Tagarchief: herinnering en geheugen GA 201 blz. 105

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over het geheugen [1]

.

Zie de inleiding

 

Vooraf zij opgemerkt, dat wat er ‘in het algemeen’ door Steiner over de herinnering en het geheugen wordt gezegd, NIET in gelijke mate geldt voor volwassenen en kinderen.

Het verschil tussen oudere en kind vinden we vanuit een bepaald gezichtspunt behandeld in ‘Algemene menskunde’, voordracht 7 (7-1-1), m.n. vanafWanneer‘.

De oudere: een grotere verbinding tussen geest en ziel; het kind een grotere verbinding tussen ziel en lichaam.

Nu is ‘ziel’ in de antroposofische zienswijze een realiteit in ons die nog veel genuanceerder te beschrijven valt:

gewaarwordingsziel
verstands-gemoedsziel
bewustzijnsziel

Als we zeggen dat we met onze ziel, ons gevoelsleven, iets beleven, ervaren, is het interessant om te onderzoeken, met welk ‘stukje ziel’ je dat dan beleeft en voor de didactiek: waar een kind ‘de dingen’ beleeft waarvan jij wil dat het kind die onthoudt.

Maar eerst nog wat grover: de beleving.

GA 9 THEOSOFIEvertaald

Blz. 38   vert. 53

In der Mitte zwischen Leib und Geist lebt die Seele. Die Eindrücke, die ihr durch
den Leib zukommen, sind vorübergehend. Sie sind nur so lange vorhanden, als der Leib seine Organe den Dingen der Außenwelt öffnet. Mein Auge empfindet die Farbe an der Rose nur so lange, als die Rose ihm gegenübersteht und es selbst geöffnet ist. Die Gegenwart sowohl des Dinges in der Außenwelt wie auch diejenige des leiblichen Organs sind notwendig, damit ein Eindruck, eine Empfindung oder Wahrnehmung zustande kommen können.

In het midden tussen lichaam en geest leeft de ziel. De indrukken die haar via het lichaam bereiken, zijn van voorbijgaande aard. Ze zijn er slechts zolang het lichaam zijn organen voor de buitenwereld opent. Mijn oog wordt de kleur van een roos slechts gewaar zolang er een roos in de nabijheid en het oog zelf open is. De aanwezigheid op dat moment zowel van het ding in de buitenwereld als van
het lichamelijke orgaan is noodzakelijk voor het tot stand komen van een indruk, een gewaarwording of waarneming.

Het is algemeen aanvaard dat, wil je tot herinneringen komen, ‘open’ zintuigen moet hebben. Je moet kijken en luisteren. (Waarschijnlijk in de scholen de meest gebruikte woorden, samengevat: ‘opletten!’.

Blz. 39  vert. 54

Meine Seele müßte das Rot der Rose immer von neuem wahrnehmen, um es im
Bewußtsein zu haben, wenn sie es nicht durch die Erinnerung behalten könnte. Das, was nach dem äußeren Eindruck zurückbleibt, was von der Seele behalten werden kann, kann unabhängig von dem äußeren Eindrucke wieder Vorstellung werden. Durch diese Gabe macht die Seele die Außenwelt so zu ihrer eigenen Innenwelt, daß sie diese dann durch das Gedächtnis – für die Erinnerung – behalten und unabhängig von den gewonnenen Eindrücken mit ihr weiter ein eigenes Leben führen kann. Das Seelenleben wird so zur dauernden Wirkung der vergänglichen Eindrücke der Außenwelt.

Mijn ziel zou het rood van de roos telkens opnieuw moeten waarnemen om er bewustzijn van te hebben, als ze het niet door middel van de herinnering zou kunnen vasthouden. Wat van de uiterlijke indruk achterblijft, wat door de ziel kan worden vastgehouden, dat kan onafhankelijk van de uiterlijke indruk weer tot voorstelling worden. Met behulp van deze gave maakt de ziel de buitenwereld zo tot haar eigen binnenwereld, dat ze deze dan door middel van het geheugen – voor de herinnering – kan bewaren en dat ze, onafhankelijk van de ontvangen indrukken, met haar binnenwereld verder een eigen leven kan leiden. Het zielsleven bestaat op deze manier als blijvende werkzaamheid van de vergankelijke indrukken uit de buitenwereld.

