Tagarchief: zomerzonnewende

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – St.- Jan (22)

.

SINT-JAN

Midden in de zomer moeten we ons gewonnen geven

Het Sint-Jansfeest wordt gevierd op 24 juni, midden in de zomer. Twee essentiële onderdelen bij het vieren van dit feest zijn een hoog oplaaiend Sint-Jansvuur en bloemen; bloemen om kransen van te maken of een taart van te bakken.

De 24ste juni, Sint-Jansdag, de geboortedag van Johannes de Doper is, althans in ons land, geen officieel erkende feestdag zoals Kerstmis, Pasen en Pinksteren dat zijn. Toch is het in andere streken, bijvoorbeeld waar extreme verschillen tussen midzomer en midwinter bestaan, zoals in Scandinavië’ of waar het christelijk religieuze leven emotioneler en feestelijker getint is dan bij ons, zoals in zuidelijk Europa, het vieren van het Sint-Jansfeest wel gebruikelijk. En zeker was het dat in vroeger tijden in onze streken ook.
Steeds meer begint tegenwoordig echter het besef te groeien dat met het verlies van zin­volle, ritmisch weerkerende feesten er een zekere innerlijke armoede ontstaat en dat het zielenleven van de mens verkommert. Het is immers opvallend hoeveel boeken er ver­schijnen die de feesten van het jaar tot on­derwerp hebben en waar dus duidelijk een markt voor is.

Feest vieren heeft natuurlijk de meeste mo­gelijkheden wanneer je het met een groep, in een gemeenschap doet. Het samen voorberei­den brengt al een enthousiaste stemming, ie­dereen kan naar eigen aard en vermogen iets bijdragen en tegenvallers worden in een ge­meenschap met collectieve veerkracht opgevangen. Maar ook als je door omstandigheden alleen of met een paar mensen bent, kun je een feestdag of feesttijd als zodanig bele­ven en misschien zelfs tot een grotere diepte komen dan wanneer er een beroep gedaan wordt op je organisatietalent en uiterlijke creativiteit. Waar het om gaat is dat je het feest, ook in traditionele vormen, steeds weer inhoud geeft en er telkens weer een in­spirerende aanzet in vindt voor het verdere dagelijks leven.

Sint -Jan valt een paar dagen later dan de da­tum van de zonnewende op 22 juni. Het hei­dense feest van de zomerzonnewende dateert van ver voor onze jaartelling toen de mens­heid in het beleven van de natuur nog de goddelijke kracht kon ervaren en mee kon gaan in hetgeen wind, zon en water aan het geestelijk wezen van de mens te vertellen hadden. Voor ons is dit weten een abstractie geworden en toch moeten we de kennis van al dit oude weten weer op nieuwe wijze in ons bewustzijn zien te krijgen voordat we zinvol vorm kunnen geven aan zo’n feest.

In ons land wordt het Sint-Jansfeest zeker niet overal vanuit de traditie vanzelfsprekend ingevuld, al kun je best plotseling in een Betuws dorpje een Sint- Jansprocessie tegenko­men en zijn daar ook ‘vogelschiet’wedstrijden bij.

In België zag ik rond die tijd met bloemen versierde kapelletjes en hoe zuidelijker hoe meer bekendheid en traditie over dit feest bestaan. Het zal misschien ook wel een kli­matologische oorzaak hebben: in Spanje zul je midzomer anders ervaren dan wanneer je hier met een door de regen verpieterde bloe­menhoed in een bootje zit. Het oerkarakter van uitbundigheid, je overgeven aan de ele­menten, is in de stralende zon toch gemakke­lijker.

Bij het Johannesfeest moeten we ook in ge­dachten houden dat het gaat om een bepaal­de periode van het jaar en niet om één spe­ciale dag. Maar dat is een schrale troost voor een verregende feestdag, die verplaatst moet worden. Het vuur is zeker iets wat bij het Sint-Jan vieren behoort, het is een tegen­beeld van het kaarsvlammetje dat vroeger op Driekoningen in een turf gestoken in de kelder stond om overheen te springen. Het grote, naar de kosmos waaierende vuur te­genover het kleine verborgen vlammetje in de aarde. Zoals de hele natuur omhoog streeft zenden wij onze vraag naar boven om dan een half jaar later antwoord te krijgen in de donkere midwintertijd. In de middeleeu­wen doofde men op Sint-Jansdag het haard­vuur om daarna van het grote Sint-Jansvuur nieuw vuur mee terug te nemen naar de schoongemaakte stookplaats.

