Tagarchief: taalontwikkeling peuter

VRIJESCHOOL – Peuters/kleuters – taal in/en de natuur

.
Tekst in blauw van mij, zwart citaat.

.
Zolang ik de vrijeschool peuter- en kleuterklassen ken – toch wel zo’n 50 jaar – zie ik de kinderen met hun begeleider(s) dagelijks buiten, waar wordt gespeeld en gewandeld.
De kinderen bewegen er wekelijks meer dan hier voor het reguliere onderwijs wordt aangetekend.
Vanuit het inzicht dat beweging een voorwaarde voor ontwikkeling is, komt Jannette Prins, taaldocent en onderzoeker, tot de conclusie ‘dat de kinderen in de natuur meer taal leren.
Nog een reden om deze waardevolle ‘vrijeschoolgewoonte’ te blijven koesteren en niet in te leveren voor ‘meer achter de tafeltjes met intellectuele werkjes’.

.
Jannette Prins, docent en onderzoeker, concludeert op grond van onderzoek, dat 

‘kinderen spraakzamer zijn in de natuur’ en
kinderen hebben in de natuur meer te vertellen dan op stenen.’

Prins observeerde in een dagopvang  Daan van 3 spelend met andere kinderen:

“Kijk jongens! Hier komen paprika’s, laten we kijken of ze heel groot zijn.”

Daan en de andere kinderen droegen, heimelijk verstopt in hun hesjes, recorders en zo kon Prins hun conversatie terughoren.

Daan zei ook iets over de lengte van de zonnebloemen.

Daarna moesten de kinderen op een betegeld pleintje spelen en nu bleken ze ineens veel minder te vertellen. Ze gingen pakkertje spelen en er klonk alleen:

 ‘Stop, stop! Nu gaan jullie ons pakken.’

Op 12 december 2024 promoveerde Prins aan de Vrije Universiteit Amsterdam>
Haar onderzoek ging over de taalontwikkeling van kinderen tussen de twee en zeven jaar in relatie tot een natuurrijke omgeving.

De ‘proefpersonen’, peuters en kleuters, speelden afwisselend tien minuten in de natuur en tien minuten op een ‘grijze’ plek.
En dan blijkt dat ‘kinderen in de natuurrijke omgeving spraakzamer zijn; ze gebruikten er 30 procent meer taal. Kleuters maken in de natuur meer zinnen, peuters gebruiken meer woorden.’

Dat de kinderen meer kletsten in de natuur kwam als een verrassing voor Prins. Dat ze andere soorten gesprekken zouden voeren, had ze eerder verwacht, op basis van kennis over de relatie tussen de natuur en spelkwaliteit. Een groene omgeving verlaagt stress en verhoogt aandacht. Dat zorgt voor meer ontspanning in spel. En de natuur lokt creativiteit uit, maar ook probleemoplossend en verkennend spelgedrag. En daarbij praten kinderen heel wat af, zegt Prins. 

Prins kwam op het idee doordat ze als taaldocent veel aandacht heeft voor taalachterstand.
In wetenschappelijk onderzoek vond ze weinig over de vraag of een groene omgeving van invloed is op taalontwikkeling van kinderen.

Natuurlijk, taalontwikkeling is veel praten en veel voorlezen.
‘Maar de natuur blijkt een onverwachte leermeester”, zegt Prins.

De taal die in de natuur wordt gebruikt, is meer verbonden met de fysieke plek, wat daar gevonden wordt en daar wordt over ‘onderhandeld’: “Deze eikels zijn ons geld.” “Nee het zijn snoepjes!”

