Tagarchief: komeet Halley

VRIJESCHOOL – Sterrenkunde (1-5-1/2)

.

Artikelen voor de bovenbouw die hier worden gepubliceerd hebben alle betrekking op de tijd dat de bovenbouw nog veel meer vrijeschoolbovenbouw kon zijn dan nu het geval is. De exameneisen hebben steeds meer inbreuk gemaakt en daardoor afbreuk gedaan aan het leerplan zoals dat jaren werd gehanteerd, steeds vanuit het gezichtspunt: leerstof is opvoedings- en ontwikkelingsstof. In hoeverre dat principe – naast de examentraining – nog leidraad kan zijn bij de inhoud van de geboden lesstof in de verschillende vrijeschoolbovenbouwen weet ik niet. 
De artikelen voor deze klassen zijn wél vanuit dit gezichtspunt geschreven.

.

C. von Gleich, nadere gegevens ontbreken, datum moet van na 1980 en vóór 1986 zijn*.
.

EEN TEKEN AAN DE HEMEL – EEN TEKEN AAN DE WAND

.
II. Toekomstperspectieven

In het vorige artikel kwamen de periodieke verschijningen van de komeet Halley ter sprake, die door de astronomen met een steeds toenemende nauwkeurigheid konden worden berekend. Een geheel nieuwe dimensie krijgt voor ons het fenomeen van deze komeet echter door de esoterische beschouwingen die wij aan Rudolf Steiner te danken hebben. In de loop van het voorjaar 1910 sprak hij in vier steden (Stuttgart, München, Palermo en Hannover) met nadruk over de geestelijke betekenis van de komeet Halley. Het is opmerkelijk dat deze voordrachten in een periode vallen waarin Rudolf Steiner ook voor het eerst een ontwikkeling kon openbaren die hij als de belangrijkste voor onze tijd kenschetste: het nieuwe schouwen van de werkingskracht van Christus in het etherische gebied. De twee in Stuttgart gehouden voordrachten, ‘Die Geheimnisse des Weltalls. Kometarisches und Lunarisches’ (5 maart) en ‘Die Wiedererscheinung des Christus im Atherischen’ (6 maart) laten ons bewust worden dat wij beide gegevens niet los van elkaar mogen zien, als wij ons met de komeet Halley bezighouden.

In het bestek van dit artikel is het niet mogelijk in te gaan op alle aspecten die door Rudolf Steiner in verband met de komeet Halley worden behandeld. Het hierna volgende is daarom niet meer dan een gedeeltelijke samenvatting van gezichtspunten uit de desbetreffende voordrachten die gepubliceerd zijn in deel 118 van de Gesamtausgabe.

Kometen verschijnen met grote tussenpozen. Iedere komeet heeft daarbij een heel bepaalde opgave. Wanneer deze vervuld is, dan versplintert de komeet. Zoals de zon, de maan en de planeten als het ware verweven zijn met ons dagelijkse, min of meer regelmatige doen en laten, veroorzaken de kometen een plotselinge versnelling of verandering in de ontwikkeling van de mensheid. De verschijning van een komeet is in zeker zin als een geboorte. Wij kunnen dit zien aan de komeet Halley en de geestelijke kracht die er achter staat. Steeds is met zijn verschijning iets verbonden geweest dat nieuw was voor de ontwikkeling van de aarde. Nu hij op het punt staat weer terug te komen, zal daarmee een nieuw tijdperk van materialisme worden ingeluid en geboren. Men kan dit nagaan aan de hand van de vorige verschijningen. In 1759 ontstonden hieruit de krachten die het materialistische tijdperk van de Verlichting hebben bewerkstelligd. Wat uit de invloed van de komeet Halley in dit opzicht is voortgevloeid, zoals bijvoorbeeld bij Paul Holbach’s Système de la nature en bij de Franse encyclopedisten, was iets dat Goethe zo tegen de borst stuitte. Toen de komeet in 1835 weer zichtbaar werd, weerspiegelde het materialisme zich opvallend in de geschriften van de filosofen Ludwig Büchner en Jacob Moleschott die in de tweede helft van de 19e eeuw in brede kring ingang hebben gevonden.

In dit jaar 1910, aldus Rudolf Steiner, beleven wij opnieuw een verschijning van de oude komeet en dat betekent een crisisjaar in bovengenoemde zin. Alles wordt in het werk gesteld om de mensen tot een nog meer vervlakte opvatting, tot een moeras van materialistische wereldbeschouwingen te brengen. De mensheid staat voor een geweldige beproeving. Zijn verschijning moet voor ons een waarschuwing zijn, dat hij voor ons een zeer kwalijke gast zal worden, als wij ons aan zijn invloed overgeven. Het zal noodzakelijk zijn, dat wij ons houden aan hogere machten uit de kosmos dan die van de komeet Halley. Laten wij beseffen, dat de tijden voorbij zijn waarin zijn verschijning in zekere zin nog vruchtbaar was voor de mensheid. Nu is dit niet meer het geval. Wij moeten ons verbinden met sterkere machten, om de gevaarlijke invloed die van de komeet Halley uitgaat tegen te gaan. Het is niet om een oud bijgeloof op te halen, maar om een diepe waarheid tot bewustzijn te brengen wanneer erop gewezen wordt, dat de komeet Halley de mensheid steeds meer tot vervlakking zal brengen en het Ik steeds verder naar het fysieke toe zal leiden.