Wat kunnen we nu doen om het Sint-Jans­feest te vieren en met wat voor materiaal, zo­dat we daar het karakteristieke, het ‘oer­beeld’ mee te pakken krijgen? Konden we met Pinksteren nog in een zekere naïeve cre­ativiteit papieren bloemen voor de pinkster­bruid maken om zo aan ons menselijk scheppingsvermogen uiting te geven – met Sint-Jan, midden in de zomer, moeten we ons ge­wonnen geven. Onze papieren bloemen, als versiering, als eindprodukt van een eenvou­dig metamorfoseproces, hebben dienst ge­daan en mogen nu weggedaan worden. Dat wat nu buiten in de natuur gebeurt kunnen wij niet nabootsen. Het is het blijmoedige to­tale wegschenken van eigen rijkdom en over­vloed. Wat al werd aangezet in de vorige maanden, gebeurt nu duizendvoudig en op volle kracht: het uitwolken van stuifmeel en insecten tot hoog in de atmosfeer. Het is meer te voelen dan te zien – alles zindert van warm, dansend leven.

Wat gebeurt er eigenlijk met al dat leven? Als je er een beetje op let, merk je dat het zich wegschenkt – volkomen en vanzelfsprekend. Vooral bij de insecten valt dat op. We mogen ze dan lastig vinden, die vliegen en die mug­gen, we denken al gauw aan ‘schadelijk onge­dierte’ – toch zijn het representanten van een onzelfzuchtig ras. Want kort is hun bestaan. Wie niet als larf al is opgepikt, vindt zeker dartel vliegend een wisse dood in één of an­der vogelmaagje, en heeft dan, al naar zijn aard, zijn bescheiden aandeel geleverd in het voortbestaan van plant, mens en dier. Zo is het ook met het stuifmeel van bloemen, gras­sen en granen, dat zich aanbiedt en mee laat voeren om door bestuiving het vormen van zaad en vruchten mogelijk te maken, waarna het bloemetje weldra verwelkt en verschrom­pelt.

Niets van wat wij eten, of het is ontstaan uit de schenkingsvreugde van de levende natuur. Het kleine, het nietige schenkt zich weg om het grotere, hogere een levensbasis te geven. Het is een zinvol wegschenken en het wordt daarom blijmoedig en zonder ophef gedaan. Maar is het wel echt blijmoedig? Je bent dik­wijls geneigd het tegendeel te denken, het als een tragiek te beschouwen dat planten en dieren gedood en opgegeten worden. Maar komt dat niet doordat je je als mens met die planten en dieren vereenzelvigt en meent dat zij eenzelfde waarde aan het leven toekennen als wij? En dat die waarde uit allerlei goede dingen bestaat maar meestal niet uit het weg­schenken van jezelf? ‘Natuurlijk’, zeg je gauw tegen jezelf, ‘die dieren weten niet be­ter – ze zijn het zich niet bewust, ze worden al dartelend opgeslokt’. Ja, dat is ook zo maar ondertussen laten ze toch zien dat le­vensvreugde en onbaatzuchtigheid heel goed kunnen samengaan.

In deze hoogzomertijd valt het feest van Johannes de Doper. De relatie zoals die nu beleefd kan worden tussen dit feest en Kerst­mis gaat terug tot het moment van de ge­boorte van Johannes, een half jaar vóór de geboorte van het Jezuskind. Het Evangelie vertelt van een ongelooflijke verbondenheid tussen deze beide kinderen, zelfs al vóór de geboorte. Het is Johannes die de wegbereider wordt voor het leven en werken van Christus op aarde en die zich met de enorme kracht van zijn vurige persoonlijkheid geheel hiervoor inzet, nooit aflatend om te wijzen op de betekenis van deze Mensenzoon en de alles omwentelende impuls die door zijn komst aan de mensheid en de hele aarde wordt gegeven.

