE PEDAGOGIE

luidt de titel van de vertaling van GA* 293 [1].

De voordrachten die Steiner hield hadden tot doel uiteen te zetten wat vrijeschoolpedagogie omvat.
Van 21 augustus tot en met 6 september 1919 volgden de leerkrachten voor de te beginnen school deze cursus die, naast de in de morgen gehouden voordrachten GA 293, ook nog bestond uit de over de rest van de dag verdeelde cursussen  (GA 294) [2] en (GA 295) [3]

We hebben in [9-1] gezien dat we in het dagelijks leven – overdag – we zijn dan ‘wakker’ – veel gevolgtrekkingen maken, meer dan we ons realiseren.

DENKEN in wakkerheid: gevolgtrekking

Dat ‘overdag’ is een open deur: ’s nachts denken we niet.
Maar tegen de achtergrond van ‘waken – dromen – slapen’ moet het toch gezegd worden, immers:

Blz.142   vert. 138

Der Schluß kann nur leben im lebendigen Geiste des Menschen, nur dort hat er ein gesundes Leben; das heißt, der Schluß ist nur ganz gesund, wenn er verläuft im vollwachenden Leben

De gevolgtrekking kan enkel en alleen leven in de levende geest van de mens; alleen daar heeft ze een gezond bestaan, dat wil zeggen dat de gevolgtrekking alleen dan helemaal gezond is wanneer ze in het volle bewustzijn gemaakt wordt.

OORDEEL – dromend

Het is nog niet eenvoudig om een heel duidelijk verschil aan te geven tussen gevolgtrekking en oordeel. 
Je zou zeggen, vanuit een eerste ervaring, dat we ook vanuit een wakker bewustzijn een oordeel geven. En daar is kans op. De taal drukt dat ook uit: ‘een weloverwogen oordeel’. En voor Steiner is het in eerste instantie ook een ‘uiteraard’:

Blz. 143  vert. 139

Das Urteil entwickelt sich ja zunächst auch, selbstverständlich, im vollwachenden Leben.

Uiteraard ontwikkelt het oordeel zich ook in eerste instantie in het volledig waakbewustzijn.

Dit ‘in eerste instantie’ veronderstelt ook een ‘in tweede instantie’ en die is er. Dat weten we ook uit eigen ervaring: in ons oordelen kan toch iets sluipen of geslopen zijn van een bepaald gevoel, een bepaald ‘vinden dat’. 
Als we dit even onder het vergrootglas leggen van GA 9, de Theosofie, op de allereerste bladzijden al, raken we hier aan: niet wat IS, maar wat BEHAAGT, zoals Steiner Goethe citeert. M.a.w. onze subjectiviteit doet ook een duit in het zakje: ons gevoel speelt een rol.

Aber das Urteil kann schon hinuntersteigen in die Untergründe der menschlichen Seele, da, wo die Seele träumt. 

Maar het oordeel kan ook onderduiken in de diepten van de menselijke ziel, tot daar waar de ziel droomt.

En nog even een bewustzijnsmomentje:

Der Schluß sollte nicht einmal in die träumende Seele hinunterziehen, 

De gevolgtrekking moet eigenlijk helemaal niet in de dromende ziel onderduiken;

En je krijgt de indruk dat het oordeel dat ook niet zou moeten doen, maar dat gebeurt wel (veel makkelijker):

sondern nur das Urteil kann in die träumende Seele hinunterziehen.

alleen het oordeel kan dat wel. 

Also alles, was wir uns als Urteil über die Welt bilden, zieht in die träumende Seele hinuntel

Elk oordeel dat wij over de wereld vormen, duikt onder in de dromende ziel.

‘De dromende ziel’ wordt nu slechts ‘het gevoelsmatige’ genoemd, maar met in ons achterhoofd een andere benadering: ‘het vermogen om de wereld tot onze eigen aangelegenheid te maken en het vermogen om onze binnenwereld weer tot buitenwereld te maken’ kunnen we dit ‘in de buitenwereld zetten’ nu concreter benoemen door er het oordelen aan te verbinden.