De hier weergegeven woorden van Rudolf Steiner werden in 1910 door slechts weinigen gehoord en waarschijnlijk door nog minder mensen begrepen. Nu, na ruim 70 jaren, staat de draagwijdte van zijn indringende beschouwingen des te duidelijker voor ons historisch bewustzijn.

In het vooruitzicht van een nieuwe verschijning van de komeet Halley in 1986 moeten wij ons afvragen wat onze huidige situatie is en wat deze komeet ons zal brengen. Het behoeft geen betoog, dat de materialistische overheersing van vandaag nog veel ernstiger is dan aan het begin van de eeuw. B. C. J. Lievegoed heeft in twee voordrachten voor de zomerconferentie van de Antroposofische Vereniging en de internationale artsenvereniging uiteengezet in welke crisis wij ons bevinden: de atoomcrisis, de energiecrisis, de sociale crisis en de culturele crisis (Mededelingen, mei 1982, p. 147-156).

Aanvullend kan men stellen, dat ook de gezagscrisis, die deel uitmaakt van de genoemde aspecten, in onze maatschappij een grote rol speelt. Wie zich oriënteert in de wereldliteratuur vindt hiervoor tal van aanknopingspunten. Typerend is, dat in deze literatuur de gezagscrisis dikwijls van twee tegenovergestelde gezichtspunten uit belicht wordt. Enerzijds worden de verschrikkingen van de machtstirannie uit het naaste verleden of in de nabije toekomst beschreven (Alexander Solzjenitsyn, De Goelag Archipel; George Orwell, Nineteen eighty-four), anderzijds wordt er, ter redding van de mensheid, juist geroepen om de ‘sterke man’, de ‘supermens’.

Een heel merkwaardige plaats neemt in dit verband een verhaal van de Russische wijsgeer Waldimir Solowjov in, dat hij op het einde van zijn leven (1900) heeft geschreven. Wij willen er wat nader op ingaan, temeer daar dit verhaal juist in de afgelopen maanden door het Theater van het Woord, in een toneelbewerking van Hugo Pronk, onder de aandacht is gebracht.

Korte inhoud: Nadat Europa een langdurige overheersing door Oosterse volkeren van zich heeft afgeschud, is de 21e eeuw rijp geworden door de Verenigde Staten van Europa, waarin de materialistische denkbeelden zich weer in versterkte mate doen gelden. In die tijd leeft er een jonge, geniale man. Hij is aanvankelijk gelovig, maar gaandeweg steeds meer vervuld van een mateloze eigenliefde, zodat hij zichzelf tenslotte als opvolger van Christus beschouwt. Op een beslissend moment in zijn leven, na een ernstig ongeluk, wordt hij door een hoge macht geïnspireerd die tot hem spreekt: ‘Ontvang mijn geest! Zoals mijn geest je eens baarde in schoonheid, zo schept hij je nu in kracht!’ Nu schiet zijn roem komeetachtig omhoog; uiteindelijk wordt hij tot president voor het leven benoemd. Zijn macht lijkt onaantastbaar als hij er ook nog in slaagt de wereldvrede te bewerkstelligen, alle honger uit te bannen en zelfs wondertekenen te laten verrichten. Het einde voor hem komt pas als tijdens een concilie van de christelijke kerken de Russisch-orthodoxe bisschop Johannes de aanwezige president ontmaskert als de Antichrist.

Dit visionaire beeld van Solowjov kan pas ten volle begrepen worden vanuit de antroposofische geesteswetenschap die een veelomvattend inzicht geeft in de aspecten van het boze. Een wezenlijk, en voor onze tijd zeer actueel gezichtspunt is dit: Tegenover de aardse incarnatie van Christus staan — als negatieve spiegelbeelden — de incarnatie van Lucifer (ca. 300 v.Chr.) en de nog te verwachten incarnatie van Ahriman op aarde. Het is geen toeval, dat Rudolf Steiner in het najaar van 1919, juist als in Duitsland de eerste tekenen (o.a. nationaal-socialisme) van een nieuwe wereldramp kenbaar worden, voor het eerst over de toekomstige incarnatie van Ahriman spreekt. Wij volstaan met twee citaten die wij in vertaling weergeven:

Te midden van de ontreddering die over de aarde zal komen, moet de mensheid bewust naar de incarnatie van Ahriman toe leven. Door de voortdurende oorlogen en andere noden van de naaste toekomst zal het menselijke vernuft bijzonder vindingrijk worden op het gebied van het fysieke leven. Door deze vindingrijkheid op fysiek gebied, die niet door een bepaalde handelwijze afgewend kan worden, want zij zal met noodzakelijkheid optreden, wordt een zodanige menselijk-lichamelijke individualiteit mogelijk, dat Ahriman daarin zal kunnen incarneren. Maar deze ahrimanische macht bereidt haar incarnatie op aarde vanuit de geestelijke wereld voor. Deze incarnatie van Ahriman in een menselijke gestalte wordt zoveel mogelijk in die zin voorbereid, dat zij de mensen op aarde in de hoogste mate kan verleiden en in verzoeking kan brengen.’ (Voordracht 4-11-1919, GA 193).

