VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – Algemene menskunde – voordracht 13 (13-3)

.

RUDOLF STEINER

ALGEMENE MENSKUNDE ALS BASIS VOOR DE PEDAGOGIE

GesamtAusgabe (GA) 293*
Vertaald*

Enkele gezichtspunten bij bladzij 186/189 van de vertaling.

Ook in deze 13e voordracht komen we opvattingen tegen die in onze tijd nog steeds niet gangbaar zijn geworden. En dus zijn ze voor ons, die in onze opleiding(en) ook niet zo hebben leren denken, telkens weer nieuw en – zo verging het mij – ongebruikelijk, vreemd en moeilijk te bevatten.
Dat is op zich niet zo enthousiasmerend en als je een klas hebt waarvoor je intensief moet voorbereiden, is het veel om ook deze inhoud nog te proberen te doorgronden. Zo is het mij in ieder geval vergaan en…ik ben na zo’n 50 jaar, nog steeds bezig met deze doorgronding.
Soms is het verstandig om dat wat je niet begrijpt, maar ‘gewoon’ te lezen en verder te gaan tot waar het weer iets vertrouwder wordt.
In deze voordracht komt dit terrein er ook weer aan, wanneer het gaat om het ‘bewegen’.
Vanaf het ogenblik dat we kinderen op school krijgen – dat begint al met de peuters – speelt beweging een belangrijke rol in ons onderwijs.
En dan is het natuurlijk noodzakelijk dat we weten wat we doen als we de kinderen laten bewegen.

Maar zover is het in deze voordracht nog niet. Op blz. 188 zijn we aangekomen bij ‘MATERIE‘ en het hele verhaal omtrent de zenuwen.

Opnieuw: geest en materie

Het spreken over geest versus materie, of stof versus geest is al heel oud en er is nooit een door iedere filosoof of (natuur)wetenschapper onderschreven eensluidende definitie over opgesteld.

En Steiner – als ‘onderzoeker van de geest’ – levert een totaal eigen bijdrage.

Er wordt – wanneer het om een belangrijk aspect van het vrijeschoolonderwijs gaat, vaak gezegd: ‘worden wie je bent’. M.a.w. kun je je diepste wezenskern – wie je bent – in de wereld tot uitdrukking brengen.

D.w.z. kun je iets wat niet met de gewone zintuigen is waar te nemen – die wezenskern – dit geestelijke deel van je – belichamen, manifesteren in het zichtbare.

Je kan dit ‘credo’ – ‘worden wie je bent’ dus niet gebruiken, wanneer je niet achter de idee kan staan, dat ‘iets’ onzichtbaars, zichtbaar wordt. Of groots gezegd: de geest materie wordt.

Maar niet alleen de geest komt in het fysieke tot uitdrukking, ook de ziel.
In deze voordrachten werd daar al op gewezen:

Alles Seelische drückt sich aus, offenbart sich im Leiblichen, (   ) Sie müssen den ganzen Menschen verstehen lernen: geistig, seelisch und leiblich.

Alle zielenroerselen drukken zich uit, openbaren zich in het lichaam. (  ) U moet de gehele mens leren begrijpen: naar geest, ziel en lichaam.
GA 293/38-39
vertaald/38-39

En later:

Das Leibliche kann nur gefaßt werden, wenn es als eine Offenbarung des Geistigen und auch des seelischen aufgefaßt wird.

Het lichamelijke kan slechts begrepen worden wanneer men het beschouwt als een openbaring van de geest en ook van de ziel.
GA 293/91
vertaald/93

Sie können nämlich überall die äußeren Formen als Offenbarungen des Inneren ansehen. Sie verstehen  nur dann die äußeren Formen, wenn Sie sie als Offenbarungen des Inneren ansehen.

U kunt overal de uiterlijke verschijningsvormen beschouwen als openbaringen van het innerlijk. En u begrijpt de uiterlijke vormen slechts, wanneer u ze ook als openbaringen van het innerlijk ziet.
GA 293/149  
vertaald/151

Ook in de voordrachten die samen met deze Algemene menskunde werden gehouden, komt het aan de orde. We zien hier ook weer dat Steiner een onderwerp vaak van verschillende kanten belicht en daarbij zich weer bedient van andere woorden:

Was so äußer­liche Vorgänge sind, das ist immer eigentlich der äußere Ausdruck für Innerliches, so sonderbar es für die äußere Weltenbetrachtung aus­sieht.

Al de uiterlijke processen zijn eigenlijk altijd een uiterlijke manifestatie van innerlijke processen, hoe vreemd dit ook moge klinken voor een slechts op het uiterlijk gerichte wereldbeschouwing.
GA 294/35    
Vertaald/32

Het is, alles bij elkaar, al moeilijk genoeg en dan stelt Steiner ons dit voor ogen:

Je mehr wir der Zukunft entgegenwachsen, desto mehr müssen wir alles dasjenige, was sinnlich um uns herum ist, lernen geistig aufzufassen.

Naarmate wij de toekomst in groeien, moeten wij leren al hetgeen in het zintuiglijke rondom ons is, geestelijk op te vatten.
GA 296/82
Vertaald/94

En als we willen werken ‘in de geest van vrijeschool’, dan kunnen we niet om de uitspraak hierboven, heen, want:

Wie soll man denn überhaupt den Men­schen behandeln, wenn man nicht in der Lage ist, einzusehen, was er physisch ist, indem er sich ja Stück für Stück aus dem Geistig-Seelischen heraus aufbaut, so daß nichts physisch ist, was nicht eine Offenbarung des Geistig-Seelischen ist.

