Tagarchief: ziekte als ontwikkeling

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (12-1-3)

Rudolf Steiner: Alle zielenroerselen drukken zich uit, openbaren zich in het lichaam.
U moet de gehele mens leren begrijpen: naar geest, ziel en lichaam.
Wegwijzer 7

.

Rudolf Steiner heeft ook zijn opvattingen gegeven over gezondheid en ziekte. Wat de ontwikkeling van kinderen betreft – die ook de vrijeschoolpedagogiek ter harte gaat – noemde hij de zgn. ‘kinderziekten’ mogelijkheden voor de constitutie om zich gezond te ontwikkelen. Dat klinkt paradoxaal, maar van ‘ziek-zijn’ kun je – letterlijk – ‘beter worden’.
De opvattingen hierover mogen voor de vrijeschoolleerkrachten nooit aanleiding zijn zich te bemoeien met de keuze van de ouders hoe zij met deze kinderziekten willen omgaan: laten ze die hun kinderen doormaken of beschermen zij deze door inenting. 
Er zijn op vrijescholen ouders die – ook vanuit andere gezichtspunten – kritisch staan t.o.v. het ‘prikken’ en daarom is het percentage niet-gevaccineerde kinderen m.b.t. kinderziekten op vrijescholen vaak groter dan gemiddeld.
Dat wil niet zeggen dat ‘de vrijeschool’ tegen inenten is. Ook de antroposofie kan dit niet zomaar worden verweten. Dat gebeurt echter wel.
De zaken liggen wel wat gecompliceerder.

Het publiceren van artikelen over kinderziekten op deze vrijeschoolblog is puur om stand/gezichtspunten weer te geven.

Onderstaand artikel probeert een licht te werpen op het verschijnsel ‘kinderziekten. 

.
Jaap van de Weg, Motief 250, maart 2021
.

Antroposofische kijk op gezondheid en ziekte
.

Mazelen, meningen en mensbeelden

.

Van mei 2013 tot maart 2014 kende Nederland een mazelenepidemie, die uitgebreid aandacht kreeg in de pers. Meningen en oordelen werden geponeerd, en ook de antroposofen kregen in dagblad Trouw de nodige aandacht. Onvoldoende belicht bleven de diepere achtergronden van de verschillende standpunten ten opzichte van kinderziekten en inenten, die in grote lijnen uit drie verschillende mensbeelden afkomstig zijn. Wordt het verschil in die denkwijzen en de consequenties ervan niet helder, dan blijft het gesprek vooral oordelend en emotioneel bepaald, vindt Jaap van de Weg. Hij nam de uitdaging aan om het een en ander nader toe te lichten.

Die verschillende mensbeelden, afkomstig uit de natuurwetenschap, de protestants-christelijke visie en de antroposofie, zijn niet alleen iets filosofisch, ze hebben ook gevolgen voor heel concrete keuzes die mensen maken.

De verschillen

In de natuurwetenschap gaat men uit van het ontstaan van de wereld uit de oerknal. In het begin was er niets, en door een enorme implosie, de oerknal, ontstond de eerste stof. Via een ingewikkeld proces is daar de kosmos uit ontstaan. De evolutietheorie (wat dus een theorie is, geen bewezen feit) beschrijft hoe door toevallige veranderingen in levende organismen, de sterkste exemplaren overleven. Op deze manier zijn er steeds ingewikkelder dieren ontstaan, en uiteindelijk de mens. Er is geen scheppende geestelijke macht aan te pas gekomen. Toeval speelt een grote rol. Wanneer je vanuit dit gezichtspunt naar gezondheid en ziekte kijkt, is het vanzelfsprekend dat je ziekte ziet als een lastige verstoring van een gewenste situatie, en dat je die zo goed mogelijk wilt voorkomen of kwijtraken.