Ook stellen kinderen in een park of moestuin meer vragen, bijvoorbeeld over hoe planten groeien, of welke dieren ze zien. De natuur leeft en verandert steeds, blijft nieuwsgierigheid opwekken. De aanwezigheid van takjes, bladeren, zand, kastanjes is een bron van spel. En die elementen geven ook weer vaker aanleiding tot speels tellen, meten, ordenen en verzamelen. Denk aan peuter Daan die wil weten hoe lang de zonnebloem is. Dat is allemaal anders op een ‘grijs’ plein, vertelt Prins. “Op een betegeld plein is er minder spelaanleiding, dan gaan kinderen sneller in hun eigen fantasie. Ze gaan dan poesje of boef worden, tik- en renspelletjes doen. Daar is niets mis mee, maar vooral op jonge leeftijd heeft die fantasie ondersteuning nodig.” 

De gezichtspunten van Prins vind je in haar boek: Taal in de natuur.

Een groen schoolplein is duur, maar,. aldus Prins, je kan ook naar een park of moestuin gaan, zolang het maar geen keurige bloementuin is waar kinderen niks mogen aanraken. “Ze moeten er volop kunnen spelen met wat er te zien en te vinden is, juist dat lokt taal uit.”  

Bron: Trouw, 23-11-2024

.

Vrijeschool Utrecht

.
In de natuur

Er zijn al heel veel mooie plekken 

Meer over taalontwikkeling:

kleuterklas*
een sprekend voorbeeld van een dag in de kleuterklas

Spraak- en taalontwikkeling
Goed leren spreken doe je vóór je zevende.
Het belang van goed waarnemen hoe het met de taalontwikkeling van het kleine kind gaat; eventuele fysieke stoornissen en de gevolgen.

Peuters en kleuters: alle artikelen

 Opvoedingsvragen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: peuters en kleuters
Meer

.

3405-3203

.

.

.

VRIJESCHOOL – in de peuterklas

.
Tineke van den Boer, Gilsa Hoogenboom, nadere gegevens onbekend
.

Wat wordt er gedaan in de peuterspeelzaal?
.

Als de peuters  !s ochtends helemaal uitgerust, open en ontvankelijk voor alles wat er komen gaat, bij ons komen, dan wordt er door de meesten direct al met hart en ziel gespeeld. Anderen blijven nog even naast hun moeder zitten en kijken naar alles wat er gebeurt. Als alle moeders naar huis zijn beginnen we met een activiteit zoals bv. schilderen, tekenen, plakken, boetseren of brooddeeg kneden. Daarna gaan de kinderen vrij spelen.

Wanneer we een peuter zien spelen dan valt het op hoe anders zijn spel is dan dat van elke andere leeftijd. Bij het oudere kind gaat het erom wat er met een stuk speelgoed gedaan kan worden; de peuter gaat helemaal op in het wezen ervan. Hij moet immers de wereld nog leren kennen!

Na ongeveer een uurtje gaan we in het kringetje zitten en wordt de kabouter wakker gemaakt met een muziekje. Soms slaapt hij zo diep dat we een (denkbeeldig) belletje tussen duim en wijsvinger nemen dat heel zachtjes “tingelingeling” zegt. Maar dat helpt niet! Dan maar een grotere, totdat de grote bim-bamklok komt. Het boeit vooral als de contrasten tussen groot en klein, hard en zacht, worden duidelijk gemaakt.

Nadat de kabouter ieder kind persoonlijk goedemorgen heeft gewenst, worden er wat seizoenliedjes gezongen zoals bv. ‘Twee vlindertjes kwamen gevlogen’, ‘Alle vogels zijn er weer’ en, voor het naderende pinksterfeest, van de fiere Pinksterblom.

Ook de bakerrijmpjes en klankversjes zoals ‘Ose wiese wose’ komen aan bod.

Vaak is het moeilijk om zo lang stil te zitten en gaan de beentjes trappelen. Dan zetten we met een armgebaar de staldeuren wijd open en mogen alle paardjes de wei ingaan. Eerst stapvoets, dan in galop, hollen hollen­ hollen en altijd weer stapvoets eindigend. Daarna wordt er weer gespeeld.