Johannes wordt door Christus de ‘grootste mens’ genoemd ‘die uit een vrouw geboren is’. Toch zag hij, erkende en verkondigde hij degene die groter was dan hijzelf. Dat Johan­nes door deze activiteit op jonge leeftijd zijn leven moest prijs geven kan als een zelfgewil­de consequentie beschouwd worden; is dan ook niet tragisch, maar groots.

Waar zou je het Sint-Jansfeest beter mee kunnen vieren dan met echte bloemen, die je uitnodigen tot plukken en die nog altijd on­danks alles wat we de natuur aandoen, in overvloed bloeien, zodat je werkelijk kunt denken aan wat de naam Johannes betekent: God is genadig.
Zo kunnen we ter opluiste­ring bloemenkransen maken of een bloemen­hoed, maar ook een bloemetjestaart of pannenkoek!
.

Tineke Geus en Annet Schukking, ‘Jonas’21, 10 juni 1983)

.

St.-Jan: alle artikelen
.

Jaarfeesten: alle artikelen

 

198-188

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – St.- Jan (21)

.

SINT-JAN

Een stukje schrijven over St.- Jan. Dat valt niet mee. Toen ik „ja” had ge­zegd, dacht ik dat het niet zo moeilijk zou zijn hier iets over te schrijven.

De zon is op haar hoogste punt op de naamdag van St.- Jan: 24 juni. Moeder Aarde, wat een levend wezen is, heeft dan haar adem helemaal uitgeblazen. De ziel van de aarde is nu op z’n grootst. Ze reikt tot aan de wereld van God Vader, tot aan de hemel. Kijk maar eens werkelijk naar zo’n bloeiende linde­boom en ervaar hoe groots hij voor je staat.

Al onze zintuigen kunnen zich tegoed doen aan kwetterende vogels, zoete geuren en bonte kleurschakeringen van alle soorten bloemen. De kleurenpracht is overal om ons heen. We zijn dan ook „uitgelaten”. Trekken erop uit al of niet naar verre oorden, kunnen zonder jas naar buiten, want de temperatuur is lekker warm. Genieten van de warme, zoele zomeravonden en nemen de tijd om een praatje te maken met de buren. Je bent als mens één met alles om je heen.

De kracht, het licht en de warmte van de zon nemen we in ons op met huid en hart. Nieuwe, reine zonnekrachten, die we nodig hebben om weer er tegen aan te gaan in de herfst en de winter. Al het oude hebben we verbrand en afgelegd met het zuiverende St.- Jansvuur. Vanaf de 24e juni keert de zon zich langzamer­hand weer van ons af. De zomerzonnewende, een prachtig allitererend woord, in vroegere culturen had dit woord nog een werkelijk levende, magische klank. Be­leefde men die zomerzonnewende. Machtige reinigingsvuren werden ontstoken en men raakte tijdens het dansen letterlijk buiten zich zelf om onder te gaan in de zonnesfeer.

Om het St.-Jansfeest werkeljk te begrijpen is het niet voldoende om te blijven steken in datgene, wat je eraan beleeft. Ik denk, dat het voor elk jaarfeest geldt. Je zou die belevingen, die ervaringen moeten kunnen koppelen aan inzichten. Het woord zegt het al: om er zicht op en in te kunnen krijgen. Daarvoor is het nodig om een stuk bewustzijn te brengen in onze ervaringen.

Kijken we naar de kinderen, dan zien we dat zij volop genieten van dans en spel, van de volheid, van de zomer. De volwassen mens kan meer. Hij kan proberen zich niet alleen over te geven aan de uiterlijke zon, maar met een wakker be­wustzijn een eigen innerlijke zon op te bouwen, Ik zou willen aanraden voor degenen, die dat willen, om eens te lezen wat Emil Bock over het St.-Jansfeest heeft geschreven in zijn boek over de jaarfeesten. Vooral de niet gemak­kelijk te begrijpen samenhang met Johannes de Doper doet hij hierin uit de doeken.

