Tagarchief: weekspreukenkalender

VRIJESCHOOL – Weekspreuken

. In de inleiding bij het artikel hier staat iets over hoe je als beginnend leerkracht een toegang kan vinden tot de weekspreuken. Dat is in zekere zin een toegang tot mediteren. Er bestaan verschillende opvattingen over wat mediteren is. De mededelingen die Steiner over de niet-zichtbare wereld doet, zijn door hem langs meditatieve weg verkregen. Willen wij ook tot deze mededelingen kunnen komen, zouden wij dus ‘net zo ver’ als Steiner moeten kunnen komen.  Mij is dat niet gelukt – sterker – ik heb alleen toegang tot de andere weg die Steiner noemt: je hoeft geen schoenmaker te worden om op schoenen te kunnen lopen; je kan ze ook gewoon aantrekken en erop vertrouwen dat ze goed gemaakt zijn. M.a.w. je kan in Steiners visie instappen en kijken waar deze je brengt, tot hoe ver je kan gaan. Je hoeft ook geen fagot te kunnen spelen om van Mozarts fagotconcert te kunnen genieten. Maar als je fagot of welk ander instrument dan ook wil bespelen, moet je het wel stemmen. Zo kunnen de weekspreuken je helpen ‘je gevoel, je inlevingsvermogen te helpen stemmen’. Velen doen dat op hun eigen manier. Artikelen daarover hier gepubliceerd zijn alleen maar bedoeld als ingang tot die stemming. Het gaat hier niet om ‘gelijk hebben’ of ‘bewezen’. Voor mij zijn ze als een gesprek. .
Jana Loose, Antroposofisch Magazine, 7. 09-2017
ALMANAK VAN DE ZIEL De Anthroposophische Seelen-Kalender van Rudolf Steiner stamt uit 1912. Nu, meer dan honderd jaar later, lezen vele mensen over de hele wereld deze weekspreuken nog altijd, in verschillende vertalingen en versies. Wat brengt het hun? De spreuken helpen om het jaarritme innerlijk mee te beleven en de stemming aan te voelen die past bij de verschillende jaargetijden. Zo gaan de herfstspreuken over het sterven van de natuur, maar daar staat de ontwikkeling van het innerlijk tegenover. Op mijn bureau liggen de weekspreuken onder handbereik. Deze ritmische spreuken laten me van week tot week meeleven met de stemming in de natuur in samenhang met de wereld van de kosmos. Het begint met Pasen, weekspreuk 1, en het eindigt met de hieraan ‘spiegelende’ weekspreuk 52. Tussen deze twee spreuken ontrolt zich de gang door het jaar in de natuur. Vanuit de ‘wereldverten’ word ik met Pasen door het stijgende licht van de zon opgetild, daar word ik blij van omdat ik kan voelen dat ik deel uitmaak van een bestaan dat verder reikt dan mijn aardse lijf. De laatste spreuk gaat de andere kant op, vanuit mijn eigen binnenste ga ik naar buiten en kijk naar de schoonheid van de kosmos met de indrukwekkende sterrenhemel waarmee ik samenval en waarin ik me thuis kan voelen. Wanneer uit wereldwijdten de zon spreekt tot het menselijk gevoel en vreugde uit de zleledlepten zich met het licht verenigt in het zien, dan trekken uit de omhulling van het zelf gedachten weg naar ruimteverten, en binden vaag bewust het mensenwezen aan het geesteszijn.                                                                            