Hoe zou je dan met de mens willen omgaan, als je niet in staat bent in te zien wat hij fysiek is wanneer hij zich stukje voor beetje vanuit de geest-zielenwereld opbouwt zo, dat niets fysiek is wat niet een zichtbaar worden is van geest en ziel.
GA 301/56 
Op deze blog vertaald/56

In deze GA 301 zegt hij later nog:

Man sieht nicht, wie alles Physische aus dem Geistigen heraus plastiziert wird, und wie alles Geistige im Grunde ge­nommen in diesem physischen Leben gleichzeitig sich offenbart nach der anderen Seite als ein Physisches.

Men ziet niet in hoe al het stoffelijke vanuit de geest gevormd wordt en hoe al het geestelijke eigenlijk zich gelijktijdig manifesteert als iets fysieks.
GA 301/238
Op deze blog vertaald/238

En in GA 302 verwoordt hij het zo:

Gerade dadurch, daß wir zeigen, wie das Geistig-Seelische sich im Leiblichen auslebt, gerade dadurch bringen wir die Menschen dahin, daß sie sich vorstellen: die ganze materielle Welt lebt eigentlich aus dem Geistig-Seelischen.

Juist doordat we laten zien hoe geest en ziel zich in het lichamelijke manifesteren, brengen we de mensen tot de voorstel­ling: de hele materiële wereld leeft in feite vanuit een geestes-zielen-element.
GA 302/22
Vertaald/23

Alles Stoffliche ist zugleich Geistiges.

Al het stoffelijke is tegelijkertijd geestelijk.
GA 302/24
Vertaald/23

Das Physisch-Leibliche ist der reine Ausdruck des Geistigen.

Het fysiek-lichamelijke is de zuivere openbaring van de geest.
GA 302/50
Vertaald/51

Toen ik hierboven ‘het worden wie je bent’ aanroerde, had ik ook deze woorden van Steiner kunnen gebruiken die ‘ontwikkeling’ nu in het perspectief plaatsen van het ‘onzichtbare’ dat ‘zichtbaar’ wordt:

Alle Entwicklung des Men­schen besteht darin, daß nach und nach das erst bloß geistig existie­rende Übersinnliche sich ins Sinnliche herunterbewegt.

Alle ontwikkeling van de mens bestaat erin dat het bovenzin­nelijke dat aanvankelijk zuiver geestelijk bestaat, zich geleide­lijk aan naar beneden toe in het zintuiglijke begeeft.
GA 302A/49
Gedeeltelijk vertaald/51

In aller Körperlichkeit, in aller Leiblichkeit ist das Zugrundeliegende geistig.

Aan heel het fysiek-etherische ligt de geest ten grondslag
GA 304a/79
Niet vertaald

Nog meer uitspraken: Rudolf Steiner wegwijzers: 142536508898103104105; 111; 127132155170185254;
268276296

Uiteraard blijven Steiners opmerkingen hierover niet beperkt tot de pedagogische voordrachten.

In GA 66 onderneemt hij een poging de toehoorders iets duidelijk te maken over wat ‘stof, materie’ is.

Mit der Frage nach dem Stoff oder der Materie kann man nicht zurechtkommen, wenn man versucht, immer wie­der und wiederum sich Vorstellungen oder Begriffe zu bil­den, was denn Materie eigentlich sei; wenn man verstehen will – mit anderen Worten -, was denn Materie, was Stoff sei. Derjenige, der die Materie, den Stoff, so verstehen will, wie man das gewöhnlich auffaßt, der gleicht einem Men­schen, welcher sagt: Ich will jetzt den Eindruck bekommen von der Dunkelheit, von einem dunklen Zimmer. Was tut er? Er zündet ein Licht an und betrachtet das als die richtige Methode, den Eindruck vom dunklen Zimmer zu bekom­men. Nicht wahr, es wird das Verkehrteste sein, was man tun kann. Ebenso ist es das Verkehrteste, was man tun kann – nur muß man das durch das gekennzeichnete Ringen gewahr werden -, wenn man sich dem Glauben hingibt, daß man jemals Materie erkennen wird, wenn man den Geist in Bewegung setzt, um gewissermaßen mit dem Geist die Materie, den Stoff zu beleuchten.

Met de vraag naar wat stof of materie is, kom je er niet uit als je steeds weer probeert om er voorstellingen van te maken of begrippen ervan te geven wat nu materie eigenlijk is; m.a.w. wanneer je wil begrijpen wat stof of materie nu eigenlijk is.
Wie de stof, de materie wil begrijpen zoals men dat gewoonlijk doet, lijkt op iemand die zegt: ‘Ik wil nu een indruk krijgen van het duister, van een donkere kamer.
Wat doet hij? Hij doet het licht aan en beschouwt dat als de juiste methode om een indruk van een donkere kamer te krijgen. Maar dat is het slechtste wat je kan doen. Maar het is net zo verkeerd om te geloven dat je ooit de materie leert kennen, wanneer je de geest in beweging brengt om a.h.w. met de geest de materie, de stof te belichten. ( )