Al lezende merk je dat je als modern mens een ingang kunt vinden om een verbinding te krijgen juist met ons denken, ons bewustzijn. Je komt op vragen als wat is de kwaliteit van de zon, wat is de kwaliteit van warmte eigenlijk, wat wordt ermee bedoeld als er wordt gezegd, dat de aarde slaapt tijdens de zomer en waakt in de winter, terwijl je altijd dacht dat het andersom was; wat hebben Hemelvaart en Pinksteren voor verband met het St.-Jansfeest, wat is uitade­men en wat is inademen? Talloze vragen, die in de loop van de tijd beantwoord willen worden. Wat mij erg aansprak: vroeger leefde het IK IN DE ZON, de op­dracht voor de toekomst: DE ZON LEEFT IN MIJ.

 Hedie ter Stege, nadere gegevens onbekend

Emil Bock: De jaarfeesten als kringloop door het jaar

.

St.-Jan: alle artikelen
.

Jaarfeesten: alle artikelen

 

197-187

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – St.- Jan (6)

.

SINT – JAN: EEN FEEST IN DE BUITENLUCHT

Een feest vieren wil eigenlijk zeggen: bewust blijven stilstaan bij een bepaal­de gebeurtenis. Een hulpmiddel daarbij is het uiterlijk vertoon van versie­ringen, in welke vorm dan ook. Dat geldt voor elk feest. Maar als je het op de juiste wijze wil vieren, moet je toch een duidelijk beeld hebben van de ach­tergrond van het betreffende feest. Het kennen van die achtergrond geeft de zin aan en kan je tot richtsnoer zijn bij het vorm geven van dat feest. Is er eenmaal een bepaalde vorm gevonden, die bevredigend is, dan kan deze jaren­lang gehandhaafd blijven. Dat is de tijd van de traditie. Maar er komt een tijd dat die uiterlijke vorm zijn zin ver­liest, namelijk als de feestvierders zich niet meer bewust zijn van de achter­grond van het feest. Dan gaat de uiter­lijke vorm een eigen leven leiden. Het is heerlijk voor een huismoeder of een leraar om bij ieder jaarfeest te kunnen terugvallen op een bepaalde wijze van vieren. Het is een houvast in een druk, bezig bestaan. En toch zou je het moeten opbrengen om ieder jaar opnieuw, bij ieder jaarfeest, de diepere zin ervan in je bewustzijn te halen. Het heeft in de praktijk vaak het resul­taat, dat je ieder jaar toch weer be­paalde nieuwe vormen vindt, en enke­le oude vormen loslaat. Iedere keer wordt datgene dat je zelf, misschien jaren geleden, al tastend hebt opgezet, van binnenuit vernieuwd. Al is het nieuwe onderdeel dat je toevoegt, ook nog zo klein – daardoor kan je die feestdag, die feesttijd toch ieder jaar weer opnieuw ‘be-leven’, levend ma­ken in jezelf, in je gezin, in je klas. En dat werkt bevredigend. Je voelt je, voor deze keer tenminste, tevreden. Je krijgt voor je inspanning om iets nieuws toe te voegen, innerlijke vrede terug. Het jaarfeest dat we nu tegemoet gaan, is het feest van Sint Jan. In de Vrijekleuterscholen klinkt in deze tijd een liedje:

 Sint Jan, Sint Jan Sint Jan die komt eran !Sint Jan gaat komen, Je ziet het aan de bomen Sint Jan, Sint Jan, Sint Jan die komt eran!

