.
SINT – JAN: EEN FEEST IN DE BUITENLUCHT
Een feest vieren wil eigenlijk zeggen: bewust blijven stilstaan bij een bepaalde gebeurtenis. Een hulpmiddel daarbij is het uiterlijk vertoon van versieringen, in welke vorm dan ook. Dat geldt voor elk feest. Maar als je het op de juiste wijze wil vieren, moet je toch een duidelijk beeld hebben van de achtergrond van het betreffende feest. Het kennen van die achtergrond geeft de zin aan en kan je tot richtsnoer zijn bij het vorm geven van dat feest. Is er eenmaal een bepaalde vorm gevonden, die bevredigend is, dan kan deze jarenlang gehandhaafd blijven. Dat is de tijd van de traditie. Maar er komt een tijd dat die uiterlijke vorm zijn zin verliest, namelijk als de feestvierders zich niet meer bewust zijn van de achtergrond van het feest. Dan gaat de uiterlijke vorm een eigen leven leiden. Het is heerlijk voor een huismoeder of een leraar om bij ieder jaarfeest te kunnen terugvallen op een bepaalde wijze van vieren. Het is een houvast in een druk, bezig bestaan. En toch zou je het moeten opbrengen om ieder jaar opnieuw, bij ieder jaarfeest, de diepere zin ervan in je bewustzijn te halen. Het heeft in de praktijk vaak het resultaat, dat je ieder jaar toch weer bepaalde nieuwe vormen vindt, en enkele oude vormen loslaat. Iedere keer wordt datgene dat je zelf, misschien jaren geleden, al tastend hebt opgezet, van binnenuit vernieuwd. Al is het nieuwe onderdeel dat je toevoegt, ook nog zo klein – daardoor kan je die feestdag, die feesttijd toch ieder jaar weer opnieuw ‘be-leven’, levend maken in jezelf, in je gezin, in je klas. En dat werkt bevredigend. Je voelt je, voor deze keer tenminste, tevreden. Je krijgt voor je inspanning om iets nieuws toe te voegen, innerlijke vrede terug. Het jaarfeest dat we nu tegemoet gaan, is het feest van Sint Jan. In de Vrijekleuterscholen klinkt in deze tijd een liedje:
Sint Jan, Sint Jan Sint Jan die komt eran !Sint Jan gaat komen, Je ziet het aan de bomen Sint Jan, Sint Jan, Sint Jan die komt eran!
Het Sint Janslot, de laatste frisgroene uiteinden van de takken in struiken en bomen, herinnert ons eraan dat de onstuimige groeikracht van het voorjaar nu gaat af ebben. De sprankelende frisheid van de lente is voorbij. Zo schoon, zo zuiver schoven de nieuwe bladeren uit de zwellende knoppen, teergroen van kleur. Het licht speelde er doorheen. Nu wordt de tint van de bladeren donkerder, het blad zelf steviger, aardser -het schermt het licht af. Zie, hoe de kastanjeboom zijn honderden brede handen uitstrekt om zijn wortelvoet te beschutten tegen teveel zon of teveel regen. Zelfs de berk heeft zijn stralende prilheid verloren. In een lentebos wijs je elkaar de enkele blaadjes die uitkomen. De ene boom is daarmee vroeger dan de andere, staat gunstiger om licht en zonnewarmte op te vangen. In de hoogzomer is het soms of je in broeierige hitte de aarde zwaar hoort ademen. Het zomerbos is één grote donkergroene koepel geworden, gesteund door vele, vele zuilen, en je zegent de schaduwrijke koelte als de hitte buiten te groot wordt. Zover is het weliswaar nog niet in de tijd van Sint-Jan. Maar de zon heeft zijn hoogste punt overschreden en daalt langzaam, heel langzaam naar de aarde toe tot hij vlak voor Kerstmis de aarde het dichtst genaderd is.
