.
Philia de Vries
.
Euritmie in de kleuterklassen
Als euritmiedocente geef ik alle klassen op school euritmieles.
Het komende jaar zal ik in de schoolkrant in een aantal artikelen toelichten, wat er zo bijzonder aan dit vak is.
Welke menskundige aspecten uit het leerplan worden hier in dit bewegingsvak geoefend en hoe ondersteunen die daarmee de processen van het kind in zijn ontwikkeling enerzijds en anderzijds ook in zijn leerproces bij de aangeboden leerstof en periode-inhoud?
In dit artikel ga ik jullie vertellen hoe dit in de kleuterklassen vorm krijgt en wat de euritmie in deze lessen voor de kleuters kan betekenen.
Een aantal ouders zijn hier al mee bekend door de open lessen die zij in eerdere jaren hebben kunnen bijwonen.
Het ophalen van de kinderen in de klassen en hoe we de les beginnen
De vier kleuterklassen bij ons op school hebben verdeeld op donderdag- of vrijdagochtend elk een half uur euritmieles.
Ik haal de kinderen op in de klassen, waar ze hun euritmieschoentjes meestal al aan hebben.
Soms zitten de kinderen klaar, soms zijn ze nog aan het knutselen.
We stemmen ons af en langzamerhand vormt zich een rij, waarbij voor drie klassen geldt, “met twee enthousiaste hulpjes voorop” die mij helpen de klapdeuren in de gang open te houden.
We zingen een lied dat bij het verhaal of seizoen hoort, terwijl we op weg gaan naar de zaal.
Meester Ward (onze pianist!) zit al in de zaal achter de piano en laat voorzichtig de begintoon horen, waarna we die overnemen en naar goede gewoonte, al vrolijk huppelend (en met onze armen in een geopend gebaar) de zaal binnen komen. Soms blijft er een nieuwe of wat zieke kleuter bedremmeld staan en wacht op zijn of haar juffie om aan te sluiten.
Al zingend vormen we onze kring, waarna achtereenvolgens de “zon”, meester Ward, de juffen en alle kinderen met onze voeten en armen worden begroet. Soms verstild ons lied tot een steeds kleiner wordende beweging, zoals bijvoorbeeld een klein klokje dat naast ons oor klingelt.
Vast ritueel in de lessen zijn drie stijgende kwinten aan het begin van het verhaal en drie dalende aan het einde.
Rudolf Steiner gaf drie aanwijzingen voor de kleutereuritmie waaronder deze kwint.
De kwint (dit is het interval van grondtoon naar de 5e toon erboven of eronder), zou voor het kind als een omhulling zijn tussen zijn eigen sfeer en die daarbuiten.
Het kwintgebaar bij de kleuters ziet er als volgt uit: De handen openen zich naar boven en eindigen als een open O rondom het hoofd. Wij noemen dit “de zon die gaat opkomen”!
Zelf ben ik deze gebaren steeds meer gaan beleven als het openen van een sfeer, waarin het verhaal kan klinken en ook weer afgesloten wordt. Het zien van al die armpjes die vol aandacht dit mee vormen, is vaak een wondermooi en ontroerend moment.
Terwijl wij dat doen, probeer ik ook om hen heen dat gebaar te leggen, zodat ze omhuld zijn in het meebewegen daarna: het gezamenlijk bewegen wordt dan welhaast tot één bewegingsgebaar.
Ieder kind zijn eigen weg
De kleuter beweegt nog sterk vanuit de nabootsing, zijn wil is daarop gericht.
Er zijn kinderen waarbij dat heel vanzelfsprekend is en voor anderen weer totaal niet. Ook vraagt het geheel een concentratieboog in het volgen van het verhaal en het meebewegen daarbij. Ieder kind stapt daar dan ook op zijn manier in. Voor het ene kind is alles wat we doen vanaf de eerste minuut vanzelfsprekend en stroomt met de gebaren en bewegingsoefeningen vol mee, voor de ander is de
kracht die ervan uitgaat te overdonderend en kijken ze eerst toe! Maar er zijn ook kinderen die lange tijd “innerlijk meebewegen” en daarbij gewoon meelopen in de stroom.