week 1,  7-13 april* Wanneer uit zielediepten de geest zich wendt tot het wereld-zijn en schoonheid opwelt uit de ruimtewijdten, dan trekt uit hemelverten de levenskracht het mensenlichaam binnen, en verenigt machtig werkend het geesteswezen met het mensen-zijn.                                                                          week 52,   30 maart Vuur en staal In deze tijd van het jaar kan me het gevoel overvallen dat de zomer alweer voorbij is gevlogen. Nu het september is, heb ik moeite om weer in het gareel te komen of om de kortere dagen van de herfst in te gaan. In deze tijd van het jaar trekt Moeder Natuur zich terug in de aarde, zoals Demeter en haar dochter Persephone, die volgens de mythe afdalen in de aarde. Uit die aarde komen onze levenskrachten en onze wilskracht om ‘het vuur uitje sloffen’ te lopen. Dit is de tijd van Michaël, waarin de weekspreuk, de ‘Michaëlsspreuk’, me in de juiste stemming kan brengen om het volgende jaargetijde, of de volgende stap, met wilskracht en moed aan te gaan. Natuur, uw moederlijk bestaan, ik draag het in mijn willend wezen; de vuurkracht van mijn wil, zij staalt mijn geestimpulsen, opdat zij baren zelfgevoel, om zo mij in mijzelf te dragen.                                                           week 26,   29 september – 5 oktober Zomer en winter Zoals de seizoenen elkaar afwisselen en de stemming in de natuur steeds weer verandert, zo verschillend is ook de stemming waarmee ik innerlijk geconfronteerd word in de loop van het jaar. Het lijkt alsof mijn ziel door die weekspreuken voortdurend gemasseerd wordt om mee te beleven, mee te voelen dat er meer is dan de uiterlijke natuur, de natuur die ik met mijn zintuigen kan beleven. Er is iets in mij dat zich verbonden voelt met de kosmos. Mijn ziel. Rudolf Steiner gaf aan deze spreuken de titel Seelenkalender, omdat ze oorspronkelijk onderdeel vormden van een jaaragenda. Ze werden later pas apart uitgegeven. Roel Munniks, vertaler van de nieuwste publicatie, omschrijft deze titel als ‘almanak van de ziel’. Een verrassende maar ook terechte vondst, want een almanak is een boekje waarin de tijd wordt berekend en de astronomische opgaven voor een jaar staan vermeld, vergezeld van praktische mededelingen. Bij de weekspreuken vinden we iets vergelijkbaars, het gaat hier om hoe de ziel door het hele jaar heen beweegt en meeleeft onder invloed van de kosmos. Zoals in de zomerspreuk en de winterspreuk. De kracht van het metrum, het jambische ritme van de dichtregels roept de ziel daartoe op. De jambe is een versvoet bestaande uit een onbeklemtoonde lettergreep gevolgd door een beklemtoonde, kort-lang, kort-lang. Naar hoogten van de zomer stijgt Het lichtend wezen van de zon; Het neemt mijn menselijk voelen Mee naar zijn ruimtewijdten. Voorvoelend roert vanbinnen zich Een vaag besef, en zegt mij: Eens zul je inzien: Jou heeft een goddelijk wezen nu gevoeld.                                                                            week 10,   9-15 juni In diepten van de winter wordt warm het ware geestelijke zijn; het geeft de wereld-schijn door hartekrachten zijn bestaansmacht; de wereld-kou weerstaat steeds sterker het zielsvuur binnenin de mens.                                                                      week 43,    26 januari-1 februari Het geweld in de wereld Wat zich afspeelt in de wereld buiten mij, is uiteraard niet alleen het natuurgebeuren. Ook wat in het sociale leven, in de samenleving, in de politiek gebeurt, hangt samen met de kosmos en heeft invloed op mijn ziel, op mijn denken, voelen en willen. Zo werd ik diep geraakt door het zien van de documentaire Nothing is forgiven over Zineb el Rhazoui, die eerst het boegbeeld van het verzet tegen onderdrukking en geweld was in haar geboorteland Marokko, daarna moest vluchten en in Frankrijk werk vond bij de redactie van Charlie Hebdo. Ze overleefde de aanslag en is sindsdien de best bewaakte vrouw van Frankrijk. Maar ze blijft doelwit, de dood blijft haar op de hielen zitten. Ze leeft verder, ze krijgt een dochtertje. “Dat extreme geweld heeft me gevormd,” zegt ze in de film. “Het heeft van mij iemand gemaakt die haar emoties opzij kan zetten en tegen een stootje kan, en die het hoofd kan buigen en door een tunnel kan, wetend dat er licht is aan het einde.” De beelden en de woorden van El Rhazoui confronteren me met mijn eigen vragen. ‘Waar haalt zij die innerlijke zekerheid vandaan? Hoe doet ze dat? En, hoe ga ik zelf om met onrecht en geweld?’ De ene vraag roept de andere op en die vragen gaan in cirkels ronddraaien. Als dat gebeurt, zo is mijn ervaring, dan wordt het tijd om innerlijk stil te worden. Daar zijn verschillende manieren voor, maar ik pak dan graag het boekje dat onder handbereik ligt. Bladerend door de weekspreuken laat ik mezelf verrassen door het boekje open te slaan, en op een willekeurige plek vind ik soms zomaar ineens een weekspreuk die verrassend treffend blijkt te zijn of die me verder op weg helpt in mijn zoektocht. Zichzelf voortdurend scheppend Wordt zielezijn zichzelf gewaar; De wereldgeest streeft voort, In zelfinzicht zichzelf verlevendigend, En schept uit zieleduistemis De wilsvrucht van het zelfgevoel*                                                                          week 24.     15-21 september Hoe wordt de ziel zichzelf gewaar? Door het herinneren, door beelden op te roepen bijvoorbeeld ’s avonds als je terugblikt op je dag en merkt waar je in je ziel geraakt bent. Of door het je voorstellen van voornemens of het bedenken van plannen. Als je dan gewaarwordt wat er in je ziel leeft, ontstaat zelfinzicht. De wereldgeest wordt in jou levendig werkzaam, ‘je krijgt de geest’. En wanneer je in staat bent om je wilskracht in te zetten, kan zelfgevoel daarvan de oogst zijn. Zineb el Rhazoui weet wat in haar ziel leeft. Ze is kwetsbaar, maar ongebroken. Vanuit haar sterke wil en haar zelfinzicht is ze weer in het licht van de openbaarheid getreden, volhardend in haar strijd tegen geweld en onderdrukking. Ineens dringt het tot me door dat deze weekspreuk me laat zien waar het licht van de innerlijke zekerheid vandaan komt, het zelfgevoel dat als licht uit de duisternis van de ziel ontstaat. De weekspreuken op het slagveld van de Eerste Wereldoorlog De soldaten aan het front kregen in de Eerste Wereldoorlog kleine cadeautjes, sigaretten verpakt in platte blikjes. Een plan van de directeur van de sigarettenfabriek Waldorf-Astoria, Emil Molt. Toen de oorlog langer bleek te gaan duren, wilde hij de soldaten naast deze materiële geschenken ook iets geestelijks aanbieden. Hij liet kleine schriftjes, die precies in die blikjes pasten, bedrukken met teksten van verschillende dichters en schrijvers, waaronder ook enkele van Rudolf Steiner. Een ervan was de Seelenkalender met 52 weekspreuken. In een omgeving waar strijd, dood en ellende allesoverheersend waren, kwamen uit de sigarettenblikjes deze tot de ziel sprekende spreuken tevoorschijn. De ziel voelt zich gesterkt als die deze spreuken op zich laat inwerken, schreef Steiner in het voorwoord. *Weekspreuk in de nieuwe vertaling van Roel Munniks. De Stichting Rudolf Steiner Vertalingen heeft onlangs een nieuwe vertaling van de weekspreuken uitgebracht- Het is Roel Munniks gelukt om het oorspronkelijke metrum zo veel mogelijk intact te laten, met behoud van het poëtische taalgebruik. Rudolf Steiner, Antroposofische weekspreuken: Algemene menskunde: voordracht 1 – alle artikelen Algemene menskundealle artikelen Rudolf Seineralle artikelen op deze blog Menskunde en pedagogiealle artikelen .
2484-2331
. . / /