Het Sint Janslot, de laatste frisgroene uiteinden van de takken in struiken en bomen, herinnert ons eraan dat de on­stuimige groeikracht van het voorjaar nu gaat af ebben. De sprankelende fris­heid van de lente is voorbij. Zo schoon, zo zuiver schoven de nieuwe bladeren uit de zwellende knoppen, teergroen van kleur. Het licht speelde er door­heen. Nu wordt de tint van de bladeren don­kerder, het blad zelf steviger, aardser -het schermt het licht af. Zie, hoe de kastanjeboom zijn honderden brede handen uitstrekt om zijn wortelvoet te beschutten tegen teveel zon of teveel regen. Zelfs de berk heeft zijn stralen­de prilheid verloren. In een lentebos wijs je elkaar de enke­le blaadjes die uitkomen. De ene boom is daarmee vroeger dan de andere, staat gunstiger om licht en zonne­warmte op te vangen. In de hoogzomer is het soms of je in broeierige hitte de aarde zwaar hoort ademen. Het zomerbos is één grote donkergroene koepel geworden, ge­steund door vele, vele zuilen, en je ze­gent de schaduwrijke koelte als de hitte buiten te groot wordt. Zover is het weliswaar nog niet in de tijd van Sint-Jan. Maar de zon heeft zijn hoogste punt overschreden en daalt langzaam, heel langzaam naar de aarde toe tot hij vlak voor Kerstmis de aarde het dichtst genaderd is.
Vlak na dat dieptepunt, in de allergrootste duisternis vieren wij de geboorte van het Christuskind, de komst van het Licht. Het feest van Sint-Jan, kort na het kosmische keerpunt van de zomerzonnewende, en het feest van Kerstmis kort na de winterzonnewende, staan lijnrecht tegenover elkaar. Maar de beide jaarfeesten hebben direct met elkaar te maken, vullen elkaar aan. Het één is niet zonder het ander te denken. In de kersttijd met de vier daaraan voorafgaande adventsweken, zal het ons moeite kosten om terug te denken aan het Sint-Jansfeest, in de hitte van de zomertijd. De warmte van het vuur beleven we, midden in de kou en de duisternis van de winter, anders dan een halfjaar geleden.

Johannes de Doper
Toch wordt het ons gemakkelijk ge­maakt om de verbinding te leggen. Als de engel Gabriël bij Maria binnen­treedt, kondigt hij haar niet alleen de geboorte aan van het kind Jezus, maar ook van het kind Johannes, dat later de Doper zal heten. Op 24 juni, de naamdag van Johannes de Doper, moeten we niet achteruit, maar vooruit denken. Hoog over de zomer heen, via Michael en Sint-Maarten en de stille adventsweken, komen we bij het Kerstfeest aan. Geen gemakkelijke opgave, en toch geeft dat de zin aan het Johannesfeest. Vergeleken met de welige woekering van uiterlijke vormen in de kersttijd, is het Sint-Jansfeest een so­ber feest. Eigenlijk is het zelfs een ver­geten feest, behalve enkele traditione­le vormen van vieren in bepaalde land­streken. Weliswaar hebben de vrijescholen dit feest in ere hersteld. Er brandt een vuur, voor zover de brand­weer dat toelaat, er wordt gezongen, er wordt muziek gemaakt en een ver­haal verteld. Het is een feest voor allen, voor velen en liefst in de buitenlucht. Er is echter meer nodig om de Johannestijd in zijn essentie te vatten. Waar­om is dit feest weer op de sokkel gehe­sen? In de uiterlijke gang van zaken lijkt het veel op het oude zonnewendefeest. Het kost ons echter moeite om dat natuurlijke, kosmische gebeu­ren in ons bewustzijn te dragen. We zijn ervan vervreemd door de civilisa­tie. Bovendien voldoet het ons niet meer om alleen ‘natuurmensen’ te zijn. Wij vragen naar een innerlijke oorzaak, een innerlijk houvast. En dat ligt bij het Sint-Jansfeest in de ommekeer. Net als in de kersttijd zouden we er een gewoonte van moeten maken de evangeliën op te slaan op de naamdag van Sint-Jan.
We lezen in Mattheus 3: ‘In die dagen trad Johannes de Doper op en verkondigde zijn boodschap in de woestijn van Judea. Hij sprak: ‘Komt tot inkeer! Want het Rijk der hemelen is nabij gekomen.’
Van Johannes de Doper werd gezegd, dat hij groter was dan wie ooit op aar­de was geboren, maar kleiner dan de minste in het hemelrijk. Op een Rus­sische icoon uit 1620 staat hij afge­beeld, reusachtig groot en met engelen­vleugels, oprijzend uit het kameelha­ren kleed. Tussen mens en engel staat hij. Johannes de Doper roept tot in­keer, hij schudt de mensen wakker, vaak met harde woorden die pijn doen –

