Bij de plantkunde gaat het allereerst om de essentiële zaken: de elementen, het verloop in de tijd, de vergelijking met de kinderlijke ontwikkeling. En alles wat leidt tot grote verwondering: in het ‘leesboek voor de plantkunde’ van Gerbert Grohmann vind je daarvoor prachtige lesstof. Natuurlijk is er ook steeds sprake van allerlei delen van de plant en het is goed dat de kinderen er veel leren, d.i. vooral kunnen herkennen. Je kunt in de 5e klas 2 perioden plantkunde geven; doe je er één, dan ook nog 1 in de 6e, anders kom je nooit door alle stof heen. Voor de 6e leent het leren van allerlei benamingen zich weer meer, dan het jaar daarvoor. De vele namen die ik hieronder weergeef, zijn vooral voor de leerkracht bedoeld, als ‘vakkennis’ en hoeven door de kinderen natuurlijk niet alle gekend te worden. Een overzicht van de voornaamste delen en hun benamingen.
DE BLOEIWIJZE
Het bloeiende deel van de plant bestaat óf uit alleenstaande bloemen óf uit een of meer bloeiwijzen.
Met deze laatste term wordt een verzameling bloemen bedoeld die een gemeenschappelijke bloemsteel bezitten. Vele bloeiwijzen zijn gemengd en kunnen dan zeer ingewikkelde structuren vormen.
Plant met één alleenstaande bloem:
De tros
is een bloeiwijze gevormd door een aantal bloemen waarvan de bloemstelen, die praktisch alle even lang zijn, vastgehecht zitten aan de algemene bloemsteel, die het verlengde is van de hoofd- of zij-as.
(a) Schematische tekening van de tros en (b) een voorbeeld van een tros, met de stengel en de algemene bloemsteel, bij de aalbes:
Bij de samengestelde tros zijn de zijdelingse bloemstelen op hun beurt weer trosvormig vertakt en zijn deze vastgehecht aan de hoofdas van de primaire tros. Bv. wijnstok:
Een pluim
is een verzameling van samengestelde trossen, met lange bloemstelen van ongelijke lengte die rondom de hoofdas zijn geplaatst. Het geheel heeft de vorm van een piramide. Bv. bijvoet:
De aar:
wordt gevormd door een groep zittende bloemen, d.w.z. zonder steel aan de stengel vastgehecht.
Schema van een enkelvoudige aar:
Schema van een samengestelde aar:
Als de aar dicht, lang en als geheel afvallend is, noemt men dat een katje:
De schermvormige tros:
houdt het midden tussen een scherm en een tros: de bloemstelen zijn ongelijk van lengte, zodanig dat de bloemen praktisch op de dezelfde hoogte staan.
Schematische tekening van een schermvormige tros: (a) peer; bij het gewoon duizendblad (b) is hij samengesteld.
Een scherm:
is een bloeiwijze waarvan de bloemstelen even lang zijn en in één punt te zamen komen. Aan de voet van de bloemsteel-tjes bevindt zich vaak een omwindsel.
Schematische tekening van een enkelvoudig scherm. B.v. zure kers (a); klimop (b).
De meeste vertegenwoordigers van de schermbloemenfamilie hebben een samengesteld scherm, d.w.z. dat er zich aan het eind van elke bloemsteel niet één bloem, maar een schermpje van bloemen bevindt:
Aan de voet van de bloemstelen van het scherm vormt een krans van schutblaadjes een omwindsel. B.v. (wilde) peen. De schutblaadjes aan de voet van een schermpje heten het omwindseltje:
Het napje van de eikel is een omwindsel, gevormd door stevige schubben die aan de basis van de vrucht blijven zitten. Ze omgeven telkens maar één enkele vrucht.
Een hoofdje
is een groep bloempjes die in een dichte aar zijn samengepropt op een verbreding van de bloemsteel: de bloembodem.
Schematische tekening van een hoofdje (a). Vergeleken met het maarts viooltje bestaat het madeliefje (b) niet uit één bloem, maar uit een groep van bloemen; elk wit lintje is een bloem (lintbloem) en elk bolletje in het gele hartje is ook een bloem (buisbloem). Alleen de gele bloemen hebben in dit geval meeldraden, die een saamhelmig androecium vormen.
Een ander soort hoofdje: de korenbloem.
Onder het hoofdje bevinden zich de schutblaadjes, die samen het omwindsel vormen.:
De bloeikolf
is een dichte aar, die bij de aronskelk in een steriele knots eindigt en wordt omgeven door een vliezig schutblad, de bloemschede:
Een bijscherm:
is een bloeiwijze waar aan het eind van de hoofdassen een bloem staat en deze assen zich onder iedere bloem in een of twee zijtakken vertakken.
Een bijscherm noemt men ééntakkig wanneer onder elke bloem slechts één zijtak staat, die in een bloem eindigt. Als deze zich altijd aan dezelfde kant ontwikkelt, dan wordt dit bijscherm een sikkel genoemd:
Als zich nu eens aan de ene en dan weer aan de andere zijde een zijtak tot bloem ontwikkelt, heet het bijscherm een waaier:
Het bijscherm is samengesteld wanneer iedere bloemsteel twee zijtakken draagt, die ieder een bloem aan het eind hebben staan:
plantendelen: wortel stengel blad bloem vrucht
plantkunde: alle artikelen