Tagarchief: Ahriman GA 294

VRIJESCHOOL – Ahriman in het onderwijs (7-3/1)

.

Wie zich verdiept in het werk van Steiner – of het nu het geschreven werk is of in wat hij met zijn voordrachten bracht – het begrip ‘Ahriman’ komt – meestal in één adem met ‘Lucifer’ – veelvuldig voor.

Op deze blog gaat het om de pedagogische achtergronden van het vrijeschoolonderwijs. En omdat de menskundige achtergronden wortelen in het antroposofisch mensbeeld zou je kunnen verwachten dat ook in de pedagogische voordrachten over Ahriman (en Lucifer) wordt gesproken.

En dat is inderdaad zo: in bepaalde voordrachten roert Steiner het onderwerp aan.
Wat hij daarover zegt, zal op deze blog worden weergegeven.

Voor wie dit onderwerp ( bijna) nieuw is, is dit artikel  (1) een inleiding tot meer begrip en in dit artikel  (2) is o.a. sprake van ‘kunstmatige intelligentie’, 

Als leerkrachten/opvoeders krijgen wij te maken met wat ‘de tijd’ met zich meebrengt. 
Nu is ‘de tijd’ maar een heel abstract begrip. Als we echter daarbij aan ‘de tijdgeest’ denken, zoals dat in artikel (2 – zie boven) wordt gedaan, kunnen we in de kunstmatige intelligentie dus een inspiratie zien van de ahrimanische tijdgeest.
Die herkennen, leren kennen en doorzien is een van onze eerste opdrachten. 

Zoals we inmiddels weten, hield Rudolf Steiner in 1919 ter voorbereiding op de te openen 1e vrijeschool in Stuttgart, een cursus die bestond uit 3 delen: 14 dagen lang werd er in de 1e helft van de morgen over ‘algemene menskunde’ (GA 293) gesproken; in de 2e helft over ‘methodische en didactische vraagstukken’ (GA 294) en ’s middags was er a.h.w. ‘oefentijd’ (GA 295) waarbij de deelnemers allerlei opdrachten moesten uitwerken. [1] 

Kosmisch geheel 

Keer op keer houdt Steiner ons voor hoe belangrijk het is dat we leren inzien dat wij mensen een deel zijn van ‘het geheel’, van wat voor Steiner de hele kosmos is.

In onze tijd nu (2023) is het overduidelijk dat we in dit geheel niet zomaar onze gang kunnen gaan, zonder met dit geheel rekening te houden – dit geheel recht te doen, a.h.w. En bijv. de klimaatproblematiek of de stikstof maken pijnlijk duidelijk wat er gebeurt als we ons buiten dit kosmische geheel plaatsen.

In de 2e voordracht van GA 294 – waarin verwezen wordt naar Ahriman – zegt Steiner over ‘dit geheel’ o.a.:

Voordracht 2, Stuttgart 22 augustus 1919

Blz. 32  vert. 44

Kommen Sie über die Illusion hinweg, daß Sie ein begrenzter Mensch sind, fassen Sie das auf, was Sie sind, als Prozeß, als Vorgang im Kosmos, was es in Wirk­lichkeit ist, dann können Sie sagen: Ich selber bin ein Atemzug des Kosmos.

Schud de illusie van u af dat u een beperkt mens bent, zie uzelf als wat u bent: een proces in de kosmos, dát bent u in werkelijkheid. Dan kunt u zeggen: ikzelf ben een ademhaling van de kosmos. 
GA 294/32
Vertaald/44

Zie voor soortgelijke uitspraken inWegwijzers‘: 468935100108196213 240241242246248251252262264295311319

Nadat Steiner heeft uitgelegd waarom wij ‘een ademhaling van de kosmos’ zijn, benadrukt hij het belang van dergelijke gedachten die de leerkracht kunnen vervullen met bijzondere gevoelens, bijv. die van eerbied, bewondering (voor het leven) en als we die in ons hebben opgenomen, gaan we er ook de klas mee in, staan we ermee voor de kinderen (zonder er overigens over te spreken). 