‘Zo zal er in het westen een werkelijke incarnatie van Ahriman zijn, voordat er ook maar een deel van het derde millennium n.Chr. zal zijn verlopen.’ (Voordracht 1-11-1919, GA 191).

Wij moeten ons realiseren dat dit derde millennium al in het jaar 2000 begint! Uit de citaten blijkt een treffende parallel met het verhaal van Solowjov: Ahriman grijpt in als ‘weldoener’, wanneer de aarde in grote nood verkeert, ‘d.w.z. Ahriman als de nabootser van de heilsdaad van Christus. Moeten wij er dan niet ook op voorbereid zijn, dat de tekenen die de komst van Christus hebben aangekondigd, nagebootst zullen worden door Ahriman? En mogen wij ons afvragen: Is er een parallel tussen de Ster van Bethlehem en de komeet van Halley?

Rudolf Steiner heeft in zijn voordrachten nooit specifiek op het jaartal 1986 gewezen. Maar er is van hem een uitspraak die op een heel eigenaardige wijze verband legt met dit jaartal. Deze is te vinden in een op 7 maart 1914 in Stuttgart gehouden voordracht over de bijzondere samenwerking van Lucifer en Ahriman die zich iedere duizend jaar manifesteert. (Zie ook B. C. J. Lievegoed, De bouwimpuls als Michaëlische opgave. Mededelingen, nov. 1978). Hieraan willen wij afsluitend het volgende ontlenen:

‘Lucifer en Ahriman zullen zich in het bijzonder meester maken van de naam een christen te zijn. Mensen die geen spoor van echt christendom meer in zich hebben, zullen zich christenen noemen en te keer gaan tegen hen die zich willen houden aan het woord dat Christus gesproken heeft: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld’ (Matth. 28). Er zal verwarring en verwoesting heersen wanneer het jaar 2000 nadert, en dan zal ook van ons Dornachse bouwwerk (het eerste Goetheanum) niets meer overeind staan, alles zal verwoest en vernietigd zijn. Daarop zullen wij vanuit de geestelijke wereld omlaag blikken.
Maar wanneer het jaar 2086 nadert, dan zullen overal in Europa gebouwen verrijzen die spirituele doelen dienen. Zij zullen de dubbelkoepel dragen zoals ons Dornachse bouwwerk. Dat zal de gouden tijd zijn voor zulke gebouwen waarin het spirituele leven kan bloeien.’
Waar Rudolf Steiner er enerzijds op wijst dat het voor onze tijd noodzakelijk is zich vertrouwd te maken met de gebeurtenis van Ahrimans incarnatie, geeft hij ons anderzijds een duidelijke opdracht mee. Door de verduistering van het spirituele op vele gebieden in de wereld is tevens, als wij de juiste houding innemen, de weg geopend om het spirituele in ons innerlijk op te wekken. Ons intellectuele weten moet vervuld worden van de wijsheid van het hart. Michaël, de inspirator van ons tijdperk, helpt ons onze wil te doordringen met lichtkrachten, mits wij ons hiervoor inzetten.
Onze tijd vraagt om waakzaamheid op ieder gebied. Niet alleen de gebeurtenissen op aarde geven ons hiertoe aanleiding, maar ook de tekenen aan de hemel.

R. Steiner, Das Ereignis der Christus-Erscheinung in der atherischen Welt. (GA 118). (Voordrachten 5 maart, 13 maart, 18 april en-10 mei 1910).
Vertaald

W. Solowjov, Korte vertelling van de Antichrist. – Vertaling J. W. Munz. Rotterdam: Lemniscaat.
De vertelling is ook hier te vinden.

R. Steiner, Soziales Verstandnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis. (GA 191). (Voordrachten 1, 2 en 15 nov. 1919).
Vertaald 1, 2 nov

R. Steiner, Der innere Aspekt des sozialen Ratsels. Luziferische Vergangenheit und ahrimanische Zukunft. (GA 193).

H. W. Schröder, Das Jahrhundertende und die Inkarnation Ahrimans im nachsten Jahrtausend. In: Mitteilungen aus der anthroposophischen Arbeit in Deutschland, jg. 32, Michaeli 1978.

.

Nog een artikel over Halley

Sterrenkundealle artikelen

.

2692-2522

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Sterrenkunde (1-5-1/1)

.

Artikelen voor de bovenbouw die hier worden gepubliceerd hebben alle betrekking op de tijd dat de bovenbouw nog veel meer vrijeschoolbovenbouw kon zijn dan nu het geval is. De exameneisen hebben steeds meer inbreuk gemaakt en daardoor afbreuk gedaan aan het leerplan zoals dat jaren werd gehanteerd, steeds vanuit het gezichtspunt: leerstof is opvoedings- en ontwikkelingsstof. In hoeverre dat principe – naast de examentraining – nog leidraad kan zijn bij de inhoud van de geboden lesstof in de verschillende vrijeschoolbovenbouwen weet ik niet. 
De artikelen voor deze klassen zijn wél vanuit dit gezichtspunt geschreven.

.

C. von Gleich, nadere gegevens ontbreken, datum moet van na 1980 en vóór 1986 zijn*.
.

Een teken aan de hemel – een teken aan de wand
.