Vanuit het protestants-christelijke ziet men de wereld en de mens als geschapen door God. Gods beweegredenen zijn van een veel hogere orde dan wij kunnen begrijpen. Zijn kracht gaat ons begrip te boven. Wij moeten niet proberen om zijn wil door ons ingrijpen teveel te verstoren. Dat heeft dus ook consequenties voor het omgaan met ziekten. Ook in het optreden van ziekten is Gods hand te zien. Dat moet men accepteren.

Het antroposofische mensbeeld gaat uit van het bestaan van een geestelijke wereld, waarvan wij als mens deel zijn. Aan het eind van zijn leven heeft Rudolf Steiner de antroposofie nog eens in korte termen samengevat in de zogenaamde Leitsätze, de ‘Kerngedachten’. In de eerste Leitsatz schrijft hij: “Antroposofie is een weg van inzicht, die het geestelijke van de mens met het geestelijke van de kosmos wil verbinden”.
In de antroposofie gaat het wezenlijk om het geestelijke, zowel van de mens als van de kosmos, en dat er een weg is waarlangs je die zelf kunt onderzoeken – het meditatieve onderzoek. Dit kun je zien als een stelling of als een werkhypothese. Er is dus sprake van dat de mens een geestelijke kern heeft en dat die kern deel is van iets geestelijks in de kosmos, de geestelijke wereld. Geestelijk betekent onstoffelijk, het is idee, kracht, werkzaamheid. Dit geestelijke kan zich in de stof manifesteren maar er ook los van bestaan. Het is geen gevolg van iets dat in de stof plaatsvindt, zoals hersenactiviteit, maar iets dat op zichzelf staat. Het geestelijke kan zich verdichten in de stof, maar die ook weer loslaten. Hier hebben we te maken met wat in de moderne kwantumfysica wordt gezegd: de kleinste deeltjes zijn zowel stof als energie, zowel stof als geest!

Extra dimensies

Het geestelijke van de mens bestaat in een geestelijke wereld, omgeven en beïnvloed door wezens die uitsluitend in de geest-wereld leven. Het manifesteert zich in een aardevorm in het lichaam, om na verloop van tijd die aardevorm weer te verlaten (door het sterven) en terug te keren naar de wereld van de geest. Daar wordt het voorbije leven in samenwerking met de geestelijke wezens geëvalueerd en worden conclusies getrokken en voornemens gemaakt. Na een verblijf in de inspirerende sfeer van de hogere geesten volgt een nieuwe aardse incarnatie. Reïncarnatie en in het verlengde daarvan karma, vormt de hoeksteen van de antroposofie. Vanuit dit standpunt kun je steeds achter gebeurtenissen die je meemaakt, waaronder ziekten, het beeld zien van iemands levensloop en daarachter weer de karmische biografie. Deze twee extra dimensies maken dat je een veel sprekender beeld kunt krijgen van ziekten en de betekenis daarvan. Kortom, achter de discussies over het nut van kinderziekten en inenten, en over de betekenis van ziekten en de behandeling daarvan, gaat een veel wezenlijker spanningsveld schuil. Het wordt hoog tijd dat die dialoog wordt aangegaan.

Ziekte en karma

Het lichaam is het instrument van de ziel. Jij gebruikt als niet-stoffelijke entiteit het stoffelijke lichaam als instrument om je op aarde te kunnen bewegen, te handelen, waar te nemen en te denken. Jij hebt je intenties, je doelen die je wilt verwerkelijken en er zijn verleidingen die je trotseert. Je wilt en doet daardoor dingen die je harmonie versterken en dingen die de harmonie juist verstoren. Je lichaam maakt dat allemaal mee en reageert erop. Daarnaast heeft je lichaam een eigen programma waarop je als bewust wezen weinig vat hebt. Tot dat eigen programma hoort het opbouwen en in stand houden van het lichaam zelf. Dat gaat door alle stadia heen, die je in je leven meemaakt en waardoor je steeds een ander lichaam ter beschikking krijgt. Het ontwikkelt zich van embryo naar baby, kleuter, puber, volwassene, en ten slotte tot de oude mens. Daarnaast is er nog een programmaonderdeel: de ziekten die je kunt krijgen. Een aantal ziekten is in aanleg al aanwezig in de genen en openbaart zich pas later. Hoe zijn die daar gekomen? Je zou je dat vanuit het geestelijke gezichtspunt in de volgende stappen kunnen voorstellen:

1. In je ziel wil je en voel je van alles; je maakt je vele gedachten. Dat is een onstoffelijk gebeuren, voor te stellen als een kleurrijk en bewegend geheel. Mensen met bepaalde helderziende vermogens kunnen dat waarnemen in de aura.

