.
DE MICROBEN-VERDELGER
.
Een jaar of wat geleden deed zich in een restaurant in La Plata, Argentinië, het geval voor dat honderden gasten zich van een slasaus bedienden, die het toxine bevatte dat botulisme — een levensgevaarlijke voedselvergiftiging — veroorzaakt. Toen dientengevolge 30 sterfgevallen plaatsvonden, werd de stad door angst aangegrepen. Onmiddellijk werd er een beroep gedaan op een laboratorium in Parijs, en nog diezelfde dag waren honderden ampullen vaccin boven de Atlantische Oceaan op weg. Deze snelle actie redde de andere slachtoffers het leven.
Op een suikeronderneming op Madagascar — thans* de republiek Malagasië — brak builenpest uit. Een medische ploeg van een der 21 overal ter wereld opgerichte dochterlaboratoria van datzelfde Parijse laboratorium werd erheen gestuurd en wist de epidemie tot staan te brengen.
Over de gehele wereld hebben vele miljoenen mensen hun leven te danken aan het Instituut Pasteur uit Parijs. Gesticht in 1888, in een tijd dat de meeste vondsten op medisch gebied nog het resultaat waren van een gelukkige greep van eenzame onderzoekers in universiteitslaboratoria, heeft dit instituut het tijdperk ingeluid van het georganiseerde medische onderzoek, beoefend door geschoolde onderzoekers die stelselmatig een dodelijke ziekte te lijf gaan. De afgelopen 75 jaar heeft het de mensheid ontelbare geneesmiddelen en vaccins geschonken.

Louis Pasteur werd op 27 december 1822 te Drôle in Frankrijk geboren, maar tot 1885 bleef de kleine man, met een dun sikje en een half verlamd been, voor de buitenwereld nagenoeg een onbekende. Anderen hadden microben gezien en beschreven, maar tot 1885 bleef de kleine man, met een dun sikje en een half verlamd been, voor de buitenwereld nagenoeg een onbekende. Anderen hadden microben gezien en beschreven, maar Pasteur was de eerste die hun geweldige macht — ten goede en ten kwade — besefte. Hij had handboeken over de gisting geschreven die voor wijnbouwers, bierbrouwers en azijnfabrikanten nog steeds bijbels zijn. Hij had de grondslag gelegd voor de aseptische chirurgie in een tijd dat infectie nog de verschrikking van de operatiekamer was. Hij had de weg gewezen naar de gepasteuriseerde melk, die miljoenen kinderen de ravages van beentuberculose zou besparen.
Nu stelde Pasteur zich een nieuwe taak. In zijn kleine laboratorium aan de rue d’Ulm wierp hij zijn talenten in de strijd tegen de hondsdolheid, een ziekte zo kwaadaardig dat er in de medische annalen nog geen geval van genezing bekend was. Als de smetstof van deze ziekte eerst voldoende kon worden verzwakt, zo redeneerde Pasteur, kon ze misschien als vaccin worden toegepast, omdat ze het organisme zou prikkelen tot aanmaak van afweerstoffen tegen de onverzwakte, dodelijke smetstof.
Gevaar voor eigen leven trotserend, zoog hij met een glazen buisje speeksel uit de schuimende bekken van dolle honden en spoot dat bij konijnen in het bloed. Toen de konijnen aan de ziekte waren bezweken, haalde hij de ruggenstrengen – voornaamste doelwit van het dolheidsvirus — eruit en hing ze te drogen, hopend de smetstof daardoor zo te verzwakken dat ze geen ziekte meer kon veroorzaken. Dierproeven bevestigden zijn ingeving: een emulsie, bereid uit ruggenmerg dat 14 dagen was gedroogd, kon bij proefdieren geen rabiës meer verwekken. Wel beschermde het ze tegen besmetting.
