VRIJESCHOOL – 6e klas – geschiedenis (5-1)

.

 .

DUITSLAND, HET HEILIGE ROOMSE RIJK
.

De gekozen koning

Met de dood van Lodewijk het Kind in 911, de laatste telg uit het geslacht van de Karolingers, dreigde het Duit­se rijk geheel uiteen te vallen. Om verdere versnippering te voorkomen, werd besloten om voortaan bij de dood van een koning het rijk niet meer onder zijn zoons te verdelen. De zoons zouden onder elkaar één op­volger kiezen, die koning werd. De eerste op deze manier gekozen Duitse koning was Koenraad van Frankenland (911 – 919). Tijdens zijn regering kregen de Duitsers te kam­pen met invallen van woeste stammen uit het oosten. Eenheid en gezamen­lijk optreden waren hard nodig om de vijanden te kunnen weerstaan. Maar Koenraad I was geen krachtige figuur en hij wist die eenheid niet te bereiken. In zijn rijk heersten wan­orde en verdeeldheid, omdat vele hertogen – allemaal van koninklijke afkomst – dongen naar de positie van koning. In plaats van zich in te zetten voor de eenheid van het rijk, sticht­ten de hertogen aparte rijkjes. Van het bestuur van de koning trokken ze zich maar weinig aan.

De keizerskroon als ideaal

Op zijn sterfbed in 919 benoemde Koenraad I een van zijn grootste tegenstanders, maar tevens de be­kwaamste, tot zijn opvolger. Het was Hendrik I. Toen Hendrik het bericht ontving van zijn benoeming tot koning van Duitsland, was hij juist op de valkenjacht. Jagen met valken was de grote liefhebberij van deze koning. Daarom ging hij de geschie­denis in als Hendrik de Vogelaar. Zijn zoon Otto de Grote volgde hem in 936 op. Otto bestreed met veel succes de invallende Hongaren, Slaven en Vikingen. Hij wist zelfs zijn rijk met grote delen van Italië uit te breiden. Otto’s grote ideaal was, net als zijn grote voorganger Karel de Grote de keizerskroon te mogen dragen. Handig gebruik makend van de hulp die de paus hem eens vroeg, wist hij dit ideaal te verwezenlijken. Zijn kleinzoon Otto III, die regeerde van 983 tot 1002, had nog grotere idealen. Hij probeerde in het grote Duitse rijk de glorie van het oude Romeinse rijk te laten herleven. Daarom bemoeide hij zich vooral met de Italiaanse rijksdelen. Hij bracht er met behulp van zijn Duitse ambtenaren orde en rust. Zo kwam er een einde aan een lange periode van wanorde in het oude moederland van de Romeinen.

Otto III herstelde ook de positie van de paus, die in de 10e eeuw een man zonder gezag was geworden. Hij bezorgde het hoofd van de katholieke kerk zelfs veel wereldlijke macht. Het zou latere Duitse keizers voor grote problemen stellen. De voortdurende strijd tussen de keizer van Duitsland en de paus van Rome zou als een rode draad door de geschiedenis van het middeleeuwse Duitsland lopen…

Frederik Barbarossa

Ondanks verwoede pogingen van de elkaar opvolgende Duitse vorsten, bleef het herstel van de koninklijke macht een visioen. Soms waren er lange of kortere periodes waarin het leek dat er eindelijk één sterk Duits­land was ontstaan. Maar dan volgde weer een tijd waarin de hertogen meer tegen elkaar vochten, dan ge­zamenlijk tegen een gemeenschap­pelijke vijand. Zo volgden de keizers elkaar op.

In het jaar 1152 was van eenheid binnen de Duitse rijksgrenzen geen sprake. Heerszuchtige hertogen voerden voortdurend oorlog met elkaar. Het volk betaalde de prijs van de ellende en leed onder plundering en brandstichting. In dat jaar kwam de toen 30-jarige Frederik I op de Duitse troon. Om zijn vurig rode baard noemden zijn Italiaanse onderdanen hem Frederik Barbarossa (Roodbaard).

Het Heilige Roomse Rijk

Frederik Barbarossa wist de hertogen tot meer eendracht te bewegen. In zijn eigen hertogdom Zwaben ver­stevigde hij zijn macht en hij kwam zoveel mogelijk tegemoet aan vele eisen van zijn hertogelijke leenman­nen. Daar stond tegenover dat ze hem als de leider van het Duitse rijk aanvaardden. Zelfs in het altijd oproerige Italië, dat door de hoge Alpen van de rest van het Duitse rijk werd gescheiden, stelde Frederik Barbarossa orde op zaken. Dit be­tekende voornamelijk, dat de paus als wereldlijk heerser de nodige veren moest laten.