Hier is dus sprake van ‘indruk maken’.
Als we in ons taalgebruik zeggen dat ‘iets indruk heeft gemaakt’, dan heeft het ons iets gedaan, wij zijn erdoor geraakt.
Het laat een blijvende indruk achter in de ziel. We zeggen dat ook zo.

Dan is een gemakkelijke conclusie voor de didactiek/methodiek: zorg dat wat de leerlingen moeten onthouden, door jouw aanpak, indruk maakt. Dat ze er wat aan of bij beleven.
Omdat er ook sprake is van ‘vluchtige’ of ‘voorbijgaande’ indrukken, kan dat voor ons aanleiding zijn om te kijken of wij, wat wij de leerlingen aan indrukken willen geven, niet te snel laten passeren. Of er voor het onderwerp echt tijd is: waarnemingstijd.
Neem bv. de natuurkundelessen
Het waarnemen van de proeven: het – indien mogelijk – ze  als leerling zelf nog eens kunnen doen. Ze uit het hoofd, dat is dus dan als directe herinnering, nog eens beschrijven. De huiswerkopdracht om e.e.a. op te schijven en de andere dag uit te werken, met ten slotte een neerslag met tekeningen in het periodeschrift.

Dat is een proces in de tijd: van de directe beleving naar het verinnerlijken om het ‘op den duur’ nog te weten, je het te kunnen herinneren.
Maar dat is ook precies de eigenschap van de ziel:

Blz. 38   vert. 53/54

Zwischen Gegenwart und Dauer ist die Seele gestellt, indem sie die Mitte hält zwischen Leib und Geist.

Aber sie vermittelt auch Gegenwart und Dauer. Sie bewahrt das Gegenwärtige für die Erinnerung. Dadurch entreiβt sie es der Vergänglichkeit und nimmt es in die Dauer ihres Geistigen auf. Auch prägt sie das Dauernde dem Zeitlich-Vergänglichen ein, indem sie in ihrem Leben sich nicht nur den vorübergehenden Reizen hingibt, sondern von sich aus die Dinge bestimmt, ihnen ihr Wesen in den Handlungen einverleibt, die sie verrichtet. Durch die Erinnerung bewahrt die Seele das Gestern; durch die Handlung bereitet sie das Morgen vor.

Tussen tijdelijke aanwezigheid en voortdurende blijvendheid is de ziel geplaatst,
terwijl ze het midden houdt tussen lichaam en geest. Maar ze verbindt ook het tijdelijke en het blijvende. Ze bewaart het momentaan aanwezige in de herinnering. Daardoor ontrukt ze het aan de vergankelijkheid en neemt ze het in haar blijvende geestelijkheid op. Ook drukt ze op het tijdelijk-vergankelijke het stempel van het blijvende, doordat ze tijdens het leven niet alleen zich aan de voorbijgaande prikkels overgeeft, maar de dingen ook zelfstandig bepaalt, er door haar handelingen haar wezen op drukt. Door middel van de herinnering bewaart de ziel het gisteren; door middel van de handeling bereidt zij het morgen voor.
GA 9/38
Vertaald/53-54

Bij de bespreking van onderwerpen uit de 2e voordracht ‘Algemene menskunde’ kwam ook het ontstaan van voorstellingen ter sprake. Vanaf hier: <1

Over het ‘voor je zien’, de voorstelling en het beeldkarakter daarvan, heeft Steiner zich ook op andere plaatsen uitgelaten:

Das menschliche Gedächtnis stellt sich uns so dar, daß wir durch ein solches Vorstellungen, Begriffe, Ideen, die wir zu irgendeiner Zeit aufgenommen haben, in einer späteren Zeit uns wiederum ins Bewußtsein zurückrufen können. Es liegt also die seelische Tatsache vor, daß wir zum Beispiel heute irgendeine Wahrnehmung machen, irgendein Erlebnis haben und daß wir nach einiger Zeit, ohne daß wir vor derselben Tatsache stehen, welche die Wahrnehmung oder das Erlebnis hervorgerufen hat, uns, wie man sagt, aus dem Inneren heraus die Vorstellung von der Tatsache, von dem Erlebnis wiederum lebendig machen können.