Steiner verwoordt dit zo:

Wenn Sie dies so auffassen, daß Ihnen das Theoretische dabei höchst gleichgültig ist, daß es nur ein Vorgang ist und daß es Ihnen gewissermaßen nur einmal recht war, so etwas gehört zu haben, wenn Sie aber daraus ein Gefühl mitnehmen: das Gefühl der unendlichen Verehrung dessen, was sich geheimnisvoll in jedem Menschenwesen zum Ausdruck bringt, dann wird sich dieses Gefühl bei Ihnen verdichten zu dem, was dem Unterrichten und Erziehen zugrunde liegen muß. Wir können nicht bei der Zukunftserziehung so verfahren, daß wir gewissermaßen das äußere Leben des Erwachsenen hineintragen in das Erziehen.

Als u dit zo in u op kunt nemen dat het theoretische aspect u volstrekt onverschillig laat, dat het enkel een benadering is waarvan u zegt: goed dat ik zoiets een keer gehoord heb – maar als u hiervan een gevoel meeneemt, namelijk een gevoel van oneindige eerbied voor het geheim dat in ieder mensenwezen tot uitdrukking komt, dan zal dit gevoel zich in u verdichten tot dat wat ten grondslag moet liggen aan ons lesgeven en opvoeden. Bij een toekomstgerichte opvoeding kunnen we niet zo te werk gaan dat we in zekere zin het uiterlijke leven van de volwassenen inbrengen in de opvoeding.

leven van de volwassenen inbrengen in de opvoeding’:

Dat betekent voor Steiner o.a.: de leerkracht staat niet als een docent voor de klas met een boek in de hand waaruit deze doceert; 
in de lesstof komt geen ‘aftreksel van wetenschappelijke inhoud’; de lesstof moet beeldend en fantasievol worden gebracht.

Steiner schetst dan een toestand hoe het ‘in de toekomst’ zou kunnen gaan – een beeld dat hem met afschuw vervult – maar dat wel werkelijkheid is geworden, sterker nog, het is vandaag de dag zoals het (met toenemende invloed) gaat.

Blz. 33 vert. 44

Es ist ein Bild – schauervoll, höchst schauervoll, daß in Zukunft auf Grundlage demokratischer Wahl die Leute in den Parlamenten zusammenkommen sollen, um Entscheidungen zu treffen über Fragen des Unterrichts und der Erziehung, höchstens auf Grundlage des Gutachtens von Menschen, die nun auch nicht tiefer in der Sache stehen als durch ihr demokratisches Gefühl.

Het is een beeld, een huiveringwekkend, afschrikwekkend beeld, dat er in de toekomst democratisch gekozen mensen in parlementen samenkomen om besluiten te nemen over kwesties van onderwijs en opvoeding, hoogstens gesteund door de adviezen van mensen die ook niet dieper met de zaak verbonden zijn dan door hun democratisch gevoel.

Gesteund door adviezen: ook dat is volop aanwezig in onze tijd. De pedagogische en onderwijskundige wetenschappen hebben vertegenwoordigers die ook weer met een bepaalde bezieling voor hun opvattingen staan. 
Maar waar komt die bezieling vandaan.
Dat verwoordt Marcel Seelen overduidelijk in dit artikel
Let vooral op vanaf hier!

We kunnen nu zeggen – nu dit beeld werkelijkheid is geworden – dat het nog verder gaat. Immers, de democratisch gekozen parlementsleden vertegenwoordigen een partij die een mening heeft over onderwijs.

Je zou – in het licht van de artikelen over Ahriman – kunnen zeggen dat de parlementsleden, ‘de partij’, bezield zijn door een bepaalde geest, die van het (neo)liberalisme bijv. 
Met nadruk zeg ik dat ik van het ‘liberalisme’ niet beweer dat het ‘ahrimanisch’ is.

Onze opdracht is te kijken naar tendensen, naar ‘de geest van de tijd’.