Het gaat erom dat het kind zich stukje bij beetje thuis gaat voelen in zijn eigen levens- en bewegingselement, ieder op zijn manier!
Daar gebeuren soms echt wonderen: Het ene kind sluit ineens met zijn armen bij een gebaar aan van wat hij vanuit zijn omgeving waarneemt, het andere kind begint ineens mee te huppen en vandaar uit mee te bewegen.
Er zijn ook kleuters die zo wegdromen in het verhaal, dat ze af en toe aangespoord moeten worden, door ze uit te nodigen mee te helpen bij een beweging. Anderen hebben last van te veel beweging en moeten eerst tot rust komen in de stroom.
Het moment waar het kind geheel instapt in de stroom en vol erbij is, is veelal een moment van gezamenlijke waarneming tussen de juffies. Na het verhaal zeggen we als juffies dan voorzichtig – zonder direct de naam te noemen- dat er vandaag weer een kindje was dat “getoverd” heeft. Het betreffende kind weet dit meestal zelf ook; alsof er iets “wakker geworden” is!
Dit ogenblik als juffen mee te maken is elke keer weer adembenemend mooi!
Door de euritmie leren omgaan met je eigen levenskrachten
In de eerste zeven jaar (na de geboorte) bouwt het kind zijn erfelijk lichaam om tot zijn eigen huis, tot in de organen toe!
Euritmie werkt op en met de levenskrachten van de mens. Met de gebaren en
bewegingen boetseert hij niet alleen de beeld-, klank- en ritme-wetmatigheden van de gesproken tekst of laat zich dragen door muzikale motieven, maar de gehele mens ademt a.h.w. mee.
Door het meevormen van de klankgebaren, boetseert het kind mee aan zijn eigen levenskrachten en ….(hierop duidde R. Steiner), kan het kind zijn eigen organen “doorlichten”.
Rudolf Steiner geeft aan dat de innerlijke souplesse in de kinderjaren hierdoor gevormd, het kind kan helpen in zijn verdere leven, zijn levensimpulsen door zijn lichaam – als instrument van zijn vermogens – beter te realiseren.
Tevens is belangrijk in de kleuterjaren, dat in alle processen van innerlijke groei, fantasie en strekking van de romp en ledematen -naarmate het kind schoolrijp wordt- een zekere harmonie ontstaat. Voelt het kind zich thuis in zijn lichaam, kan het het gaan bewonen?
R. Steiner geeft aan dat rond de schoolrijpheid, de omvormingsprocessen van het eigen lichaam afgerond worden, waarbij meestal de tandenwisseling deze periode inluidt: Dezelfde levenskrachten zullen vanaf de basisschool voortaan ingezet gaan worden in de leerprocessen: Zo wordt op een ander niveau het opnemen van de wereld, omzetten en eigen maken, voortgezet!
Pedagogisch gezien werk je dus met de kinderen niet zomaar aan een verhaaltje, maar kijk je naar de klanken, gebaren of bewegingen, die vanuit het beeld passend, het kind gezond maken, d.w.z. kan het aansluiten bij zijn eigen levensstroom? Hoe help je het kind daarbij, dat het zich geplaatst voelt tussen waar zijn oorsprong ligt (het sterrenland) en zijn komst op aarde, waar we
“aan het werk gaan”.
De klankgebaren en -bewegingen in de euritmie zijn hierbij een hulp.
Elke klank heeft zijn kwaliteit: Hoe verschillend is een A t.o.v. een E.
In de euritmie is het A-gebaar openend, in de E kruisen de armen dit gebaar en komt dat wat zo geopend tegemoet getreden was, tot bewustzijn; de I wil zich daar weer uit oprichten, de O alles omvatten en de U brengt samen, enigszins streng, maar ook met warmte.
