.
SINT-JAN
Midden in de zomer moeten we ons gewonnen geven
Het Sint-Jansfeest wordt gevierd op 24 juni, midden in de zomer. Twee essentiële onderdelen bij het vieren van dit feest zijn een hoog oplaaiend Sint-Jansvuur en bloemen; bloemen om kransen van te maken of een taart van te bakken.
De 24ste juni, Sint-Jansdag, de geboortedag van Johannes de Doper is, althans in ons land, geen officieel erkende feestdag zoals Kerstmis, Pasen en Pinksteren dat zijn. Toch is het in andere streken, bijvoorbeeld waar extreme verschillen tussen midzomer en midwinter bestaan, zoals in Scandinavië’ of waar het christelijk religieuze leven emotioneler en feestelijker getint is dan bij ons, zoals in zuidelijk Europa, het vieren van het Sint-Jansfeest wel gebruikelijk. En zeker was het dat in vroeger tijden in onze streken ook.
Steeds meer begint tegenwoordig echter het besef te groeien dat met het verlies van zinvolle, ritmisch weerkerende feesten er een zekere innerlijke armoede ontstaat en dat het zielenleven van de mens verkommert. Het is immers opvallend hoeveel boeken er verschijnen die de feesten van het jaar tot onderwerp hebben en waar dus duidelijk een markt voor is.
Feest vieren heeft natuurlijk de meeste mogelijkheden wanneer je het met een groep, in een gemeenschap doet. Het samen voorbereiden brengt al een enthousiaste stemming, iedereen kan naar eigen aard en vermogen iets bijdragen en tegenvallers worden in een gemeenschap met collectieve veerkracht opgevangen. Maar ook als je door omstandigheden alleen of met een paar mensen bent, kun je een feestdag of feesttijd als zodanig beleven en misschien zelfs tot een grotere diepte komen dan wanneer er een beroep gedaan wordt op je organisatietalent en uiterlijke creativiteit. Waar het om gaat is dat je het feest, ook in traditionele vormen, steeds weer inhoud geeft en er telkens weer een inspirerende aanzet in vindt voor het verdere dagelijks leven.
Sint -Jan valt een paar dagen later dan de datum van de zonnewende op 22 juni. Het heidense feest van de zomerzonnewende dateert van ver voor onze jaartelling toen de mensheid in het beleven van de natuur nog de goddelijke kracht kon ervaren en mee kon gaan in hetgeen wind, zon en water aan het geestelijk wezen van de mens te vertellen hadden. Voor ons is dit weten een abstractie geworden en toch moeten we de kennis van al dit oude weten weer op nieuwe wijze in ons bewustzijn zien te krijgen voordat we zinvol vorm kunnen geven aan zo’n feest.
In ons land wordt het Sint-Jansfeest zeker niet overal vanuit de traditie vanzelfsprekend ingevuld, al kun je best plotseling in een Betuws dorpje een Sint- Jansprocessie tegenkomen en zijn daar ook ‘vogelschiet’wedstrijden bij.
In België zag ik rond die tijd met bloemen versierde kapelletjes en hoe zuidelijker hoe meer bekendheid en traditie over dit feest bestaan. Het zal misschien ook wel een klimatologische oorzaak hebben: in Spanje zul je midzomer anders ervaren dan wanneer je hier met een door de regen verpieterde bloemenhoed in een bootje zit. Het oerkarakter van uitbundigheid, je overgeven aan de elementen, is in de stralende zon toch gemakkelijker.
Bij het Johannesfeest moeten we ook in gedachten houden dat het gaat om een bepaalde periode van het jaar en niet om één speciale dag. Maar dat is een schrale troost voor een verregende feestdag, die verplaatst moet worden. Het vuur is zeker iets wat bij het Sint-Jan vieren behoort, het is een tegenbeeld van het kaarsvlammetje dat vroeger op Driekoningen in een turf gestoken in de kelder stond om overheen te springen. Het grote, naar de kosmos waaierende vuur tegenover het kleine verborgen vlammetje in de aarde. Zoals de hele natuur omhoog streeft zenden wij onze vraag naar boven om dan een half jaar later antwoord te krijgen in de donkere midwintertijd. In de middeleeuwen doofde men op Sint-Jansdag het haardvuur om daarna van het grote Sint-Jansvuur nieuw vuur mee terug te nemen naar de schoongemaakte stookplaats.