Het menselijk geheugen doet zich op zo’n manier aan ons voor dat we daardoor op een later tijdstip voorstellingen, begrippen, ideeën die we op een bepaald ogenblik in ons hebben opgenomen, weer in ons bewustzijn kunnen oproepen. Zo is er bijvoorbeeld het psychische feit dat we vandaag een bepaalde waarneming of ervaring hebben en dat we na verloop van tijd, zonder voor hetzelfde feit te staan dat de waarneming of ervaring veroorzaakte, de voorstelling van het feit, van de ervaring, van binnenuit kunnen doen herleven.
GA 156/113
Niet vertaald

Die Gefühlswelt ist innig verwant mit der Gedächtniswelt.

De gevoelswereld is nauw verbonden met de wereld van het geheugen.
GA 192/92
Niet vertaald

Sie setzen sich einer Erscheinung, einem Erlebnis aus. Sie exponieren sich als ganzer Mensch diesem Erlebnis. Indem Sie sich als ganzer Mensch diesem Erlebnis exponieren, nehmen Sie es auf, so wie das Auge das Erlebnis der Farbe aufnimmt, gegenüber welcher es exponiert ist. Und jetzt können Sie erleben, daβ noch nach Monaten, nach Jahren das Nacherlebnis, das Nachbild, in Form des Gedächtnisbildes aus Ihnen herauskommt. Es ist die ganze Erscheinung etwas, anders, aber Sie werden das Verwandte des Erinnerungsbildes mit einem Nachbilde des Erlebnisses, das auf kurze, beschränkte Zeit das Auge hat, nicht verkennen können.

Je stelt jezelf bloot aan een fenomeen, een ervaring. Je stelt jezelf als hele persoon bloot aan deze ervaring. Door jezelf als hele persoon bloot te stellen aan deze ervaring, absorbeer je het, net zoals het oog de ervaring absorbeert van de kleur waaraan het wordt blootgesteld. En nu kun je ervaren dat zelfs na maanden, na jaren, de na-ervaring, het nabeeld, uit je komt in de vorm van het herinneringsbeeld. Het hele verschijnen is iets anders, maar je zult niet anders kunnen dan de relatie van het herinneringsbeeld met een nabeeld van de ervaring die het oog voor een korte, beperkte tijd heeft, herkennen.
GA 201/105-106
Niet vertaald

Ein Erlebnis wiedererkennen heiβt, sich daran erinnern.

Een ervaring herkennen betekent dat je het je herinnert.
GA 201/109  

Het woord ‘indrukken’ komt regelmatig voor:

GA 208 blz. 41 niet vertaald

Nehmen Sie einmal Ihr Leben in der Sinneswelt. Sie gehen durch diese Sinneswelt hindurch. Sie haben jetzt gewisse Eindrücke. Sie können sich vielleicht an diejenigen Eindrücke, die Sie jetzt haben, morgen noch erinnern. Aber im allgemeinen kann man doch sagen, daß das, was der Mensch aus seiner Umgebung herein wahrnimmt, dann in seinem Inneren als Erinnerung weiterlebt.

Neem het leven in de zintuiglijke wereld. Je gaat door deze zintuiglijke wereld. Je hebt nu bepaalde indrukken. Misschien kun je je de indrukken die je nu hebt morgen nog herinneren. Maar in het algemeen kun je zeggen dat wat iemand uit zijn omgeving waarneemt, in hem voortleeft als een herinnering.

Ich möchte Ihnen das einmal, damit wir etwas weiter kommen in dieser Betrachtung, schematisch aufzeichnen. Es sei hier schematisch gezeichnet die Welt der Umgebung (siehe Zeichnung, hell); hier sei der Mensch (rot).

Das, was Welt der Umgebung ist, lebt nun im Menschen weiter. Es lebt auf seelische Art weiter. Das, was Sie mit der Umwelt zusammen erleben – ich habe es hier aufgezeichnet -, das lebt als seelische Welt in Ihnen weiter. Sehen Sie, das ist in gewissem Sinne ein sehr abstraktes Erlebnis zunächst. Wenigstens lebt die Umwelt, die wir ja nur in der Form des sinnlichen Scheines erleben, sie lebt in den abstrakten Seelenerlebnissen, in Gedanken, Gefühlen weiter, die dann Willensimpulse anregen. Aber Sie können doch sagen – wollen wir das ganz genau vor unsere Seele führen -: Was ich im Inneren seelisch mit mir trage, ist das Ergebnis meines Erlebens zwischen Geburt und Tod respektive zwischen der Geburt und dem jetzigen Augenblick.