Nun ist auch das Umgekehrte der Fall. Nehmen wir an, es will jemand den Geist begreifen. Wenn er ihn sucht zum Beispiel in der rein äußeren materiellen Gestaltung des Menschenleibes, so gleicht er demjenigen, der, um das Licht zu begreifen, es auslöscht. Denn das ist das Geheimnis der Sache, daß die äußere sinnliche Natur selber die Widerlegung des Geistes, die Auslöscherin des Geistes ist. Sie bildet den Geist nach, ebenso wie die beleuchteten Gegen­stände das Licht zurückwerfen. Aber nirgends können wir, wenn wir den Geist nicht in lebendiger Tätigkeit erfassen, ihn jemals aus irgendwelchen materiellen Vorgängen fin­den. Denn das ist gerade das Wesen der materiellen Vor­gänge, daß sich der Geist in sie verwandelt hat, daß sich der Geist in sie umgesetzt hat. Und versuchen wir dann, den Geist aus ihnen zu erkennen, dann mißverstehen wir uns selber.

Nu komt het omgekeerde ook voor. Laten we aannemen dat iemand de geest wil begrijpen. Wanneer hij deze zoekt bijv. in de puur uiterlijke stoffelijke vorm van het lichaam van de mens, dan lijkt hij op iemand die, om het licht te begrijpen, het uitdoet. Het geheim zit erin dat de uiterlijke, zintuiglijke natuur zelf de geest ontkracht, de geest uitdooft. Ze reproduceert de geest, zoals de verlichte voorwerpen het licht terugkaatsen.
Nergens kunnen we, als we de geest niet als een levende werkzaamheid ervaren, deze ooit vanuit een of ander materieel proces vinden. Want dat is juist de essentie van de stoffelijke processen, dat de geest zich daarin heeft gemetamorfoseerd. En als we de geest daarin willen leren kennen, dan begrijpen we ons zelf niet.
GA 66/153-155
Niet vertaald

In GA 134 gebruikt hij woorden – altijd moeilijk om woorden te vinden voor iets wat met de gewone zintuigen niet is waar te nemen – die een beetje doen denken aan de woorden in deze 13e voordracht, over de ‘stroom’ van wat geest en ziel is.
Ook hier neemt hij het water.

Blz. 64

Dasjenige, was man gewöhnlich die Materie nennt, ist für den Men­schen eigentlich nur durch verhältnismäßig schwierige Vorstellungen zu erreichen. Und wenn man im okkulten Sinn aufklären will über das Wesen des Materiellen, des Stofflichen, dann muß man vor allen Dingen sich fragen: Was ist das hervorstechendste Eigentümliche an dem, was wir gewöhnlich die Materie nennen? Nun wird man, wenn man ohne Vorurteil zu Werke geht, denn doch finden müssen, daß das Hervorstechendste alles Materiellen die Raumerfüllung ist, die Ausgedehntheit im Raum. Es wird nämlich niemandem einfallen, bei irgend etwas, das ihm in der Seele selbst entgegentritt – sagen wir, bei einem Gefühl, bei einem Gedanken oder selbst bei einem Willens­impuls-, davon zu sprechen, daß der Wille oder der Gedanke oder das Gefühl einen Raum einnehmen. Jeder Mensch wird sogleich ein­sehen, daß er einen Unsinn sagen würde, wenn er behaupten wollte, daß irgendein Gedanke – sagen wir der Gedanke meinetwillen an einen Helden – um fünf Quadratmeter größer ist als der Gedanke an einen gewöhnlichen Menschen, nicht wahr? Wenn man sich das ausdenken will, so merkt man gleich, daß man auf das, was eigentlich unsere seelischen Zustände, unsere seelischen Vorgänge sind, die Raumerfüllung, das Ausgedehntsein, gar nicht anwenden kann. Nun wissen wir ja ferner, daß dieses Ausgedehntsein gewöhnlich nach den drei Dimensionen zu zählen ist, die wir für den Raum

Wat gewoonlijk materie wordt genoemd, is voor de mens eigenlijk slechts door nogal moeilijke voorstellingen te begrijpen. En als je langs de weg van het bovenzintuiglijke over het wezen van de materie, het stoffelijke, opheldering wil verschaffen, moet je je allereerst afvragen: wat springt het meest in het oog, wat is het meest karakteristieke aan wat we gewoon zijn materie te noemen?
En zal je, als je zonder vooroordeel te werk gaat, toch moeten concluderen, dat het meest in het oog lopende van alles wat materie is, dat het ruimte inneemt, dat het in de ruimte plaats inneemt is. Nu zou het bij niemand opkomen om bij iets wat hij psychisch ervaart – laten we zeggen bij een gevoel, bij een gedachte of zelfs bij een wilsimpuls, te zeggen dat de wil of de gedachte of het gevoel ruimte inneemt. Ieder mens zou meteen inzien dat hij onzin spreekt als hij zou beweren dat een of andere gedachte – voor mijn part de gedachte aan een held – vijf vierkante meter groter zou zijn dan de gedachte aan een gewoon mens, toch?
Wanneer je dat zou willen denken, merk je meteen dat je wat onze psychische toestanden, onze gevoelsprocessen eigenlijk zijn, een gevuld zijn in de ruimte, een plaats innemen in de ruimte, helemaal  niet kan gebruiken.
Nu weten we ook nog dat er bij dit aanwezig zijn in de ruimte gewoonlijk drie ruimterichtingen, dimensies horen, die wij voor de ruimte bestempelen