2. De ziel is nauw verbonden met het lichaam. Deze geeft als het ware door aan het lichaam welke actie er verwacht wordt. Dat kan gaan om spierbewegingen, waardoor een intentie gerealiseerd wordt, een activiteit van de zintuigen waardoor je gaat waarnemen of het opbouwen van gedachten op basis van de waarnemingen. Op een diepere laag werken de organen mee: hart, nieren, lever en longen dragen wat de rest van het lichaam doet.

3. Als er in de ziel bepaalde vaste patronen ontstaan, leidt dat ook tot vaste patronen in het lichaam, dus ook in de energie en de onderlinge verhouding van de organen. Harmonische gewoontes in de ziel leiden tot harmonie in het lichaam, disharmonische dingen in de ziel leiden tot disharmonie in de organen. Deze disharmonie in de organen hoeft niet meteen merkbaar te worden.

4. Na de dood gaan de ziel en de geest door de geestelijke wereld. De kiem van het model van het lichaam gaat daarbij mee. In die kiem liggen dus ook de veranderingen die er in de loop van het afgelopen leven in gevormd zijn door de activiteit van de ziel. Die kiem gaat in een volgend leven het stoffelijke lichaam opbouwen. Het bouwt dan de veranderingen van het vorige leven in het lichaam in. Daarom draagt het lichaam van deze incarnatie veel dingen in zich die in een vorig leven werkingen van de ziel waren.

5. Dit vormt de basis van gezondheid en ziekte van dit leven. Zo zou je kunnen zeggen dat je in dit leven in de ziekten die je krijgt, jezelf ontmoet zoals je in een vorig leven gedaan hebt. Dat is een aspect van het karma.

Schuldvraag

Als de aanleg van een ziekte je karma is, is het dan je eigen schuld? Schuld is hier niet het juiste begrip, het is echter wel je eigen aangelegenheid, je bent er in zekere zin zelf verantwoordelijk voor. Maar het grote dilemma van het aardeleven is nu eenmaal, dat je veelal moet handelen uit onwetendheid. Je leven is één groot experiment, waarin je vergissingen maakt en kunt verdwalen. Dat is geen zonde, maar een vergissing, een mislukt experiment waarvan je kunt leren. Alleen wanneer je willens en wetens een verkeerde weg in slaat, zou je misschien van schuld kunnen spreken.

En dan is de vraag: hoe ga je daar mee om? Niet alles is te voorkomen. Ziekten zullen zich openbaren omdat die in je aanleg zitten. Hoe je er echter mee omgaat, daarin ben je in zekere mate vrij. Je kunt je dan slachtoffer voelen van wat er gebeurt. Je kunt in lijden terechtkomen, boos worden. Dat is vanzelfsprekend, en dat moet je op zijn tijd ook zeker doen. Maar als dat tot grondhouding wordt, dan maak je een nieuwe cyclus van disharmonie. Je kunt ook accepteren wat er gebeurt, en geïnteresseerd raken in wat voor nieuwe weg je door de ziekte kunt inslaan. Dan houd je de ziel schoon en geef je gezonde informatie aan het lichaam. Dat is een kiem voor gezondheid.

Hoe gaat nu het vormen van die aanleg? Wat voor informatie geeft de ziel aan het lichaam als zij bijvoorbeeld chronisch gestrest is? De longen gaan anders ademen, de nieren worden (adrenaline makend) actiever, de lever krijgt minder rust voor de opbouw van het lichaam. Dat is een heel ander effect dan wanneer de ziel een grondstemming van dankbaarheid heeft. Dan krijg je juist tegengestelde reacties in het lichaam.

