Tagarchief: blindemannetje

VRIJESCHOOL – (Kring)spelen (10)

.

In het tijdschrift ‘De Kaarsvlam‘ en in haar boek ‘Verborgen wijsheid van oude rijmen‘ legt Mellie Uyldert oude kinderspelen uit.
Zit er een bepaalde ‘wijsheid’ in verborgen of zijn ze ‘zo maar’.
In haar artikel over ‘de levensgeest‘ vinden we raakpunten met wat Steiner over de etherkrachten zegt, al zijn er verschillen.
Al met al interessante gezichtspunten en daar we op de vrijeschool vooral in de kleutergroepen veel spelen, dus ook kringspelen, geeft het wellicht een verdieping aan waarmee je bezig bent.

Dit bleek een van de favoriete spelletjes te zijn die onze kleinkinderen altijd wilden spelen als wij oppasten. Ze konden er nauwelijks mee ophouden. Ze vroegen erom, ook nadat ze de kleuterleeftijd al achter zich hadden.

In de klas gaat het zo:

.

blindemannetje

.
Er is een gesloten kring, dus handen vast. Daarin staat een geblinddoekt kind, de blindeman, die moet proberen een van de kinderen te pakken.
Als dat is gelukt, moet hij nog raden wie het is. 
Bij Uyldert staat dit niet, maar in de praktijk komt het erop neer, dat de aanraking nog niet verraadt wie het gepakte kind is.
De blindeman kan voor meer informatie het hoofd en de haren betasten. Dat roept op dat de kinderen elkaar beter gaan waarnemen.
Je kan ook het gepakte kind een woord laten zeggen met een verdraaide stem of de blindeman kan naar de kleur van een kledingstuk vragen: ook dat roept op dat de kinderen beter naar elkaar kijken.

De handen vast, betekent dat de kring wel iets kan bewegen om de zoekende blindeman te ontwijken, maar niet zoveel. Er kan geruk en getrek ontstaan, struikelen komt dan ook voor.
Ik speelde het vaak zonder handen vast, in een kleinere ruimte. De kinderen mochten dat stukje vloer niet verlaten.
Voor de blindeman extra spannend omdat deze niet precies weet waar hij is.
We voorkwamen natuurlijk dat hij zich kon bezeren.
Voordeel is dat hij heel goed moet luisteren en zich op z’n gehoor moet oriënteren. (Waarneming leerkracht: is dat in orde?)
De andere kinderen moeten zich dus bijna geruisloos verplaatsen, vaak nadat ze geluid hadden gemaakt, om de blindeman om de tuin te leiden.

Volgens Uyldert is de blindeman hier weer de vertegenwoordiger van de levensgeest. Zijn doordringende blik, zijn gevaarlijke blik wordt door de blinddoek verborgen gehouden. 
De mensen om hem heen zijn er niet op gesteld om zijn plaats in te nemen.
Vergl. ‘zakdoekje leggen’ en ‘omkijkertje‘ .
Om de kracht ook aan hem te binden, moet de naam van de persoon die hiermee a.h.w. ingewijd wordt, worden uitgesproken.
Aanraken en geen naam kunnen noemen betekent een mislukte inwijding.
De priester zoekt een opvolger, maar zijn dienaren willen niet en nu moet hij ze met geweld aan de wijding onderwerpen. 

Uyldert vermeldt nog dat het spel in Engeland ‘Little Jingo’ heet. Blijkbaar de naam van de levensgeest waarbij men zweert: By Jingo!

.
Er is ook een andere uitleg

Zintuigen: blindemannetje

Spelalle artikelen

Peuters/kleuters: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: kleuters: alle beelden

.

3285-3092

.

.

.

VRIJESCHOOL – Zintuigen – tastzin (2-1)

.
Elisabeth van Cruijsen, Jonas 4, 14-10-1983
.

DE TASTZIN

Oefenen met spelletjes

Onze zintuigen werken veelal de hele dag op volle toeren. Maar wat gebeurt er wanneer je een ervan min of meer geïsoleerd gebruikt?
Elisabeth van Cruijsen geeft suggesties voor het oefenen van de tastzin.

.

We spelen blindemannetje – daar sta ik… al­leen in het donker. Alles wordt anders zon­der hulp van mijn ogen. Mijn hele lijf wordt oog. Schuifelend ga ik door de kamer, met mijn handen vooruit en mijn oren helemaal open. Ik tast met mijn handen in de ruimte tot ik iets vind. Met mijn heupen, met mijn knieën, met mijn voeten voel ik hard en zacht, hoekig en rond en herken ik wat het is. Ik ruik de bloemen op de tafel. Loop, hierdoor afgeleid, met mijn hoofd tegen de lamp en moet iets vastpakken om mijn even­wicht niet te verliezen.