Blz. 65

an­führen, nach der Dimension der Höhe, der Breite und der Tiefe oder Länge, wie man das dann nennen will. Es ist ja, nicht wahr, eine allge­meine, man möchte sagen, triviale Wahrheit, daß die Dinge im Raum nach den drei Dimensionen ausgedehnt sind. Also die Ausdehnung nach den drei Dimensionen würden wir anerkennen müssen sozusagen als das hervorstechendste Charakteristikon des Materiellen. Nun wird jeder, wenn er das bedenkt, was vorher gesagt worden ist – daß wir nämlich gegenüber dem, was in der Seele liegt, nicht von Raumer­füllung sprechen können -, sich sagen müssen, daß es gegenüber der Raumerfüllung noch etwas anderes gibt als eben das, was den Raum erfüllt, als die Materie oder den Stoff. Denn es gehört durchaus auch zu den Beobachtungen, die man schon auf dem physischen Plan machen kann, daß es eben nicht ausgedehnte Vorgänge, Zustände, wie man es nennen will, als Seelenerlebnisse gibt.

als de dimensie van de hoogte, de breedte en de diepte of de lengte, hoe je dat dan wil noemen. Dat de dingen in de ruimte in drie richtingen plaats innemen, kan je toch een algemene, alledaagse waarheid noemen. Dus het uitgedijd zijn in drie dimensies moeten we wel accepteren als de meest in het oog springende karakteristiek van het materiële. Nu zal iedereen wanneer hij overdenkt wat net is gezegd – dat we dus t.o.v. wat in de ziel aanwezig is, niet van innemen van ruimte kunnen spreken – tot zichzelf moeten zeggen dat er, als het om het innemen van ruimte gaat, er nog iets anders moet zijn dan iets wat ruimte inneemt zoals de materie of de stof. Want bij de waarnemingen die je op het fysieke plan al kan doen, hoort nu juist dat er ook geen ruimte innemende processen, toestanden, hoe je het noemen wil, als gevoelsbelevingen zijn.
GA 134/64-65
Niet vertaald

In dezelfde voordracht probeert Steiner duidelijk te maken hoe deze ruimte innemende vormen zijn ontstaan.
We kunnen weer even teruggaan naar de 2e voordracht van de Algemene menskunde en ons nog even voor de geest! halen, dat wat we in de aardse stoffelijkheid bewerken – dus in het voorbeeld daar gegeven – onze keuken willen (laten) bouwen, we eerst een plan, een idee hebben van deze keuken – een onstoffelijke keuken, dus. De taal geeft weer mooi aan dat het ‘plannen’, het ontwerpen, een activiteit is die onstoffelijk aan iets stoffelijks doet denken: plannen smeden

Voor de ‘dingen’ op aarde geldt dat in wezen ook: heel veel is op de tekentafel als ontwerp, ontstaan.
Steiner komt nu bij het kristal, een puur stoffelijk verschijnsel. Bij wie lag het ontwerp op de tekentafel, zou je kunnen vragen.
Hij gaat daarvoor terug naar de wordingsgeschiedenis van aarde en mens en moet daarvoor iets vertellen over de scheppende, de hiërarchische, bovenzintuiglijke wereld.
Zoals ik aan het begin van de 1e voordracht al zei, is het voor de leerkrachten die net de vrijeschool zijn binnen gekomen, al weer een onderwerp waarmee je waarschijnlijk nooit bezig bent geweest, sterker nog, velen zijn a.h.w. ‘net klaar’ met alles wat naar geloof riekt. En nu dit:

Blz. 72

Wenn die Geister des Willens zunächst auf dem alten Saturn, die Geister der Weisheit auf der alten Sonne, die Geister der Bewegung auf dem alten Mond und die Geister der Form auf der Erde gewirkt haben, so würden wir, wenn wir nur die rein innere Art der Geister der Form ins Auge fassen, sagen: Die Geister der Form haben auf der Erde den Menschen so geschaffen, daß er noch eine unsichtbare Form hat. Das stimmt in schöner Weise mit dem überein, was sich uns auch gestern ergeben hat. Unsichtbare, nicht räumliche Formen haben zunächst die Geister der Form dem Menschen beim Beginne seines Erdenwerdens gegeben. Nun müssen wir zunächst ins Auge fassen, daß auch alle äußeren Gegenstände, die uns entgegentreten, alles, was wir in der äußeren Welt durch unsere Sinne gewahr werden, auch nichts anderes ist als eben ein äußerer Ausdruck eines inneren Geistigen. Und hinter einer jeden äußeren räumlich materiellen Ding­lichkeit haben wir etwas ganz Ähnliches zu suchen, wie es in unserer Seele selber lebt. Nur tritt uns das natürlich nicht für die äußeren Sinne entgegen, sondern es ist hinter dem, was die äußeren Sinne darbieten.

