.
Dr. O. Wolff, Weledaberichten nr. 91, dec. 1971
.
De mens tussen natuur en kunststof
.
Men noemt onze tijd wel de eeuw* van de kunststoffen. Wanneer men de gebruiksvoorwerpen van het dagelijkse leven beschouwt, dan is het niet te loochenen, dat die steeds meer uit plastic of een of ander synthetisch product vervaardigd worden De flessenhouder, de drinkbeker, de synthetische textiel, het kostuum, de vloerbedekking, de schuimrubber matras, overal is de mens omgeven door kunststoffen. Vele hebben uitmuntende eigenschappen. zoals geen natuurproduct die heeft, bv. het schuimrubber. De vakman zal, wanneer van hem een oordeel over de kwaliteit gevraagd wordt — meestal beweren, dat de producten uit kunststof langer houdbaar en meer tegen een stootje bestand zijn, praktischer zijn — en bovendien nog goedkoper dan het overeenkomstige natuurproduct. Het is dus te begrijpen, dat de kunststoffen een ware zegetocht begonnen zijn.
Op het gebied van de farmacie is het hetzelfde. Een groot deel van de tegenwoordig gebruikte medicamenten is synthetisch vervaardigd. Daarbij gaat het zowel om stoffen, die door chemische omzettingen in het laboratorium gemaakt worden, maar die natuurlijk ook substantie nabootsen (bv. vitamine), als om stoffen, die verder in de natuur helemaal niet voorkomen. Deze kunnen vaak intensieve werkingen vertonen. Merkwaardigerwijze vertonen ze ook vaak de bijzondere kenmerken van kunststoffen. Ze zijn meestal langer houdbaar, praktischer en goedkoper dan natuurlijke stoffen.
Hetzelfde geldt voor de voeding: een halfsynthetisch product zoals gehard vet (in margarine) is veel langer houdbaar en zomede praktischer en goedkoper dan olie of boter.
Wanneer nu de synthetische producten op zo vele gebieden de voorrang behalen, hebben dan de natuurlijke producten nog wel enige kans en is hun bestaan nog gerechtvaardigd? Leeft men in romantische voorstellingen, wanneer men er nog aan hangt? Tenslotte is toch het betere de vijand van het goede en de mens heeft geleerd de natuur niet alleen na te bootsen, maar haar zelfs te verbeteren. De hier genoemde beoordeling, die meestal te berde wordt gebracht, omvat eigenlijk alleen maar economische gezichtspunten. Het is interessant te zien, hoe in de reclame bijna uitsluitend op deze kant de nadruk gelegd wordt. Dat klopt echter wel met de huidige manier van denken. Helaas wordt bij dergelijke overwegingen en argumenten iets vergeten — nl. de mens. Dat klinkt misschien paradox, maar het is toch zo. De verleidelijke eigenschappen, bv. van een weefsel, zeggen nog niets over de uitwerking die ze bij langdurig gebruik hebben. Zelfs wanneer een bepaald soort textiel, een synthetisch vet of een medicijn goed verdragen wordt, is dat nog niet voldoende voor een steekhoudend oordeel.
En zelfs wanneer — wat zo vaak optreedt — iets niet goed verdragen wordt, wordt daar maar nauwelijks op gelet. Zoals bekend nemen allergische verschijnselen, d.w.z. overgevoeligheid voor bepaalde stoffen, steeds meer toe. Het is vaak helemaal niet mogelijk, de stof die ze verwekt vast te stellen, omdat de reactie niet dadelijk hoeft op te treden en men ook niet onmiddellijk aan het meest voor de hand liggende denkt, bv. een wasmiddel, een of ander kledingstuk, of „behandelde” voedingsmiddelen, enz.
Ofschoon ook hier een probleem ligt, dat steeds omvangrijker wordt, dringt zich nog sterker de vraag aan ons op: hoe staat de mens tegenover de natuur en hoe tegenover de synthetische producten?