Keizer Frederik I, uit het geslacht van de Hohenstaufen. wordt beschouwd als de stichter van wat genoemd wordt het ‘Heilige Roomse Rijk’. Met ‘Heilig’ wordt bedoeld, dat het rijk beschouwd kon worden als de vaandeldrager van het christendom in Europa. Met ‘Rooms’ wordt be­doeld dat de stad Rome als het middelpunt van het rijk werd be­schouwd. Overigens doet de naam ‘Heilige Roomse Rijk’ niet ver­moeden, dat de verhouding tussen keizer en paus in dit rijk bepaald slecht was.

Tot 1268 de Hohenstaufen

De opvolgers van Frederik Barbaros­sa bouwden het Duitse rijk nog verder uit. Ze beschouwden echter niet langer Duitsland als hoofdland, maar het beschaafder Italië. Ze be­stuurden een machtig rijk, waarin kunsten en wetenschappen bloeiden en op een hoog peil kwamen te staan. De strijd tussen keizer en paus bereikte tijdens de regeringsperiode van Frederik II (1218 – 1250) opnieuw een hoogtepunt. ‘Moge de hemel jubelen en de aarde zich verheugen,’ schreef de paus bij de dood van de keizer in 1250. De paus was toen naar Frankrijk gevlucht, omdat hij Rome na een verloren veldtocht tegen Frederik II had moeten verlaten. Ook de nazaten van Frederik II werden door de elkaar opvolgende pausen steeds fel belaagd. Koenraad IV stierf al in 1254. Zijn opvolger Manfred sneuvelde in 1266. De 15-jarige Konradijn kwam toen op de troon. Hem was geen lange regerings­periode beschoren, noch een lang leven. Nog geen twee jaar later werd Konradijn door een aanhanger van de paus gevangengenomen en ont­hoofd. Met de dood van deze laatste Hohenstauf kwam er een einde aan het Heilige Roomse Rijk.

De legende van Barbarossa

Keizer Frederik Barbarossa, de grondlegger van het Heilige Roomse Rijk, stierf tijdens een kruistocht. Toen hij in Klein-Azië op 10 juni 1190 de rivier Calycadnus wilde oversteken, werd hij door de stroom meegesleurd en verdronk hij jammer­lijk. De plotselinge dood van hun keizer stelde het geloof van de Duitse kruisridders danig op de proef. De meesten keerden geschokt naar huis terug.
In Duitsland ontstond de legende dat de geliefde keizer helemaal niet dood was (men had zijn lijk nooit terug­gevonden). Hij zou zich hebben teruggetrokken in het binnenste van de Kyffhäuserberg in het Duitse Thüringen. Zelfs in onze 20e eeuw zou hij daar nog steeds peinzend aan een grote stenen tafel zitten. Zijn rode baard groeit en groeit. Pas als de stenen tafel geheel door de baard is omwikkeld, zal de keizer definitief uit zijn mijmeringen ontwaken. Hoog rond de spitsen van de berg cirkelen zwarte raven. Zodra deze grote zwarte vogels door adelaars worden verjaagd, zal de keizer zijn onderaardse burcht verlaten. Slechts zelden is het stervelingen gelukt tot de oude keizer door te dringen. De keizer ontwaakte dan en vroeg of de raven nog steeds rond de berg vlogen. Als dit bevestigend werd beantwoord zuchtte de keizer diep en zei: ‘Het zal nog eeuwen duren voor ik weer onder mijn volk mag verschijnen. Mijn vermoeide ziel slaapt weer in. Ik heb nog honderden jaren de tijd…’

