.
DE KONINGIN VAN DE ROSENTUIN*
Er was eens… een meisje dat een poos eenzaam in de hut van de boer op de bergweide moest wonen. Het was hooitijd en weer een zware dag geweest. Toen het avond werd ging ze op een steen zitten die tussen het onkruid lag, dat overal om de hut heen woekerde. Ze legde haar handen in haar schoot om uit te rusten van het vermoeiende werk. Hoog om haar heen gloeiden en glansden de bergtoppen in het laatste zonlicht. Het leek wel of de hele bergketen van de ‘Rosentuin’* tot één gouden wand was omgetoverd en of door die uitstraling het geheim, dat hij bevatte, juist nog meer verborgen werd dan anders.
Maar gloed en glans brachten het meisje niet in verrukking, want die
betoverende rijkdom riep alleen maar treurige gedachten aan haar eigen armoede op. Nooit zouden eigen huis en haard bereikbaar zijn, voor haar en de jongen die haar ’t liefste was. ‘Ach lieve God’, zuchtte ze, ‘sinds die
oorlogsbenden alles verwoest en verbrand hebben, is voor ons alle kans op een dragelijk leven verkeken!’
Zo zat dat meisje daar in de eenzaamheid, ingesponnen in zorgelijke gedachten.
Plotseling schrok ze op uit haar neerslachtigheid door een helderglanzend licht; Toen ze opkeek om te zien waar dat licht vandaan kwam, zag ze dat een rijzige vrouw voor haar stond, schitterend en schoon, en boven alles koninklijk.
‘Kom’, zei de vrouw vol goedheid en wenkte haar. Het meisje legde haar hand op haar hart, als om het overweldigende kloppen te bedaren. Ze veegde met haar schort de tranen uit haar ogen en ze ging mee. En zo bestegen zij hoger en hoger samen de ‘Rosentuin’ die gloeide in de avondzon en ondanks het klimmen was het alsof alle zware vermoeidheid van haar afviel.
Dat éne woord – ‘Kom!’ – was haar als een belofte, die verhalen over goede en kwade verschijningen, in het gebergte, in haar wakker riep. Verhalen van de koning die daar boven zou wonen en van zijn gemalin, van haar die de ‘Rosentuin’ regeerde. De stilte van de berg omving hen steeds meer, de duisternis nam toe. Nog hoger stegen zij, stap voor stap, zwijgend. De vrouw ging een donkere, geheimzinnige spelonk binnen en het was of de berg hen in zich opnam… Toen, plotseling, stonden zij in een prachtige zaal: niets dan stralende rijkdom, lichtglans, alles even prachtig, en daarachter meer zalen en kamers met zilverachtig glanzende vloeren en kristalheldere vensters. Daarbuiten zag het meisje een heerlijke tuin vol rode rozen. Ze zag het zilverachtige speelse water van een bron, ze zag jonge vrouwen baden in een waterbekken, ze hoorde betoverend snarenspel en gezang. De sluier die over het geheim van de ‘Rosentuin’ had gelegen, was weggenomen!
Intussen zagen ze gedienstige dwergen, die wonderlijk mooie dingen aandroegen. Op bevel van de koningin brachten zij een kluwen wol. De koningin gaf het aan het arme meisje met de woorden: ‘Neem dit kluwen gerust van me aan. De beste wol die ik heb. En als je nooit aan iemand vertelt waar het vandaan komt, zal het ook nooit opraken. Nu, doe braaf je best, blijf vlijtig en weef aan je geluk!’
Met dit kostbare geschenk is het meisje naar een oude tante gegaan, om met de wonderwol te weven. Ze weefde en weefde de mooiste dekens en doeken, want de wol raakte nooit op en glansde alsof hij geschoren was van het Gulden Vlies zelf.
Eens – nadat haar dagtaak al volbracht was – zat het meisje nog vlijtig te weven in de maneschijn. Plotseling stond weer, nu glanzend in het zilveren maanlicht, die koninklijke gestalte voor haar: de koningin van de ‘Rosentuin’, die haar een prachtig weefsel van gouddraad gaf. De koningin nam de handen van het meisje in haar beide handen en liet haar zó het kunstige patroon van het weefsel aftasten. Zij wees haar hoe zij de stof met bloemranken en vogelfiguren kon versieren.
De jongen die het meisje ’t liefste was, is met de kostbare stoffen naar alle windstreken eropuit getrokken, om ze in steden en aan edellieden op burchten, te verkopen. Na verloop van tijd waren ze samen zo ver, dat er genoeg was voor ‘eigen huis en haard’; zelfs voor iets op het brood en voor een paardje in de stal, was nog wat over. Dat werd me een bruiloft! En als het ’t meisje gelukt is, om nooit te verklappen waar de wol vandaan kwam, dan is haar wonderkluwen nóg niet opgeraakt en leven ze tot op de huidige dag, gelukkig en tevreden met elkaar.
* De ‘Rosentuin’ of ‘Rosengarten’ is een bergketen in de Dolomiten die vooral bekend is geworden door zijn rozerode glans bij zonsondergang. Veel sagen en sprookjes die betrekking hebben op dit gebied zijn nog bekend.
Vrouw Holle – Beatrijs Gradenwitz (138)
Lili Chavannes ‘Jonas’ nr.11., 25-01-1980
*Vrij vertaald door Caroline Bos-Everts uit Karl Paetow, Volkssagen und Marchen um Frau Holle, Uitg. Adolf Sponholtz Verlag.
Er bestaat nog een vertaling met als titel ‘De rozentuin’. Waarom mevrouw Bos voor ‘Rosentuin’ heeft gekozen, is niet geheel duidelijk.
Sprookjes: alle artikelen
Vertelstof: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: sprookjes
.
1221
.