Als we naar een willekeurig verkiezingsprogramma kijken – in dit geval – van de VVD – lezen we ‘de geest van het neo-liberale’ in onze tijd en dan ziet het onderwijsprogramma er zo uit: (een gedeelte)

Rekenen en taal voorop. We leggen de nadruk op basisvaardigheden. We zetten de huidige curriculumherziening voort en reken- en taalvaardigheid worden onderdeel van elk schoolvak.
▶Het curriculum moet minder vol. Minimaal tweederde van de onderwijstijd op basisscholen moet worden besteed aan basisvaardigheden. Zolang schoolresultaten ondermaats zijn, is minder tijd voor bijvoorbeeld projectweken en losse lespakketten.
▶ Alleen nog bewezen effectieve lesmethoden. De onderwijsinspectie controleert of gebruikte lesmethoden wetenschappelijk onderbouwd en bewezen effectief zijn.
▶ We verlagen de leerplicht naar het vierde levensjaar. Om achterstanden aan te pakken gaan daarnaast alle kinderen met een taalachterstand vanaf twee jaar verplicht naar voorschoolse educatie.
▶ Meer ruimte voor techniek. Er komen centrale examens in wiskunde D en informatica. In plaats van het verplichte vak cultureel kunstzinnige vorming mogen leerlingen ook examen doen in een nieuw te ontwikkelen vak praktische techniek.
▶ We scherpen de burgerschapseisen verder aan. Iedere leerling en student moet Nederlandse normen en waarden kennen en daarnaar handelen. De normen zijn nu te vaag, en burgerschapsonderwijs moet gegeven worden door bevoegde docenten.
▶ Goede scholen krijgen meer ruimte. Ze mogen afwijken van regels over bijvoorbeeld onderwijstijd en curriculum. Scholen die onvoldoende presteren houden we aan strenge regels.
We bouwen het aantal subsidies af en gaan oormerken in de lumpsum. Aan schoolbestuurders worden meer eisen gesteld.
(Bron)

Dit partijprogramma ademt ‘meer intellectueel leren’; geen methodes die ‘niet effectief bewezen’ zijn. 
En dat betekent: volgens de huidige materialistische wetenschap.

Dus deze geest ademt: meer intellectualisme en meer materialisme.
(Kijk met die blik nog eens naar dit artikel)

In het Rusland van Steiners tijd ziet hij een onderwijsklimaat waarvan hij in deze voordracht zegt:

Würde sich die Sache so verwirklichen, wie sie sich jetzt in Rußland anlaßt, so würde dies bedeuten, daß die Erde ihre Aufgabe verlieren würde, ihrer Aufgabe entzogen würde, herausgenommen würde aus dem Weltenall und verahrimanisierte.

Zou dit alles zo verwerkelijkt worden als het zich nu in Rusland laat aanzien, dan zou dat betekenen dat de aarde haar opdracht zou verliezen, van haar opdracht zou worden beroofd, uit de kosmos losgemaakt zou worden en zou verahrimaniseren.° 

°In het boek is een noot opgenomen:  blz. 230

verahrimaniseren: De uitdrukking is afgeleid van de naam Ahriman. Steiner brengt het ‘kwaad’ in de wereld in verband met twee polaire geestelijke machten, Ahriman en Lucifer (in de Bijbel Satanas en Diabolos genoemd). Ahriman inspireert tot het ontkennen van alles wat niet-materieel is. Lucifer inspireert tot illusies en fantasieën, ook tot wereldvreemde innerlijkheid en spiritualiteit. Het kwaad is voor Steiner dus geen absoluut gegeven, maar een vorm van verblinding. Als de mens de verleiding tot het kwaad werd onthouden, zou hij geen vrije ontwikkelingsweg kunnen gaan. Zie o.m. De wetenschap van de geheimen der ziel en Werkingen van het karma.
Aan de maatschappelijke tendens waar Steiner hier speciaal voor waarschuwt – de politisering van de cultuur –, wijdde hij ook in zijn ‘Toespraak aan de vooravond van de cursus’ markante voorspellende woorden.