Als we iets betasten, nemen we eigenlijk niet dat voorwerp waar, maar onszelf, ons eigen lichaam. En omdat we ons eigen lichaam waarnemen, is het belangrijk wat we aanra­ken en wat voor gevoelens dat bij ons op­roept. Dit heeft een rechtstreekse invloed op hoe wij ons in ons eigen lichaam voelen. Wanneer we de slaap niet kunnen vatten komt dit misschien doordat we niet genoeg ‘in onszelf’ zijn. We piekeren over het verle­den of maken de wildste plannen voor de toekomst en doen alles, behalve met rustig vertrouwen in het nu de slaap afwachten. Het helpt dan om voor het naar bed gaan een stukje klei te pakken dat goed in de hand past, dit door te kneden, zodat het onze eigen temperatuur aanneemt en hiervan rustig, met beide handen een bol te vormen. Door steeds een zachte druk uit te oefenen met de palmen van de handen ontstaat de bol als van zelf. De laatste oneffenheden kunnen we met on­ze vingertoppen, vooral die van de duimen, glad strijken.

Een andere manier om onze eigen lichame­lijke grenzen te leren kennen, is rustig te gaan liggen of zitten en dan met ons bewust­zijn af te tasten waar we iets raken of waar onze huid bedekking voelt. Door deze oefe­ningen ontstaat ‘grond’vertrouwen. De basis voor dit grondvertrouwen wordt in de aller­vroegste jeugd gelegd. Een kind moet gekoes­terd worden, gestreeld en stevig vastgehou­den, om zo zijn grenzen te kunnen voelen. Het bakeren, het inwikkelen, zoals dat vroe­ger gebeurde, kunnen we nu begrijpen, al zullen we het zo niet meer doen. Maar nu blijkt ook dat het niet juist is het kindje te weinig of te losse kleertjes aan te trekken. De lichaamservaringen die het kind opdoet bij het zuigen, duimen, het vastpakken en in de mond stoppen van alles wat maar binnen be­reik is, vormen het zelfgevoel. Daarom is het belangrijk waar we onze kinderen mee laten spelen. Hoe onmisbaar kunststoffen ook zijn in de techniek, in de wereld van het kind ho­ren ze eigenlijk niet thuis. We geven het liever natuurlijke materialen. Een knooppopje van een lapje zijde, met wat schapenwol ge­vuld is een ideaal babyspeeltje. Bovendien zijn wol, zijde, linnen en hout wel door men­sen bewerkt, maar niet door mensen ge­maakt en verwijzen zo naar een andere we­reld, waar we verwondering en eerbied voor kunnen voelen.

Naarmate het kind ouder wordt, krijgt het belangstelling voor de wereld buiten zich en gaat het de tastzin gebruiken om die te
ver­kennen. Via allerlei spelletjes kunnen we de­ze ontwikkeling ondersteunen. Voor een kleuter is niets mooier dan een bewaarzak, waarin overdag allerhande schatten verza­meld worden, die dan ’s avonds, met de ogen dicht, een voor een tevoorschijn worden ge­haald om te raden wat het is. Ook voor ons heeft de omgeving altijd wel iets te bieden, waarmee we onze tastzin kun­nen oefenen. Doe de afwas maar eens met ogen dicht. Dat is alleen al goed om de sleur te doorbreken. Zo zijn er in huis talloze oefeningen te bedenken. Als we buiten zijn kunnen we bladeren vergelijken, de bast van de verschillende bomen betasten en het fruit, dat nu geoogst wordt, door onze handen la­ten gaan. Om niet in een chaos van waarne­mingen terecht te komen is het goed, steeds twee dingen te vergelijken. Hoe anders voelt een getand berkenblad dan het gegolfde blad van de eik. Hoe verschillend is de gladde huid van de appel dan de stroeve schil van een peer. Omdat meestal persoonlijke gevoe­lens onze waarnemingen te sterk kleuren, is dit een goede oefening om deze wat naar de achtergrond te dringen en te proberen on­zelfzuchtig waar te nemen. Zo kunnen de dingen voor zichzelf gaan spreken en komt alles wat er is veel dichterbij. Veel kinderen en volwassenen hebben tegen­woordig een slecht geheugen. Zodra we ons, via de tastzin, heel bewust met iets hebben beziggehouden, merken we, dat het een deel van onszelf geworden is, staat het in ons ge­heugen gegrift. Zo is het mogelijk het geheu­gen te versterken door iedere dag, met geslo­ten ogen, een bepaald werkje te doen, steeds een beetje moeilijker. Vlechten is heel ge­schikt. Eerst met drie banden, dan met vier of vijf. Of bestaande vormen naboetseren, die we niet gezien mogen hebben, alleen maar betast. En vergeet niet zo nu en dan eens blindemannetje te spelen. Spelletjes doen is de leukste manier om aan de zintui­gen te werken, omdat niet de oefening, maar het spel het doel is.

.

Zintuigen: alle artikelen


Soesman: ‘De 12 zintuigen

König: ‘De eerste 3 jaren van een kind’

.

671-614

.

.