Hoe Duitsland weer een keizer kreeg

De vergevensgezinde Otto de Grote

Keizer Otto I, die als Otto de Grote de geschiedenis zou ingaan, liet zich in 936 de koningskroon op het hoofd drukken door de aartsbisschop van Mainz. Het levensdoel van Otto I was, keizer te worden over een machtig rijk, zoals vroeger Karel de Grote. Net als zijn grote voorbeeld was hij vergevensgezind tegenover ieder die hem te na kwam. Maar hij was ook mateloos eerzuchtig en vaak driftig in zijn optreden. Dikwijls nam hij be­slissingen zonder er eerst goed over na te denken. Dit leverde hem vele vijanden binnen zijn rijksgrenzen op. Nauwelijks was Otto I koning ge­worden, of een aantal hertogen kwam tegen hem in opstand. Zijn broer Hendrik, die liever zelf tot koning was gekozen, steunde de opstandelingen. Maar uiteindelijk moest Hendrik het onderspit delven. De koning vergaf zijn broer het verraad en benoemde hem zelfs tot hertog van Lotharingen, een wel­varend deel van het rijk. Maar twee jaar later nam de ondank­bare Hendrik opnieuw deel aan een samenzwering, toen tegen het leven van zijn broer. De plannen om de koning te vermoorden mislukten en Hendrik werd samen met zijn kor­nuiten opgepakt. Alle opstandelingen werden ter dood gebracht. Maar Hendrik werd voor de tweede maal door zijn broer gespaard. Na een gevangenschap van zes lange jaren werd Hendrik weer in genade aan­genomen. Als hertog van Beieren bleef hij verder trouw aan zijn broer.

De Hongaren verslagen

Het oostelijk deel van het rijk van Otto de Grote werd voortdurend aangevallen door woeste stammen, voornamelijk heidense Slaven en Hongaren. In de slag bij Lechfeld (955) wist hij de Hongaren definitief te verslaan.

Slimme zet met de bisschoppen

Koning Otto de Grote begon genoeg te krijgen van de opstanden van de hertogen, waarmee zijn voorgangers ook al het nodige te stellen hadden gehad. Hij bedacht een slim plan. Als de op macht beluste hertogen zich dan niet wilden onderwerpen aan hem, de leenheer, dan zou hij gehoorzamer leenmannen aanstellen. Die gehoorzamer vazallen vond de koning in… de Duitse bisschoppen. Op de bisschoppelijke belofte dat ze als leenman hun koning trouw zou­den zijn, begon Otto de kerkvorsten meer land te schenken dan ze reeds bezaten. De bisdommen kregen gra­felijke rechten. Dit betekende dat de bisschoppen voortaan zelf in hun steeds groter wordende gebieden de rechtspraak mochten regelen en… belastingen mochten heffen. De bisschoppen hadden wel oren naar deze uitbreiding van hun macht. En Otto de Grote stelde tot zijn volle tevredenheid vast, dat de bisschop­pen bijzonder trouwe leenmannen waren: trouwer dan de hertogen! Een bijkomend voordeel was, dat de bisschoppen niet mochten trouwen, zodat ze hun leen niet erfelijk konden maken. De Duitse keizer kon dus steeds aan iemand die hem welgezind was een bisdom in leen geven.

Bisdommen te koop…

Door de maatregel van Otto de Grote waren de Duitse bisschoppen voort­aan niet alleen verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn van de gelovi­gen, maar ook de wereldlijke bestuurders van hun machtige bisdom­men. Want de slimme Otto be­noemde de bisschoppen vanzelf­sprekend niet meer om hun kwaliteit als geestelijken, maar om hun ge­schiktheid als heersers en hun trouw als leenmannen.
Otto paste op grote schaal vriendjes­politiek toe. Hij zette een van zijn broers op de aartsbisschoppelijke zetel van Keulen. Een van Otto’s zonen werd aartsbisschop van Mainz en een oom bracht het tot aartsbis­schop van Trier.
Anderen kregen de hoge kerkelijke positie, als zij Otto I geldelijke steun gaven. Otto bood bisdommen te koop aan!

Otto de Grote tot keizer gekroond

Otto’s hoogste levensdoel was het inruilen van zijn ‘eenvoudige’ koningskroon voor de begeerde kei­zerskroon. Hij deed een poging hier­toe, toen hij in 950 aanspraken kon laten gelden op de Italiaanse troon. Een verre nazaat van Karel de Grote overleed als koning van Italië. De macht werd daarop overgenomen door een leenman, die de weduwe van de koning gevangen zette. Otto de Grote verzamelde zijn legers en trok in 951 over de Alpen naar Italië. Hij versloeg het leger van de tiran­nieke leenman en bevrijdde de koningin. Toen hij met haar trouwde, werd hij uitgeroepen tot koning van Italië.

Otto de Grote bezat toen een rijk van de Oostzee in het noorden tot de Middellandse Zee in het zuiden. Naar hij zelf vond, was dat rijk groot genoeg voor een keizer in plaats van een koning. Maar de paus weigerde Otto tot keizer te kronen. Otto had geen tijd om de paus tot andere gedachten te brengen. Hij moest met zijn leger naar Duitsland terug, om zich met de strijd tegen de Hongaren te bemoeien. In 961 trok Otto de Grote voor de tweede maal over de Alpen zuidwaarts. Die keer was hij door de paus te hulp geroe­pen. Otto smeedde het goud voor de keizerskroon toen het heet was en stelde de paus zijn voorwaarden. Op 2 februari 962 kroonde de paus hem tot keizer van het Duitse rijk. Daarna werd het gebruikelijk dat de gekozen Duitse koning door de paus tot keizer werd gekroond, maar dat gebeurde niet altijd.