Wanneer de geesten van de wil in eerste instantie op de oude Saturnus, de geesten van de wijsheid op de oude Zon, de geesten van de beweging op de oude Maan en de geesten van de vorm op de Aarde werkzaam zijn geweest, dan zouden we, wanneer we naar de puur innerlijke aard van de geesten van de vorm kijken, zeggen: de geesten van de vorm hebben op de Aarde de mens zo geschapen, dat hij nog een onzichtbare vorm heeft. ( ) Onzichtbare, niet-ruimtelijke vormen hebben de geesten van de vorm de mens bij het begin van zijn wording op aarde gegeven. De geesten van de vorm hebben de mens aan het begin van zijn wording op aarde, allereerst onzichtbare, ruimtelijke vormen gegeven. Nu moeten we ook meteen op het oog hebben dat ook alle uiterlijke dingen die we tegenkomen, alles wat wij in de uiterlijke wereld door onze zintuigen gewaar worden, ook niets anders is dan juist een uiterlijke uitdrukking van wat innerlijk geest is. En achter ieder uiterlijk, ruimtelijk materieel ding moeten we iets zoeken wat lijkt op wat in onze ziel zelf leeft. Maar dat krijgen we met de uiterlijke zintuigen niet te zien, dat ligt achter hetgeen we met de uiterlijke zintuigen waarnemen.

Wie könnte nun ein Wirken über die Geister der Form hinaus, über das, was diese schaffen als noch nicht räumliche Form, vorgestellt werden? Also, wohlgemerkt, unsere Frage ist jetzt: Wenn nun dieses Wirken weitergeht von Wille, Weisheit, Bewegung, Form, noch weiter über die Form hinaus, was geschieht denn dann? So ist die Frage ge­stellt. Sehen Sie, wenn nämlich ein Prozeß im Weltenall fortgeschrit­ten ist bis zur Form, die noch ganz im Geistig-Seelischen ist, die noch keine Raumesform ist, wenn der Prozeß fortgeschritten ist bis zu dieser übersinnlichen Form, dann ist der nächste Schritt nur noch möglich dadurch, daß die Form als solche zerbricht. Und das ist nämlich das, was sich dem okkulten Anblick darbietet: wenn gewisse Formen, die unter dem Einfluß der Geister der Form geschaffen sind, sich bis zu einem gewissen Zustand entwickelt haben, dann zerbrechen die Formen. Und wenn Sie nun ins Auge fassen zerbrochene Formen, etwas, was also dadurch entsteht, daß Formen, die noch übersinnlich sind, zerbrechen, dann haben Sie den Übergang von dem Übersinn­lichen in das Sinnliche des Raumes. Und das, was zerbrochene Form ist, das ist Materie.

Hoe kunnen we ons nu voorstellen wat er boven het werk van de geesten van de vorm uitgaat, boven wat deze bewerken als nog niet ruimtelijke vorm? Dus, onze vraag is eigenlijk: als de activiteit verder gaat door wil, wijsheid en beweging, vorm, nog verder boven de vorm uit, wat gebeurt er dan?
Wanneer een proces in het wereldal voortgang heeft gevonden tot in de vorm die nog helemaal een geest-zielenvorm is, die nog geen ruimtelijke vorm is, als het proces verder gegaan is tot aan deze bovenzintuiglijke vorm, dan is de volgende stap alleen maar mogelijk doordat die vorm als zodanig kapot gaat, breekt. De bovenzintuiglijke blik ziet: wanneer bepaalde vormen die onder invloed van de geesten van de vorm geschapen zijn, zich tot een bepaalde toestand hebben ontwikkeld, dat die vormen dan stuk gaan.

Steiner gebruikt hier het woord ‘zerbrechen‘. Naast de betekenis van ‘kapot gaan’ is er ook de betekenis ‘beëindigen’. Op zich vind ik dat wel een zinvolle vertaling, want die vorm(en) houdt op als iets geestelijks te bestaan, dus gebruik ik maar even ‘beëindigen, misschien moet het nog anders vertaald worden.

En wanneer je nu naar de beëindigde, uiteengevallen vormen kijkt als iets wat ontstaat doordat vormen die nog bovenzintuiglijk zijn, uiteenvallen, dan heb je de overgang van het bovenzintuiglijke naar het zintuiglijke van de ruimte. En de uiteengevallen vorm, is de materie.

Blz. 73

 Materie, wo sie im Weltenall auftritt, ist für den Okkultisten nichts anderes als zerbrochene, zerschellte, zerborstene Form. Wenn Sie sich vorstellen könnten, diese Kreide wäre als solche unsichtbar und sie hätte diese eigentümliche parallelepipedische Form, und als solche wäre sie unsichtbar, und jetzt nehmen Sie einen Ham­mer und schlagen rasch das Stück Kreide an, daß es zerstiebt, daß es in lauter kleine Stücke zerbirst, dann haben Sie die Form zerbrochen. Nehmen Sie an, in diesem Augenblicke, in dem Sie die Form zer­brechen, würde das Unsichtbare sichtbar werden, dann haben Sie ein Bild für die Entstehung der Materie. Materie ist solcher Geist, der sich entwickelt hat bis zur Form und dann zerborsten, zerbrochen, in sich zusammengefallen ist.

 Materie, wanneer die aanwezig is in het wereldal, is voor de helderziende niets anders dan een uiteengevallen vorm.

Hier gebruikt Steiner de woorden ‘zerschellen’ (te pletter vallen) ‘zerbersten, (heftig barsten).