De medeklinkers zijn daarnaast meer vormend: De B omhult, “vormt voor het kind zijn huis”, zegt R.Steiner bijvoorbeeld.
Hoe verschillend kan je de B met het woord boom, berg, bos enzovoort vormen en verbinden!
De M tast, de D duidt, maar laat het tastende gebaar ergens heen ook
aankomen. L wil in beweging zijn, R wil rollen, de K, de T….
De klanken vertellen een verhaal op zich en het kind leert zich in deze kwaliteiten bewegen. Ze stimuleren zijn taal gevoel, in plasticiteit, maar ook in ordening en al bewegend (doende), maakt het kind zich dit met zijn wil, gevoel en waarneming eigen.
Euritmie is in feite boetseren in de lucht!
De taal om en door ons heen leren bewegen, maakt ook dat we groter of meer zijn dan een skelet met botjes, spieren, hersenen en allerlei mechanische processen. Die processen worden door onze levenskrachten doordrongen, en de euritmie kan helpen dat we daardoor in innerlijke harmonie komen met ons zelf
en onze processen.
Voor het kleine kind is het levensplezier en de warmte van de omgeving in de vorm van liefde en geborgenheid en een verzorgde omgeving voorwaarde zich met zijn omgeving te verbinden, het zet hem aan tot bewegen en wil om het te leren kennen. Bij de kleuter, ontstaan voor het eerst innerlijke beelden, die door fantasie groter, kleiner, veranderlijk in vorm gekleurd worden. Het concrete aan
vormen en gebeuren om het kind heen verinnerlijkt zich in een enorme beeldenrijkdom, die het met eenvoudige middelen uitbouwt door al spelende deze verder te ontwikkelen. Het oefent hiermee zowel zijn fysieke grenzen, als die aan zijn denken ontwikkelende fantasie.
Met de euritmie, zetten we deze processen voort en stimuleren het kind in zijn bewegings- en levensgevoel. Hierdoor ontstaat er een innerlijk evenwicht dat hem sterk maakt.
Kan het straks die levensenergie als het schoolrijp is inzetten in zijn leerprocessen? Dit onderzoeken, aftasten van het kleine kind, helpen hem de brug te slaan tussen zijn eigen innerlijk zijn en de wereld waarin het leeft!
Van de volwassene vraagt dit vooralsnog, om een wereld om hem heen te creëren, die veiligheid biedt tot nabootsen. Vreugde en plezier en hier en daar wat ernst, zijn de benodigde “kruiden” daarbij.
Het ge-euritmiseerde verhaal
Zo zijn ook de verhaaltjes op gebouwd die we doen met de kleuters. Plezier aan de bewegingen en de tekst staan voorop. Spreken de beelden en de daarbij gevormde klanken de fantasie aan van het kind, kan het zich daarin bewegen?
In de 1e klas worden de bewogen klanken tot klankletter en komt de geschreven taal tot leven en het bewogen ritmegevoel richt zich op het rekenen.
De structuur van het “bewogen verhaal” is zo opgebouwd, dat er steeds een “eilandje” is waarin een beeld of handeling wordt verteld met de klankgebaren, dan bewegen we ons langs de kring met een toepasselijke beweging zoals, huppelen, springen, sluipen enz. naar het volgende beeld.
Ook het ademen van de kring in het naar elkaar toegaan en weer wijder worden van de kring gaf R. Steiner aan als belangrijk element voor de kleuters en voor de euritmie in het algemeen als oefening.
Mooie gebaren wisselen af met grapjes, zoals bij het verhaal van Hansje Stoffel, een sprong met A van Hansje en een T op het hoofd bij Stoffel.. Hier zijn de kleuters soms vaardiger dan je denkt! Ze gieren het soms uit van de pret en het helpt ze tevens “wakker” te worden, want voor je het weet is zo’n moment al voorbij. Zulke gebaren te herhalen is dan behalve leuk, zinvol tegelijk!