Ruzie om de Duitse bisschoppen

Naar Canossa gaan wij niet!’

Op 14 mei 1872, riep de Duitse staatsman Bismarck in de Rijksdag, het Duitse parlement, uit: ‘Nach Canossa gehen wir nicht!’ Hij had op dat ogenblik ernstige problemen en het zag ernaar uit, dat hij een zware politieke nederlaag zou moeten lij­den. Maar Bismarck wilde zich in geen geval onderdanig in het stof wentelen en zich ten aanschouwen van de wereld laten vernederen. Vandaar zijn uitroep: ‘Naar Canossa gaan wij niet!’

De Duitse kanselier doelde daarmee op de vernedering, die de Duitse koning Hendrik IV (1056 – 1106) acht eeuwen eerder had moeten onder­gaan tegenover paus Gregorius VII op het Italiaanse kasteel van Canossa. Deze gebeurtenis in Canossa heeft op de mensheid door de eeuwen heen een grote indruk achtergelaten.

De investituur-strijd

De strijd tussen de Duitse koning en de paus van Rome vormde het hoogtepunt in de strijd rond de ‘investituur’: het recht tot benoeming van de bisschoppen. Keizer Otto de Grote was al omstreeks 950 begonnen met het benoemen van de bisschop­pen, om zuiver politieke redenen. Hij had de bisdommen grafelijke rechten gegeven, waardoor de bisschoppen grote delen van het Duitse rijk bestuurden als wereldlijke heren. Dat die bisschoppen vaak onaanvaard­baar waren voor de kerk, kon zowel Otto de Grote als zijn opvolgers weinig schelen. De bisschoppen waren trouwe leenmannen en zorgden voor voldoende belastingopbrengst. Maar al gauw kwam het voor, dat iemand die bisschop wilde worden, de Duitse vorst een grote som geld aanbood.
De vorst nam dan de vrijheid zich te laten omkopen…
Vele Duitse bisschoppen hielden zich niet aan hun celibaatsverplichting. wat betekende dat ze er vaak vrou­wen en kinderen op na hielden. Een strijd tussen kerk en vorst over deze kwestie kon niet uitblijven. Van het begin af had de paus zich tegen deze misstand verzet. Maar hij kon in Duitsland maar weinig uitrichten, omdat de regerende vorsten gewoonlijk over voldoende machtsmiddelen beschikten om de paus te weerstaan.

Gregorius VII nam maatregelen

In 1073 werd de pauselijke troon bezet door Gregorius VII. Hij was een krachtige en intelligente monnik. Hij nam zich voor zijn kerk volledig onafhankelijk te maken van welke wereldlijke heerser ook. Elke be­moeienis van niet-geestelijken, zoals van de Duitse vorst, wees hij beslist van de hand. De paus was zelfs van mening, dat de minste priester nog belangrijker was dan de machtigste koning. De paus verklaarde ook waarom hij dit vond: ‘Een priester kan iemand op zijn sterfbed nog de eeuwige zaligheid bezorgen. Een leek kan dit nooit, hoe hoog zijn maatschappe­lijke positie ook is.’ Maar de Duitse koning trok zich van de paus niets aan en hij ging zijn eigen gang. Aanvankelijk wist de paus niet welke maatregelen hij moest nemen. Pas toen Hendrik IV in 1076 door een opstand in zijn rijk in moeilijkheden kwam, greep de paus zijn kans. Hij wees de Duitse bisschoppen op hun celibaats­verplichtingen en verbood de Duitse vorst om nog langer bisschoppen te benoemen. Elke bisschop, die het met dit pauselijk bevel niet eens was, werd onmiddellijk in de ban gedaan!

Hendrik IV in de ban

De openlijke uitbrander van de paus wekte bij Hendrik IV wrevel op. Woedend riep hij zijn Duitse bis­schoppen bijeen. Met hen nam hij de beslissing, die ‘valse monnik’ in Rome te verzoeken de pauselijke stoel te  verlaten. Prompt sprak Gregorius VII de banvloek uit over de drieste Hendrik.