Wanneer je je zou kunnen voorstellen dat dit krijtje onzichtbaar zou zijn en deze bijzondere parallelepipedische vorm zou hebben, onzichtbaar dus, en je zou een hamer nemen en erop slaan zodat het wegstuift, dat het in louter kleine stukjes barst, dan heb je de vorm verbroken. Neem eens aan dat je op dit ogenblik als je de vorm versplintert, het onzichtbare zichtbaar zou  worden, dan heb je een beeld voor het ontstaan van de materie. Materie is die geest die zich heeft ontwikkeld tot aan de vorm en dan gebarsten, gebroken is, ‘zusammengefallen’ – dat wordt wel van deeg gezegd: ‘ingezakt’.

Materie ist ein Trümmerhaufen des Geistes. Es ist außerordentlich wichtig, daß man gerade diese Definition ins Auge faßt, daß Materie ein Trümmerhaufen des Geistes ist. Materie ist also in Wirklichkeit Geist, aber zerbrochener Geist.
Wenn Sie jetzt weiter nachdenken, so werden Sie sich sagen: Ja, aber es treten uns doch räumliche Formen entgegen wie die schönen Kristallformen; an den Kristallen treten uns doch räumlich sehr schöne Formen entgegen – und du sagst, alles das, was stofflich ist, sei ein Trümmerhaufen des Geistes, sei zerborstener Geist! – Denken Sie sich zunächst einmal, damit Sie eine gewisse Vorstellung haben, einen herabfallenden Wasserstrahl (a). Nehmen Sie aber an, er wäre 

Materie is een puinhoop, de brokstukken, van de geest. Het is buitengewoon belangrijk dat je juist deze definitie op het oog hebt – materie is brokstukken van de geest. Materie is dus in wezen geest, maar uit elkaar gevallen geest.
Wanneer je nu verder nadenkt, zeg je misschien wel: maar we zien toch de ruimtelijke vormen, zoals bijv. de prachtige kristalvormen; met de kristallen hebben we toch prachtige ruimtelijke vormen – en nu zeg je dat alles wat stoffelijk is, brokstukken van de geest, gebarsten geest zijn!
Maar denk nu eens zodat je een bepaalde voorstelling krijgt, dat je hier een waterstraal hebt:   a

unsichtbar, Sie würden ihn nicht sehen. Und Sie geben ihm hier (b) eine Widerlage. Dadurch, daß dieser Wasserstrahl hier (b) auffällt, wird er in dieser Weise in Tropfen zerbersten (c). Nun nehmen Sie an, der Wasserstrahl, der herunterfällt,

maar neem eens aan dat die onzichtbaar zou zijn, je ziet hem niet. En hier bij b, zou je een massief vlak leggen. En omdat die waterstraal op b terechtkomt, spat die in druppels uiteen: c. Nu nemen we aan dat de neervallende waterstraal onzichtbaar is

Blz. 74

wäre unsichtbar; das würde aber sichtbar, was zerborsten ist. Dann hätten Sie hier einen zertrüm­merten Wasserstrahl, hätten wiederum ein Bild der Materie. Aber jetzt müßten Sie sich wegdenken die Widerlage da unten, denn so etwas gibt es nicht, das würde schon voraussetzen, daß Materie da wäre. Sie müssen sich vorstellen: ohne daß eine solche Widerlage da ist, ist die Materie, indem sie sich geistig zur Form gliedert, übersinn­lich, ist die Materie in Bewegung, denn die Bewegung geht der Form voraus. Es gibt nirgends etwas anderes als das, was durchdrungen ist von den Taten der Geister der Bewegung. An einem bestimmten Punkt kommt die Bewegung bei der Form an, erlahmt in sich selber und zerbirst in sich selber. Die Hauptsache ist, daß wir es so auffassen, daß das, was zunächst geistig-seelisch ist, hinstrahlt, aber nur eine gewisse Schwungkraft hat, an das Ende der Schwungkraft kommt und nun in sich selber zurückprallt und dabei zerbirst. So daß, wenn wir irgendwo Materie auftreten sehen, wir sagen können: dieser Ma­terie liegt zugrunde ein Übersinnliches, das an die Grenze seines Wir­kens gekommen ist und an dieser Grenze zerbirst.

 en wat uiteen spat zichtbaar. Dan heb je hier een verbrokkelde waterstraal, hier heb je weer een beeld van de materie. Maar nu moet je dat massieve vlak daar beneden wegdenken, want dat is er niet, dat zou veronderstellen dat er al materie zou zijn. Je moet je voorstellen: zonder dat er zo’n massief vlak is, is de materie als die zich geestelijk tot vorm ontwikkelt, bovenzintuiglijk, in beweging, want beweging gaat aan de vorm vooraf. Er is niets anders dan wat doordrongen is door de activiteit van de geesten van de beweging. Op een bepaald punt komt de beweging bij de vorm, verlamt in zichzelf en barst in zichzelf. De hoofdzaak is dat we het zo opvatten dat wat eerst iets is van geest en ziel, wegstraalt, echter maar een bepaalde kracht heeft om te bewegen, tot een einde van de bewegingskracht komt en dan in zichzelf terugbotst en daarbij uit elkaar breekt. Zodat, wanneer we ergens materie zien, we kunnen zeggen: aan deze materie ligt iets bovenzintuiglijks ten grondslag, dat aan de grens van zijn activiteit gekomen is en aan deze grens uiteen barst.