Vlak na dat dieptepunt, in de allergrootste duisternis vieren wij de geboorte van het Christuskind, de komst van het Licht. Het feest van Sint-Jan, kort na het kosmische keerpunt van de zomerzonnewende, en het feest van Kerstmis kort na de winterzonnewende, staan lijnrecht tegenover elkaar. Maar de beide jaarfeesten hebben direct met elkaar te maken, vullen elkaar aan. Het één is niet zonder het ander te denken. In de kersttijd met de vier daaraan voorafgaande adventsweken, zal het ons moeite kosten om terug te denken aan het Sint-Jansfeest, in de hitte van de zomertijd. De warmte van het vuur beleven we, midden in de kou en de duisternis van de winter, anders dan een halfjaar geleden.
Johannes de Doper
Toch wordt het ons gemakkelijk gemaakt om de verbinding te leggen. Als de engel Gabriël bij Maria binnentreedt, kondigt hij haar niet alleen de geboorte aan van het kind Jezus, maar ook van het kind Johannes, dat later de Doper zal heten. Op 24 juni, de naamdag van Johannes de Doper, moeten we niet achteruit, maar vooruit denken. Hoog over de zomer heen, via Michael en Sint-Maarten en de stille adventsweken, komen we bij het Kerstfeest aan. Geen gemakkelijke opgave, en toch geeft dat de zin aan het Johannesfeest. Vergeleken met de welige woekering van uiterlijke vormen in de kersttijd, is het Sint-Jansfeest een sober feest. Eigenlijk is het zelfs een vergeten feest, behalve enkele traditionele vormen van vieren in bepaalde landstreken. Weliswaar hebben de vrijescholen dit feest in ere hersteld. Er brandt een vuur, voor zover de brandweer dat toelaat, er wordt gezongen, er wordt muziek gemaakt en een verhaal verteld. Het is een feest voor allen, voor velen en liefst in de buitenlucht. Er is echter meer nodig om de Johannestijd in zijn essentie te vatten. Waarom is dit feest weer op de sokkel gehesen? In de uiterlijke gang van zaken lijkt het veel op het oude zonnewendefeest. Het kost ons echter moeite om dat natuurlijke, kosmische gebeuren in ons bewustzijn te dragen. We zijn ervan vervreemd door de civilisatie. Bovendien voldoet het ons niet meer om alleen ‘natuurmensen’ te zijn. Wij vragen naar een innerlijke oorzaak, een innerlijk houvast. En dat ligt bij het Sint-Jansfeest in de ommekeer. Net als in de kersttijd zouden we er een gewoonte van moeten maken de evangeliën op te slaan op de naamdag van Sint-Jan.
We lezen in Mattheus 3: ‘In die dagen trad Johannes de Doper op en verkondigde zijn boodschap in de woestijn van Judea. Hij sprak: ‘Komt tot inkeer! Want het Rijk der hemelen is nabij gekomen.’
Van Johannes de Doper werd gezegd, dat hij groter was dan wie ooit op aarde was geboren, maar kleiner dan de minste in het hemelrijk. Op een Russische icoon uit 1620 staat hij afgebeeld, reusachtig groot en met engelenvleugels, oprijzend uit het kameelharen kleed. Tussen mens en engel staat hij. Johannes de Doper roept tot inkeer, hij schudt de mensen wakker, vaak met harde woorden die pijn doen –
Het is een situatie, die wij herkennen. Op een pijnlijke manier wakker geschud worden, is onaangenaam, maar het wekt iets in ons dat ons dwingt tot inkeer, tot confrontatie met onszelf. En als het ons lukt afstand te nemen en onszelf te bekijken als door de ogen van een ander, dan kunnen we komen tot een besluit dat leidt tot de ommekeer. Het is een zeer reële ervaring, dat wij soms 180º moeten draaien in ons leven. Wie op dood spoor zit, moet omkeren. Om deze gedachte wat meer inhoud te geven, moeten we zoeken naar een voorbeeld waaraan we de gedachte kunnen toetsen. Daartoe kiezen we een voorbeeld dat uitstijgt boven het leven van alledag; dat in zijn grootsheid voor ons allen herkenbaar is; dat voor ons een oerbeeld kan zijn. Zulke voorbeelden zijn te vinden in de Legenda Aurea, heilige legenden, verzameld en opgetekend door Jacobus de Voragine.
