VAN HOLEN TOT PAALWONINGEN
Duizenden jaren lang woonden de mensen uit het stenen tijdperk in natuurlijke grotten en holen. Deze diepe, donkere holten werden zeer gewaardeerd door onze voorouders: Allereerst waren het door de natuur geboden schuilplaatsen die goed te verdedigen waren tegen aanvallen van wilde dieren.
Bovendien boden ze beschutting tegen regen en kou.
nMaar na een zekere tijd ruilde de mens deze schuilplaats voor een geriefelijker en gezonder onderkomen. Men had zich bekwaamd in het vervaardigen van gereedschap en jachtwapens. Men kon dus het hout bewerken en vaartuigen bouwen. Het bouwen van een hut aan het water bood aanzienlijke voordelen: het onderkomen was in verhouding veel geriefelijker en veiliger. De paalwoningbewoner kon vis vangen om in zijn behoefte aan voedsel te voorzien. Hij had drinkwater bij de hand en hij kon gemakkelijk aanvallen van vijanden afwenden.
De oudste nederzettingen van paalwoningen ontstonden in de loop van het nieuwe stenen tijdperk (6000 tot 4000 jaar v. Chr.). Ze kwamen tot bloei in het daaropvolgende late stenen tijdperk (3500-2500 v. Chr.) en zetten zich voort in de bronzen- en ijzeren tijdperken (van 2500-1000 v. Chr.) Ze kwamen voornamelijk voor in een gebied dat te vergelijken is met het tegenwoordige Duitsland, Zwitserland en Italië.
In het jaar 1854 zakte, als gevolg van een langdurige droogte, het waterpeil van het Meer van Zürich tot ver beneden normaal.
De bewoners van het dorp Obermeilen benutten de kans om hun akkers uit te breiden door een stuk van het meer met een dam af te sluiten. Tijdens het
aanleggen van die dam kwamen de arbeiders een laag zwarte klei tegen, waar een woud van palen tot vier meter diepte in geheid was. Tussen de palen vond men een grote hoeveelheid voorwerpen, zoals gereedschappen van steen en beenderen, handgemaakte potten, overblijfselen van kookplaatsen en ander huisraad.
Voor de eerste keer had men een grote nederzetting van paalwoningen uit het stenen tijdperk ontdekt, woningen die op palen boven het water waren gebouwd.
De gebruiksvoorwerpen die uit de modder te voorschijn kwamen waren vier tot zesduizend jaar geleden voor het laatst gebruikt. Later heeft men in heel Europa tientallen zeer gaaf bewaarde overblijfselen van paalwoning-nederzettingen ontdekt en onderzocht.
Bouwen op palen
Om zo’n paaldorp te bouwen, waren tientallen mannen enige jaren bezig. In die tijd leefden de gezinnen bij elkaar in stammen. Er was geen gebrek aan mankracht.
Als bouwplaats voor zulke nederzettingen gaf men de voorkeur aan meren en moerassen. Rivieren waren minder geschikt vanwege hun steeds veranderende waterstanden: de perioden van droogte en gevaarlijke overstromingen.
Allereerst werden boomstammen, voorzien van een scherpe punt, in de modderachtige bodem geslagen. De palen staken ongeveer twee meter boven de waterspiegel uit. Op de palen werd een vloer van boomstammen gelegd, die men vastzette met behulp van houten pennen. Op de zo tot stand gekomen vlonder ging men hutten bouwen.
De hutten waren vierkant of rond. Ze werden ook uit boomstammen opgetrokken. De kieren tussen de stammen werden dichtgesmeerd met klei. Deze klei, verhard onder invloed van zon en lucht, veranderde in een zeer sterke pleisterlaag.
3e klas: Alle heemkunde-artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: 3e klas heemkunde