VRIJESCHOOL – Plantkunde – plantendelen – bloeiwijze

Bij de plantkunde gaat het allereerst om de essentiële zaken: de elementen, het verloop in de tijd, de vergelijking met de kinderlijke ontwikkeling. En alles wat leidt tot grote verwondering: in het ‘leesboek voor de plantkunde’ van Gerbert Grohmann vind je daarvoor prachtige lesstof. Natuurlijk is er ook steeds sprake van allerlei delen van de plant en het is goed dat de kinderen er veel leren, d.i. vooral kunnen herkennen. Je kunt in de 5e klas 2 perioden plantkunde geven; doe je er één, dan ook nog 1 in de 6e, anders kom je nooit door alle stof heen. Voor de 6e leent het leren van allerlei benamingen zich weer meer, dan het jaar daarvoor. De vele namen die ik hieronder weergeef, zijn vooral voor de leerkracht bedoeld, als ‘vakkennis’ en hoeven door de kinderen natuurlijk niet alle gekend te worden. Een overzicht van de voornaamste delen en hun benamingen.

DE BLOEIWIJZE

Het bloeiende deel van de plant bestaat óf uit alleenstaande bloemen óf uit een of meer bloeiwijzen.
Met deze laatste term wordt een verzameling bloemen bedoeld die een gemeenschappelijke bloemsteel bezitten. Vele bloeiwijzen zijn gemengd en kunnen dan zeer ingewikkelde structuren vormen.

Plant met één alleenstaande bloem:

plantendelen 70

De tros
is een bloeiwijze gevormd door een aantal bloemen waarvan de bloemstelen, die praktisch alle even lang zijn, vastgehecht zitten aan de algemene bloemsteel, die het verlengde is van de hoofd- of zij-as.

(a) Schematische tekening van de tros en (b) een voorbeeld van een tros, met de stengel en de algemene bloemsteel, bij de aalbes:

plantendelen 71

Bij de samengestelde tros zijn de zijde­lingse bloemstelen op hun beurt weer trosvor­mig vertakt en zijn deze vastgehecht aan de hoofdas van de primaire tros. Bv. wijnstok:

plantendelen 72

Een pluim
is een verzameling van samen­gestelde trossen, met lange bloemstelen van ongelijke lengte die rondom de hoofdas zijn geplaatst. Het geheel heeft de vorm van een piramide. Bv. bijvoet:

plantendelen 73

De aar:
wordt gevormd door een groep zittende bloemen, d.w.z. zonder steel aan de stengel vastgehecht.

Schema van een enkelvoudige aar:

plantendelen 74

Schema van een samengestelde aar:

plantendelen 75

Als de aar dicht, lang en als geheel afvallend is, noemt men dat een katje:

plantendelen 76

De schermvormige tros:
houdt het midden tussen een scherm en een tros: de bloemstelen zijn ongelijk van lengte, zodanig dat de bloemen praktisch op de dezelfde hoogte staan.

Schematische tekening van een schermvormige tros: (a) peer; bij het gewoon duizendblad (b) is hij samengesteld.

plantendelen 77

Een scherm:
is een bloeiwijze waarvan de bloemstelen even lang zijn en in één punt te zamen komen. Aan de voet van de bloemsteel-tjes bevindt zich vaak een omwindsel.

Schematische tekening van een enkelvoudig scherm. B.v. zure kers (a); klimop (b).

plantendelen 78

De meeste vertegenwoordigers van de schermbloemenfamilie hebben een samenge­steld scherm, d.w.z. dat er zich aan het eind van elke bloemsteel niet één bloem, maar een schermpje van bloemen bevindt:

plantendelen 79

Aan de voet van de bloemstelen van het scherm vormt een krans van schutblaadjes een omwindsel. B.v. (wilde) peen. De schutblaad­jes aan de voet van een schermpje heten het omwindseltje:

plantendelen 80

Het napje van de eikel is een omwindsel, gevormd door stevige schubben die aan de basis van de vrucht blijven zitten. Ze omgeven telkens maar één enkele vrucht.

plantendelen 81

Een hoofdje
is een groep bloempjes die in een dichte aar zijn samengepropt op een verbreding van de bloemsteel: de bloembodem.

Schematische tekening van een hoofdje (a). Vergeleken met het maarts viooltje bestaat het madeliefje (b) niet uit één bloem, maar uit een groep van bloemen; elk wit lintje is een bloem (lintbloem) en elk bolletje in het gele hartje is ook een bloem (buisbloem). Alleen de gele bloemen hebben in dit geval meeldraden, die een saamhelmig androecium vormen.

plantendelen 82

plantendelen 83

Een ander soort hoofdje: de korenbloem.
Onder het hoofdje bevinden zich de schut­blaadjes, die samen het omwindsel vormen.:

plantendelen 84

De bloeikolf
is een dichte aar, die bij de aronskelk in een steriele knots eindigt en wordt omgeven door een vliezig schutblad, de bloemschede:

plantendelen 85

Een bijscherm:
is een bloeiwijze waar aan het eind van de hoofdassen een bloem staat en deze assen zich onder iedere bloem in een of twee zijtakken vertakken.

Een bijscherm noemt men ééntakkig wan­neer onder elke bloem slechts één zijtak staat, die in een bloem eindigt. Als deze zich altijd aan dezelfde kant ontwikkelt, dan wordt dit bijscherm een sikkel genoemd:

plantendelen 86

Als zich nu eens aan de ene en dan weer aan de andere zijde een zijtak tot bloem ontwikkelt, heet het bijscherm een waaier:

plantendelen 88

Het bijscherm is samengesteld wanneer iedere bloemsteel twee zijtakken draagt, die ieder een bloem aan het eind hebben staan:

plantendelen 87

plantendelen:  wortel   stengel    blad  bloem   vrucht

plantkunde: alle artikelen

808
Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.