I. De komeet Halley in het verleden
.

In het Engelse tijdschrift Nature stond enige maanden geleden [zie boven*] de volgende mededeling: Een groep Amerikaanse sterrenkundigen ontdekte in de nacht van 16 oktober 1982 op de Palomar sterrenwacht (Californië) in het sterrenbeeld de Kleine Hond de komeet Halley. Deze ontdekking was gedaan met behulp van de grote telescoop die een middellijn van 5 meter heeft, en met gebruikmaking van een speciaal fotografisch procedé dat vijftig maal zo gevoelig is als het tot nu toe gebruikelijke fotomateriaal. De komeet Halley bevindt zich op dit moment nog op een afstand die overeenkomt met elf maal de afstand aarde-zon en hij zal, volgens de meest recente berekeningen, op 9 februari 1986 de zon het dichtst zijn genaderd. De waarneming van deze komeet zo lang tevoren, op een exact berekende plaats aan de hemel, is in astronomisch-technisch opzicht een succes van de eerste orde. Tot zover het tijdschrift Nature.

Het laat zich aanzien dat in de komende jaren nog veel te doen zal zijn rond het verschijnsel van de komeet Halley. Er worden bijvoorbeeld al plannen gemaakt voor de lancering van ruimteraketten om in 1986 zoveel mogelijk technische gegevens over deze komeet te kunnen verzamelen. Vanwaar al deze bedrijvigheid, en wie was Halley naar wie dit bijzondere hemellichaam is genoemd?

Een eeuw na Johannes Kepler leefde in Engeland Edmond Halley (1656-1742), een van de grootste geleerden van zijn tijd. Geboren in Londen bezocht hij als student Queens College in Oxford. Met een 7 meter lange telescoop bestudeerde hij in 1675 een maansverduistering en op twintigjarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste astronomische verhandelingen. Om ook de sterrenhemel van het zuidelijk halfrond te kunnen onderzoeken, reisde hij naar het eiland St. Helena in de Atlantische Oceaan. Onderweg werkte hij aan de verbetering van het navigatie-instrument de kwadrant. De catalogisering van talrijke nieuwe sterren en de publicatie van een verbeterde sterrenkaart van het zuidelijk halfrond leverde hem het eervolle lidmaatschap van de Royal Astronomical Society op. Drie jaar lang bereisde hij het Europese vasteland om internationale contacten aan te knopen. In Parijs maakte de verschijning van een komeet een onuitwisbare indruk op hem.

Halley had een veelzijdige belangstelling voor de natuurwetenschappen. Van grote invloed op zijn ontwikkeling was de hechte vriendschap met zijn oudere landgenoot Isaac Newton in Cambridge. Samen bespraken zij diens Philosophiae naturalis principia mathematica. Dit belangrijke werk waarin Newton o.a. zijn wetten op het gebied van de mechanica formuleerde, liet Halley op eigen kosten drukken. Met Antoni van Leeuwenhoek in Delft correspondeerde hij over de verbetering van het microscooponderzoek. Met Huvgens discussieerde hij over de toepassing van duikerklokken. Zo zijn er nog tal van gebieden te noemen waarop Halley actief is geweest.
Van 1698 tot 1.700 maakte hij opnieuw een grote zeereis die hem tot in het zuidelijkste deel van de Atlantische Oceaan ‘voerde. Het schip kwam door hoge ijsbergen in grote moeilijkheden en ontsnapte ternauwernood aan de ondergang. Als resultaat van deze reis kon Halley de eerste atlas van magnetische velden op zee publiceren. Nadat hem de titel van professor in de meetkunde te Oxford was verleend, ging hij Arabisch leren om een middeleeuws wiskundig geschrift uit het Arabisch in het Latijn te kunnen vertalen en uit te geven.

Na jarenlange berekeningen kon Halley in 1705 zijn levenswerk over de elliptische banen van alle destijds bekende kometen voltooien. Dit werk verscheen gelijktijdig in het Latijn en in het Engels (A synopsis of the astronomy of cornets). Toen hij 64 jaar oud was, werd hij nog benoemd tot directeur van de sterrenwacht Greenwich. Dit gaf hem de gelegenheid om met behulp van een nieuw verworven telescoop aan een 18 jaren durend maanonderzoek te beginnen en dit – ondanks een verlamming aan zijn rechterhand – ook nog af te ronden.

Deze briljante loopbaan ten spijt heeft Halley tijdens zijn leven op astronomisch , gebied niet die internationale erkenning ondervonden die hem later, dank zij een door hem gedane voorspelling, ten deel is gevallen. Tijdens de intensieve bestudering van de in zijn tijd verschenen kometen en alle mededelingen uit vroeger eeuwen die hij daarover kon vinden, was het Halley namelijk opgevallen dat de komeet die hij zelf in 1682 had gezien dezelfde moest zijn als die in de jaren 1607, 1531 en 1456 was waargenomen. Op grond van zijn berekeningen, waarbij ook met de aantrekkingskracht van verschillende planeten rekening gehouden moest worden, voorspelde Halley in zijn genoemde boek A synopsis dat deze komeet ook in december 1758 weer zichtbaar zou worden. Deze voorspelling is, 16 jaar na zijn dood, precies uitgekomen! De astronomen waren uiteraard enthousiast en noemden daarom deze komeet naar Halley. Gedurende een groot deel van 1759 genoot men nog van het schouwspel. Van toen af werden de berekeningen intensief voortgezet om de volgende verschijning van de komeet te kunnen bepalen. De Academie van Wetenschappen in Turijn wijdde hieraan een prijsvraag die in 1820 door de Fransman Damoiseau werd gewonnen. Hij kon aantonen dat de komeet Halley in 1835 weer terug zou komen. Inderdaad werd de komeet in september van dat jaar op de Leidse sterrenwacht gezien. De toen reeds aanwezige staart van de komeet groeide in enkele weken tijds tot een lengte van 30° (dat komt overeen met de ruimte die elk van de 12 dierenriemtekens aan de hemel inneemt). De komeet bleef in Zuid-Europa nog ruim een half jaar zichtbaar.