Belangrijk is dat de kinderen kunnen spelen wat ze van binnen het liefste willen. Zij leven zich niet uit, maar leven zich in! Er moeten hiervoor mogelijkheden geboden worden zoals de kistjes, lappen, blokken, huisjes enz., zodat ze moe maar voldaan naar huis toe gaan. Voor het eten doen we nog even een kringspelletje; dan eten we ons eigengebakken brood en delen het meegebrachte fruit en kan er buiten in de zandbak gespeeld worden, of madeliefjes geplukt (gepulkt, zei laatst een klein meisje). Helemaal aan het eind van de ochtend wordt er een tafel­spelletje gedaan of een verhaaltje verteld, waarbij de steeds terugkerende motieven in de z.g. herhaalverhaaltjes de kleintjes sterk aanspreken.

De hele ochtend is ingebed in een vast ritme. Dit geeft hun zekerheid. Zo weten ze, dat na het verhaaltje de mama’s hen komen halen, en dat is dan tevens het einde van de ochtend.

Een kringspelletje.

Willen wij een toren bouwen?
Moeten wij met stenen sjouwen.
Een en twee en op elkaar
Kijk, nu is de toren klaar.
Daar komt een dikke reus
Honke bonke aangestapt!
Heeft de toren omgetrapt.
Ach, hoe naar.
Het is heus waar,
t Torentje ligt in elkaar.

Bouwen wij het nu weer op…
Kijk, de vlag hangt al in top

.
Gilsa Hoogenboom, nadere gegevens onbekend

De dreumesgroep

Voor de jongere kinderen (+ 2 jaar) 1x per week met vader of moeder een ochtendje in de peuterspeelzaal.

In de afgelopen zonnige weken hebben we echte lenteknutsels gemaakt zoals vlinders, zwaantjes, lentefeetjes e.d. Die kun je thuis overal gezellig ophangen of neerzetten. Maar misschien is het ook een idee om thuis een speciaal hoekje daarvoor te maken. Bijvoor­beeld op een tafeltje of op een plank. Als je daar een doek op legt, glad of in plooien, die qua kleur bij het jaargetijde past, dan kan dat een gezellig hoekje worden waarop ‘moeders creatie’ waardig kan staan. Maar het is ook een plaats om de schatten die de kinderen vaak buiten vinden, neer te leggen, zoals mooie schelpen, een bosje madeliefjes, dennenappels enz. Op deze manier kun je de wisseling van de seizoenen meebeleven: In lente en zomer met beestjes, bloemen en lichte kleuren voel je je naar buiten gaan, en straks in herfst en winter met de geoogste vruchten en lantaarntjes e.d., ga je weer de donkere dagen in. Wanneer op de woensdagochtend rond de tafel de ouders iets aan het maken zijn, gaan de kinderen al heel goed spelen. De kistjes blijken heel multifunctioneel. Soms maken we er een rijtje van om steeds maar over te lopen en er vanaf te springen! Soms gaan ze erin zitten als­of dat hun boot is. Je kunt er zelfs een huisje mee bouwen.

De kinderen vinden het heerlijk om veel te.bewegen. De grote bewegingen horen nog bij hen zoals in de handen­spelletjes Zo gaat de molen‘ en ‘Draai het wieltje nog eens om. De fijnere vingerbewegingen komen pas als ze naar de kleuterleeftijd toegroeien, en groeien, dat doen ze! We zien ze soms in een paar maanden grote stappen in hun ontwikkeling maken. Het is fijn, dat we dit als juffies mogen meebeleven.

Slaapliedje:

Slaap mijn lieve kindekijn
bajoeschki bajoe
Goud dekt er de maneschijn
je in ’t wiegje toe
Sluit maar gauw je oogjes bont
bij mijn sprookje toe.
Al maar achter zingt mijn mond
Bajoeschki bajoe, bajoeschki bajoe

.

Peuters-kleuters: alle artikelen

Opvoedingsvragen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: kleuters

.

569-522

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.