Drie dagen en drie nachten

De macht van de paus was zó groot geworden, dat Hendrik IV door die banvloek zijn troon in gevaar zag komen. Er zat niets anders op dan te proberen de paus tot andere gedach­ten te brengen. Hij besloot de paus te smeken de ban op te heffen. Volgens de overlevering liet de paus de Duitse koning drie dagen en drie nachten in vorst en sneeuw voor de slotpoort van de burcht te Canossa staan. Toen pas was de heilige vader voldoende overtuigd van de geloof­waardigheid van de boetedoening van Hendrik IV. Hij hief de banvloek op.

In het tuinhuis

Ondanks de geweldige vernedering die Hendrik IV voor de ogen van zijn volk en de wereld moest ondergaan, verloor de koning niet zijn aanzien. Zijn tijdgenoten beschouwden het als een normale en eervolle zaak, dat de vorst boete deed om van zijn ban­vloek af te komen. Dat hij daarvoor drie etmalen op zijn blote voeten in de sneeuw moest blijven staan, werd door velen niet echt geloofd. Dit ongeloof is waarschijnlijk terecht geweest. Het verhaal werd zo goed als zeker in de wereld gebracht om de paus gunstig te stemmen. Ook staat vrijwel vast, dat Hendrik IV in het behaaglijke tuinhuis van het kasteel verbleef. Intussen onderhandelden zijn raadsheren met die van de paus over de voorwaarden die tot ophef­fing van de banvloek zouden moeten leiden. Uiteindelijk werden de paus en de koning het met elkaar eens.

Opnieuw naar Canossa

De gang naar Canossa maakte aan de banvloek een einde. Voor het ogen­blik had de paus gewonnen, maar de misstanden waren daarmee zeker niet verdwenen. De Duitse koning bleef zich heimelijk tegen de paus verzetten.
Toen Gregorius VII genoeg kreeg van Hendriks onwil, deed hij hem in 1180 opnieuw in de ban. Die keer miste het uitspreken van de banvloek de ge­wenste uitwerking. Het lag er voor iedereen te dik bovenop, dat de paus de Duitse vorst uitsluitend om poli­tieke redenen uit de kerk had gezet. Hendrik IV zelf reageerde laconiek op de tweede pauselijke banvloek, die over zijn hoofd was gekomen. Hij trok met een leger naar Italië. In 1084 veroverde hij Rome en zette de lastige paus af. Een van Hendriks Italiaanse leenmannen werd op aandringen van de Duitse koning tot paus gekozen. De eerste daad van de nieuwe paus, die zich Clemens III noemde, was het kronen van Hendrik IV tot keizer…

Het Concordaat van Worms

Op 23 september 1122 verklaarde de volgende vorst, Hendrik V, dat hij verder afzag van bemoeienissen met kerkelijke zaken. De benoeming van geestelijken op belangrijke posten werd voortaan uitsluitend overge­laten aan de kerk. Deze koninklijke beslissing wordt het ‘Concordaat van Worms’ genoemd. Maar toch bleef de Duitse vorst enige invloed uit­oefenen op de bisschopsbenoemin­gen. Want als de geestelijken het over een benoeming niet eens konden worden, had de koning het recht om zelf te beslissen. Toch kan worden gesteld, dat met het Concordaat van Worms een einde kwam aan de lange investituurstrijd.

Een geleerde op de keizerstroon

Opgevoed door de paus

Op tweede kerstdag 1194 werd in het Zuid-Italiaanse stadje Jesi de zoon geboren van de Duitse keizer Hendrik VI. Hendrik VI was op 20-jarige leeftijd getrouwd met de 10 jaar oudere Constanza, een Normandische prinses uit Sicilië. Na negen kinderloze jaren was er einde­lijk een zoon gekomen, die aanvan­kelijk de naam van Konstantijn kreeg. Pas later zou de jonge prins de naam aannemen van zijn beroemde grootvader: Frederik. In 1196, toen Frederik 2 jaar oud was, werd hij al gekozen tot koning van Sicilië. Hendrik VI stierf toen zijn zoontje pas 3 jaar was. Moeder Constanza maakte van de dood van haar echtgenoot gebruik om de prins een Italiaanse opvoeding te geven. Wat haar betrof, zou haar zoon het rijksdeel ten noorden van de Alpen hebben opgegeven en zich uitsluitend hebben beziggehouden met Italië. Toen de kleine Frederik 4 jaar oud was, liet zijn moeder hem tot koning van Sicilië kronen. Enige maanden later stierf Constanza. Op haar sterf­bed vertrouwde ze haar zoon toe aan de zorgen van de kerk en de paus.