Ik wil dit graag schematisch weergeven, zodat we wat verder komen in deze beschouwing. De wereld van de omgeving is hier schematisch weergegeven (zie tekening, licht); hier is de mens (rood).
Dat wat de wereld van de omgeving is, leeft nu voort in de mens. Het leeft voort op een spirituele manier. Dat wat je samen met de omgeving ervaart – ik heb het hier opgenomen – leeft in jou voort als een spirituele wereld. Zie je, in zekere zin is dit in het begin een heel abstracte ervaring. Tenminste, de omgeving, die we alleen in de vorm van zintuiglijke verschijningen ervaren, leeft voort in de abstracte ervaringen van de ziel, in gedachten en gevoelens, die dan impulsen van de wil stimuleren. Maar je kunt zeggen – als we dit heel precies voor onze ziel willen brengen – dat wat ik met me meedraag in mijn ziel het resultaat is van mijn ervaring tussen geboorte en dood of tussen geboorte en het huidige moment.

GA 208/41

Schauen wir die Welt an. Ich erfreue mich an dem, was mir meine Augen zeigen, was mich meine Ohren hören lassen. Ich erlebe das andere, was mich meine Sinne wahrnehmen lassen. Aber während ich da sehe, höre, fühle, da schleicht sich in mein Inneres das herein, was später in der Erinnerung heraufgeholt werden kann; da schleicht sich alles das herein, was mein Seelisches ist. Das ist in einer fortwährenden Tätigkeit, das ist nicht, das tut immer, das wogt und webt.

Laten we naar de wereld kijken. Ik geniet van wat mijn ogen me laten zien, wat mijn oren me laten horen. Ik ervaar de andere dingen die ik met mijn zintuigen kan waarnemen. Maar terwijl ik zie, hoor en voel, sluipt dat wat later in het geheugen kan worden opgeroepen mijn innerlijke wezen binnen; alles wat mijn ziel is sluipt binnen. Het is in een constante staat van activiteit, het is het niet, het is altijd aan het doen, het golft en weeft.
GA 208/41
Niet vertaald

Die Erinnerung ist während unseres Erdenlebens, zwischen der Geburt und dem Tode, etwas außerordentlich Flüchtiges; es sind ja nur Bilder, die in unserem Gedächtnis vorhanden sind. Denken Sie, wie wenig das ist von den Ereignissen, die wir durchleben, was uns da in den Erinnerungsbildern bleibt. Man soll sich nur einmal vorstellen, was man vielleicht für einen namenlosen Schmerz durcherlebt hat beim Tode irgendeiner nahestehenden Persönlichkeit, und soll sich den inneren Seelenzustand für einen solchen Fall einmal lebhaft vorstellen, und dann sich vorstellen, wie sich das ausnimmt als inneres Erlebnis, wenn man nach zehn Jahren das Erinnerungsbild rege werden läßt an dasjenige, was man damals erlebt hat. Abgeblaßt, fast abstrakt geworden ist es. So ist es mit unserer Erinnerungsfähigkeit. Sie ist blaß und abstrakt gegenüber der Vollfrische unseres Lebens.

Tijdens ons leven op aarde, tussen geboorte en dood, is het geheugen iets buitengewoon vluchtigs; het zijn immers alleen beelden die in ons geheugen aanwezig zijn. Bedenk eens hoe weinig er van de gebeurtenissen die we meemaken in ons geheugen achterblijft. Stel je de naamloze pijn voor die je misschien hebt ervaren bij de dood van iemand die je dierbaar is, en stel je de innerlijke toestand van je ziel in zo’n geval levendig voor, en stel je dan voor hoe het er als innerlijke ervaring uitziet als je tien jaar later je herinnering aan wat je toen hebt meegemaakt tot leven laat komen. Het is vervaagd, bijna abstract geworden. Zo is het met ons herinneringsvermogen. Het is bleek en abstract vergeleken met de frisheid van ons leven.
GA 218/274
Niet vertaald

Nu we zo wat karakteristieken hebben leren kennen, is de volgende vraag: maar wat gebeurt er dan als we ons herinneren, waarvan is het afhankelijk.
Daar gaat Steiner uitvoerig op in. Deel 2

.
Geheugen, herinneren: alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3445-3243

.

.

.