De mens is omgeven door drie rijken: de dierenwereld, de planten- en de minerale wereld. leder rijk heeft bepaalde eigenaardigheden. Het minerale rijk bv. is het rijk van de dood, het plantenrijk de wereld van het eenvoudige leven, terwijl in het dierenrijk bij het leven ook de ziel komt. De producten van deze rijken bevatten steeds de karakteristieke krachten daarvan. De plantenwereld brengt het leven op aarde, waarop mens en dier hun bestaan kunnen grondvesten. Een dierlijk product, hetzij huid, vlees of melk, draagt het kenmerk van de betreffende diersoort. Het minerale rijk is het prototype voor het afgestorvene, het dode. Daarom is sedert de oudheid het minerale skelet het beeld van de dood.
De processen in dit gebied zijn ook dienovereenkomstig. De plant leeft van het licht, de fotosynthese. De typische omzettingen zijn dan ook een uitdrukking van het leven en kunnen in het laboratorium niet nauwkeurig nagebootst worden. Op het gebied van het dode daarentegen heersen uitsluitend de wetten van de stofomzettingen, die als chemie en natuurkunde doorvorst zijn. Vele voorwaarden voor bepaalde reacties, zoals bv. sterke zuren, druk, hitte, enz. zijn volkomen anders dan in het gebied van het leven. Ze zijn zelfs rechtstreeks daaraan tegengesteld en er niet mee te verenigen. Bv. heeft een synthetische draad, die soms vele eigenschappen van wol heeft, toch een minerale structuur en is ontstaan uit de krachten van het rijk van het dode, terwijl de wol zelf uit een bezield levensproces afkomstig is. Deze herkomst is beslissend, ook al zou een synthetische substantie volledig chemisch identiek zijn met een natuurlijke. Het kan zelfs zijn, dat men helemaal geen verschil meer kan waarnemen, dat toch wezenlijk is.
Het feit dat een synthetische substantie eigenschappen en werkingen heeft zoals een natuurproduct, is niet afdoende voor een werkelijke beoordeling van de kwaliteit. Wij noemden reeds het feit, dat de afkomst beslissend is, nog afgezien van de verdere behandeling.
De natuurlijke substantie — bv. natuurlijke vitamine C — stamt uit de plant en is onmiddellijk afkomstig uit het levensproces. Ze wijst zelfs op een bepaalde werking van het licht in de plant. Wanneer men die nauwkeurig bestudeert, — wat in dit verband niet mogelijk is — dan vindt men, dat deze werking bij de mens door vitamine C wordt bereikt. Dit z.g. vitamine is dus de stoffelijke drager van een bepaald proces in de plant, dat de mens ook nodig heeft. Wanneer men daarbij niet van de stof, maar van het gebeuren, van de licht- en krachtverhoudingen in de plant uitgaat, dan ligt de gedachte voor de hand, dat deze werking ook andere stoffelijke dragers kan hebben. Dat is inderdaad het geval; bv. kent men de aanvullende werking van de P-factor in vitamine C. Maar ook alle andere vitamines hebben hun „afbakening” nodig waarin ze kunnen werken.
Bij een in hoge graad gezuiverde substantie heeft men nu alle „begeleidende stoffen” verwijderd. Inderdaad is ook juist vitamine C de voornaamste drager van de beschreven werking. Maar in een plantenextract bevinden zich oneindig veel substanties, zoals vruchtzuren, sporenelementen enz. die hunnerzijds, op zichzelf beschouwd, weliswaar zonder werking mogen zijn, maar die in samenhang met het totaal de lichtwerkzaamheid in hoge mate kunnen opnemen. Daarom kan men dezelfde, of zelfs een betere werking bereiken met een totaal extract, waarvan het gehalte aan vitamine C betrekkelijk geringer is dan bij een veel hogere dosis aan „zuivere” vitamine C.