Het is een situatie, die wij herkennen. Op een pijnlijke manier wakker ge­schud worden, is onaangenaam, maar het wekt iets in ons dat ons dwingt tot inkeer, tot confrontatie met onszelf. En als het ons lukt afstand te nemen en onszelf te bekijken als door de ogen van een ander, dan kunnen we komen tot een besluit dat leidt tot de ommekeer. Het is een zeer reële erva­ring, dat wij soms 180º moeten draai­en in ons leven. Wie op dood spoor zit, moet omkeren. Om deze gedachte wat meer inhoud te geven, moeten we zoeken naar een voorbeeld waaraan we de gedachte kunnen toetsen. Daartoe kiezen we een voorbeeld dat uitstijgt boven het leven van alledag; dat in zijn groots­heid voor ons allen herkenbaar is; dat voor ons een oerbeeld kan zijn. Zulke voorbeelden zijn te vinden in de Legenda Aurea, heilige legenden, verzameld en opgetekend door Jacobus de Voragine.

Heiligenlegenden 
In de tweede klas van de vrijescholen is het thema: fabels en heiligenlegen­den. Het kind op weg ontmoet zijn ‘dierlijke’ eigenschappen. De kinderen leven daar sterk in mee, want zij ken­nen en herkennen ‘het dier’ in anderen en soms ook in zichzelf. Aan de andere kant zijn er ongekende mogelijkheden in ieder kind: je kunt je als mens boven het dierlijke verhef­fen. Je kan leren je neigingen te be­heersen, te kanaliseren, uit de eenzij­digheid op te heffen door de tegenge­stelde kant te ontwikkelen. Maar dat kost vaak een ontzaglijke inspanning, een vaste wil en volharding. Kiezen voor die moeilijke weg vergt inkeer en kan resulteren in een ommekeer. Over die weg wordt de kinderen ook verteld. Het is toekomst voor ze, zoals de dierverhalen hen in beeldvorm wij­zen op eigenschappen die ze meene­men uit het verleden. Maar ze kunnen leven naar die toekomst toe, en de beelden uit de heiligenlegenden dragen zij mee op hun levensweg als een kost­bare schat. In vele van deze heiligenlevens voltrekt zich een dergelijke ommekeer als waarvan sprake is in de Johannestijd. Je zou dat het ‘Sint- Jansmotief’ kun­nen noemen. Prachtig is dat waar te nemen in het leven van Franciscus van Assissi. In zijn jonge jaren leeft hij er op los. Hij is rijk, vechtlustig, avon­tuurlijk, vrolijk en goedhartig. Dan wordt dit leven doorkruist door een zware ziekte. Franciscus krijgt ruim de tijd om na te denken, tot inkeer te ko­men. En als hij weer gezond is, heeft hij het besluit genomen een totaal an­dere weg in te slaan. Het is een moei­lijke weg, want dat wilsbesluit is het eerste van een hele reeks. Voortdu­rend wordt hij voor een keus gesteld, steeds weer moet hij aftasten wat de goede weg is. Maar hoe verder hij komt in zijn leven hoe zekerder hij weet te kiezen. Ook dat is voor ons een ervaringsfeit.

Sint-Joris
In de legende van de heilige George (Sint-Joris) is zijn strijd met de draak algemeen bekend. Minder bekend is dat George als legeroverste in dienst van de keizer op een goede dag ineens gesteld werd voor de keus, die zijn le­ven totaal veranderde. De haat tegen de christenen was weer opgelaaid, de vervolgingen waren in volle gang. Toen nam ridder Joris het besluit om niet langer zwijgend aan de kant te blijven staan. Hij had een hoge rang in het keizerlijk leger en hij moet geweten hebben, wat de gevolgen wa­ren. Hij ging voor de keizer staan en maakte hem verwijten over de wrede vervolgingen. De keizer wilde zijn uit­stekende overste niet missen en trachtte hem van gedachten te doen veran­deren. Maar George volhardde in zijn keus en moest ‘door duizend doden’ gaan voor hij stierf als martelaar.

Tot twee keer toe een ommekeer, de essentie van het Johannesfeest. Juist in een tijd van het jaar dat we geneigd zijn ‘er-uit’ te vliegen, worden we op­geroepen tot ‘in-keer’. Merkwaardige paradox. Het is de wekroep om jezelf niet te verliezen in de roes van de zo­mer. Toch is het goed te bedenken, dat we in ons dagelijks leven ook steeds weer trachten stand te houden in allerlei wisselende en verrassende si­tuaties, waarin we verzeild raken. Dat lukt alleen maar, als we ernaar streven steeds weer rustpunten te zoeken in die stroom van gebeurtenissen. Punten van ‘in-keer’, in wat voor vorm dan ook. Zo kunnen we het Sint-Jansmo­tief met ons meedragen door het jaar heen.