En ook al hebben we ons oordeel gegeven, het is daarmee niet uit ons verdwenen. ‘De ziel bewaart de dingen van vandaag voor morgen’, zegt Steiner ongeveer zo in ‘Theosofie’.
(Een grote tegenstelling met wat we lichamelijk naar buiten brengen: als we onze neus hebben gesnoten, is de inhoud uit ons verdwenen – dat is bij de ziel dus volkomen anders.)

En onze oordelen gaan dan bij ons horen – ‘hij vindt nu eenmaal dat….’ Voor Steiner is dat ‘tot gewoonte worden’.

Wenn wir also im Leben Urteile gefällt haben und dann über die Urteilsfällung hinweggehen und das Leben weiterführen, so tragen wir unsere Urteile durch die Welt; aber wir tragen sie im Gefühl durch die Welt. Das heißt aber weiter: das Urteilen wird in uns eine Art Gewohnheit. 

Wanneer we dus in het leven oordelen geveld hebben en ons vervolgens met iets anders bezighouden, dan dragen we onze oordelen met ons mee en wel in het gevoel. Dit betekent echter ook dat het oordelen een soort gewoonte in ons wordt.

Wat Steiner dan a.h.w. en passant opmerkt, heeft toch wel verstrekkende gevolgen, waar hij nu in ieder geval niet verder over spreekt:

het oordelen wordt een soort gewoonte in ons en een oordeel wordt uitgedrukt d.m.v. een zin die we spreken. En dan:

Sie bilden die 5eelengewohnheiten des Kindes aus durch die Art, wie Sie die Kinder urteilen lehren. Dessen müssen Sie sich durchaus bewußt sein. Denn der
Ausdruck des Urteils im Leben ist der Satz, und mit jedem Satze, den Sie zu dem Kinde sprechen, tragen Sie ein Atom hinzu zu den Seelengewohnheiten des Kindes.

U vormt de gewoonten van de ziel van een kind door de wijze waarop u het leert oordelen. Daarvan moet u zich terdege bewust zijn. Want in het leven drukt het oordeel zich uit door middel van een zin. Met iedere zin die u tot een kind spreekt, voegt u iets toe aan diens ziele-gewoonten.

Dat is nog al wat, als je er bij stil staat: met iedere zin! En hoeveel praten wij leerkrachten eigenlijk niet in de klas. Hoeveel gevolgtrekkingen zijn dat, maar in dit licht: hoeveel oordelen? Ik heb het me nooit afgevraagd aan het eind van de dag, maar het had gekund: hoeveel oordelen heb ik losgelaten en hoeveel heb ik daarmee toegevoegd aan de ziel van het kind?

Dus:

Blz. 144 vert. 139/140

Daher sollte der ja Autorität besitzende Lehrer sich immer bewußt sein, daß das, was er spricht, haften werde an den Seelengewohnheiten des Kindes.

Daarom moet de autoriteit uitstralende leraar zich er altijd van bewust zijn dat wat hij zegt, zal beklijven in de zielsgewoonten van het kind.

Dat is bijna een onmogelijke opdracht: ALTIJD van bewust zijn. 
Maar: er (regelmatig) bij stilstaan kan een kiem zijn je ook in deze richting te ontwikkelen.

Wellicht had een oudere leerkracht die ik in mijn eerste ronde als piepjonge leraar ontmoette, dat voor ogen, toen hij zei (over de leerkrachten): ‘Praten wij niet te veel!’

Nu belicht Steiner ‘het begrip’. [9-4].

.

*GA= Gesamt Ausgabe, de boeken en voordrachten van Steiner

[1] GA 293
Algemene menskunde als basis voor de pedagogie
[2] 
GA 294
Opvoedkunst. Methodisch-didactische aanwijzingen
[
3] GA 295
Praktijk van het lesgeven

Algemene menskunde: voordracht 9 – alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

.

2141

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.