En in de 

3e voordracht, Stuttgart 23 augustus 1919

Blz. 39   vert.  49

Es ist immer ein falsches Prinzip, wenn man so vorgehen wollte, wie es viele Theosophen und Anthroposophen machen wollen, wenn von Ahriman und Luzifer und ihren Einflüssen auf die Menschheitsentwickelung gesprochen wird, die dann sagen: Das sind Dinge, welche die Menschennatur schädigen, also müsse man sich vor ihnen hüten. – Das würde aber dazu führen, den Menschen von allem auszuschließen, was ihn konstituieren soll.

Het berust altijd op een verkeerd principe als we te werk willen gaan zoals veel theosofen en antroposofen doen. Die zeggen, wanneer gesproken wordt over Ahriman en Lucifer°  en hun invloeden op de ontwikkeling van de mensheid: ‘Dat is iets wat de natuur van de mens schade berokkent, voor die twee moeten we ons dus hoeden.’ Maar dat zou ertoe leiden dat de mens uitgesloten wordt van alles wat hem nu juist moet vormen.

Een dag eerder heeft Steiner in de 2e voordracht ‘Algemene menskunde’ uitvoerig stilgestaan bij de voorstelling.
Het voorstellingsleven van het kind moet ontwikkeld worden.

So kann man auch nicht die Ausbildung des vorstellungsmäßigen Elementes verhindern; man muß es ausbilden, aber man darf nie außer acht lassen, zu einer andern Zeit mit dem Plastisch-Bildnerischen an die Menschennatur heranzukommen. Dadurch ergibt sich die Einheit.

Zo kunnen we ook niet de vorming van het voorstellingsleven verhinderen. We moeten het vormen, maar we mogen nooit vergeten om op andere momenten de menselijke natuur met het plastisch-beeldende in aanraking te brengen. Daardoor ontstaat de eenheid. Die ontstaat niet wanneer we één kant uitwissen, maar wanneer we beide kanten naast elkaar ontwikkelen.
GA 294/39
Vertaald/44

Nu zou je n.a.v. deze woorden nog kunnen denken dat het plastisch-beeldende naast een intellectuele vorming van het voorstellen kan bestaan. M.a.w. flink met het hoofd bezig en daarna als afwisseling iets creatiefs. 
Het gaat er juist om dat het intellectuele (voorstellingsleven) het gevolg is van het beeldende, plastische onderwijs. Via handen en gevoel naar het denken.

In de 11e voordracht van de ‘Algemene menskunde‘ wordt over deze ‘stroom’ gesproken:

Eigentlich brauchen wir nur den Giiedmaßenmenschen auszubilden und einen Teil des Brustmenschen. Denn der Gliedmaßenmensch und der Brustmensch, die haben dann die Aufgabe, den Kopfmenschen aufzuwecken, so daß Sie also hier eigentlich erst die wirkliche Charakteristik des Erziehens und Unterrichtens bekommen.

Eigenlijk hoeven we alleen de ledematenmens en een deel van de borstmens te ontwikkelen. Want de ledematenmens en de borstmens hebben dan de taak om de hoofdmens wakker te maken. Hierin ligt de werkelijke essentie van opvoeding en onderwijs.

Zie het artikel over deze voordracht.

Een voorbeeld van hoe het plastisch-beeldende via het gevoel de kennis wekt, vind je in hoe Steiner over het aanleren van schrijven en lezen spreekt, m.n. in artikel [6] staan menskundige achtergronden.

Het kunstzinnige onderwijs is de tegenhanger van het intellectueel-materialistisch onderwijs. 

.

[1] GA= Gesamt Ausgabe, de boeken en voordrachten van Steiner

[1] GA 293
Algemene menskunde als basis voor de pedagogie
[2] 
GA 294
Opvoedkunst. Methodisch-didactische aanwijzingen
[
3] GA 295
Praktijk van het lesgeven
.

Ahriman in het onderwijsalle artikelen

Rudolf Steiner: Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden
.

3094-2908

.

.

.

.