 Marieke Anschütz, Jonas’ nr.21, 16 juni 1978)

 

John_baptist_angel_of_desert

 Roemeens icoon, Sint-Jan

.
Sint-Jan: alle artikelen
.
Jaarfeesten: alle artikelen
.
2e klas: vertelstof
.
VRIJESCHOOL  in beeld: 2e klas

 

181-171

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – St.-Jan (2)

.

ST.- JANSFEEST

In het midden van de Zomertijd
is ’t naamdag van Sint-Jan.
Wij vieren hem met zang en spel…..’

zingen de kinderen straks weer.

Zon, bloemen, muziek,  dansen,  zingen en een groot vuur, waar we overheen springen en waar we later omheen zitten, als het smeulend nog warmte geeft in de donkere avond. Nog wat zingen,  mijmeren,  luisteren naar de stilte die neerdaalt en met een warme gloed nog op de wangen, terug naar huis onder de wijde sterrenhemel….

Johannesfeest – 24  juni – valt vlak na de langste dag van het  jaar, die tevens een wendepunt is waarop de dagen langzaam weer gaan korten.

Johannesfeest ~ naamdag van Johannes de Doper die sprak: ‘lk moet afnemen,  Hij  (Christus) moet groeien.’ Ook Johannes stond op een wendepunt.

In vroegere tijden viel de langste dag op de 24e juni en was die zomerzonnewende een feest van extase, van het buiten zichzelf geraken. Zoals de mens in de winter meer naar binnen trekt, wakker bij zichzelf is, trekt de zomer hem eruit, als in een lome droom.

En het uitstijgen, als een soort inslapen was in de mid-zomernacht een toppunt van een religieus beleven, omdat de mens daarbuiten de Godheid vond in kosmische hoogten. De mens had nog die vanzelfsprekende verbondenheid met het ritme der natuur.

Die oude, natuurlijke extase bracht dan door de verbonden­heid met de Goddelijke wereld, inspiratie mee terug, nieuwe kracht weer mee naar beneden.

Maar deze natuurlijke verbondenheid verdween meer en meer (verbondenheid hield immers ook gebondenheid in) om plaats te maken voor een meer afstandelijk,  verstandelijk bewustzijn, een stuk vrijheid ook.

En Johannes stond op dat wendepunt. Hij vertegenwoordigt de oude natuurverbonden mens. lk moet afnemen, Hij moet  groeien.’

Johannes is in de zomer geboren, Christus is in de winter geboren.

De winter waarin innerlijke wakkerheid aan de orde is. Niet meer het uitstromen in de omgeving maar het innerlijk ruimte maken: niet ik;  maar Christus in mij.’ Zo wordt het vuur een offervuur op dat wendepunt.

Het Johannesfeest wat we nu ná de zonnewende vieren, spant de boog van ‘oud’ naar ‘nieuw’.

Eerst zingen we:

‘Onder de bomen op het gras,
dansen wij en springen wij in huppelpas.’

Maar, zegt Johannes zelf: ‘de bijl ligt aan de wortel van de bomen.’
De boom als verbondenheid tussen hemel en aarde.’Elke boom die geen vrucht draagt wordt in het vuur geworpen.’

Eerst dansen we om een laaiend, louterend, vreugdevuur.

‘Flamme empor leuchte uns
Führ uns zum Heil in dir…’ *

En dan de sprong erover.

Er is moed voor nodig om het uiterlijke vuur te bedwingen. En als we later rond het nog smeulende vuur zitten, nemen de vlammen steeds meer af, om innerlijk een  gloed te ontsteken.

En dat vuurtje van innerlijke activiteit moeten we dan brandend zien te houden in de tijd die komen gaat.
.

(Literatuur: Emil Bock De jaarfeesten als kringloop door het  jaar)
.

( Ivon Hummel, nadere gegevens onbekend)
.

St.-Jan: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

 

* over dit lied doet een onzinnige bewering de ronde…..

.

178-168

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.