Het spreekt vanzelf dat door de vorderingen op astronomisch gebied in de 19e eeuw (bijvoorbeeld de tevoren berekende ontdekking van de planeet Neptunus) ook de kennis omtrent de kometen aanzienlijk toenam. Niet alleen bij de sterrenkundigen, maar ook in bredere kring werd de belangstelling voor kometen een modeverschijnsel. Er verschenen talrijke verhandelingen over dit onderwerp. Oude geschriften met vermeldingen van kometen werden opnieuw ontdekt en uitgegeven, zoals waarnemingen in China uit de tijd vóór Christus.

In de oude getuigenissen worden kometen meestal in verband gebracht met rampen of dreigende gebeurtenissen. Slechts één auteur, de Romein Gaius Plinius sr., moge in dit verband worden aangehaald: ‘Een onheilspellende komeet is door de volkeren van Ethiopië en Egypte waargenomen, waaraan de koning van die tijd, Typhon, de naam heeft gegeven: vurig er uitziende en gedraaid als een kronkel, ook schrikwekkend om te zien en eigenlijk niet zozeer een ster als wel een vurige knoop. . . Nu en dan is er een komeet in het westelijk deel van de hemel: voor het grootste deel zijn dit schrikwekkende sterren en niet gemakkelijk door offers gunstig gestemd, zoals in de burgeroorlog tijdens het consultaat van Octavius en nog een keer in de strijd tussen Pompejus en Caesar. . . De enige plaats in de gehele wereld waar een komeet voorwerp van verering is, is een tempel te Rome’. (Geciteerd naar H. Groot).

Gestimuleerd door de voortgeschreden rekenmethodes hebben de astronomen Cowell en Crommelin in het begin van deze eeuw getracht nog enkele vroegere verschijningsjaren van de komeet Halley vast te stellen. Inderdaad slaagden zij erin aan te tonen dat hij zelfs al in de jaren 989 en 1066 moet zijn verschenen. Van de gebeurtenis in 1066 bestaat een interessante getuigenis in het beroemde tapijt van Bayeux waarop deze komeet is afgebeeld.

De komeet Halley afgebeeld op bet tapijt van Bayeux.

De laatste keer dat de komeet Halley te zien is geweest was in 1910. Maanden tevoren was hij al op de fotografische plaat ontdekt. Eind april, begin mei 1910 kreeg hij zijn grootste helderheid. Eén aspect waar H. Groot op wijst, mag hier niet onvermeld blijven: ‘Een bijzonderheid die op verschillende plaatsen van de aarde tot grote bezorgdheid, ja tot allerlei excessen leidde, was dat de aarde op 19 mei door de staart van de komeet moest passeren. De vrees die voor deze gebeurtenis bestond, berustte op het feit dat het zwaar giftige cyaan in de staart aanwezig geacht werd. Van wetenschappelijke zijde werd er echter met nadruk op gewezen, dat de verdunning van dit cyaan in elk geval zo groot moest zijn, dat werkelijk niet te vrezen viel voor schadelijke gevolgen. Dit is dan ook wel gebleken. Men heeft, voor zover met zekerheid kon worden nagegaan, volstrekt niets kunnen bespeuren van de doorgang van de aarde door de staart.’

In verhouding tot het grote aantal kometen in de tweede helft van de 19e eeuw (in het bijzonder in de jaren 1880-90), werd het na 1910 merkwaardig stil in dit opzicht. Er traden sindsdien geen opvallende verschijningen meer op. Dit ontlokte aan H. Groot in zijn boek de wens dat een bijzonder lichtsterke komeet weldra de balans weer in het evenwicht moge brengen.

Wat betreft de uiterlijke gegevens over de kometenverschijningen willen wij hiermee volstaan. Zoals in het begin werd opgemerkt, zal de komeet Halley in februari 1986 de zon het dichtst zijn genaderd en waarschijnlijk met het blote oog helder zichtbaar worden. Het is zeer twijfelachtig of wij het enthousiasme van de astronomen in deze zullen mogen delen. Welke geestelijke perspectieven met de komeet Halley verbonden zijn, in het licht van hetgeen Rudolf Steiner hierover heeft medegedeeld, zullen wij in het volgende artikel onder ogen zien.