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (6)

.

VIEREN WIJ WERKELIJK EEN MICHAEËLSFEEST?

‘Mens, ken u zelve’, zo klinkt het woord in elk mens, die zijn zielenontwikkeling daadwerkelijk ter hand neemt. Wie zich bewust wordt van zijn zielenroerselen, weet dat het hier niet gaat om een egocen­trisch kennen. Niet is bedoeld de kennis van hoe we door de medemen­sen in uiterlijke zin gezien wor­den. Uit onzekerheid zoeken we soms op gespannen wijze naar ken­nis omtrent onszelf: “Zal die an­der mij wel krachtig vinden, kom ik wel over als een gelovig devoot mens, vindt men mij wel origineel, kortom ben ik een persoonlijkheid?” Deze weg langs de buitenkant is kil en vals. Zo leren wij alleen ons, niet -zelf kennen. Deze kennis helpt ons niet op de weg naar waarachtigheid. Het gaat niet om de hoog vibrerende zintuig-denk-kennis. Hier is het hartekennen bedoeld. Alleen met het hart kan men werkelijk leren kennen.

Een voelend beleven van het jaarverloop door het vieren van de jaarfeesten is een weg door vele jaren heen die voert tot ons eigen mensenzelf. De mensenziel werkt, leeft, ademt in ritmen die we in het jaarverloop in de natuur, de aardeziel zien weerspiegeld. Wie een antroposofische weg wil gaan, of proberen te gaan, kan grote steun vinden bij de zielenkalender, een verzameling weekspreuken die de aardeziel met de mensenziel verbindt. Men kan zich over de hulp daarvan, volgens mijn ervaring, pas na een jaar of drie enigszins uitspreken. Wellicht pas na zeven jaar echt. Een paar keer proberen heeft geen enkele vaste gewaarwording tot gevolg.
Wie herkent niet het zielengebaar van de zomer? Iedereen gaat er (op) uit! We doen in sterke mate wat menigeen ook na de werkweek op vrijdag en zaterdag (en zondag ….) doet: alles loslaten, ontspannen, afleiding zoeken, uitslapen. De mensenziel is uitgeademd, zoals de aardeziel. In de natuur herken­nen we deze staat van uit zijn, in de bloei van bomen, bloemen, insecten, enzovoorts: alles leeft in een overgave aan het zonlicht.
De natuurmens doet eraan mee; ook wij geven ons graag over aan zon en warmte, aan geur en kleur, aan wijde vlakten, aan zang en spel. De weg van het mensenhart is geen weg daartegenin. Motto  van de spreuk is: “Verlies jezelf
om juist jezelf te vinden”.
Daarin schuilt gevaar. We verliezen onszelf in de zomerse rijkdom van kleuren, geuren, klanken, beweging, gesprekken, verliefdheden: alles een
op
gaan in de zintuigindrukken. Dit alles voert naar enerzijds een sterkere verbinding met de zintuigwereld, de aardse materie, in al z’n pracht. Anderzijds is er de mogelijkheid om in deze min of meer dromende toestand (is de zomer niet een roes?) zich te verbinden met de wereldgeest die zich door de aardse stof heen kenbaar maakt.
Het beeld van de zonne
bloem was, voor ons leraren, de ingang in het nieuwe schooljaar. In die machtige bloem, die zich zo hevig overgeeft aan de zon, wordt sterk zichtbaar dat in het hart een nieuw stadium volgt op die overgave. Er worden kiemen, zaden gevormd die leven de toekomst indragen. In het mensenhart wordt ervaren dat er een appèl gedaan wordt aan onze eigen wil: we zullen weer vorm moeten brengen in ons leven. We zullen de vruchten van de vakantie beleven in een nieuw begin van het arbeidsjaar. Een jaar dat met nieuw elan, boordevol beloften begonnen kan worden. Het enthousiasme dat we nodig hebben om er weer tegenaan te gaan, moet echter gewonnen worden. In de natuur heerst ook moeheid; de herfst begint voor velen van ons met bloedarmoede.