Buitengewoon goed verstand

Frederik beschikte over een buiten­gewoon goed verstand en hij was bijzonder leergierig. Hij studeerde van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Zelfs de moeilijkste leerstof nam hij snel in zich op. Als kind leerde hij Frans, Duits, Italiaans, Latijn, Grieks en Arabisch. Hierdoor kon hij zich met al zijn onderdanen in hun eigen taal onderhouden.
De knapste Italiaanse professoren werden uitgezocht als leermeesters van de veelbelovende jongeman. Ze verbaasden zich keer op keer over de geweldige intelligentie van de prins. Frederik rijpte al snel tot een man, die begreep dat hij alleen op zichzelf kon vertrouwen. Hij verachtte de meeste leden van zijn hofhouding, die steeds in zijn nabijheid te vinden waren om te proberen bij hem in de gunst te komen.

Grote aantrekkingskracht op vrouwen

De enige wezens die Frederik ver­trouwde, waren dieren. Zijn paarden, honden en vogels behandelde hij als vrienden. Ondanks de vele uren die hij besteedde aan studie, ontwikkelde hij zich tot een lichamelijk sterke man, die uitblonk in paardrijden, schermen en boogschieten. Hij was een hartstochtelijk jager, die zowel met de speer en met pijl en boog, als met valken jaagde. Niet alleen door zijn hoge afkomst, maar ook door zijn krachtige ver­schijning oefende Frederik grote aan­trekkingskracht uit op vrouwen. Hij trouwde verschillende malen en had talloze minnaressen. Reeds op 16-jarige leeftijd werd hij vader. Zijn oudste zoon Hendrik zou hem later het leven zuur maken. Hendrik sloot zich namelijk aan bij opstan­dige hertogen in het rijk van zijn vader. Frederik moest zijn zoon gevangen laten zetten. Na vele tien­tallen jaren als een vogel in een vergulde kooi gevangen te hebben gezeten, pleegde Hendrik zelfmoord. Frederik liet daarbij niets van zijn gevoelens blijken. Want behalve be­minnelijk voor zijn omgeving kon hij ook meedogenloos wreed en hard zijn voor wie zich tegen zijn gezag verzette.

Geleerde en jager

Keizer Frederik II regeerde zijn grote Duits-Italiaanse rijk vanuit zijn pa­leis in de Siciliaanse stad Palermo. Hij verzamelde een grote kring van dichters en geleerden om zich heen. Samen met kunstenaars en geleerden bracht hij de tijd door met studie en wijsgerige gesprekken. Op die manier droeg Frederik II belangrijk bij aan de wetenschappelijke ontwikkeling in die tijd. Frederik zelf met zijn bril­jante geest en grote kennis werd in heel Europa als een groot geleerde beschouwd.
Door zijn grote voorliefde voor de valkenjacht bestudeerde de keizer diepgaand het leven van de vogels. Al zijn kennis over vogels legde hij vast in zijn boek ‘Over de Kunst van het Jagen met Vogels’. Uit alle hem bekende streken liet hij zich valken toesturen en richtte die zelf af. Frederik was door de valkenjacht gegrepen. Hij kon zich niets mooiers voorstellen dan een valkenier, die tien vogels de vrijheid gaf om te jagen en ze allemaal te laten terug­keren met buit. De geheimzinnige macht die de vogels hiertoe dwong, boeide Frederik mateloos. Hij koes­terde grote verachting voor jagers, die hun prooi met vallen en netten vingen.

Soldaat en toernooiridder

De Duitse keizer Frederik II, de geleerde op de keizerstroon, was een gevreesd soldaat. Hij zag niet veel nut in het deelnemen aan riddertoernooien. Maar als hij zich in het strijdperk begaf, toonde hij zich een geducht tegenstander, die alle andere ridders in het stof liet bijten. In de vele oorlogen die hij als keizer moest voeren, gedroeg hij zich als een dapper strijder. Frederik II ontzag zich niet, in de voorste linies te vechten. Hij was goed geoefend en wist altijd heelhuids uit de strijd te komen.
Hij bezat een ongelooflijk uit­houdingsvermogen. Voor vele leden van zijn hofhouding, die tijdens de strijd of de jacht niet van zijn zijde mochten wijken, was dit een verschrikking.
Een geschiedschrijver vertelde, dat Frederik II nog twee jaar voor zijn dood 24 uren achtereen te paard kon zitten, zonder zichtbaar vermoeid te raken. Eerst was hij in alle vroegte op de valkenjacht gegaan, waarna hij ’s middags slag leverde tegen de Lombarden bij Parma. Hij verloor de strijd en reed in de nacht terug naar zijn verblijf in Cremona. Bij het ochtendgloren begon hij daar onmiddellijk met het hergroeperen van zijn verslagen troepen. Ook werd van Frederik II verteld, dat hij eens in volle wapenrusting te paard een rit maakte van 140 kilo­meter. Aan het einde van die lange tocht rustte hij niet uit, maar nam onmiddellijk de stad Vicenza in. De verdedigers van die stad waren volle­dig verrast, omdat ze niet konden geloven dat Frederik II en zijn leger zich zó snel konden verplaatsen. De barre tocht had twee dagen en twee nachten geduurd.