Wat kunnen we nu doen om het Sint-Jansfeest te vieren en met wat voor materiaal, zodat we daar het karakteristieke, het ‘oerbeeld’ mee te pakken krijgen? Konden we met Pinksteren nog in een zekere naïeve creativiteit papieren bloemen voor de pinksterbruid maken om zo aan ons menselijk scheppingsvermogen uiting te geven – met Sint-Jan, midden in de zomer, moeten we ons gewonnen geven. Onze papieren bloemen, als versiering, als eindprodukt van een eenvoudig metamorfoseproces, hebben dienst gedaan en mogen nu weggedaan worden. Dat wat nu buiten in de natuur gebeurt kunnen wij niet nabootsen. Het is het blijmoedige totale wegschenken van eigen rijkdom en overvloed. Wat al werd aangezet in de vorige maanden, gebeurt nu duizendvoudig en op volle kracht: het uitwolken van stuifmeel en insecten tot hoog in de atmosfeer. Het is meer te voelen dan te zien – alles zindert van warm, dansend leven.
Wat gebeurt er eigenlijk met al dat leven? Als je er een beetje op let, merk je dat het zich wegschenkt – volkomen en vanzelfsprekend. Vooral bij de insecten valt dat op. We mogen ze dan lastig vinden, die vliegen en die muggen, we denken al gauw aan ‘schadelijk ongedierte’ – toch zijn het representanten van een onzelfzuchtig ras. Want kort is hun bestaan. Wie niet als larf al is opgepikt, vindt zeker dartel vliegend een wisse dood in één of ander vogelmaagje, en heeft dan, al naar zijn aard, zijn bescheiden aandeel geleverd in het voortbestaan van plant, mens en dier. Zo is het ook met het stuifmeel van bloemen, grassen en granen, dat zich aanbiedt en mee laat voeren om door bestuiving het vormen van zaad en vruchten mogelijk te maken, waarna het bloemetje weldra verwelkt en verschrompelt.
Niets van wat wij eten, of het is ontstaan uit de schenkingsvreugde van de levende natuur. Het kleine, het nietige schenkt zich weg om het grotere, hogere een levensbasis te geven. Het is een zinvol wegschenken en het wordt daarom blijmoedig en zonder ophef gedaan. Maar is het wel echt blijmoedig? Je bent dikwijls geneigd het tegendeel te denken, het als een tragiek te beschouwen dat planten en dieren gedood en opgegeten worden. Maar komt dat niet doordat je je als mens met die planten en dieren vereenzelvigt en meent dat zij eenzelfde waarde aan het leven toekennen als wij? En dat die waarde uit allerlei goede dingen bestaat maar meestal niet uit het wegschenken van jezelf? ‘Natuurlijk’, zeg je gauw tegen jezelf, ‘die dieren weten niet beter – ze zijn het zich niet bewust, ze worden al dartelend opgeslokt’. Ja, dat is ook zo maar ondertussen laten ze toch zien dat levensvreugde en onbaatzuchtigheid heel goed kunnen samengaan.
In deze hoogzomertijd valt het feest van Johannes de Doper. De relatie zoals die nu beleefd kan worden tussen dit feest en Kerstmis gaat terug tot het moment van de geboorte van Johannes, een half jaar vóór de geboorte van het Jezuskind. Het Evangelie vertelt van een ongelooflijke verbondenheid tussen deze beide kinderen, zelfs al vóór de geboorte. Het is Johannes die de wegbereider wordt voor het leven en werken van Christus op aarde en die zich met de enorme kracht van zijn vurige persoonlijkheid geheel hiervoor inzet, nooit aflatend om te wijzen op de betekenis van deze Mensenzoon en de alles omwentelende impuls die door zijn komst aan de mensheid en de hele aarde wordt gegeven.
Johannes wordt door Christus de ‘grootste mens’ genoemd ‘die uit een vrouw geboren is’. Toch zag hij, erkende en verkondigde hij degene die groter was dan hijzelf. Dat Johannes door deze activiteit op jonge leeftijd zijn leven moest prijs geven kan als een zelfgewilde consequentie beschouwd worden; is dan ook niet tragisch, maar groots.
Waar zou je het Sint-Jansfeest beter mee kunnen vieren dan met echte bloemen, die je uitnodigen tot plukken en die nog altijd ondanks alles wat we de natuur aandoen, in overvloed bloeien, zodat je werkelijk kunt denken aan wat de naam Johannes betekent: God is genadig.
Zo kunnen we ter opluistering bloemenkransen maken of een bloemenhoed, maar ook een bloemetjestaart of pannenkoek!
.
Tineke Geus en Annet Schukking, ‘Jonas’21, 10 juni 1983)
.
St.-Jan: alle artikelen
.
Jaarfeesten: alle artikelen
198-188
.