Het wereldwoord, dat in de natuur tot ons gesproken heeft, wil in ons naklinken; wie heeft rond Michaël niet dikwijls keelpijn?
Zo werkelijk is dit appèl.
Wie na de zomer blijft hangen in de uiterlijke wereld, zal balen van de herfst. Zal opzien tegen het jaar. Zal verharden in de vormen die hij schept. Zal zich voornemen dit jaar een strak schema te hanteren. Zal tegen zichzelf zeggen: ‘ Dit jaar zullen ze leren lezen, en dit jaar moet ik elke donderdag thuis zijn, en dit jaar moet de ouderoverlegvergadering tot stand komen. Dit jaar zal ik hem de waarheid zeggen.’ Een ver­krampt willen, koud “enthousias­me”, spreekt hierin door. Dit zijn de uiterlijke kiemen, harde noten. Of men verzinkt in moede­loosheid, apathie: “Het leven is leeg, zinloos, weer zo’n jaar voor de boeg. Weer dezelfde fouten maken, weer met dat afgezaagde beeld van mijn ei­gen persoon door de wereld. “Bah!” Dit kunnen we in ons­zelf leren kennen. Hoe voelen we ons nu? “Mens, ken u zelve”  wordt tot “Mens, ken de draak in u”. Ken het vuur dat niet tot leven wekt, maar vernie­tigt. Ken de harde schubben op de opper­vlakte van de ziel waarmee we
ons­zelf van de medemens, van het leven afsluiten. Ken de bloedeloosheid van de apathie. Ken de kilte van de ondankbaarheid jegens de vruchten van de zomer. Het beeld van de draak is niet een uiterlijk beeld.
De draak leeft in ons allen als de zin­tuiggebonden denker, de harteloze doener. De materialist in ons is draak. Vooropgestelde oordelen en denkbeelden, harde eisen die we aan het leven en medemensen stellen, eenzijdige standpunten, afgesloten voor de visie van anderen. En dan komen we in de onwaarheid: in de schijnzekerheden van het bestaan. In de angst om het leven open en vrij tegemoet te treden. Bang voor het levenslot dat als kiem in ons willen leeft.
In de Michaëlstijd wordt niet van ons verlangd de draak te doden, noch de draak die we in anderen menen te zien te bestrijden. “Mens, ken de draak in u”. En daarmee voeren we de Michaëlsstrijd in ons. “Mens, ken de draak in u”. Bestrijdt hem met het lichtend zwaard van het kos­misch bewustzijn, met het ent­housiasme voor de geest der wereld met de kracht van het zoeken naar levende waarheid, met het vaste vertrouwen in de kracht der enge­len. Elke stap op deze weg is een hapje geestesvoedsel voor de aartsengel Michaël; Hij kan schenken wat hij de zoekende mens te bieden heeft: moed om de leugen in de wereld in de ogen te zien en haar kennende te be­strijden. “Mens, ken de draak in u” en gij wordt tot Michaëlsstrijder. Een Michaëlsfeest, dat gevierd wordt vanuit de uiterlijkheid: drakenbroodjes, vruchtentafels, pompoenensoepen, vlier­sappen omdat dat moet en toch zo gezellig is, is een leugen, een misplaatst Johannesfeest, minder nog. Wie de draak niet kent, kan geen Michaëlsfeest vieren. Wie de draak wil zien, en de kracht en moed voelt groeien hem te bestrijden, kan niet anders dan in waar enthousiasme het feest vieren van de opstanding van de mens in zichzelf. Dan is het vuur-geestesvuur, dan is het zwaard de waarheid, dan is de mens mens. En dan zijn voor onze kinderen de broden, tafels, soepen en sappen geestesbroden, dankbaarheidsta­fels, waarheidssoepen en levens­sappen.

(Reijer Ploeg, nadere gegevens onbekend)

.

Michaël, alle artikelen
.

Jaarfeesten: alle artikelen

.
VRIJESCHOOL in beeld: Michaël

 

252-237

.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.