Een krijgslist

De intelligente Frederik II nam bij veldslagen en belegeringen van steden of burchten vaak zijn toevlucht tot listen. In 1237 veroverde hij de stad Cortenuova door te doen alsof hij met zijn legers de aftocht blies. Maar in werkelijkheid gingen de keizerlijke troepen in hinderlaag. De verraste vijanden liepen erin en werden bij duizenden gevangen gemaakt. Daar­op maakte Frederik II als een zege­vierend Romeins veldheer zijn in­tocht in de stad, met veel pracht en praal en de gevangenen in triomf met zich meevoerend.

Frederik op kruistocht

Hoewel keizer Frederik weinig zin had om een kruistocht naar het Heilige Land te ondernemen, kwam hij er toch niet onderuit. Tijdens zijn huwelijksplechtigheid in 1215 had hij de gelofte afgelegd dat hij Jeruzalem van de muzelmannen zou bevrijden en de opvolgers van paus Innocentius waren dat niet vergeten. Steeds weer wist Frederik de datum van vertrek uit te stellen. In 1219 was het bijna zover geweest, maar de keizer had de veldtocht afgelast. Toen hij in 1227 opnieuw de voorgenomen kruistocht niet liet door­gaan omdat in zijn leger de pest was uitgebroken, werd Frederik door de paus in de ban gedaan. Maar in zijn hart hoopte de paus, dat de Duitse keizer helemaal niet op kruistocht zou gaan. Want als Frederik niet vóór 1229 ten strijde zou trekken tegen de muzelmannen, dan mocht de paus het koninkrijk Sicilië bij zijn kerkelijke staat trekken. Dat was nu eenmaal zo afgesproken… Frederik II besloot toen eindelijk om toch maar te gaan en in 1228 vertrok hij naar Palestina. Zijn faam snelde de keizer vooruit. De muzelmannen hadden groot ontzag voor de mach­tige keizer. De geruchten wilden, dat hij met een onvoorstelbaar groot en goed bewapend leger zou verschijnen. Maar in werkelijkheid had Frederik II een bescheiden krijgsmacht van 1000 ruiters en 10.000 man voetvolk. De Duitse keizer durfde niet op de kracht van zijn leger te vertrouwen, ook al omdat de paus monniken met het leger had meegestuurd, die probeerden de manschappen tegen hun in de ban verkerende keizer op te zetten. Frederik II besloot dan ook om het niet op een veldslag met de muzelmannen te laten aankomen…

De diplomatieke gaven van de keizer

Frederik II vertrouwde liever op zijn diplomatieke gaven. En niet ten onrechte, want zonder enige strijd kreeg hij van de sultan van Jeruzalem gedaan, dat die de stad openstelde voor de christenen. Ook andere heilige plaatsen, zoals Nazareth en Bethlehem, waren voortaan vrij toe­gankelijk voor de Europeanen. Een keizer die in de ban was gedaan, had kans gezien bij de muzelmannen zijn zin te krijgen zonder bloed te laten vloeien!
Met de sultan van Jeruzalem, met wie de Duitse keizer de overeenkomst had gesloten, kreeg Frederik II een bijzonder vriendschappelijke ver­houding. Door zijn kennis van de Arabische taal won de keizer de harten van alle muzelmannen. Hij werd door zijn moslimvrienden de ‘sultan van de christenen’ genoemd en genoot onder hen een ongekende populariteit. De paus kon het succes van de Duitse keizer slecht zetten. Maar hij kon er niet onderuit de keizer in 1229 van de banvloek te ontheffen in ruil voor Sicilië.

Frederiks dierentuin

Frederik II had een zwak voor mooie en bijzondere dingen. Hij hield ervan met zijn vaak bijzonder kostbare bezittingen te pronken. Zijn hof­houding in Palermo leek dan ook sterk op die van een oosterse sultan. Terwijl hij baadde in weelde en overvloed, keken de arme Siciliaanse boeren hun ogen uit. Soms reed de keizer uit, gevolgd door een volledig dierenpark, met beesten die men nog nooit had gezien. De keizer bezat luipaarden, leeuwen, panters, apen, beren, vele verschil­lende honden, kleurrijke pauwen, uilen, adelaars, buizerds, papegaai­en, struisvogels en olifanten, waar­onder een witte. De stoet werd gesloten door een giraffe.