Heiligenlegenden
In de tweede klas van de vrijescholen is het thema: fabels en heiligenlegenden. Het kind op weg ontmoet zijn ‘dierlijke’ eigenschappen. De kinderen leven daar sterk in mee, want zij kennen en herkennen ‘het dier’ in anderen en soms ook in zichzelf. Aan de andere kant zijn er ongekende mogelijkheden in ieder kind: je kunt je als mens boven het dierlijke verheffen. Je kan leren je neigingen te beheersen, te kanaliseren, uit de eenzijdigheid op te heffen door de tegengestelde kant te ontwikkelen. Maar dat kost vaak een ontzaglijke inspanning, een vaste wil en volharding. Kiezen voor die moeilijke weg vergt inkeer en kan resulteren in een ommekeer. Over die weg wordt de kinderen ook verteld. Het is toekomst voor ze, zoals de dierverhalen hen in beeldvorm wijzen op eigenschappen die ze meenemen uit het verleden. Maar ze kunnen leven naar die toekomst toe, en de beelden uit de heiligenlegenden dragen zij mee op hun levensweg als een kostbare schat. In vele van deze heiligenlevens voltrekt zich een dergelijke ommekeer als waarvan sprake is in de Johannestijd. Je zou dat het ‘Sint- Jansmotief’ kunnen noemen. Prachtig is dat waar te nemen in het leven van Franciscus van Assissi. In zijn jonge jaren leeft hij er op los. Hij is rijk, vechtlustig, avontuurlijk, vrolijk en goedhartig. Dan wordt dit leven doorkruist door een zware ziekte. Franciscus krijgt ruim de tijd om na te denken, tot inkeer te komen. En als hij weer gezond is, heeft hij het besluit genomen een totaal andere weg in te slaan. Het is een moeilijke weg, want dat wilsbesluit is het eerste van een hele reeks. Voortdurend wordt hij voor een keus gesteld, steeds weer moet hij aftasten wat de goede weg is. Maar hoe verder hij komt in zijn leven hoe zekerder hij weet te kiezen. Ook dat is voor ons een ervaringsfeit.
Sint-Joris
In de legende van de heilige George (Sint-Joris) is zijn strijd met de draak algemeen bekend. Minder bekend is dat George als legeroverste in dienst van de keizer op een goede dag ineens gesteld werd voor de keus, die zijn leven totaal veranderde. De haat tegen de christenen was weer opgelaaid, de vervolgingen waren in volle gang. Toen nam ridder Joris het besluit om niet langer zwijgend aan de kant te blijven staan. Hij had een hoge rang in het keizerlijk leger en hij moet geweten hebben, wat de gevolgen waren. Hij ging voor de keizer staan en maakte hem verwijten over de wrede vervolgingen. De keizer wilde zijn uitstekende overste niet missen en trachtte hem van gedachten te doen veranderen. Maar George volhardde in zijn keus en moest ‘door duizend doden’ gaan voor hij stierf als martelaar.
Tot twee keer toe een ommekeer, de essentie van het Johannesfeest. Juist in een tijd van het jaar dat we geneigd zijn ‘er-uit’ te vliegen, worden we opgeroepen tot ‘in-keer’. Merkwaardige paradox. Het is de wekroep om jezelf niet te verliezen in de roes van de zomer. Toch is het goed te bedenken, dat we in ons dagelijks leven ook steeds weer trachten stand te houden in allerlei wisselende en verrassende situaties, waarin we verzeild raken. Dat lukt alleen maar, als we ernaar streven steeds weer rustpunten te zoeken in die stroom van gebeurtenissen. Punten van ‘in-keer’, in wat voor vorm dan ook. Zo kunnen we het Sint-Jansmotief met ons meedragen door het jaar heen.
Marieke Anschütz, Jonas’ nr.21, 16 juni 1978)
Roemeens icoon, Sint-Jan
.
Sint-Jan: alle artikelen
.
Jaarfeesten: alle artikelen
.
2e klas: vertelstof
.
VRIJESCHOOL in beeld: 2e klas
181-171
.