Wat drukt zich uit in het lichaam wanneer er een chronische stemming van sarcasme is, of cynisme of van haatgevoelens? Dat zijn stemmingen waarmee je sociaal negatief werkt, maar waarmee je ook je eigen openheid en liefde beschadigt. Je breekt jezelf een beetje af. Hoe zou dat doorwerken in de aanleg van gezondheid of ziekte? En hoe werken egoïstische gedachten, gericht op eigenbelang en winst, anders dan geïnteresseerde gedachten? Allemaal onderzoeksvragen.

Harmonie herstellen

In de dynamiek van ziekten kun je onderscheid maken tussen acute koortsende ziekten en chronische ziekten met weinig neiging tot spontaan herstel. Koortsende ziekten zijn te zien als een poging van het lichaam een bestaande disharmonie weg te werken, als een verbouwing.

Kinderziekten, ook mazelen, zijn een verbouwing aan het begin van het leven, zoiets als een verbouwing wanneer je gaat verhuizen. De poging is het lichaam meer eigen te maken voor de ziel, en negatieve aanleg uit te branden. Zoals vaker voorkomt bij verbouwingen, zal het duidelijk zijn dat die kunnen mislukken. Dat zijn de complicaties van ziekten, waarop juist in de pers zo de nadruk wordt gelegd.

Koortsende ziekten moet je vooral met rust laten. Als het lichaam het aankan, ondersteun het dan. Neem rust, geef middelen die het lichaam helpen in zijn werk en druk de koorts niet weg. Geef het vertrouwen opdat het zijn werk kan doen.

Andere ziekten hebben een meer geleidelijk verloop, zonder neiging tot spontaan herstel. Dat geldt onder meer voor tumoren en voor auto-immuunziekten als reuma, colitis ulcerosa (een chronische afbrekende darmziekte) en schildklieraandoeningen. In deze ziekten lijkt het erop dat disharmonische informatie uit het karmische verleden zichtbaar wordt. Ook dit vraagt zorg en behandeling van de lichamelijke kant, niet onderdrukkend maar leidend. Vaak vraagt dit juist om een bredere aanpak, waarbij zowel langs de weg van het lichaam als langs die van de ziel wordt gewerkt. Daarbij is dikwijls ook een biografisch antwoord op zijn plaats.

Uiteindelijk zijn alle ziekten pogingen van het lichaam om op de lange termijn harmonie te scheppen. ||

.

Opvoedingsvragenalle artikelen

Menskunde en pedagogie: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3264-3071

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (12-1-2)

.

Rudolf Steiner heeft ook zijn opvattingen gegeven over gezondheid en ziekte. Wat de ontwikkeling van kinderen betreft – die ook de vrijeschoolpedagogiek ter harte gaat – noemde hij de zgn. ‘kinderziekten’ mogelijkheden voor de constitutie om zich gezond te ontwikkelen. Dat klinkt paradoxaal, maar van ‘ziek-zijn’ kun je – letterlijk – ‘beter worden’.
De opvattingen hierover mogen voor de vrijeschoolleerkrachten nooit aanleiding zijn zich te bemoeien met de keuze van de ouders hoe zij met deze kinderziekten willen omgaan: laten ze die hun kinderen doormaken of beschermen zij deze door inenting. 
Er zijn op vrijescholen ouders die – ook vanuit andere gezichtspunten – kritisch staan t.o.v. het ‘prikken’ en daarom is het percentage niet-gevaccineerde kinderen m.b.t. kinderziekten op vrijescholen vaak groter dan gemiddeld.
Dat wil niet zeggen dat ‘de vrijeschool’ tegen inenten is. Ook de antroposofie kan dit niet zomaar worden verweten. Dat gebeurt echter wel.
De zaken liggen wel wat gecompliceerder

Het publiceren van artikelen over kinderziekten op deze vrijeschoolblog is puur om stand/gezichtspunten weer te geven.