Zou die emulsie nu ook mensen kunnen beschermen? Op 6 juli 1885 kreeg Pasteur de kans, het antwoord op deze kardinale vraag te vinden. Een jongetje van negen jaar, Joseph Meister, was 14 keer door een dolle hond gebeten, en menselijkerwijs gesproken ten dode opgeschreven. Pasteur besefte dat zijn vijanden in de medische wereld, als hij de jongen behandelde en het kind stierf toch, hem wel eens van moord zouden kunnen beschuldigen.
Met een bezwaard hart gaf Pasteur het slachtoffertje een injectie met vaccin van een 14 dagen gedroogde ruggenstreng. De volgende dag gaf hij de jongen een sterkere dosis, van een 13 dagen gedroogde ruggenstreng. Zo ging hij gestadig verder. Ten slotte kreeg het kind een dosis uit een ruggenstreng van een pas de vorige dag bezweken konijn. Zoals Pasteur had gehoopt, was intussen bij de jongen de weerstand tegen de ziekteverwekker zoveel groter geworden, dat zelfs die redelijkerwijs dodelijke injectie geen reactie veroorzaakte. Het kind was gered.
Het opzienbarende nieuws verspreidde zich. In een laatste hoop op redding verdrongen de mensen die door een dolle hond waren gebeten zich bij tientallen in het kleine laboratorium aan de rue d’Ulm. Tot hen behoorden 19 Russische boeren die ongeveer twee weken tevoren door een dolle wolf waren gebeten. Ze kenden maar één woord Frans: “Pasteur”. Omdat ze al zo lang geleden waren geïnfecteerd, had Pasteur weinig hoop dat hij hen zou kunnen redden. Toch probeerde hij het — en 16 van hen bleven in leven!
Nog nooit tevoren had een wetenschappelijke prestatie zo algemeen tot de verbeelding gesproken. Spontaan ontstond er een actie in alle delen van de wereld. Pasteur moest een eigen instituut hebben voor zijn onderzoekingen. Schoolkinderen offerden hun snoepcenten. Een krant in Milaan zamelde onder zijn lezers 4000 gulden in. Tsaar Alexander III stuurde 75 000 gulden; ook de keizer van Brazilië en de sultan van Turkije droegen bij. Het grote bakstenen gebouw verrees aan de rue Dutot, later herdoopt naar een van Pasteurs beroemdste discipelen, in rue du Docteur-Roux. Bij de plechtige opening op 14 november 1888, bijgewoond door de president van de Republiek en andere hoogwaardigheidsbekleders, was Pasteur zo ontroerd dat hij tranen zat weg te pinken terwijl zijn zoon zijn toespraak voorlas.
Hoewel zijn gezondheid te wensen over liet, zat Pasteur vol plannen. De wereld schreeuwde om geschoolde onderzoekers; daarom moest zijn instituut een opleidingscentrum worden. Er waren geen farmaceutische fabrieken om serums en vaccins te bereiden; daarom moest het instituut dat doen. Ziekte kent geen landsgrenzen; daarom moesten medewerkers van het Instituut Pasteur de ziekte gaan bestrijden, waar ze ook mocht optreden.
Woekerend met zijn tanende krachten gaf Pasteur leiding aan zijn begaafde medewerkers. Albert Calmette moest naar Saigon voor het organiseren van een vaccinatiecampagne tegen pokken en hondsdolheid. Alexandre Yersin moest naar Hongkong om de builenpest te bestrijden. (Hij zou later de verwekker isoleren en een beschermend serum ontwikkelen.) Pierre Roux moest in Parijs blijven om zich te wijden aan de geduchtste aller kinderziekten : difterie.
Pasteur heeft slechts de eerste der grote triomfen van zijn instituut mogen beleven. In 1894, een jaar voordat Pasteur stierf, had Roux een difterie-antitoxine voor gebruik gereed. In een kinderziekenhuis verdeelde hij de difteriepatiëntjes in twee groepen. De ene kreeg de beste behandeling, in die dagen bekend — maar geen antitoxine. De andere groep kreeg dat wel. Van de 520 kinderen uit de eerste groep stierf 60 percent. Bij de 488 van de groep die het antitoxine van Roux kreeg, was de sterfte maar 25 percent. De weg naar de overwinning op deze afschuwelijke moordenaar lag open.