Wanneer men echter een substantie zoals vitamine C synthetisch heeft vervaardigd, dan heeft men vanzelfsprekend een ander uitgangspunt. Aan het begin staan in dit geval wel organische substanties, die echter volgens chemische reacties — zoals deze stellig niet in de plant verlopen — veranderd worden. Zeker wordt ook daarin iets van de eigenaardigheid die in de plant heerst, vastgelegd in de voltooide substantie, maar het gaat daarbij om de nabootsing van het leven, d.w.z. van enige uitingen daarvan en niet om het leven zelf. Hoe kan echter zo’n dode stof dan toch werken? Dit moge het volgende voorbeeld enigszins verduidelijken: Een foto of een paar schriftregels van een mens kunnen op een andere mens een diepe, zelfs schokkende indruk maken, zoals de betreffende mens dat zelf kan. Toch is het zonder meer duidelijk, dat in het dode papier geen werkelijk leven is, zoals dat van de mens zelf uitgaat. Waar komt het dus op aan? Tenslotte toch om de onmiddellijke werking? Die kan zowel door de foto alsook door het synthetische preparaat bereikt worden. Maar wat drukt zich in die werking uit? Hierachter staan twee totaal verschillende principes: bij het natuurlijke preparaat: het leven, bij het synthetische: de krachten van de chemie, de minerale wereld.
Het is een feit, dat de mens de gave van het instinct in hoge mate verloren heeft, maar daarvoor in de plaats heeft hij het denken en de mogelijkheid, om samenhangen te doorzien. Het toenemen van de kunststoffen in de omgeving van de mens, in de voeding, de medicijnen enz. is niet alleen een vraag naar onmiddellijke schadelijke invloeden, maar ook een zaak van het doorzien van verreikende uitwerkingen. In een steeds meer toenemende „synthetische” wereld moet de mens noodgedwongen een vreemdeling zijn. Vooral tot kunstproducten die geconsumeerd worden kan de mens geen verhouding hebben. Weliswaar was de concrete relatie van planten en dieren tot de mens reeds in de oudheid bekend. Dit weten is in het analytische onderzoek verloren gegaan. De verbindende grondslag tussen mens, dier en plant, met name het leven, blijkt reeds uit de gemeenschappelijke weg van de evolutie. Dit ontbreekt nu juist bij de herkomst van alle synthetische preparaten. Zo kan het dus begrijpelijk zijn, dat bv. nooit misvormingen door het gebruik van dierlijke of plantaardige preparaten werden waargenomen, echter wel door substanties die niet in de natuur voorkomen; men zou ook kunnen zeggen: die niet door de natuur bedoeld waren.
De mens en de natuur staan dus in een diepe herkenbare relatie. Deze is bij een kunststofproductie niet aanwijsbaar.
Daarom behoeft men dit nog niet volledig af te wijzen, maar men moet er zich volkomen van bewust zijn, dat ondanks de nog zo gunstige werkingen en eigenschappen, de vraag naar het wezen van de substantie blijft bestaan. De basis voor het leven en de ontwikkeling van de mens vormen de drie rijken van de natuur, waarmee hij door de schepping verbonden is.
Vanzelfsprekend kan en moet de mens de mogelijkheid benutten om zelf scheppend productief te zijn. Daarom hebben vooral in de techniek de betreffende producten hun juiste plaats. De techniek is tenslotte het door de mens nieuw geschapen rijk. Hier valt haar eigenlijk vijandige houding tegenover het leven niet onmiddellijk op. Kunstproducten kunnen dus voor de mens wel uitstekende technische helpers zijn en zelfs in de mens intense werkingen en reacties opwekken, maar wanneer hij ze te sterk in zijn levensgebied betrekt, zullen ze op de lange duur vernietigend werken.
Voor onze tijd is de taak weggelegd om het leven opnieuw te leren kennen en dit in overeenstemming met zijn opgaven te ontwikkelen en vooral ook te beschermen.
.
Opvoedingsvragen: alle artikelen
Ontwikkelingsfasen: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
.
2600
.