Een sprookje is een beeld, maar samen een sprookje of verhaal opbouwen of uitbouwen heeft zijn eigen kwaliteit.
Zo hebben we Olle’s skitocht of Repelsteeltje steeds verder uitgebouwd en konden zelfs de jongere kinderen goed mee komen en een half uur meebewegen, door de boeiende bewegingsafwisseling!
Repeterende verhalen (zoals bakersprookjes), zijn ook heerlijk!
Het verhaal wordt afgesloten met de zon die ondergaat, de maan aan de hemel, en de sterren, waarvan bijvoorbeeld een sterretje bij ons hartje naar binnen gaat, gevolgd door de drie kwinten.
Het uit laten klinken van het verhaal d.m.v. spel en het afsluiten van de les
R. Steiner gaf bij voorstellingen aan dat na een ernstig deel voor de pauze, een meer humoresk gedeelte, gezond zou werken op de toeschouwer.
Dat idee heb ik ook bij de kleuters.
Na onze afsluitende kwinten gaan we zitten.
En met de muziek verdiepen we nog eens een aspect uit het verhaal, hoe loopt de slak, hoe danst de trol. Hier kan het verhaal “uitklinken” en verinnerlijkt worden. Als het dan tot rust is gekomen pakken we onze handen vast en verlaten al zingend in optocht de zaal terug naar de klas.
Alleen de kleuterklas die dicht bij de zaal zit, heeft de kunst afgekeken van de onderbouwklassen.
Ooit sloot ik af met de nu 5e klas. Bij het handen geven, sprongen ze ineens! Vanaf die dag zit ik er bij de kleuterklas bij de zaal aan vast, dat de kinderen springend de zaal verlaten! Op zich een prachtig gegeven, hoe licht kan je jezelf maken en tevens ook weer goed landen!
De euritmie als leermiddel en het kind als inspiratiebron voor de lesvorm en inhoud
Euritmie wordt ook wel eens “zielengymnastiek” genoemd.
De gebaren en bewegingen die we met de kinderen doen zijn een hulpmiddel om de bewegingsvaardigheden ook innerlijk te doordringen, tot innerlijke vaardigheden. We willen voor de kleuter een harmonie creëren, waarin het kind zich een met de wereld en zich zelf ervaart.
Het steeds weer vinden van balans blijft in ieders leven een proces dat bij ontwikkeling hoort.
Voor de kleuter geldt, dat het zich straks gaat openen voor andere leerprocessen. Hoe meer het het kind gelukt is om zijn gestalte goed om te vormen tot zijn eigen huis, hoe beter het de nieuwe leerprocessen aan kan gaan. Het heeft a.h.w. zijn aandacht vrij om dit op te nemen en eigen te maken. Ieder kind gaat daarin geheel zijn eigen proces.
Voor de gehele vrijeschoolpedagogiek geldt in principe, dat de kinderen zelf de inspiratiebron zijn bij hoe we de leerstof aanbieden. Ik luister wat nodig is en zet dat om naar mijn vermogens, de kinderen pakken op wat voor hen wezenlijk is. Zo is elk verhaal dan ook elke keer weer een beetje anders in de klanken en uitvoering. Samen met de pianist wordt door mij en in onze samenwerking,
telkens weer naar de ideale vorm gezocht. Juist dit samen “scheppen” aan het verhaal in het doen met de kinderen, is de voorwaarde voor levende pedagogiek! De euritmie als kunst om dit te beoefenen is een prachtig middel: In gezamenlijkheid breng je iets tot stand, waardoor de inhoud en vorm even samen komen. Het is als een schaal, waarin op zulke momenten a.h.w. een gouden glans opgevangen wordt!
Deze “rijkdom” kan je niet zien, maar wel ervaren.
.
Euritmie: alle artikelen
Peuter en kleuter: alle artikelen
Opvoedingsvragen: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
.
3365-3164
.
.
.
.