In de loop der jaren heeft het Instituut Pasteur de reputatie gevestigd, het productiefste medische researchlaboratorium ter wereld te zijn. Een der schitterendste prestaties van het instituut was de bereiding van een entstof tegen tuberculose, het BCG-vaccin (tegen bacillus Calmette-Guérin, die is genoemd naar twee medewerkers van Pasteur). Er zijn over de hele wereld ruim 200 miljoen mensen mee behandeld, en de onderdrukking van de tuberculose-epidemie die in Europa na de Tweede Wereldoorlog de kop opstak, is er grotendeels aan te danken. Voorts hebben medewerkers van het instituut het eerste antihistaminicum en de eerste synthetische curare bereid; deze laatste stof doet spiercontracties ophouden en brengt organen tot rust, zodat buikoperaties eenvoudiger worden.
In de hele geschiedenis is tyfus de verderf zaaiende vazal van de oorlog geweest; deze ziekte, door luizen verspreid, gedijt in de opeengepakte menigten der ontheemden en bij slechte hygiënische toestanden. Het was een der grootste medische doorbraken in onze generatie, toen aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog dr. Paul Giroud van het Instituut Pasteur een vaccin tegen tyfus ontdekte. Gedurende de oorlog heeft het Internationale Rode Kruis meer dan zeven miljoen doses verdeeld over krijgsgevangenkampen en andere bedreigde plaatsen. Dat heeft er in hoge mate toe bijgedragen, dat Europa is behoed voor wat een der grootste rampen van onze tijd had kunnen worden.
Terwijl in de Verenigde Staten dr. Jonas Salk en dr. Albert Sabin aan een poliovaccin werkten, zocht in Parijs een pasteurien, dr. Pierre Lépine, in dezelfde richting. Alle drie vonden ze een effectief immunisatiemiddel, en miljoenen kinderen over de hele wereld zijn daarmee tegen poliomyelitis ingeënt.
Het Instituut Pasteur heeft zich schitterend geweerd bij het toepassen van eigen vindingen. Het heeft een gordel van dochterlaboratoria om de aarde gespannen. Dank zij het werk van mobiele vaccinatiegroepen heeft zich in het voormalige Frans-West-Afrika — eens een broeinest van gele koorts — sinds 1953 geen enkel geval van deze ziekte meer voorgedaan.
Er ligt een wereld tussen het huidige Instituut Pasteur en het kleine laboratorium aan de rue d’Ulm. Bijna 2000 mensen werken in de heterogene verzameling gebouwen in Parijs zelf en in de voorstad Garches; nog eens 2000 weren zich op buitenposten. Pasteur stond erop dat zijn instituut volstrekt onafhankelijk zou blijven. Met zijn huidige jaarlijkse budget van 40 miljoen francs is het niet aangewezen op overheidssteun, maar het bedruipt zich van de opbrengst van serums en vaccins, door giften, schenkingen van stichtingen en legaten.
Zo groot, druk en bedrijvig als het is, bewaart het nog herinneringen aan de begintijd. Op een gazon staat een bronzen beeld van een jongetje — Joseph Meister, als eerste voor hondsdolheid behoed, die de rest van zijn levensdagen conciërge op het instituut is gebleven. De werkkamers van Pasteur in zijn geliefde instituut zijn nog in de staat waarin ze verkeerden toen hij stierf. Zijn instrumenten en zijn aantekeningen liggen uitgestald in vitrines. Louis Pasteur is wel eens “een legende in de kroniek van de
mensheid” genoemd. Die betiteling is ook toepasselijk op het instituut waarvoor hij de grondslag legde.
.
*artikel stamt uit de jaren 50 van de vorige eeuw
.
8e klas vertelstof: alle biografieën
Vertelstof: alle artikelen
8e klas: alle artikelen
Algemene menskunde: leeftijd 14 – 21 jaar
Vrijeschool in beeld: alle beelden
.
863-795
.