Aber bevor es zer­birst, da hat es innerlich geistig noch die Formen. Nun wirkt in den einzelnen auseinanderfallenden Trümmern, wenn es zerborsten ist, nach das, was als geistige Form vorhanden war. Wo das stark nachwirkt, da setzen sich nach dem Zerbersten noch die Linien der gei­stigen Formen fort, und da drückt sich, nachdem das Stück zerborsten auseinanderprallt, in den Linien, die sie dann beschreiben, noch eine Nachwirkung der geistigen Linien aus. Dadurch entstehen Kristalle. Kristalle sind Nachbildungen geistiger Formen, die gleichsam noch durch die eigene Schwungkraft die ursprüngliche Richtung im ent­gegengesetzten Sinn beibehalten.

Maar voor dat gebeurt, bestaan innerlijk-geestelijk de vormen nog. Nu werkt dat in het losse, uiteenvallende ‘puin’, wanneer het gebarsten is, door, wat als geestelijke vorm aanwezig was. Waar dat sterk doorwerkt, gaan, na het uiteenspringen, de lijnen van de geestelijke vormen verder en dan komt, nadat het stuk uiteengevallen is, in de lijnen die zij dan beschrijven nog een nawerking van de geestelijke lijnen tot uitdrukking. Daardoor ontstaan kristallen. Kristallen zijn nawerkingen van geestelijke vormen die a.h.w. door hun eigen bewegingskracht de oorspronkelijke richting in tegenovergestelde zin nog behouden.

(  ) Kurz, überall ist Materie das, was man nennen kann: zerbrochene Geistigkeit. Materie ist schon eben nichts anderes als Geist, aber Geist im zerbrochenen Zustand.

( ) Kortom, overal is materie datgene wat kan noemen: verbroken geest. Materie is niets anders dan geest, maar de geest in een ge(ver)broken toestand.
GA 134/72-74
Niet vertaald

Blz. 84

( ) daß wir uns eigentlich unter der Materie, der Stofflichkeit, vorzustellen haben zerbrochene geistige Formen, gleichsam pulverisierte geistige Formen. Und wir mußten ja gerade in dem Zusammenhange dieser Vorträge von dieser Seite her auf das Wesentlichste des materiellen Daseins hinweisen, weil wir als Men­schen eingesponnen worden sind in dieses materielle Dasein, weil so­zusagen die zersprühende geistige Form in uns eingedrungen ist und uns ausfüllt als Erdenmenschen -, ( )

Onder materie, onder het stoffelijke moeten we ons eigenlijk voorstellen verbroken geestelijke vormen, a.h.w. – hier gebruikt Steiner ‘pulverisieren‘, zoiets als verpulveren, vernevelen, ‘eine Kreide verpulveren’ = een krijtje! in krijtstof veranderen – stof geworden geestelijke vormen.
GA 134/84
Niewt vertaald

In deze voordracht van GA 134 wijst Steiner erop dat we dit als mens moeten weten, omdat we a.h.w. ingesponnen zijn in de aardse materie. De geestelijke vormen die uiteenvallen dringen ook door tot in ons fysieke wezen en vullen dat met materie.

In dubbel opzicht dus geen gemakkelijke stof, dit. Toch hielpen mij de opmerkingen in GA 134 wel om ‘in een sfeer van begrip’ te komen voor wat hij in de Algemene menskunde over materie zegt.

Blz. 185  vert. 188

Denn, sehen Sie, in diesem Haupt des Menschen, da geschieht etwas höchst Merkwürdiges: indem da sich alles staut im Menschen von dem Geistig-Seelischen, spritzt es zurück wie das Wasser, wenn es an ein Wehr kommt.

Want, weet u, in het hoofd van de mens gebeurt iets heel merkwaardigs. Omdat geest en ziel daar gestuwd worden, spatten ze terug als water bij een dam.

Hier hebben we m.i. ook wat in GA 134 wordt gezegd: de geestelijke waterval – zie tek. hierboven – stoot op een massief stuk rots en spat uiteen.

Das heißt, es spritzt dasjenige, was das Geistig-Seelische von der Materie mitträgt, so wie der Mississippi den Sand, auch im Inneren des Gehirns zurück, so daß da sich überschlagende Strömungen im Gehirn sind, wo das Geistig-Seelische sich staut.

Dat wil zeggen, de materie die door het geestelijke meegevoerd wordt – zoals zand door de Mississippi – die spat binnen in de hersenen terug. Zo zijn er in de hersenen, waar geest en ziel gestuwd worden, allerlei stromingen die door elkaar heen wervelen.

Het proces van geest die stof wordt zoals beschreven in GA 134 hierboven, wordt nu nog concreter beschreven. En zoals we weten: ook de stof blijft niet eeuwig stof, maar is vergankelijk, valt uit elkaar. En in en met ons aardse lichaam gaat dat proces van uit elkaar vallen, een heel leven door, totdat met de dood dit proces van uiteenvallen en ‘verpulveren’, as, stof worden, definitief ten einde komt.. 

De zenuwen

Wat zei Steiner in de Algemene menskunde eerder over ‘de zenuw’, m.n. in de 2e voordracht:

Blz. 37    vert.  38

Alles Seelische drückt sich aus, offenbart sich im Leiblichen.

Alle zielenroerselen drukken zich uit, openbaren zich in het lichaam.

Das seelisch Vorgeburtliche wirkt durch Antipathie, Gedächtnis und Begriff herein in den menschlichen Leib und schafft die Nerven .Das ist der richtige Begriff der Nerven.