Literatuur:

D. W. Hughes, The recovery of Halley’s cornet. In: Nature, Vol. 300 (1982) p. 318.
A. Armitage, Edmond Halley. – London, 1966.
C. A. Ronan, Edmond Halley. In: Dictionary of scientific biography, Vol. 6. – New York, 1972.
H. Groot, Kometen en vallende sterren. – Amsterdam, 1950.
H. Belloc, The book of the Bayeux tapestry, representing the complete work in a series of colour facsimiles. – London, 1914.

.

vervolg in deel 2.

Nog een artikel over Halley

Sterrenkundealle artikelen

.

2691-2521

.

.

.

.

 

VRIJESCHOOL – astronomie

.
Artikelen voor de bovenbouw die hier worden gepubliceerd hebben alle betrekking op de tijd dat de bovenbouw nog veel meer vrijeschoolbovenbouw kon zijn dan nu het geval is. De exameneisen hebben steeds meer inbreuk gemaakt en daardoor afbreuk gedaan aan het leerplan zoals dat jaren werd gehanteerd, steeds vanuit het gezichtspunt: leerstof is opvoedings- en ontwikkelingsstof. In hoeverre dat principe – naast de examentraining – nog leidraad kan zijn bij de inhoud van de geboden lesstof in de verschillende vrijeschoolbovenbouwen weet ik niet. 
De artikelen voor deze klassen zijn wél vanuit dit gezichtspunt geschreven.

.

Willem Beekman, Jonas jrg. 15 nr. 2
.

Kometen reinigen kosmos

Miljarden zijn geinvesteerd om de komeet Halley, een nietige Steenklomp, te onderzoeken. En in augustus is de laatste van vijf ruimtevoertuigen gelanceerd om in maart 1986 de komeet te ontmoeten. Wat is er zo fascinerend aan een vuile sneeuwbal in de ruimte? De natuur- en geesteswetenschap geven beide een antwoord.

Giotto di Bondone schilderde in 1301 een fresco, de aanbidding door de Wijzen uit het oosten, waarop een komeet mét grote vaart bijna het afdakje boven de heilige familie doorboort. Het is een stralende bol met lange staart, ongetwijfeld een afbeelding van de komeet uit 1301 die later Halley is genoemd en die tot op de huidige dag doet vermoeden dat de ster der wijzen een komeet moet zijn geweest. Giotto was een van de eerste en zeer getalenteerde perspectiefschilders, die de aarde en haar ruimteverhoudingen centraal stelde. De ontwakende belangstelling voor de aarde is ook terug te vinden in de opkomst van de moderne natuurwetenschappen in de tijd vlak na Giotto.

Fresco van Giotto di Bondone, 1302, Scrovegni kapel, Padua. Met de komeet en de aankomst van de Drie Koningen.

Maat, getal en gewicht doen langzamerhand hun intrede in het denken van de mens. Het is daarom zo aardig, dat het Europese ruimtevoertuig dat op 2 juli is gelanceerd om 8 maanden later de komeet Halley te begroeten, Giotto is genoemd. Immers, de technische prestatie die nu geleverd wordt is een bergtop in het natuurwetenschappelijke landschap van maat-getal-gewicht dat de Florentijnse schilder voor het eerst kunstzinnig heeft verkend.
De fresco van Giotto is niet de eerste afbeelding van de meest beroemde komeet aller tijden. Op een wandtapijt, zeventig meter linnen bekend als het tapijt van Bayeux, komen we hem ook tegen. Op het wandtapijt is de slag bij Hastings in 1066 en de invasie van Engeland door Willem de Veroveraar afgebeeld. Naast de arme, verliezende koning Harold is een futuristisch-spinachtige komeet geborduurd met de tekst: Isti mirant stella –
‘met bewondering kijken ze naar de ster’.
Bewondering, maar meestal schrik en vrees is het antwoord van de bevolking op de verschijning van welke komeet dan ook. En dat is tot de zeventiende eeuw niet zo vreemd, omdat de bezwerende kracht van Aristoteles’ visie, als zou het om atmosferische verschijnselen gaan, een komeet dus heel dichtbij suggereerde. Pas na verwoede pogingen van de Deense astronoom Tycho Brahé om te bewijzen dat we ver buiten de aarde in de planetaire ruimte kometen moeten zoeken, brak langzaam het inzicht door: kometen beschrijven gigantische ellipsbanen en staan onnoemelijk ver weg. Toch is Aristoteles’ visie niet helemaal verloren omdat in onze eeuw is komen vast te staan dat restanten van kometen, onder de naam vallende sterren, wel degelijk in de atmosfeer hun waterloo vinden.