Onderstaand artikel probeert een licht te werpen op het verschijnsel ‘kinderziekten. 

.
Dr. O.Wolff, Weledaberichten nr 93, juni `1972
.

KINDERZIEKTEN — GEVAAR OF HULP BIJ DE ONTWIKKELING?

Ofschoon de verzamelnaam „kinderziekten” bij ieder een vast omlijnde voorstelling oproept, is deze in de medische wetenschap niet meer gebruikelijk. Wanneer men de bekende kinderziekten zoals mazelen, rode hond, roodvonk enz. wil samenvatten spreekt men tegenwoordig liever over acute infectieziekten, besmettelijke ziekten, virusinfecties enz. Hieruit blijkt, dat men tegenwoordig het wezen van een hele groep van ziekten niet duidelijk meer ziet, want niet iedere ziekte die in de kinderleeftijd optreedt, is een kinderziekte, evenmin als iedere infectieziekte of besmettelijke ziekte.

Het gevolg daarvan is, dat men tegenwoordig grote acties op touw zet om ziekten te bestrijden, bv. tegen de mazelen, die vroeger voor absoluut onschadelijk doorgingen. Inderdaad schijnen de gevaarlijke complicaties de laatste tijd te zijn toegenomen. Zijn deze ziekten dus toch niet zo onschuldig? Statistieken schijnen dit te bevestigen. Wanneer men echter dieper in de samenhang van de ziekte, het ontstaan, de betekenis ervan, doordringt, dan blijkt het gevaar ergens anders te zitten: het is een bekend feit, dat mazelen — evenals eigenlijk alle kinderziekten — met koorts gepaard gaan. Het is de tragiek van de medische wetenschap van onze tijd*, dat zij het begrip voor de betekenis van de koorts, d.w.z. van de van hoogste wijsheid vervulde warmteregulatie van het menselijke organisme, zo goed als verloren heeft.

Pas in de laatste jaren is uit experimentele onderzoekingen gebleken, dat virussen zich in een organisme des te sneller en intensiever vermeerderen, naarmate de temperatuur omlaag gedrukt wordt. M.a.w. de koorts is een van nature gegeven middel om met de binnengedrongen virussen klaar te komen. De verhoging van de temperatuur is een uiterst zinrijke maatregel van het organisme om op een bijzondere manier de binnendringende omgeving de baas te worden.** Een uitdrukking hiervan is de optredende „uitslag”, waarmee bijna alle kinderziekten gepaard gaan. Deze uitdrukking is zeer juist: het organisme zet iets uit het inwendige krachtdadig „eruit”, het slaat het a.h.w. eruit. Daarmee bevrijdt het zich van verschillende ziektesubstanties (of juister gezegd van bepaalde eiwittussenproducten). De uitslag is dus een bijzondere vorm van uitscheiding.

Overigens kende men reeds vroeger door middel van een intieme waarneming heel nauwkeurig de thans door middel van experimenten bevestigde en overzichtelijk gemaakte feiten. Wanneer nl. de uitslag er niet goed „uitkomt”, dan zei de volksmond: dat de mazelen „naar binnen” geslagen waren. Daarmee was de samenhang tussen onvoldoende uitscheiding en de optredende complicaties bedoeld, die als zodanig pas gevaarlijk worden. Dit kan dan aanleiding geven tot longontsteking of zelfs hersenvliesontsteking, met alle gevolgen van dien.

Wanneer men daarbij nog in aanmerking neemt, dat het tegenwoordig gewoonte is, bij de minste tekenen van ziekte „koorts-zetpillen” te geven, die niet alleen de koorts doen zakken, maar daarbij ook noodzakelijk het reactievermogen van het organisme een beetje lamleggen, dan ligt de gevolgtrekking voor de hand, dat daardoor weliswaar onmiddellijk een verbetering wordt bereikt in die zin van zakken van de koorts, verdwijnen van pijn, rust, betere slaap enz., maar dat het ziekteproces verschoven wordt. Omdat de ziekte niet op onschuldige manier, nl. eigenlijk via de huid, kan verlopen, treden er ernstige verschijnselen voor in de plaats, en wel de complicaties.