De zielenwereld van voor de geboorte werkt via antipathie, geheugen en begrip door tot in het menselijk lichaam en creëert de zenuwen. Op deze wijze begrijpt men de zenuwen werkelijk.

Blz.  39  vert.  blz. 38

Im Gegensatz zum Blut sind alle Nerven so veranlagt, daβ sie fortwährend im Absterben , im Materiellwerden begriffen sind. Was längs der Nervenbahnen liegt, das ist eigentlich ausgeschiedene Materie; der Nerv ist eigentlich abgesonderte Materie.

In tegenstelling tot het bloed hebben alle zenuwen de eigenschap dat ze zich voortdurend in een sterfproces, in een materialisatieproces bevinden. Wat langs de zenuwbanen ligt, is eigenlijk afgescheiden materie; de zenuw is eigenlijk afgezonderde materie. 

En in de 13e dus een vervolg:

Blz. 187   vert. 188

Und im zurückschlagen des Materiellen, da fällt im Gehirn fortwährend Materie in sich selbst zusammen. Und wenn Materie, die noch vom Leben durchdrungen ist, in sich selbst zusammenfällt, also so zurückschlägt, wie ich es Ihnen gezeigt habe, dann entsteht der Nerv.

En bij dat terugkaatsen van de materie valt in de hersenen voortdurend materie uit elkaar. En wanneer nog levende materie ‘uit elkaar valt’, dus zo teruggekaatst wordt als ik heb laten zien, dan ontstaat de zenuw.

Der Nerv entsteht immer, wenn vom Geiste durch das Leben getriebene Materie in sich selbst zusammenfällt und im lebendigen Organismus drinnen abstirbt. Deshalb ist der Nerv im lebendigen Organismus drinnen abgestorbene Materie, so daß sich also das Leben verschiebt, sich in sich selbst staut, Materie abbröckelt, zusammenfällt. So entstehen Kanäle im Menschen, die überall hingehen, die ausgefüllt sind von erstorbener Materie, die Nerven; da kann dann das Geistig- Seelische zurücksprudeln in den Menschen. Längs der Nerven sprudelt das Geistig-Seelische durch den Menschen durch, weil das Geistig-Seelische die zerfallende Materie braucht. Es läßt die Materie an der Oberfläche des Menschen zerfallen, bringt sie zum Abschuppen. Dieses Geistig-Seelische läßt sich nur darauf ein, den Menschen zu erfüllen, wenn in ihm die Materie zuerst erstirbt. Längs der materiell erstorbenen Nervenbahnen bewegt sich im Inneren das Geistig-Seelische des Menschen.

Een zenuw ontstaat altijd wanneer materie, die door de geest langs de weg van het leven wordt gevoerd, ineenstort en binnen het levende organisme afsterft. Daarom is binnen een levend organisme een zenuw toch iets afgestorvens, zodat het leven verschuift: het leven wordt gestuwd, materie brokkelt af en valt uit elkaar. Zo ontstaan kanalen in de mens die overal heen lopen en vol afgestorven materie zijn: de zenuwen. Langs die kanalen kan het geestelijke terugvloeien in de mens. Het geestelijke bruist via de zenuwbanen door de mens heen omdat het de uiteenvallende materie nodig heeft. De geest doet de materie aan de oppervlakte afsterven, afschilferen. Het geestelijke kan de mens alleen vervullen wanneer eerst in de mens de materie sterft. Geest en ziel bewegen zich binnen in de mens langs de, materieel gezien, dode zenuwbanen.

Blz. 189 in de vertaling is een nog verder uitgewerkte karakterisering van wat ik hierboven al aandroeg.
Wat in de 2e voordracht aan bod kwam als voorstelling en wil, dus fysiek als zenuw en bloed, vind je hier weer terug. Het bloed, de wil betekent voor de bewustzijnstoestand: slaap, zie voordracht 6.
Het voorstellen of het kennen heeft wakkerheid nodig en de zenuwen, culminerend in het brein, laten geest-ziel door, zodat het kennen, het denken tot stand kan komen. 
Aan het eind van blz. 189 komen we tegen (  )  (wat)…de geest ertoe brengt de vormen voort te brengen die het organisme gestalte geven.

Dit ‘voortbrengen van vormen’, van gestalte, zien we uiterlijk als materie, ons stoffelijk lichaam.
Daarmee zijn we terug bij het begin van dit artikel, bij GA 134.

Zoals al opgemerkt: geen gemakkelijk onderwerp. 
Maar hierna wordt het weer praktischer.

.
De voordrachten die Steiner hield hadden tot doel uiteen te zetten wat vrijeschoolpedagogie omvat.
Van 21 augustus tot en met 6 september 1919 volgden de leerkrachten voor de te beginnen school deze cursus die, naast de in de morgen gehouden voordrachten GA 293, ook nog bestond uit de over de rest van de dag verdeelde cursussen  (GA 294) [2] en (GA 295) [3]

*GA= Gesamt Ausgabe, de boeken en voordrachten van Steiner

[1] GA 293
**Algemene menskunde als basis voor de pedagogie
[2] 
GA 294
Opvoedkunst. Methodisch-didactische aanwijzingen
[
3] GA 295
Praktijk van het lesgeven

Algemene menskunde voordracht 13: alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

2650

.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.