Monstercampagne

Terug naar Halley. Zachtjes achterover geleund laat ik mij vermaken in de koepel van het Amsterdamse Zeiss-Planetarium. Zojuist bij de ingang stond ik oog in oog met een model op ware grootte van het Europese ruimtevoertuig Giotto. En nu middenin het programma over de komeet van Halley hoor ik een knetterend bombardement van stenen en gruisdeeltjes; ik waan me een ogenblik op 13 maart 1986, 500 kilometer van de kern van Halley en miljoenen kilometers van de aarde en ik vrees dat mijn Giotto het niet lang meer zal maken. Kosten noch moeite zijn gespaard voor dit voertuig dat – als de voorspellingen uitkomen – in enkele seconden verbrijzeld zal zijn. Ook Japan en Rusland sturen elk 2 satellieten en miljoenen zijn uitgetrokken voor een monstercampagne onder de naam International Halley Watch, waaraan duizenden astronomen over de hele wereld, deelnemen. Kometenkoorts is de naam voor een soort ziekte die plotseling uitbreekt als er weer een staartster verschijnt. Vroeger was het paniek, misoogst, zwarte dood, overstroming en oorlog, waarmee de zogenaamde ‘bijgelovig primitieve’ middeleeuwer een komeet verbond, als zou Gods Gesel op de aardse zondaren neerdalen. Tegenwoordig ‘weten-we-wel-beter’. Maar de koorts is er niet minder om, ook al denken we met ons geciviliseerde bewustzijn alles nuchter te kunnen bekijken. Wie geeft er nu zoveel geld en energie weg om een nietige, vieze ijsklomp tot op het bot uit te kleden? Koorts, denk ik.

Angstaanval

Wat we in essentie van kometen weten is in een paar woorden samen te vatten. Edmund Halley (1656-1742) bewees de ellipsvormige banen van kometen en was daarmee de eerste die ontdekte dat een komeet op vaste tijden terugkeert in zijn baan om de zon. Sommige ellipsen zijn klein en blijven vrij dicht bij de aarde, andere zijn zeer langgerekt waardoor het wel 200 jaar kan duren om dezelfde komeet terug te zien. Sommige komen zelfs helemaal niet terug. De door Halley waargenomen en naar hem genoemde staartster kent een ritme van 76 jaar en heeft dus een mensenleven nodig om ons weer met een angstaanval te plagen. In 1948, precies op het moment dat de komeet Halley het verste punt van zijn baan bereikte in de buitengewesten van ons zonnestelsel, komt Jan Hendrik Oort met de schokkende theorie dat een wolk van miljarden kometen ons zonnestelsel omgeeft. Uit die wolk komen regelmatig zendelingen afdalen naar het centrale gesternte – onze zon – om vervolgens voor eeuwig te blijven rondellipsen. Je kunt de ‘Oort-wolk’ als onuitputtelijk reservoir zien waardoor het kometenvolk nooit opraakt, hoewel een individuele komeet na enkele (soms honderden) omwentelingen voorgoed kan verdwijnen.

Pal daarop, in 1951, komt Fred Whipple met de ‘vuile-ijsbergtheorie’, die met een zekere ontluisterende nuchterheid alle fabels tot vlakbij het absolute nulpunt doet verstijven. Een klein, onregelmatig klompje steengruis met ijs en bevroren gifgassen heeft periodiek de eer om vlakbij de zon tot lichten te komen. Door warmte en zonlicht gaat de kop stralen en zwelt op tot een machtige, maar zeer ijle coma, een soort waterstofwolk, nog dunner dan het sterkste vacuüm dat op aarde bereikt wordt. Van de zon afgekeerd zien we dan het eigenlijke handelsmerk van de komeet, een miljoenen kilometers lange staart, die langer wordt hij het naderen tot de zon en krimpt bij het weer verdwijnen in de onmetelijke ruimte.

Materialistische impuls

Ondanks de akelige precisie waarmee de moderne astronoom de baan en de verschijning van een komeet kan berekenen en voorspellen, blijft er altijd een verrassingselement bestaan. Het is nooit met zekerheid te zeggen hoe indrukwekkend het lichtverschijnsel aan ons firmament zal worden en welke lengte en vorm de staart precies heeft. Deze vrijheid is onder de hemellichamen een typisch privilege voor kometen en het is mede daarom dat Rudolf Steiner in de twintiger jaren spreekt over ‘vrijheidshelden’ van het universum en de oproep doet om bij iedere verschijning een vrijheidsgedicht te maken. En dat niet zomaar uit literaire liefhebberij, maar om een wezenlijker reden: een komeet als Halley heeft een reële betekenis voor de mensheid. Zij doet een geweldig beroep op een goed gebruik van onze vrijheid. In die zin een lastige gast die je ertoe aanzet met ernst en wakkerheid de tijdsverschijnselen om je heen te bekijken. Met name de Halley-komeet krijgt van Steiner de karakterisering mee als zou hij een materialistische impuls versterken, vooral in het denken van de mens.

Nu is het niet moeilijk om, terugkijkend in de vorige eeuw en met een zekere afstand, de opkomst van het materialisme in de wetenschap te beschrijven. Met name rond 1910, toen Halley de laatste keer verscheen, waren er vele tekenen die daarop wijzen. En ook nu, in 1985, kun je spreken van een materialistische golf in onze cultuur, waarvan de overweldigende computeropmars wel het sterkste voorbeeld is. De haast dwingend geprogrammeerde invoeringstechnieken en -taktieken laten een hoge mate van vrijheidsberoving zien, waartegenover je wel heel sterk moet staan om niet meegezogen te worden.