De koorts is dus het middel, het wapen, waarmee het organisme de strijd tegen de ziekte voert; maar de te hoog oplopende koorts kan inderdaad ook schadelijk werken. Het eigenlijke ziekmakende en schadelijke is echter niet de koorts als zodanig, maar de ongezonde mate waarin deze optreedt, waarbij niet alleen te hoog schadelijk is, maar ook — zoals we zagen — de in verhouding tot de ziekte en de virussen onvoldoende temperatuurontwikkeling. Bij elke ziekte behoort een juiste mate aan temperatuur. Daaruit blijkt, dat een principieel onderdrukken van de koorts niet zinrijk is. Wel echter kunnen een begrenzen enerzijds en een bevorderen van de temperatuur anderzijds — beide — nodig zijn.

Het blijkt dus, dat inderdaad gevaren in het verloop van de ziekte kunnen optreden. Zijn dan zulke ziekten niet toch een ongeluk, dat men uit de wereld zou moeten helpen? Om op een dergelijke vraag een antwoord te vinden, mag men niet blijven staan bij voorbarige conclusies. Elke ziekte die met koorts gepaard gaat is voor de mens stellig een acute belasting, maar betekent toch, na het doorstaan ervan, een zekere verjonging. Tenslotte wordt daarbij een grote hoeveelheid van afgewerkte of verouderde substanties uitgescheiden en daardoor een hernieuwde levenwekkende impuls mogelijk gemaakt. Dat is dan ook de reden, dat de kinderen, na een goed doorstane ziekte, vaak helemaal veranderd zijn en wel in verschillend opzicht: op het lichamelijke gebied hebben ze geleerd, de binnendringende virussen de baas te worden. Er ontstaat dan niet alleen een vaak levenslange immuniteit tegen de betreffende ziekte, maar ook een verbeterde algemene afweer. Op het zielengebied betekenen deze ziekten steeds een crisis. Gedurende de in het lichamelijke verlopende ziekte verandert de ziel zich. Dit kan men vaak waarnemen, in zoverre het ziekteverloop niet onderdrukt wordt. Het kind is daarna „rijper”. Dit heeft tenslotte een positieve invloed op de geestelijke ontwikkeling. Geest, ziel en lichaam passen nu weer op harmonische wijze bij elkaar.

Kinderziekten zouden dus niet alleen vanuit het lichamelijke aspect beoordeeld moeten worden; daarmee loopt men langs het wezen van de zaak heen. Het zijn stellig crises en belastingen. Maar daaraan moet het opgroeiende kind zich oefenen en ontwikkelen, om er aan te kunnen rijpen. Tenslotte brengt iedere belasting, oefening, ontwikkeling gevaren met zich mee. Men denke slechts aan de sport, die vol gevaren zit, maar waar geen enkele opvoeder afstand van zou willen doen, omdat alleen in het overwinnen van en het de baas worden over het onbekende en over gevaren bepaalde vermogens ontwikkeld kunnen worden. De kinderziekten — vanzelfsprekend noodzakelijkerwijze verbonden met bepaalde, maar van nature gering te achten gevaren — zijn dergelijke fasen in de ontwikkeling van de totale persoonlijkheid wat betreft lichaam, ziel en geest.

*het artikel is uit 1971. Toen was in de medisch opvatting koorts een direct gevaar, ook voor kinderen. Dat bracht o.a. de opkomst van het ‘Sinasprilletje’ met zich mee. Inmiddels is deze opvatting min of meer weer losgelaten.

**In de coronatijd van 2020 tot heden blijkt dat het virus in de zomer – warmer! – minder actief is.

Zie ook ‘Opspattend grind

Mazelen (12-1)

vaccineren

*Waar het wél om gaat staat in dit artikel, met ook – door een antroposofisch arts – genuanceerde standpunten:        Over mazelen en andere uitdagingen

Opvoedingsvragenalle artikelen

.

2717-2547

.

.

.

.