6e klas Frederik II

Een afbeelding van Frederik II aan het begin van het boek ‘Over het jagen met vogels’, dat bewaard wordt in de bibliotheek van het Vaticaan in Rome

Frederiks harem

De keizer hield er niet alleen talloze dieren op na. In zijn paleis bevond zich ook een groot aantal Saraceense meisjes, bewaakt door oosterse lijf­wachten. Volgens Frederik waren al die meisjes nodig om te zingen, te dansen en fijn handwerk te doen. Maar zijn hofhouding wist wel beter…
Tot de buitenissige hofhouding van de keizer behoorde voorts een mu­ziekkorps, bestaande uit gevangen­genomen Noord-Afrikaanse negers.

De dood van de keizer

In december 1250 werd Frederik II tijdens het beleg van Parma plotse­ling overvallen door dysenterie. Hij kreeg hevige koortsen en begreep dat zijn leven ten einde liep. Ten slotte stierf hij in de armen van zijn lievelingszoon Manfred. Volgens de legende zag een monnik, die aan zee in gebed was verzonken, op het ogenblik van diens sterven de keizer in volle wapenrusting en ge­volgd door 5.000 ruiters de vulkaan de Etna inrijden… Het volk kon en wilde niet geloven dat de geliefde keizer echt dood was. Nog tientallen jaren lang werden bedriegers die zich uitgaven voor de keizer, aanvankelijk geloofd.
Het lichaam van keizer Frederik II werd bijgezet in een enorme, donker­rode graftombe in de kathedraal van Palermo, naast het graf van zijn vader Hendrik VI en zijn moeder Constanza.

Slag bij Lechfeld

Vooral de sterke Hongaren, die het Otto’s vader Hendrik I al lastig hadden gemaakt, maakten het Duitse rijk onveilig. Otto besloot de Hongaren voor eens en voor altijd een lesje te geven. Met een legermacht van 100.000 man waren de plunderende Hongaren in 955 het rijke Beieren binnen gevallen. Otto de Grote verzamelde de legers van al zijn hertogen en wist samen met zijn broer Hendrik de Hongaarse horden bij Lechfeld te verslaan. De zegevierende Duitse soldaten waren zó geestdriftig over de knappe wijze waarop hun koninklijke aanvoerder de overmachtige vijand had weten te verslaan, dat ze nog op het slagveld een grote parade organiseerden. Bij de stad Augsburg, omringd door de duizenden lijken van gesneuvelde Hongaren krijgsbroeders, bejubelden ze hun gevierde koning. In alle landen van de christenheid werd Otto de Grote om dit wapenfeit als held geëerd Alle vorsten van Europa zonden gezantschappen naar het Duitse hof, om toch vooral op goede voet te komen met deze machtige vorst!

De geruchten over keizerin Constanza

Keizer Frederik II heeft in een van zijn geschriften het plaatsje Jesi zijn “Bethlehem’ genoemd. Zijn moeder, die hem daar ter wereld bracht, stelde hij op één lijn met de ‘Goddelijke Moeder’ die de Heiland baarde.
In werkelijkheid was de sfeer waarin hij werd boren weinig heilig. De onderdanen van Hendrik VI waren na het negen jaar lange onvruchtbare huwelijk van hun koning ervan overtuigd geraakt dat er geen opvolger meer zou worden geboren. Daar kwam nog bij. dat keizerin Constanza 10 jaar ouder was dan Hendrik VI en de veertig reeds naderde. Toen ze toch zwanger werd, deed het verhaal de ronde dat zij in haar slaap door de duivel was bevrucht….
Een ander verhaal wilde dat Frederik een zogenaamd ondergeschoven kind was, dat Constanza niet zelf ter wereld had gebracht. Toen Constanza dit ter ore kwam, wilde ze bewijzen,  dat ze wel degelijk de moeder was. Ze ging naar de markt en liet daar aan iedereen haar volle borsten zien, terwijl de jonge Frederik dronk. Daarmee was het gerucht ontzenuwd….

..

6e klas geschiedenisalle artikelen

6e klasalle artikelen

Geschiedenisalle artikelen

Vrijeschool in beeld:  6e klas geschiedenis

..

727-664

.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.