Veel moeilijker is het verband te begrijpen tussen deze materialistische denkgolf en de verschijning van komeet Halley. Een gelijktijdig optreden van twee ogenschijnlijk totaal verschillende verschijnselen hoeft nog niet te betekenen dat ze elkaar veroorzaken, dat ze samen uit een gemeenschappelijke oorzaak voortkomen of dat ze innerlijk verwant zijn. Maar het kan wel en aangezien het hier om zaken gaat van een hoge geestelijke orde en eenvoudige natuurwetenschappelijke verklaringen en modellen vooralsnog ontoereikend zijn, ben ik geneigd Steiner als geesteswetenschappelijk onderzoeker voorlopig de autoriteit te verlenen, zijn uitspraken te onderzoeken en mee te kijken naar alle mogelijke fenomenen. Het is ook lange tijd raadselachtig geweest hoe het verband moest worden begrepen tussen het optreden van vlekken op de zon en de verkoop van maaimachines. Het is uiteindelijk verklaard door ritmes in het klimaat en daarmee gepaard gaande ritmes in agrarische productie als tussenschakels te onderzoeken. En dan zitten we nog op een natuurwetenschappelijk-fysiek terrein van onderzoek. De stap naar het geestelijk onderzoeksveld maakt het voor ons moderne stervelingen nog veel moeilijker.

Kruipende vlieg

Treffend is in dit verband de uitspraak die Steiner doet in 1906 als zouden kometen het op aarde levensgevaarlijke gifgas cyaan bevatten, waarmee ze het planetenstelsel een soort kosmische reinigingsbeurt geven, vergelijkbaar met een koortsaanval bij een zieke, een woedeaanval bij een getergde en een on-weersaanval bij een overbeladen atmosfeer. (Overigens is vastgesteld dat bij een woedeaanval het cyaangehalte van ons bloed aanmerkelijk stijgt.) Astronomische metingen aan de Halleykomeet 1910 en andere zwerk-grazers in de jaren daarna gaven een overtuigende bevestiging van Steiners visie. De wegen waarlangs het cyaan ontdekt werd verschilden echter hemelsbreed. De manier waarop de uiterlijke wetenschap zich met kometen bezighoudt is te vergelijken met de bestudering van de Sixtijnse Madonna door een vlieg. Hij ziet, al kruipend over de Madonna, ook kleuren. Rood op de ene plaats en blauw op de andere, maar verder ziet hij niets van de betekenis en het totaalbeeld, de intentie van de schilder en de emotie van de waarnemer.

Wat we dan wél kunnen waarnemen zijn de beroemde wensvervuilers die we vallende sterren noemen en waarvan we noch verwachten dat de wensen uitkomen noch mogen zeggen dat het sterren zijn. In de atmosfeer regenen voortdurend fijne gruisdeeltjes – kiezelsteengroot – uit de kosmos, die door wrijving verbranden als ze met enorme snelheden door het luchtruim suizen. De goed zichtbare lichtende sporen, op slechts korte afstanden van enkele tientallen kilometers, zijn vingerafdrukken van een verdampingsproces, waarbij vooral ijzer en nikkel, maar ook kiezel in fijne dosering de atmosfeer doortrekt. Uiteindelijk regent het fijne ijzerdeeltjes op de bodem, waarbij het om honderden tonnen substantie per jaar gaat. Een soort kosmische voeding voor de aarde.

Op die manier worden de substanties langzamerhand ingebouwd en verteerd in de processen op aarde en kun je zeggen dat we kometen eten, want de gruisdeeltjes zijn overblijfselen van staartsterren die uitgewerkt zijn en hun giftige cyaanreiniging van het planetenstelsel vervangen door een ijzerreiniging van de atmosfeer. Van ver weg naar dichtbij, van planetosfeer naar atmosfeer, van cyaan naar ijzer, verandert het kometenproces en het verbazende daarbij is de aard van de substanties. IJzer is in ons lichaam, in ons bloed een centrale ademstof die de kern vormt van het hemoglobine en relaties legt met de levenwekkende zuurstof. Cyaan daarentegen is een van de meest dodelijke ademgiften, die zich ogenblikkelijk met bloedijzer verbindt en iedere opname van zuurstof blokkeert. Wat een geluk dat het ijzer in de lucht komt en het cyaan in de buitenaardse ruimte blijft! Overigens gaat het – op kosmische schaal – om onnoemelijk kleine hoeveelheden en was de paniek in Chicago 1910 dan ook onterecht: de ramen van vele huizen waren met kranten dichtgeplakt om het gevaarlijke gas buiten de deur te houden.

Onderstaande regels zijn nu niet meer actueel:

Mocht u nieuwsgierig zijn geworden naar deze vreemde indringer in onze huiselijke vrede, dan kunt u hem met enig geluk ook zelf waarnemen in de komende maanden bij goed heldere hemel en niet te veel storend licht van straatlantaarns en volle maan. Hoe mooi en indrukwekkend het gaat worden is niet te voorspellen, maar de verwachtingen zijn weinig hooggespannen, vooral ook omdat de komeet in de lage regionen van de dierenriem zijn grootste helderheid bereikt. Het mooist treffen de Australiërs het, omdat daar de komeet juist hoog verschijnt.
In november staat Halley in Stier en Ram en in december in Vissen en Waterman, maar is in verband met maanlicht niet altijd goed te zien. De eerste twee weken van november en vooral de eerste twee weken van december heeft u de meeste kans van slagen, maar reken erop dat het misschien niet eens met het blote oog zichtbaar is. Een eenvoudige veldkijker zal dan goede diensten bewijzen.
.

Sterrenkunde: alle artikelen

.

2120-1989

.

.

.

.

.