.
Gerbert Grohmann
‘leesboek voor de plantkunde’
blz.27, hoofdstuk 7 alle hoofdstukken
HOE DE VRUCHTEN INGEDEELD WORDEN
vruchten van bloesem met bovenstandig vruchtbeginsel
–openspringende droge vruchten:
ze springen open of er komen spleten in
klaproos, tulp, anjer, viooltje, wikke, erwt, boon, koolsoorten, koolzaad,
herderstasje
–noten:
vrucht keihard. De pit is het zaad
hazelnoot
–steenvruchten:
de steen is het binnenste vruchtlaagje. Wanneer je deze kapotmaakt, komt het zaad tevoorschijn
sleedoorn, kers, pruim, kwets, abrikoos, perzik, amandel
–bessen:
sappig vruchtvlees. De pitten zijn de zaden
bosbes, vossenbes, tomaat.
Ook de citroen en de sinaasappel kunnen daartoe worden gerekend
(aardbei, framboos en braam zijn geen echte bessen)
vruchten van bloesem met onderstandig vruchtbeginsel
-pitvruchten (appelvruchten)
de pitten zijn de zaden
appel, peer, kweepeer, mispel, lijsterbes, meelbes, meidoorn
-noten:
walnoot. Het is geen echte noot, omdat alleen de binenste vruchtlaag keihard is. Eigenlijk is het een steenvrucht
–verder:
vruchten zoals: augurk, meloen en pompoen
Plantkunde: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: 5e klas: plantkunde
11-9
.